BINNENLAND. DINSDAG 3 DECEMBER 1929 TWEEDE BLAD PAG. 5 ONS TIJDSCHRIFT EN DE CHR. LETTERKUNDE. JONGEREN UIT HET BEGIN DER 20STE EEUW. Door JOHANNA BREEVOORT. Wanneer ik in „Opwaartsche Wegen" lees ever het manco der Chr. Letterkundigen in onzen tijd, dwalen mijn gedachten onwille kéurig terug tot Ons T ij d s c h r i f t, waar in wij anderen een kwarteeuw geleden als „jongeren'' fungeerden. Wij bezaten geen radio zooals de jongeren van nu; het Chr. Letterk. Verbond werd de kamplaats waar we de degen kruisen konden. Met anderen? Ja, imaar ook met elkaar! We hadden 't moeilijker dan de tegen woordige „J^ageren". Want '80 en '90 lag vlak achter ons, den tijd waarin de jongeren „eon nieu\S% lente' inluidden, waarin den bezem gehawtword werd en alle kliikklok van woorden, elks banale afgesleten term met gejoel „er uit gesmeten" werd. Van Lennep, Crost, Bosboom, Oltmans, Je kocht ze voor een schijntje op de markt. Ik weet van jongelui die hun prachtige blauwe bandjes-serie v. Lennep weggaven. In niets sparende jeugdovermoed stak de generatie van 'SO den gek met godsdienst en vrome boeken. Men moest niets hebben van den „bleeken Christus" aan het kruis. Fel stonden de anderen pal tegen de bru tale, niets ontziende aanranding van het heilige, het dierbare, het altijd hooggeachte, 't Was goddelooze barbaarschheid, jongens achtige dwaasheid, anders niets, deze revo lutie in de letterkunde. Zelfs degelijke on christelijke of te wel neutrale tijdschriften keken met ergernis „deze jongeren" aan. Onze Christelijke voorgangers en bladen hielden zich een tijdje vèr van deze bewe ging. Tot langzaamaan de jongeren bekoord werden door de schoonheid der opnieuw uit- blc iende letterkunde, de waarheid in het at- m der tachtigers en negentigers. JOHANNA BREEVOORT. Zij begonnen te 1 e z e n, begonnen te 1 u I 9- ttren. Persoonlijk herinner ik me nog le vendig de ontroering waarmee ik de boeken las, die L. Ruckman, toen nog med .student in Amsterdam, me toezond. Wij, Enka en ik, lazen en herlazen, bespraken met elkaar wat enze ziel in beweging bracht. Dat was in den eersten tijd van Ons Tijd- ichrift. A. Hoogenbirk, met wien ik in kennis kwam door enkele hoogst gebrekkige vers jes in „De Heraut", liep al lang met het plan rond een „vrije tribune" op te richten voor iedereen die iets op Chr. terrein te zeggen had. In 1896 verscheen het eerste nummer van Ons Tijdschrift, uit en voor het leven, het blad, waarin de geboorte van het Chr. Letterkundig Verbond zou worden voorbe reid, waardoor zooveel jongeren, als Enka, de Liefde, Wirtz, Joh. Breevoort, v. As, Ruchrnan, Wouters, Uit de Boogaard, Hana Homoet en later Wilma, de Merode, G. Gos- ëaert enz. elkaar gevonden hebben. Naar „de ouderen" werd met aandacht ge luisterd. Hooeenbirk, W. v. Nes, Gunning, Ds .Verhoef, Schulte, Gezelschap, Brummel- kamp, ofschoon we vaak genoeg „slaags" raakten. Maar dat was later in den tijd van het Chr. Letterk. Verbond. In den beginne vonden wij jongeren 't al een heele eer wanneer onze bijdragen een plaats in O. T. kregen. De Redactie hield zich in Jaarg. I op den achtergrond, ofschoon we heel goed wisten wie J.b., wie de ziel van O. T. was. A. W. Swanborn was een der eersten die een bijdrage zond. Hoogenbirk (H.) gaf gees tige hekeldichtjes. W. v. Oosterwijk Bruyn1 begon met zijn Persoonlijke herin neringen aan het Reveil. A. de Vlie ger, uit Egypte, schonk mooie bijdragen. De géheelonthouders-kwjestie werd aangesneden, waarin G. G. v. As, toen of kortelings nog onderwijzer in Utrecht, zich mengde. Halverwege den lsten jaargang kregen we het pittige maandoverzicht van Jb. (Hoogen birk). Aan de literatuur werd weinig aandacht besteed. Hoogenbirk schreef heel kalm over Chr. Lectuur. J. C. de Moor nam Huygens onderhanden, dichtte enkele verzen. Hoogenbirk onderwierp het Pessimisme in de literatuur aan zijn critiek. Opmerkelijk was dat aan G. G. v. As, toen nog een beginneling, de plaatsing van een literair artikeltje geweigerd werd. Jaarg. 