I
VREDE OP AARDE
87®
n
Eere xij God in dc hoqgstc hemelen, «n vrede op aarde, in de menschen een
wei behagen. Lucas 214.
Ook het „vrede op aarde" behoort tot het
Kerstfeest
Het is er niet de hoofdzaak van. Deze blijft
de geboorte van den Zaligmaker, dc komst van
Gods Zoon in het vleesch.
Maar het is er toch onafscheidelijk mee ver
bonden. Zooals de zon niet kan opgaan of. het
wordt 'iclit, zoo kon Gods Zoon niet in de we
reld komen of het werd A-rede op aarde.
Vrede niel in dien oppervlakkigen materia-
listisclien zin dien velen aan dit woord toeken
nen alsof die te bereiken viel met het afschaffen
van leger en vloot
Vrede niet naar de louter negatieve opvat
ting die ten grondslag ligt aan de niet genoeg
te waardeeren pogingen der staatslieden onzer
dagen om wapengeweld te mijden en tc voor
komen.
Maar vrede in den diepsten en volsten zin
van Het woord. Vrede als rust, veiligheid, har
monie, in onverstoorbare gaafheid des levens.
Zulk een vrede had de aarde eens eerder
gekend.
Het was toen God zijn zesdaagsch werk der
schepping had volbracht Toen Hij alles zag
wat Hij gemaakt had, en zie het was zeer goed.
Toen Hij op den zevenden dag rustte van al
Zijn werk, dat Hij gemaakt had.
Toen was er vrede, ongestoorde zuivere,
klare, gave, loutere harmonie tusschen Schep
per en schepsel en tusschen de schepselen on
derling.
Saamstemming tusschen God en mensch,
tusschen lamel er. aarde, tusschen lichaam en
geest, tusschen mensch en dier. De meest vol
maakte overt enstemming in dc ziel des men-
sclien van moeten en willen, van bezit en be
hoefte, van begeeren en genieten.
Naar dien vrede dorst flog altijd elk men-
schenhart. En alleen omdat het dien vrede als
onbereikbaar ideaal ziet, zoeken velen zich
schadeloos te stellen met dat lagere en min
dere, maar dat voor het uiterlijke toch cenigs-
zins op vrede lijkt.
Welnu, die vrede in den koogsten zin van het
woord is bedoeld iu der engelen lied, toen zij
op hun „Ee.re zij God in dc hoogste hemelen"
lieten volgen: „en vrede op aarde".
Let op dat verbindingswoordeke „en", want
het wordt meestal over het hoofd gezien. Het
is dan alsof die twee uitdrukkingen los naast
elkaar staan. Eerc zij God in dc hoogste hé
melen, nu dat laat men dan voor wat het is:
die hemel is zoo hoog en zoo ver en zoo
vreemd. Volgens dc wijsheid dezer wereld kan
zoo iets als een hemel waar God woont niet
eens bestaan.
Doch deze aarde, daar gevoelt men nog wat
voor. Als het op aarde maar vrede was, dan
zou men geen hemel'meer noödig hebben.
Zoo wordt uiteengerukt wat toch onafschei
delijk is. Eerc zij God in de hoogste hemelen,
dat allereerst, dat onvoorwaardelijk, dat vol
komen. En alleen m het innigste verband daar
mede, maar dan ook als onafscheidelijk gevolg
daarvan: vrede op aarde.
Die vrede, waarnaar elk mcnschenhart dorst
ook zonder het tc weten of er zich rekenschap
van tc geven, ja zelfs al spreekt het dit tegen,
die vrede is niet van deze aarde.
Ze is geen product van menschelijk denken,
Ze is geen ideaal door de poëzie voor de ver
beelding geroepen. Ze wordt niet verkregen
door conferenties en maatregelen. Ze is geen
resultaat van wat in onze moderne taal „de
beweging" heet.
