TOEN DE STORM KWAM
KOOS
zogd, wel wat tegenop gezien. Hoe anders was het in
vroegere jaren geweest, toen ze alles :.iet Bep samen
deed, toen samen het reisplan opmaakten, samen de
koffers pakten. Maar ze zette het van zich af. Flink
wou ze zijn, niet zien op wat voor altijd vervlogen
was, maar vooruitzien, van het leven maken, wat er
van te maken viel. Ze genoot toch veel goeds, was be
voorrecht boven duizenden, dio in zorgen leefden, wer'
ken moesten jaar in jaar uit, zonder ooit zoo'n heerlij
ke maand vacantie, zonder zoo'n heerlijke rust tus-
sehon Zwitscrland's bergen.
Bep met haar man hadden er op gestaan, meè
naar'den trein te gaan. Hartelijk was dat geweest,
maar Cor had toch een zucht van verlichting ge
slaakt, toen die twee uit het gezicht verdwenen wa
ren. Je mocht dan zoo flink wezen, als je wou. je
kan toch je gedachten niet heelemaal don baas blij
ven. Toen ze daar met elkaar op het perron ston
den, had het zooveel geleken op vroeger, maar nu
wist Cor, alleen den trein in te moeten. Dat had
even een benauwend gevoel gegeven, dat had haar
reisvreugdo getemperd en haar stemming gedrukt
Doch toen ze weinige uren later langs den Duit-
sclien Rijn gleed werd ze zichzelf weer meester en
genoot met volle teugen.
Ja, genieten deed ze eiken dag opnieuw.
't Weer was bijzonder gunstig, niet te warm en
toch bijna altijd helder.
Als ze 's morgens, gewoonlijk vroeg ontwakend,
vanuit haar kamer het blauwig groene meer stil tus-
schen zijn oevers zag beiden den nieuwen dag, als
ze de machtige bergen uit wazige nevels herwor
dend heel hoog zag glanzen van zonnegoud, terwijl
de hellingen, nog niet gevoelend de kracht van den
jongen morgen, trachtten vast te houden dc schadu
wen van den nacht, dan rees uit haar binnenste een
loflied tot Hem, die was eer de bergen werden, dan
ping in lichte roering langs haar ziel tie streeling
van des Scheppers hand. O, wat was vergeleken daar
bij dat wereldje ver in Holland nietig, wat was dat
kleinzielig gebabbel en gekibbel onbeteekonend, on
waardig, wat kon ze dat heerlijk vergeten.
Ja, vergeten alle zorgen en onaangenaamheden,
die daar zoo groot en hier zoo klein schenen, verge
ten alles, wat haar leven gemaakt had tot hot een
zaam bestaan, dat haar in de stilte van haar kanier
soms zoo drukkend zóó ondraaglijk werd, dat ze al
hbar wilskracht noodig had meester over haar ge
voel te blijven. Ze wou niet van stemmingen aflian-
keliik zijn als zooveel anderen, die daardoor humeu
rig en oen schrik voor hun medcmenschen werden,
ze wou zichzelf blijven altijd en overal, maar wat
ging dat hier beter en lichter dan thuis. Was ze
eigenlijk nog wel zichzelf? Was ze niet een beter,
een gelukkiger, oen rijker mensch hier? heslist!
VVaar ze in Holland moeite had niet tc dalen bene
den het zich-zelf-zijn, was ze hier er boven gekomen.
Zoo iets moest je vast kunnen houden, maar dat
ging nu eenmaal niet. Zoo'n reis werkte wel nog
roiiigen tijd na. vermooidc jo leven niet alleen onder
hot genieten, maar bleef nog enkele maanden je pad
verlichten, doch dan bracht de slcur-van-allen-dag
jo weer in lager regionen. Doch daar nu niet aan
denken, nu juichend indrinken de volle vreugde van
di. leven hier in hooger reiner lucht, nu dankbaar
zijn, vooral dankbaar, want alles werkte mee om
deze reis eer rijker dan armer te maken vergeleken
bij vorige.
En Cor Straatman wiis dankbaar en Cor Straat
man genoot, totdat
„Die groote tafel heelemaal leeg", zei ze op een
middag tot het kelnerinnetje, dat haar bediende. „Is
die fumilic afgereisd?'
„Ja, maar vanavond zult u er weer anderen zien
zitten", was het antwoord. „Er komen Engelschen
met de boot van zevenen".
„Zoo, zoo".