1, blad 746, wegens „zeer ernstige gebreken in dén vorm, die niet opwogen tegen den in houd. Wat ons jongeren ergerde. Wij overlegden: de anderen begrepen ons niet, voelde niets O. G. VAJf AS. voor frlsaöhe, 't spontane (wat we mis hadden). Hoogenbirks antipathie tegen de nieuwe letterkunde kwam hierdoor tot uiting! Deel II is reeds belangrijker dan den eer sten jaargang. De Redactie schuilt nog weg, maar er worden medewerkers genoemd. O. T. is gunstig ontvangen, wanneer men een klein bakkeleitje met Dr. Bronsveld uitscha kelt. In het eerste artikel noemt O. T. zich een Tijdschrift dat „orgaan voor onze Chr. letterkunde wil zijn". Gerdes leeft nog en de hoogbejaarde Nicolaas Beets, de Redactie zelf, je voelt het, is conservatief. Het is niets gedaan met die „tachtigers". Maar krachtig en moedig treedt J. C. d e Moor in t' krijt voor de N. Gidsianen. 't Is of je het Manco van Opwaartsche wegen leest. Van de N. Gidsers zegt De Moor: „Het is een zware strijd tegen inge kankerde gebruiken, tegen banaliteiten, te gen rijmelarij en on zin. Mag ik van rechtvaardigheid vragen? Maak met mij de balans op, die vóór en tegen hen pleit'". Open en eer lijk belijdt De Moor: onze literaire kunst was in schromelijk verval, (voor '80). De toestand is nog de zelfde, waar men niet instemt met de nieuwe richting. „De rijmelarij was overhcerschend, kunst als Assche- poetser naar de keuken verwezen. God zij gedankt, ook door ons, er kwam redding. Wij moeten de wedergeboorte der kunst in oi tijd toejuichen. „Verjong uw taal", ijvert Ds. Moor, blijft niet bij uitgesleten woorden banale beelden. De Moor geeft wel degelijk critiek op de N. Gidsen. Hun levensmoeheid en het verwisselen van „palet met inkt- pot"*) Wij, Christen jon geren voelden ons stellig niet thuis tusschen de 'SO-ers. Dit nieuwe geluid in onze Christelijke kringen lokte een uitvoerige bespreking uit over het Realisme. Homoet roept ons „Laten we ons aaneensluiten om de positief Christelijke 'ridhting in onze Letterkunde te doen zegevieren"". Over Louis Couperus ontspant zich een leerzaam debat tusschen Wyrema en W. v. Nes e. a., met deeinduitspraak van A. J. Hoogenbirk. liet in zich zelf terugtrekkende, slechts in eigen leven eindigende, daaruit sprekende en gevende, leidt tot valsche aan schouwing en zelfverheerlijking bij den schrijver, voert den lezer op een dwaal spoor, wordt vervelend, bladz. 33, Jaarg. II. De Moor bespreekt de Holl. Spectators. Hoogenbirk uit zijn sympathie voor Ds. J. de Liefde, zoowel op theologisch als letter kundig gebied. De geboorte der Vrij Antirev. Partij wordt besproken. D. A. Daan#en zal de uitgever van „De Nederlander" zijn, maar oogst voor de Chr. Letterkunde geeft Deel II slechts schraal. Tiet aantal inteekenaars op O. T. blijft ook te klein, de menschen abonneeren zich lievei op het tegelijk met O. T. verschenen Timo- theus, dat eenvoudig en geïllustreerd is, dan Dr. J. O. de Hoi op het meer wetensaSag^elijk tijdschrift. Timotheus. gebojriy} ftt d bisten, had (en JS?