Dat alles kan dozen vrede niet op aarde
brengen. Daartoe is onze menschheid onmach
tig. Even onmachtig als ze is om het vernie
tigde leven uit den dood tc wekken en te her
stellen, om de bloem die vernield werd baar
schoonheid en luister tc hergeven.
Deze vrede is gave des hemels. Ze keert al
leen terug als God haar weer cg) aarde brengt.
Niet door middel van mcnschemvcrk. Maar
zonder menschen.
En God in den booge heeft dat gedaan door
Zijn Zoon te zenden, door bet wonder te wer
ken, dat de maagd Maria, daartoe van Hem
verkoren, bevrucht werd en haren eerstgeboren
zoon baarde.
Kerstfeest is een hert nieuw begin.
Als ge het Kerstverhaal weer leest In Lucas
dan treft u dat hcmelsch-vredigc in alles.
Dan is bet alsof er geen vijanden en geen
tegenstand is. Want wel volgt straks het bloed
bad van Herodes. Maa. dat is later.
In Efrata's velden verschijnt dc engel aan de
herders, die vreedzaam de naehtwarht houden
over hunne kudde, om hun de hlijtnare te doen
howren van de „groote blijdschap die al den
volkc wezen zal; namelijk dat u heden geboren
is dc Zaligmaker, welke is Christus de Heere,
in de stad Davids."
En dan zijn daar opeens met den engel een
menigte des hemelschen heirlegcrs die God prij
zen in hun lied.
En de herders gaan naar Bethlehem, en ze
vinden Maria en Jozef en bet Kindoke liggende
in dc kribbe.
O, niet waar, als ge deze dingen leest, dan
is het also, er een tweede morgen over deze
aarde daagt, veel heerlijker nog dan die eerste
morgen na Gods volbrachte werk, toen alles
vrede ademde.
En dat alles is besloten in dat Kindeke in
dc kribbe.
Niet omdat dit Kindeke straks als man een
prediker zal zijn van vredcsidealcn. Zulkcn
waren er reeds zooveel geweest eu zijn er
daarna bij menigten gevonden. Maar hun ide
alen zijn in rook vervlogen, en ze hebben dc
menschheid niets nagelaten dan grooter ver
twijfeling.
Maar vrede op aarde is dit Kindeke, omdat
het is Gods eeniggeboren Zoon, in wezen onaf
scheidelijk één met den Vader. Vrede is dit
Kindeke, omdat hij gekomen is om zondaren
met God te verzoenen. Vrede, omdat hij de
breukc niet maar dicht met loozc kalk, maar
zo uit den grond af heelt en herstelt
Dit is dc kerstgcbcurtenis, dat God zelf op
deze zondige aarde, die van Hem vervreemd
was en daarom den vrede niet terugvinden
kon, welken ze zoo roekeloos verstoord had,
dit Kindeke neerlegt in de kribbe als het pand
van zijn grandelooze, eeuwige, almachtige,
reddende ontfermingen.
„Vrede op aarde" is hier niet een maclite-
looze wensch. Niet de propaganda voor een
ideaal, tot welks verwezenlijking allen worden
opgeroepen.
Neen, „vrede op aarde" is hier een Godde
lijke proclamatie, een opfeilbaar in vervulling
gaande profetie. Want het is de hemelsche af
kondiging van wat daar in Bethlehems stal is
geschied.
Nu heeft God onder alle menschen er een op
uien Zijn oog weer in welgevallen ,kan rusten.
Juist zooals Zijn oog op den eersten mensch
in het paradijs in welgevallen neerzag. Maar
niet dit machtig verschil, dat deze „tweede
mensch", omdat hij tevens is de Heere uit de
hemelen, het niet meer verderven kan. De har
monie tusschen dit Kindeke en den Vader in
de hemelen kan in der eeuwigheid niet weer
verstoord worden.