't Liet Cor tamelijk koud, wie weggingen of kwa
men. Ze had enkel maar een praatje willen maken
met het kleine, beleefde ding. Of er Zwitsehrs, Fran-
schen, Duitscliers, Engelschen of Hollanders waren,
bleef haar vrijwel hetzelfde. Dc menschon kwamen
toch samen, in heele clubjes soms en la;moeiden zich
weinig met wie alleen was. Dio Hollandscho familie
aan hot eind van de zaal was nauwelijks beleefd ge
noog om te groeten, de Zwitschers klitten al heel erg
samen, do Duitschcrs waren nog het aardigst, niaar
aansluiting vond jo toch niet makkelijk. Trouwens,
Cor zocht die ook niet Waarom zou ze? Overdag
maakte zo tochten en tochtjes, 's avonds was zo moe
en, lui in een stoel op het terras liggend, kon zo dan
uren lang over het onbewogen watervlak turr.n naar
de dorpjes aan den overkant, die allengs to liclrten
begonnen aan der donkeren bergen voet of naar de
schaarsche hotels heel hoog, die slechts door feilen
lichtschijn hun bestaan verrieden. Zo had dan geen
behoefte aan praten of denken, over haar was dan
rust en vrede.
Dien middag maakte ze een wandeling in de om
geving van het dorp. Den vorigen dag had'zo oen
zwaren tocht gemaakt, was van zeven uur 's mor
gens tot zes uur 's avonds weg geweest en had bijna
a Idien tijd geloopen, gestegen, geklauterd, gedaald,
nu moest ze er eens 'n kalmer wegje volgen. Betrek
kelijk vroeg begaf zij zich weer naar haar kamer,
had al den tijd, om zich te kleedcn voor het diner.
Om half acht werd cr gegeten, voor zevenen was
7.0 al kant ca klaar. Niet erg. Nu kon zo ook eens
een half uurtje rustig van haar mooie kamer genie
ten. Daar kwam anders zoo niet van.
Kijk, daar kwam de boot uit Interlaken aangc-
stoonid. Natuurlijk weer een massa menschcn aan
den steiger, maar ook dorpelingen. Dc aankomst
der boot schoen altijd een geweldige attractie to zijn.
Nee maar, de hotellier ook op pad?
Ach ju, die Engelschen zouden komen.
Even schonk ze nu wat meer aandacht aan het
'druk gedoe, waarvan ze anders niet hield. Even
maar. Ach, die Engelschen, zij zou zo nog genoeg
kunnen zien. Ze had nu al mogen opmerken, dat het
vader, moeder en vier kinderen waren, een al groo
te jongen, dan een, die zeker een jaar of zes jonger
was en nog twee kleine meisjes. Zo waren voorzien
van een massa bagage, groote en kleine koffers, be
nevens do noodigo hoedendoozen. Natuurlijkl Stel je
voor, een Kngolsche familie zonder hoedendoozen.
Dat zou al tc mal zijn.
Engelschen!
Even geeft ze zich over aan droomen uit ccn tijd
perk lang geleden.
Daar was ccn tijd geweest, dat ze gemeend had
ook tot die Engelschen tc gaan behooren. O, dat
alles nog eens in te denken was toch, wel zoet, al
ging ook schrijnen weer de oude wonde.
„Dick, jongen, zou je nog leven? Waar zou je zijn?
fluisterde ze. En ze schrok pas op uit haar mijme
ring, toen de hel voor het avondeten luidde.
Nog nauwelijks in het heden terug, ging ze haar
kamer uit, de gang door, een trap af en toen
Hevig bonst haar hart.
Was dat zijn stem, daar uit die kamer? Zijn stem,
die ze uit duizenden kennen zou?
't Is weer stil achter die gesloten deur.
Och kom, ze moet het zich verbeeld hebben. Dat
komt allemaal door dat nutteloos gepeins over wat
al zoo lang voorhij was.
Weg met die gedachten. Dat was iets, waarmee
ze had afgedaan.
Kalm ging ze dc tweede trap af, zocht haar ta
feltje in de eetzaal op.
Weg met alle sentimentaliteit
Zij was geen lamenteerende oude juffrouw.
Nee, stellig niet.
II.
Flink zijn, dat was het, wat juffrouw Straatman
haar klassen leerde. Flink-zijn, dat was het, wat
ze van alle menschcn cischtc,
Flink-zijn, dat wou ze ook van zichzelf.
En ze was gewoonlijk zéór flink.
Maar op dien avond liep er een juffrouw Straat
man op het boschpad langs het meer, een juffrouw
Straatman, die niet flink was. Daar liep een Cor
Straatman, die de stilte van den avond wel had
willen vullen van wilde wanhoopskreten. O, het
kostte haar zooveel moeite de sniart, die haar ziel
verscheurde, stil te dragen.
En toch moest dat. Zwijgen moest ze.
Was Bep cr maar, had ze straks aan taf^l even
gedacht, Bep, die wist van haar leed, en die zoo
good begrijpen kon.
Nu is ze blij, dat ook Bep er piot is. Bep mag
evenmin als iemand anders ooit weten, hoe Cor be
drogen werd door Richard Green, die eerst van
liefde haar sprak, maar 'haar alleen liet, omdat hij
al gebonden was.