-eft fot nu toe) den steun f den kring der Dar- an de leden dier gemeente, maar O. T. moest zich baan breken iu kringen op meer algemeen godsdienstig gebied. Óver Deel III beschik ik tot mijn leedwe zen niet. Enka maakte er een begin met haar no velle „Gescheiden", de inteekenaars op Jaar gang IV krijgen deze nummers gratis. Jaargang IV vermeldt nu openlijk den naam van A. J. Hoogenbirk als Redacteur. Wij schrijven nu anno 1900 en we krijgen aan 't eind van 't jaar een inhoudsopgave, die het naslaan vergemakkelijkt. We ont moeten de namen der „grooten" veelvuldig nu. Mr. A. F. de Savomin Lohman, Dr. J, H. Gunning J.I-Iz., C. E. v. Koetsveld, Mr H. Koenen, J. W. Gezelschap. De „jongeren" wier. literaire inzichten lang niet altijd de instemming van den Redacteur vinden, vra gen een plaats. Enka onderwerpt Anna de Savornin Loh man aan haar critiek, Hoogenbirk stemt met haar in, De Moor recenceert tam W. L. Pen- nings boek, maar L. Ruckman verdedigt in zijn bespreking van Benjamins i tellingen onbevreesd de Gidsers: „Het treurige is niet een essentieel iets in de let terkunde van '80, al stemt zij u over het al gemeen somber en droevig. Hoogst zelden wordt Kloos aansporing betracht. Laten ook Kuyper. 'T VERTREK DER BEZETTINGSTROEPEN 8e laatste parade van de bezettingstroepen in Büren. In den nacht van Zaterdag op Zondag hebben deze troepen Duitschland v erlaten. Direct na hun vertrek werd op alle ofjicieele gebouwen de Duitschc Rijksvlag geheschen, HET DUITSCHE NATI0NAAI- S0CIALISME. GESPREK MET EEN DER VOOR MANNEN DER ..BRUINE BLOUSE" DUITSCHLAND VOOR DE DUITSCHERS EN DE DUITSCHE BELANGEN (Van onzen Duitschen correspondent) Herr Hdlferding ist ein Marxist, 1st rot bis in die Nieren, Drum kann er blankweg bloss mit List lm Youngfron-Reich regieren Der Kabinettskopf Severing 1st um kein H&rchen besser; Freiheit und recht schatzt er gering Als Hakenkreuzlerfresser. Das würd'ge Staatsmaoht-Crenlum, traun! .Mn Spreegestad' erg&nzen Die Herrn Greszinski noch und Braun Als Preussen-Exzellenzen. Sie alle sind aus elnem Gusa, Novemberzeit, ent sprossen: Teils Büttel-Bürokratiu^, Teils eifrende Gcnosseni Onder het opschrift „Rote Minister" las ik dit schoone gedichtje in een Beiersch or gaan, dat van de Spreestad- Berlijn niet veel wil weten. Daarginds in München neemt men sedert jaar en dag een loopje met de rijkshoofdstad en de rijksregeering. Komt ge in den kelder der Paulanerbrau in gesprek met een der dikbuikige stamgasten, vertel dan liever niet, dat ge in Berlijn woonach tig zijt, want deze naam werkt op hem als de roode lap op den stier. Het is stellig geen toeval, dat Hitler van München uit zijn propaganda voor het ha kenkruis is begonnen. 1-Iij kent er land en volk door en door, weet den gemoedelijken Beier bij 't genot van een Mass schuimend bier voor een politieke uitwisseling van ge dachten te winnen en waar wellicht de in telligentie niet volstaan kan, daar zorgt het gerstennat wel voor de rest. Dat in Mün chen meer nog dan in Berlijn de socialisten elf jaar geleden tekeer zijn gegaan, is men niet vergeten en men behoeft slechts den naam van Rosa Luxenburg of Philipp Schei- demann te noemen en het gesprek is in vollen gang. Men vergelijkt Beieren met Pruisen, Ber lijn met München en natuurlijk valt zulk een vergelijking niet ten gunste van de hoofdstad der republiek uit. Berlijn is voor den Beier Als tegengif begroette men daarom en derstcunt men er.de nationaal-socialistische beweging, welke van Beieren uit baar zege tocht over de andere Duitsche landen is be gonnen. Het leidend orgaan der partij, de „Völkischc Beobachter", verschijnt dagelijks in groot formaat te München en wordt van daaruit over 't gansche land verspreid. Door welgeorganiseerde propaganda, door energieke leiding, door actieve medewerking van allo partijmannen, is men zich ook ver buitea. Beieren en Oostenrijk voor