Sterker rog: dit Kindeke zal den vrede tus
schen God in de hoogste hemelen en menschen
op aarde herstellen. Hij geeft hun den vrede
met God terug. En die vrede zal groeien, onder
tegenkanting en strijd, totdat Hij zijn werk
heeft volbracht en in den dag der dagen zijn
eeuwig vrederijk op aarde zal doen doorbreken.
Daarom ziel ons hart geloovig tot dat Kindeke
op. Eens lag het daar in doeken gewonden in
de kribbe. Eens was de straf die ons den vrede
aanbrengt op hem. Nu is hij de Heerö der heer
lijkheid. Maar eer hij deze aarde verliet, ver
maakte hij ons bij tcgtament zijn vrede, die
niemand van ons nemen kan.
Leg dan op uw Kerstfeest opnieuw af alles
wat gy hebt en weet en meent te zijn in deze
wereld. Ken opnieuw uw hulpelooze armoede.
Enken den onvrede waaraan gij ten prooi zijt.
Zie in dat dit een gebrek is, dat gij den vrede
niet kunt terugkrijgen.
En kniel dan in den geest bij de kribbe, neer,
om in dit Kindeke den vrede als een genade
gave van uwen God te ontvangen. Geloof in den
Heere Jezus Christus, en gij zult in hem vrede
hebben, ook al zou in de wereld enkel ver
drukking uw doel zijn. Dan zal het „vrede op
aarde" zijn ook in uw hart, in uw leven. Tot
in uw sterven toe. Die vrede, waaiwan een
Simeon sprak: Nu laat Gij, Heere, Uwen dienst
knecht gaan in vrede naar uw woord, want
mijne oogeu hebben Uwe zaligheid gezien.
Efratha's velden donlt'ren weg in nacht;
het duister dempt het dagrumoer van d'aarde.
Bethlehems moede menschen sluim'ren zacht
en stilte vult en stad en veld en gaarde.
De herders houden bij hun vee de wacht
om 't vuur, waar zich hun beidend tal vergaarde;
en boven straalt de flonkersterrenpraclit,
die d'eeuwen door *t aanbidd'lijk schoon bewaarde.
Plots, bliksemfel, uit hemelglans geboren
staat daar een Engel in het vlammend licht,
en brengt de Herders 't Wond're Godsbericht.
En hemelscharen doen den lofzang hooien,
nu God zich reddend tot de zondaars richt,
door 't Kind, dat daar nu in de kribbe ligt.
BB!
H. W. A. I
I
DE KOKSMAAT VAN DEN DROMMEDARIS.
'n Verhaal over de vestiging der Hollander»
aan de Kaap.
(Vervolg).
De koksmaat dacht onmiddellijk aan den
vreemdeling, van wien Eva had gesproken.
De man keek naar den jongen en knikte
hem toe, doch zeide niets.
Nu richtte zich de koning tot den vreemde
ling en daarop begon de man eerst een ge
sprek met Wijnand.
„Ik moet als tolk dienst doen," zeide de
vreemdeling, „kom jij van de Cabo?"
„Ja, ik was aan de Cabo", verklaarde Wij
nand, „doch voor enkele weken heeft een vee
dief die Harry heet, me gestolen en me zeker
verkoeht, in elk geval ben ik nu hier terecht
gekomen. Weet je ook hoe deze stam heet?"
„Dit zijn de Cochoquas cn die zwarte daar
Is de koning; hij heet Oedasoa".
„Ben jij dan de man, die vroeger aan de
Kaap geweest is, met de mannen van de
Nieuw-Ilaarlem?"
,.Jn, die ben ik."
„Mag ik ook weten, hoe je heet?" vroeg de
knaap nu iu dé hevigste ontroering, want hij
gevoelde het: nu kwam het beslissende oogen-
bllk.
„Ik heet Troost, Hendrik Troost...."
Met 'n schreeuw sprong Wijnand op den
man toe.
„Vader-' Vader" schreeuwde hij, terwijl hij
den vreemdeling om den hals vloog. „Vader!
ik ben Wijnand, uw eigen kleine Wijnand,
ken je me niet?"
