ZOO'N TOOVERHEKS. 'k Ga jo vertellen van 'n heks. Van 'n echte toovcr- ticks! Eng, hè? 't Is natuurlijk al heel heel larvp geleden. Nu hebben we peon tooverhekson meer, of liever, nu zijn de menschen niet zoo doin en bijgeloovig Maar vroegertoen had je heksen, tenminste «lat zeiden tie inenschen, die rare domme menschen, «lie er niets van wisten. Luister maar 'ns, wat 'n pokheid ze vertolden. Die heksen zouden zich in katten veranderd en zoo poot aan poot 'n rondedansje gemaakt hebben, of, weer 'n andere heks zou uit slootwater boter gekamd hebben Gelooven jullie dat? Ik niet hoor! Maar vroeger, in dien goeden ouden tijd, geloofde men dien onzin wel en de arme heksen werden ver brand. Verschrikkelijk, hè? Gelukkig waren niet alle heksen even boos. Er liopen gooien tussohen. En de heks waar ik wat yan wil vertellen, was zoo n goeie heks. Dc heks, waar ik v rrtellen wil, was zoo'n goede heks. Toch was het '11 echte heks. Luister maar! Ze woonde heel alleen in een eenzaam, klein huisje, ver buiten het dorp. Ze wist overal raad op. Ze had donkere, bijna zwarte oogen, zwart haar en *11 grooten neus. Nu, als je dan nog geen heks bent, weet ik het niet! Maar het ergste komt nog. Ze hadze hadeen „zwarte" kip! Eén kip maar en die kip was zwart. Heb je wel 'ns van Salomo's kat gehoord? I)at moet '11 wijs dier geweest zijn, want als ik Yrocgcr op school alles nog beter wist dan mijn E3ÏSF3E3B3S3B3E3B383BSE3ESB3E3 K B B B Bi E E E B: B E E fis E E: E fis E' g E~ E3 B' EE MET DE GROOTSTE ZORG MOET DE CULTUUR VAT1 DE THEE 4? GESCHIEDE.! RELATIES WESLECHTS HET ALLERBESTE VERBOUWEN. VRAAGT UWEN WINKELIER DE My y. KAMIS MMIMK KAMPI1M E2 Goad ctiquei £2 - OJ Rood I S~: B3 G.:; B ES E3 S3 s B3 l S3 Ba meester, zei hij, „Houd je mond maar.... jij bent zoo wijs als Salomo's kat!" 't Zal dus ongetwijfeld een bar slim dier geweest zijn, die kat! Zc v inde het allee 11 klein Maar, 't was nog maar '11 domme gans bij dc zwarte kip van dc zwarte tooverheks. Wat zij zelf niet wist, en zc wist bijna alles wist haar kip. Als dc menschen wat wilden weten gingen zc naar de heks en vroegen het haar. Wist zij het niet, dan raadpleegde zc haar kip. Engeen vrager klopte vergeefs aan. Geen wonder, dat dc heks uren in 't rond bekend Nu wilde het geval, dat er op een kasteel, in de buurt van de heks, een grootc geldsom vermist werd. Dat was wat! De politie kwam er aan Ie pas. De schout en z'n rakkers zochten, maar jawel, het geld wits en blèèf Erger nog! 'n Veertien dagen later, was er weer geld verdwe nen en gouden en zilveren sieraden ook. Weer zochten schout en rakkers. Geen stoel bleef er in het kasteel op z'n plaats. In kelders en schuren, in den hof en op het landoveral, overul werd gezocht, maar ze vonden niets! „Weet je wat!" zeiden de vrienden van den besto len graaf, „Vraag het eens aan dc tooverheks!" Neen, dat vond de Graaf toch iil te bespottelijk. Dat die domme boeren nog in heksen geloofden, dat was tot daarentoe, maar hij, mijnheer de Graaf, die dc halve wereld rondgereisd had.... Neen, dat was te bespottelijk. Hij wilde niets van heksen weten! Zijn vrienden bleven echter aanhouden. En 't eind van 't liedje was, dat dc Graaf de heks bij zich liet komen. Met een rijtuig werd zc gebaald. Een deftige bediende bracht haar voor den Graaf. „Ben jij 'n tooverheks?" vroeg de Graaf. „Of ik een tooverheks ben, weet ik niet, wel weel ik, dat ik veel geleerd heb in mijn leven en dot ik de menschen heipen wil, als ze er mij 0111 vragen!" „Dat is zoo dom niet gezegd voor een tooverheks," zei de Graaf lachend. Nu zullen wc eens zien of je zoo knap bent om mij tc vertellen wie de dief is!" Dc Graaf vertelde nu wat er aan de hand was en de heks luisterde rnaar. Dan deed zc vragen. Hoe dit was, hoe dat en eindelijk zpi ze: „Ik geloof wel, dat ik den dief zal kunnen vinden." „Morgen kom ik terug en dan had ik graag dut U al Uw knechts en meiden in de grootste zaal van het kasteel bij elkaar riep." „Dat zal gebeuren!" antwoordde dc Graaf, die schik in het geval begon te krijgen. Den volgenden morgen kwam dc tooverheks terug. Zij droeg een mandje bij zich waaruit dc zwarte kip tc voorschijn kwam. 