deze niéu we beweging gaan interesseereii en waar haar beginselen in tegenstelling tot alle soortgelijke organisaties nieuw aandoen, is de aanhang gestadig toegenomen. Onmiddellijk naast Hitier staat Strasser, die de controle over 't gansche land uit oefent Zonder hem neemt Hitier geen be sluit en als straks de rijksdag zijn winter taak begint, dan staat Gregor Strasser als lid van den rijksdag in voortdurend contact met Hitier. Voor Gross Berlin wordt de toon aangegeven door Dr. Groebbels, maar ook deze is van.Strasser en Hitler afhankelijk. Waar de zienswijze omtrent de nationaal- socialistische beweging binnen en buiten Duitschland sterk uiteenloopt, waar velen de aanhangers dezer partij voor „Radaubrü- dcr", voor lawaaischoppers houden, v wij het schoon e leven minnen. De dichter W. L. Penning behoort tot de generatie 40 maar hij heeft voor '80 geleerd het zich zelf zijn, het wegwerpen van het oude versletene". In Neerlandsch Volksblad krijgt O. T. een hak, de stukken loopen over alles, behalve literaire kunst, waarop Hoogenbirk pareert dat „de kunst om de kunst gauw vrij verve lend is. Alsof Neerl. Volksblad deze stelling poneerde. D. WOUTHRÏ. Jongeren als D. Wouters, Heerland. Uit «Je Boogaard, Hilbrandt, Bo9chma, T. J. Mole naar, M. M. (Joh. Breevoort) zenden bijdra gen, het nieuwe steekt de voelhoorena uit Hoogenbirk zet den voet Bchrap: „Het waar achtig nieuwe wordt geboren, de N. Letter kunde is gemaakt" proclameert hij. Andere dingen dan Letterkunde houden de gemoederen bezig. Sheldons, In Hls Steps wordt uitvoerig besproken, de Transvaalste oorlog breekt uit. Maar de jongeren houden de literatuur vast. Zola's optreden in Frankrijk Inspireert L .Ruckmann tot een hartstochtelijk artikel over Zola's Fécondité. Hierin uit zich de vereerder van de '80-ers. Hoogenbirk wijdt een enkel woord aan de woordenwisseling in „De Nederlander" over Het tooneel tusschen de heeren W .v. Nes, Voorhoeve en Ds. v. Lingen. .Voor onze oude schouwburgen las men. dat hij ,pjant en stampt de aeden ln de jeught". Wanneer de schouwburg dit deed weten we niet, maar zeker nu niet meer", luidt de slotzin. Het onderwerp zou later duchtig In O. T. aan de orde worden gesteld. De tegenwoor dige jongeren moeten dit alles maar eens lezen, vooral de links staande pers systematisch alles, wat met Hitier samenhangt, belache lijk maakt, waar niettemin de Duitsch-na- tionalen plotseling een merkwaardige zwen king te dien opzichte hebben vertoond daar hield ik het voor gewenscht, om een der nationaal-socialistische eens op te zoeken en hem om een scherpe formuleering van de verschillende kwesties te verzoeken. Ik verdedigde in onze gedachtenwisseling het begrip „Königstreue", teekende deze als een Germaansche eigenschap en gaf den in druk weer, dien ik speciaal in Beieren op deed van de aanhankelijkheid ten opzichte van het Huis Wittelsbach. Maar dr. Goeb- bels, een jonge, sympathieke verschijning, schudde afwijzend het hoofd en antwoordde: „Zoover zijn wc nog lang niet De staats vorm is voor ons bijzaak. Het komt op den staatsi n h o u d aan. We willen Duitschland door Duitschers geregeerd zien en in de Duitsche landen mogen alleen rasechte Duitschers het burgerrecht genieten. De wij ze, waarop deze Duitschers geregeerd wen- schen te worden, kan ter gelegener tijd door een volkspetitie worden uitgemaakt Komt tijd, komt raad! „Ik ken Nederland beter dan u denkt Mijn geboorteplaats ligt aan de Nederland- sohe grens en mijn vtouw is een Nederland- sche van geboorte. Als de zoon van een koopman werd ik in 1897 im Rheydt geboren, dus valt in dezen de enge verwantschap tusschen