Versuft keek Troost den jongen aan.
„Ben jij Wijnand?" vroeg hij langzaam,
„jongen, ik kan het haast niet geloovcn, hoe
is het mogelijk, hoe is het mogelijk. O Heere,
ik dank U, dat ik m'n jongen weer mag zien!"
En hartstochtelijk drukte de man den knaap
aan z'n borsL
De koning en zijn dienaars zagen dit
schouwspel met verbazing aan cn Troost be
greep, toon hij z'n eerste ontroering te boven
was, dat hij den vorst toch *n verklaring
moest geven.
Oedasoa knikte heel tevreden, maar gaf
toen toch te kennen, dat zijn zaken moesten
doorgaan.
En Troost diende als tolk.
Hij vertelde aan Wijnand, dat de stam der
Cochoquas bedreigd werd door de Nainaquas
en nu wilde dc koning van Wijnand weten of
de witmcnschcn, die aan de Kaap woonden,
genegen zouden zijn hein tegen ziju vijanden
te helpen. Hij was bereid in ruil voor die
hulp koeien aan de Ollanda's te verkoopen.
Natuurlijk kon Wijnand daarop geen ant
woord geven. Hij vermoedde wel, dat Van
Riebeeck zou willen helpen, vooral als hij
daardoor vee maentig kon worden, maar ze
ker wist hij het niet.
„Vraag aan den koning of w(j naar de Kaap
mogen, vader," zeide de jongen, „wij zullen
er dan voor zorgen, dat meneer Van Riebeeck
helpen wil. Maar dan moet hij oqs de vrijheid
geven, vader, zeg hem dat."
„Ja ja m'n jongen, kalm maar aan; die
Hottentottcn zijn een vreemd volkje. Ze ver-
REBUS
MET DE. GROOTSTE.
ZORG MOET oe
CULTUUR VAT DEnTHEE
etacniEOEc
S3
W/H HEBBEN OUDE BEPROEFDE E3
vv RELATIES DIE SLECHTS HET P3
ALLERBESTE VERBOUWEN, ra
VRAAGT UWEN WINKELIER gg
trouwen de blanken niet zoo heel erg en daar
hebben ze ook wel reden voor, denk ik. Ik
heb al die jaren al verlangd om hier weg te
komen, maai' mis hoor. Zijne majesteit Oeda
soa achtte het in het belang vau zijn stam,
dat hij mij gevangen hield, zoogenaamd als
gijzelaar.""
„Maar nu willen de zwarten elkaar in het
haar vliegen vader, nu wordt de zaak toch
anders."
„Zeker, ik geloof ook dat we nu een schoo-
ne kans hebben, ik zal het den koning eens
voorstellen."
Er kwam een glimlach op het zwarte gelaat
van zijne Majesteit, toen hij het voorstel
van Troost had gehoord, zooiets van „ja ja
slimme Hollander, dat zou voor jou 'n mooie
gelegenheid zijn, om te ontsnappen".
Troost las deze veronderstelling van 'tko
ningsgezicht en hij haastte zich dan ook een
nadere toelichting te geven van zijn voorstel.
Natuurlijk zou de koning een aantal van zijn
dienaren mee kunnen geven, maar die zouden
de zaak toch nooit zoo goed kunnen bepleiten
als Troost en Wijnand. Daarom was het nood
zakelijk, dat zij samen naar de Kaap gingen.
De koning kon er wel op rekenen, dat Van Rie
beeck twee voorwaarden zou stellen, n.l. de
vrijheid van Troost en zijn zoon en het leveren
van vee tegen een billijken prijs. Als Oedasoa
daarin wilde toestemmen zou hij zeker de hulp
van den Commandeur erlangen in zijn conflict
met de Namaquas.