't Was '11 erg mak 'beest Waaruit d itten, toen de v chljn h en het bleef stil zitten, toen de vrouw het voor zich op tafel zette. Al de bewoners van het kasteel stonden om haar heen: dc bedienden, gouvernantes, onderwijzers, ka meniers, koetsiers, palfreniers, koks er ontbrak niemand. De heks keek de kring 'ns rond. Dc mcesten sloegen de oogen neer als de heks hen aankeek. Zc vertrouw den het zaakje niet erg. „Ziezoo," sprak nu de heks, sluit nu alle deuren en vensters, want het moet hier zoo donker mogelijk wezen!" Toen dal gedaan was cn alles doodstil was, zei ze, met plechtige stem, die wel 'n beetje huiverig maakte in die grootc holle zaal: „Goede vrienden, gij weet, waarvoor ik hier hen gekomen. Er zijn twee diefstallen gepleegd en tot nu toe heeft men den dief niet kunnen ontdekken. Ilij denkt dat niemand het weet, maar ik weet wie het gedaan heeft. Gij moet nu allen, één voor één, langs mijn kip gaan en met de vlakke hand over haar rug strijken; zoodra dc dief haar aanraakt, zal zij begin nen te kakelen." Op de teencn liepen ze één voor één langs de kip en aaiden de kip over den rug; maar toen dc laatste voorbij gegaan was, had het heest nog geen kik ge geven. „Uw tooverkunst laat u in den steek," laohtc de graiif. „Nog niet, 't is nog niet afgcloopcn," zei de vrouw kalm. Zc zette één deur wijd open en riep: „Loop nu één voor écn langs me en laat mij uw handen zien!" Dc optocht begon opnieuw. Opeens grcej> de heks een grooten, deftigen kamer* dienaar hij den arm. „Hier is dc dief!" riep ze .Hier is de di< De man wilde eerst zeggen, dut hij het niet gedaan had maar was zoo geschrokkon, dat hij zich dadelijk versprak en hij eindelijk alles eerlijk bekende. Hij wees de plaats aan, waar hij dc gestolen voor werpen en het geld begraven had. De graaf was natuurlijk o zoo blij. „IIoc bent u er achter gekomen?" vroeg hij de heks toen hij met haar alleen was. „U wil ik het wel vertellen, als u mij belooft, dat u liet aan niemand zeggen zult. Ze denken nu, dat mijn kip het uitgebracht heeft. Laat ze dat denken!" Dc graaf beloofde dat hij er tegenover niemand over zou spreken en toen vertelde de licks: ,,'t Was een eenvoudig kunstje. Ik heb den rug van inijn kip met zwartsel ingewreven. Ik dacht wel, «lat «le dief hot heest niet zou durven aanraken, en hon hem dus nan zijn schoone handen herkennen, de anderen toch hadden allemaal zwarte handen!" Van tooverij was hier dus heelemaal geen sprake. De Graaf dankte de ontdekking alleen aan de slim heid van een eenvoudige vrouw. Hij schonk haar een ruime belooning cn liet haar in zijn eigen rijtuig weer thuis brengen. DE MOLEN. Daar staat hij, Met zijn grijze kap, Zijn langen staart, Zijn stoilen trap, E11 vier roode wieken. Hoog in dc lucht, Die zwieren en zwaaien in volle vlucht. Aan een koorde hangt de zak. En de molenaar, wit bestoven, I-'luit een deuntje, blij van zin, E11 trekt den zak het venster in. De wieken zwaaien cn zwieren, Dc wieken draaien en gieren, De stccncn knarsen en onken, Waartussclien bet graan is gezonken; Van boven was dit granr gohccl, Van onder is liet stuiveu-i meel. Z«io God het niet meer muilen liet, Itaaklc «le mulder in 't verdriet; De man en wist niet wat beginnen, Ilij moet met den wind zijn broodje winnen 1835-1002 J. A. VAN DBOOGENBROECK. Uil: Dit zijn zonnestralen. 313 REBUS WIE HET WEET MAG HET ZEGGEN. No. 177. Op de beide kruisjcslijncn komt dc naam van een grootc gekweekte bloem, le rij is een klinker. 2c rij is een lichaamsdeel. 3e rij is een grappenmaker. 4e nj is een gedeelte van een duin. 5e rij is de naam van dc bloem. 6c rij is een vogel, die in 't \oorjanr terugkeert. 7e rij is een roofvogel. 