Duitschland en Nederland niet van de hand te wijzenl „Maar de binnenlandsche verhoudingen zijn bij u geheel anders dan bij ons. Volgens onze opvatting is nadeelig voor beide partijen en wij, nati- onaal-socialisten, wijzen ze dan ook nadruk kelijk van de hand. „Wij doen zulks precies eender tegenover de katholieken als ten opzichte van de pro testanten. Trouwens, vergelijkt men de ka tholieke centrumspartij met den „Christelij- ken Volksdienst" dan zult ge moeten toege ven, dat de protestanten als zoodanig in Duitschland geen partij van belang vormen. „Wij wensehen onvoorwaardelijk als chris tenen erkend te worden en laten als zooda nig aan de kerk hare macht. Let op, hoe van onze leidslieden meerdere katholieken ik ben zelf overtuigd katholiek in 't overwegend Evangelische Pruisen, vele pro testanten in het katholieke Beioren werk zaam zijn. En ik kan u verzekeren, dat we als Duitschers en als Christenen uitstekend met elkaar opschieten, want het politieke leven oefent op onze rcligicusc overtuiging geencrlei invloed uit. „Den Jood als zoodanig kunnen we echter niet als Duitscher erkennen, daar hij nu eenmaal niet van Duitschen bloede is. Dooi de volksche beweging heeft het woord anti semitisme een onnoodig scherpen klank ge kregen. Wulle gaat ons tever, want voor een progrom voelen we weinig af niets. Zulke middelen zijn veelal erger dan de kwaal. Alleen: wir lehnen den Juden prinzipiell ab! Sein Bür- gerschein genügt uns nicht Es ist eine Blutfrage! Hij kan bij ons wonen en werken, zaken doen, zooveel hij maar wil. Van den staat echter moet hij als gast met zijn han den afblijven. Als staatsman, ajs minister, als rechter of als leeraar kunften en mogen e den Jood niet aanvaarden. „Evenmin als wij echter de kerkelijke macht van het vaticaan aangrijpen, denken we erover, om die van de synagoge aan te tasten. Ik wensch dit nog eens nadrukkelijk te herhalen: wir stehen auf dem Standpunkt des positiven Christentums, ohne uns aber prinzipiell zu binden I „Neen, we zijn geen Radaubrüder, maar we staan, als het er op aankomt, onzen man. Er zijn tegen de beurs, zooals die thans is: tegen de pers, die bij ons voor een belangrijk deel in Joodsche handen is, tegen het Marxisme, dat een goed deel van ons volk vergiftigd heeft! Ook voor de Vrijmetselaars hebben we wei nig over. „Internationaal is heel iets anders dan „übernational". Wij willen het nationale be wustzijn in alle lagen van onze bevolking wakker roepen. Wij doen dat langs socialen weg. Aan eiken burger wensehen we de plaats toe te kennen, welke hem van rechts wege toekomt, al naar de geaardheid van zijn werk. Een universiteitsprofessor is voor ons niet meer als een werkman, die zijn plichten nauwgezet vervult. Standesunterschied gehort zur vergangen- heit! De laatste verkiezingen hebben zonneklaar bewezen, hoe in alie kringen de sympathie voor onze beweging is toegenomen. We zijn en blijven een geheel zelfstandige partij, zoe ken geenszins contact met andere partijen. We aanvaarden hare medewerking alleen dan, wanneer ze onze eischen mede erken nen en ondersteunen. De naaste tijd zal uit wijzen, in hoeverre wij, nationaal-socialisten, voor onze zware taak geroepen werden. Aan toewijding en doorzettingsvermogen zal 't onderzijds stellig niet ontbreken!" GEWETENSBEZWAREN DIENSTPLICHT Bovengenoemde organisatie heeft een adres Aerzonden aan den Minister van De fensie, waarin aangedrongen wordt op een ruime toepassing van de bevoegdheid om aan dienstplichtigen, die gewetensbezwaren hebben tegen militairen dienst, vrijstelling daarvan te verleenen. BURGERWACHTGELDEN PENSIONNEERING GEVRAAGD. Het