Blijkbaar konden de hersens van den koning
dit alles niet op eenmaal verwerken. Hij zeido
tenminste togen Troost, dat hij er over zou
nadenken. Ook zijn ministers moesten er hun
oordeel nog over zeggen en dan zou Troost er
wel nader van hooren. Nog één verzoek had
Troost toen te doen. Hij vroeg den koning of
hij nu bij zijn zoon mocht blijven en dit ver
zoek werd welwillend toegestaan.
Voortaan mócht Troost verblijf houden in
dezelfde hut, waarin Wijnand nu al een paar
dagen had vertoefd. Vader en zoon werden
daar bewaakt door den zwarten reus. Afwach
ten was nu de boodschap en dat wachten
duurde lang: het geduld van de heide Hollan
ders werd wel op den proef gesteld.
(Wordt vervolgd).
WIE 'T WEET MAG 'T ZEGGEN.
No. 181
Mijn beide eerste declen vormen samen een
werktuig, dat veel leven maken kan, mijn
derde tè een kruipdier en mijn geheel even
eens.
No. 182
Mijn geheel bestaat uit 6 woorden of 35 let
ters en noemt een bekend spreekwoord.
.Een 31, 3, 17, 21, 15 is een gestreept viervoetig
dier.
Een 17, 20,2, 7 is de bewoner van een konink
rijk in Europa.
1, 13, 14, 8, 10, 22 is bet tegenovergestelde van
recht.
Een 12, 23, 27, 28, 2 is een meubelstulc
Een 30, 32, 22 wordt zoowel in de keuken
als in de kamer gébruikt.
Een S3, 34, 26, 25, 35 is een wapen.
11, IS, 19, 25, 21 is een koudbloedig dier.'
De 24, 21, 3, 4, 5, 6 is een rivier in Noord-
Holland.
No. 183
Ik ben een paard, maar ik ben ook een klein
plantje, dat voel kan bederven.
No. 184
De loopjongen van den hakker had z'n doos
laten vallen, nu lag op den grond verspreid:
dal-maan-rat-tc. Wat was het geweest?
OPLOSSINGEN Nos. 177—180.
No. 177
clown
duintop
Aronskelk
koekoek
arend
alp
k
No. 178. Een blad.
No. 179. distel; papaver; verbena; aster.
No. ISO. Heibrand.
ONS KNUTSELHOEKJE.
met *n straal van 8 c.M. Zorg er voor dal de
passerpunten evenver van elkaar blijven en
meet dat stuk op den omtrek van den cirkel
af. Je krijgt nu zes punten. Verbindt deze pun
ten en de zeshoek is klaar.
B A is een achthoek geteefcend. Eeist ook
weer 'n cirkel. Zet in dezen cirkel de middel
lijnen. Verbind a met b; b met d; d met c; cn
c met a. Deze zijden van het vierkant verdoe
len we in tweeën en trekken de lijnen gh; ef
Ook weer de punten verbinden en de achthoek
is klaar.
De B-groep maakt oen foudraal voor 'n kerk
boek. Ik gaf hier de maten bij aan, maar het
beste is, dat je ze even vergelijkt tnet die van
je eigen kerkboek en dan neem je de maten
van je eigen boek. De uitslag is bij B I getee-
kend. De stippellijnen ritsen. Het geheel zetten
we met losse plakstrookjes in elkaar. Omran
den en met sierpapier beplakken. Willen we
het ook van binnen beplakken, dan doen we
dit vóór wc het foudraal in elkaar zetten.
Dc C-crs een lessenaartje. Dit is op dezelfde
Itssenviriï^
manier als dc stofdockcnhangcr van verleden
•week. Uitstekende bodem, 't Is wel goed steeds
'n dubbelen bodera tc nemen. De binnenbodem
wordt dan 19.5 (min 2 x kartondiktc) bij 27
c.M. In het horizontale vlak bovenop kim jo
een opening maken voor oen inktpot.
ZOEKPLAATJE.
Waar is de hond?