8e rij is een hooge berg. 9e rij is een medeklinker. X X X No. 178. Soms ben ik wit, je vind ine dan in boeken en schriften. Wanneer ik echter in de natuur voorkom kan ik heel verschillende kleuren hebben. No. 179. Verborgen planten en bloemen. 1. Dc weg langs bet strand is tc lang.. Marie. 2. Had papa vergeten bet boek te bestellen? 3. Hij had liever Ben alleen gesproken. 4. Je hebt liet gaas te ruim gespannen. No. 18C. Vervang in: Ivei, Klamp «Ie medeklinkers door andere en je krijgt iets, «lat wc 's zomers nog al eens hebben. Oplossingen Nos. 173—176. No. 173. Sookabocmi; Edinburgh; Toulouse; Bel grado; Augsburg. No. 174. Hommel; schommel; Dommel. No. 175. Beter één vogel in dc hand dan tien in do lucht. No. 170. Een mug kan wel vliegen, maar een vlieg kan niet muggen. P~*NT ALLERLEI. PETRUS PECHIUS. - Deze flinke Zicrikzcocnanr, naderhand zoo beroemd als Kanselier van Brabant, werd, op zeer jeugdigen leeftijd uls gezant der Aartshertogen Alhertus en Isabella naar Hendrik IV, Koning van Frankrijk ge zonden. Eens in dc voorzaal wachtende, tot hij ter audiëntie kon worden toegelaten, werd hem, door een dor hovelingen, «lie den spot niet hem wilde drijven omdat Pqchnis er zoo bocrsch uitzuig, gevraagd: hoe veel men in Brabant wel v«ior dc ezels betaalde? Pecliius nam den vrager eonige oogenblikkcn nauwkeurig van liet hoofd tot de voeten op cn ant woordde: „Als ze 7.00 van uw baar en van uwe grootte zijn, denk ik, dat ze ten nuastc bij twee krooncn kunnen gelden." TOENADERING. Tussclien Frankrijk en Duitseliland is een goede gewoonte van voor den oorlog hervat: dc ruil van scholieren. Den 14en Juli zijn te Rijssei 25 Berlijnsche schooljongens aangekomen en feestelijk door bet gemeentebestuur ontvangen; terwij' spoedig een aan tal Franschc jongelui te Berlijn zullen worden ingekwartierd. Do bedoeling is, «lat «le gasten cn gasthccren dagelijks gemeenschappelijke taaloefenin gen zullen houden, waarbij alle politiek natuurlijk is uitgesloten. En 7.00 wordt de goede zaak ook langs dezen weg weer een beetje gediend. DE KOKSMAAT VAN DE DROMEDARIS 'n Verhaal over de vestiqina der Hollanden aan dc Kaap. (Vervolg). „En je zorgt er voor Harry, dat dc jongen terug komt; ik zal Muller genoeg meegeven 0111 hem te rug te koopen en je kunt dc Cochocjuas dreigen niet mijn vijandschap indien ze den jongen niet willen afstaan." „Ja heer, ik zal alles doen wat je zegt" En bcliutve den jongen, breng je ook nog vee mee, Harry, denk daar vooral ook nnn. Muller krijgt koper en kralen genoeg me», om koeien tc ruilen. Jij helpt hem zooveel je kunt." „Ik zal mijn best doen, lieer!" Twee dagen later was «le kleine expeditie a! op weg naar liet Noorden. ,,'t /al mij eens benieuwen wat daar van terecht komt", bromde Koes tegen Willem Juius«>n. HOOFDSTUK XVIII Wie had dat kunnen denkeu. Al «mui paar woken had Wijnand 1111 onder de zwarten vertoefd en al dien tijd had hij den koning niet weer gezien. Do zwarte reus was zijn eenigste gezelschap geweest. Eu 's avonds als hij op z'n leger lag en aleon was met z'n gedachten, dan had hij liggen denken over den vreemdeling, waarover E\a had gesproken. Als dat z'n vader toch eens was. Hij leek immers zoo sprekend op hem had liet meisje gezegd. Maar och, dat zou toch zeker het geval niet zijn. Dat zou te groot, veel te groot en te heerlijk zijn. 't Zou toch zeker wel een Hollander zijn, ja beslist, zooveel bad hij er wel van begrepen. Welnu Wij nand zou het feest vinden als hij dien man eens mocht zien en spreken. Maar zou dat ooit gebeuren. Gedurende de weken, dia hij nu hier had «loorgebracht, had hij nauwkeu rig acht gegeven, maar geen blanke man had hij gezien cn hij had dan ook bij zichzelf al uitgemaakt, «lat de man zeker wel dood zou zijn. Het speet hem geducht, dat het zoo liep, want nog altijd had hij diep in z'n hart een kleine hoop gehad, dat die blanke man z'11 vadtr wel eens kon zijn. Eva had immers gezegd, dat hij op dien vreemden man geleek. Maar