comité ter behartiging van de belan gen van burger-wachtgelders heeft aan de leden van de Tweede Kamer een adres ge zonden, waarin het de moeilijke positie uit eenzet, waarin de meeste burger-wachtgel ders verkeeren. De reëelste oplossing ware, aldus het adres, den wachtgelders een pensioen te ge ven, met vrijlating door nieuw werk hun in komsten te vermeerderen. Het comité verzoekt ten slotte de mede werking van de Kamer om verbetering in de positie van de wachtgelders te brengen. DE DUINEN VAN 0UDD0RP. GAAN ZIENDEROOGEN ACHTERUIT. Eerst in de Statenzitting van Zuid-Holland en nu in de Tweede Kamer (door den heer Duymaer v. Twist) is gewezen op den zorg- wekkenden toestand van de duinenrij te Ouddorp. De Hoofdingenieur van den Prov. Water staat is den toestand ter plaatse wezen zien en heeft het volgende rapport uitgebracht: „Langs de noordzijde vanaf de haven van Goedereede in westelijke richting tot Rijks- strandpaal 10, is de duinvoet van 1 tot 5 M. afgeslagen. Ook verderop aan de noordwest zijde van het eiland tot het zoogenaamde Flaauwe werk is de afslag nog niet groot; zij bedraagt van 5 tot 14 M. met een bres- hoogte van 1 tot 4.50 M. Bovengenoemde af slag heeft zich hoofdzakelijk tot het aange wonnen stuifzand der laatste jaren bepaald. Zulks is echter niet het geval op hot kust- vak vanaf het Flaauwe werk tot den Sprin- gcrtpolder; daar is van den ouden duinregel een breedte van 7 tot 20 M. met een brrs- hoogte van 4 tot 950 M. weggeslagen. Het teruggaan van den duinvoet duurt al daar al vele jaren en de afname is belang rijk. Er is al enkele malen de aandacht van den Minister van Waterstaat op dat gedeel te van de kust van Goedereedc gevestigd. De toestand is den Minister dus nekend; in het verslag omtrent de zee- en rivicrwa- terkeering over 1926 is nog opgemerkt, dat blijkens mededeeling aan Ged. Staten, de Minister het voorshands niet noodig acht, om de uitvoering van bijzondere werken tot verdediging van de duinkust van Goederecda te bevorderen. Dat was in 1926 en nadien is de achteruit gang steeds verder gegaan; het verdient daarom wel aanbeveling, het gevoelen van den Minister omtrent den toestand van do zeewering aldaar nader te kennen. VERBOND VAN GEMEENTE AMBTENAREN ALGEMEENS VERGADERING TE ZEIST. Zaterdag werd te Zeist de 24ste algemeene vergadering gehouden van het Nationaal Verbond van Gemeente-Ambtenaren. Vooraf officieel ontvangen ten Gemeente huize, had in de vergaderzaal allereerst een huldiging plaats van den secretaris-penning meester van het Verbond, den lieer II. B. Berghuvs. Vervolgens sprak de voorzitter zijn ope ningsrede uit, allereerst wijzende op het pro pagandistisch karakter van dit Congres. Spr. wees op de komende actie der afdeelingen om na afkondiging der Ambtenarenwet in overleg met de gemeenten een goede rege ling van het ambtenaren recht tot stand to brengen. Dank brengende voor de voortva rendheid aan Minister Donncr en de Twee de Kamer, meende spr., dat deze wet tot do beste resultaten zou leiden, indien alle ge meente-ambtenaren in het Nationaal Ver bond zouden zijn vereenigd. Daarna kwam de agenda aan de orde. 13 -14 Opgenomen worden 36 plaatjes, genummerd van 1 tot 36. Als alle plaatjes afgedrukt zijn moet van alle tegelijk opgegeven worden uit welk boek ze afkomstig zijn. De inzending moet geschieden in de week van 5 tot 11 Januari. Hierover zal eind December nog een nader bericht verschijnen. De deelname staat open voor jongens en meisjes (kinderen van abonné's) die niet ouder zijn dan 17 jaar. Er zün zestig prijzen*

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1929 | | pagina 5