als hij den blanken man niet eens zag. Aan wien moest hij het vragen. De reus, die zoo on geveer nacht en dag in z'11 nabijheid was, kon geen woord met hem spreken en dien kon hij dus geen inlichtingen vragen. Zelfs niet over wat er zoo al voorviel in dc Hotten- -residentie van koning Ocdasoa. En dat was dc laatste dagen nog al wat. Het scheen wel, of het telkens parade was want voortdurend liep het plein voor 's konings hut vol met krijgers. Ook zag hij telkens de raadsh«ïeren des konings naar het paleis gaan. Er moest dus wel iets heel gewichtigs aan do hand zijn, maar wat liet nu precies was, daar kon Wijnand niet achter komen. Want al zijn vragen hielp hem niets. De reus had wel geprobeerd hem iels aan het verstand te bren gen, doch 't was niet gelukt; de koksmaat bleef even wijs als bij was. Op «zekeren dag kwam de reus met teekenen van de heftigste gemoedsbeweging op Wijnand toeloopen en beduidde hem, dat hij hem volgen moest. „Wat zullen we nu weer hebben," dacht Wijnand. Ilij volgde zijn geleider en jawel 't ging regelrecht op het paleis van den koning af. Weldra stond hij voor Zijne Zwarte Majesteit. Deze begon in z'11 onmogelijke Hottentottentaal wat aan Wijnand tc vragen, doch dc jongen verstond er geen letter van. 't Was een wanhopig geval. 't Scheen wel of hot gewichtige zaken waren, die de koning te vragen had cn zie 1111 kon hij geen ant woord bekomen. Teleurgesteld zette dc koning izich neer, het hoofd op de handen geleund cn met de ellebogen steunend o)i de knieën. Blijkbaar zat hij nu in diepe gedachten verzonken. Opeens richtte hij het zwarte hoofd op. Druk praatte hij met «lcn reus en deze verwijderde zich daarop zoo snel hij kon. „O wee," dacht Wijnand, „nu blijf ik hier met dat zwarte schepsel alleen, dat is ook geen hapje." 't Duurde nogal ecu poosje vóór dat de reus terug keerde, maar eindelijk kwam hij dan tocli en aan de gebaren die hij maakte begreep Wijnand, dat hij zijn opdracht naar wcnsch had vervuld. Dc koning gaf daarop 'n wenk en nu leidde de reus een man binnen, die er wel geweldig haveloos uitzag, maar waarvan Wijnand toch dadelijk zag, dat liet geen llotltentot was. Dc man droeg een versleten .schapenvel om de schouders en een broek, zooals de Hollandselie matrozen droegen. Zijn gelaat ging bijna geheel schuil achter een grooten baard. (Wordt vervolgd). ONS KNUTSELHOEKJE. Verleden week maakten we een driezijdige pira mide. Deze week probecren wc een vierzijdige pira mide. Wc teekenen eerst het vierkant 6X6 c.M. Dit is «1e bodem. Van de hoekpunten van elke zijde zetten we kruis- boogjes in c, f, g, li. Denk om de plaikstrookjes. Met liet uitsnijden, als altijd, in de hoekpunten beginnen. Ilij B 'n zeshoekig hakje. Begin niet een cirkel tc teekenen met een straal van 8 c.M. Zet de straal zesmaal op den omtrek af. Dat komt precies uit, hé. Verbind dc punten cn dc zes hoek is klaar. De stippellijnen op «le tcckcning geven aan, hoe je do opstaande kanten moet maken. Je begrijpt zelf wel, dat je de zijden van den zes hoek moet ritsen. Ik stippelde deze lijnen niet, om niet in de war te komen met de hulplijnen voor de opstaande kanten. Wc zetten het bakje in elkaar met losse plak- strookjes. Dé C-ers maken een- stofdoekenh.mgcr. De hoofd moten gaf ik hierbij aan en verder laat ik alles aan jullie over. Het deksel bevestig je met '11 dubbel scharnier. Eerst «het bovensoharnier leggen en goed laten dro gen, dan liet deksel zoover mogelijk open zetten en liet ondcr-seiliarnier leggen. Druk af en toe met je nagel in dc voeg. Voor hot omranden van bet ronde acliterschild neem je scliuin-gcsncden linnen (in de richting van «1» dincnnalen snijden). Snijd hiervan 'n strook vao l'_. c.M, goed insmeren niet gluton en gewoon lang5 de randii>g trekken. ZOEKPLAAT IF ONS TEEKENHOEKJE. Deze week geven we als voorbeeld om na tc teekc ncn een zeilbootje

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1929 | | pagina 16