O, duizend redenen had ze vermoed toen hij niets
meer van zich hooren liet, doch nooit had ze kun
nen denken, flat liet déze was, dat hij een vrouw
had en een kind. Dio flinke jongen van minstens
vijftien jaar was er al, toen zij gearmd met Richard
in de Scheveningsche boschjes wandelde of samen
met hem luisterde naar hot zingen der zee.
Ilij had haar bedrogen, willens en wetens, bedro
gen, al voor hij haar vroeg.
En dat hij de flinke Green, die altijd zoo afgaf op
kameraden, die met onodelo bedoelingen zich onder
de Hollandsche meisjes een geliefde zochten. O, on
edel in den zin, dien hij dan bedoelde was hij niet
geweeet, neen, maar veel erger eigenlijk, althans
minstens even erg. Hij had dubbel bedrog gepleegd
èa tegenover haar én tegenover zijn vrouw, die in
Engeland fcekcr niet vermoeden kon, hoe haar man
in Holland zich aan een meisje bond, een meisje,
dat hem gaf al het volle en rijke van een eerste,
trouwe liefde-
Wilde gedachten warrelden Cor door het hoofd.
Wat zal ze? Zal ze hem aankijken vrij en frank, zal
ze hem het gouden ringeije, dat hij haar gaf, onder
den neus duwen? Zal zo hem er aan herinneren, hoe
hij zei, toen hij het aan haar vinger deed: „de
gladde kan ik je pas geven, wanneer de oorlog
voorhij is en ik in Engeland alles voor je komst ge
regeld heb, maar draag zoolang deze". Nu droeg ze
het nog. doch de gladde zou nooit komen.
Wat zal hij zeggen, als zo voor hem staat en dat
ringetjo hem toont? Hij is vanavond in eetzaal vlak
langs haar geloopen, doch heeft haar niet herkend.
Hij heeft zitten praten en lachen met vrouw en
kroost, zonder te weten hoe tweo donkore oogen op
hem gericht waren, twee oogen, die hij kuste, in
die jaren, toen hij, pas den oorlog en den dood ont
snapt, als geïnterneerde meende, wel eens een ver
zetje te mogen hebben. Ja. voor een aangename tijd-
passeering had hij haar gebruikt, hij, de officier, die
zoo laag neerzag op die soldaten met hun „mei
den". Die soldaten hadden levens verwoest en har
ten gebroken, maar misschien minder met voorbe
dachten rade dan hij, die wist straks terug te kee-
ren tot vrouw en kind. O, die. vrouw, Cor voelde,
dat ze die haatte. O, dat hoekige, magere mensch,
ze zou haar willen slaan, willen trappen, het haar
toe willen bulderen: „je man gaf mij zijn woord van
trouw".
Wild schopt ze do steenen weg. Wat deert het
haar, of haar avóndschoenen er de sporen van dra
gen? Wat deert haar alles?
Ze valt neer op een honk terzijde van den weg,
drukt het gloeiende hoofd op de ijskoude handen.
Haar denken wordt kalmer.
Ze kan zich toch niet vergist hebben?
Had hij haar niet verteld van zijn tweelingbroer,
die viel aan het front? Was hij niet veel breeder,
niet iets grooter? Dut laatste weet ze niet zeker,
maar breeder geschouderd is hij in elk geval. Ze
heeft eerst gedacht, dat de jaren die verandering te
weeg hadden gebracht, maar kon het niet wezen, dat
deze man de tweelingbroer van haar Dick was?
Hoorde je niet vaker van monschen, <Ue men ge
vallen dacht en die dan ineens weer verschenen?
Maar was die broer getrouwd?
Daar had ze nooit van gehoord. En die jongen
moet toon toch al een jaar of drie geweest zijn. De
andere kinderen waren \an na den oorlog, maar
die jongen en dus ook die vrouw waren er al voor
dien tijd.
Dick, hoe was het eigenlijk mogelijk, dat hij tot
zoo iets laags in staat zou wezen. Dick, haar keurig
nette Dick, haar held, haar trots.
Ja, hij was wel wat geheimzinnig geweest, maar
hij was ook officier en uit oen heel rijke familie.
Zijn ouders hadden al jaren lang een meisje voor
hein op het oog, een meisje, dat hij nooit had lief
gehad en dat hij nu zeker nooit tot vrouw zou ne
men, nu hij huiir had loeren kennen, naar hij zei.
Doch zijn ouders hadden al zooveel verdriet van
ihun zoon, hij wou zo niet ineens voor nieuwe te
leurstelling plaatsen. Als hij terugkwam on zo dan
in hun groote vreugde hem niets zouden willen
weigeren, dén zou hij vertellen van zijn meisje in
JlaRa&d, dan zouden ze, als overrompeld, wel gauw
toegeven. Cor had die verhalen geloofd, had gela
chen om waarschuwingen van een oudere collega,
dio er van wist.
(Wordt vervolgd.)
RUILEN ZONDER TE HUILEN.
CORRESPONDENTIE:
C. K. te Rotterdam, B. v. N. te Poortngaal, J. de L,
te Rotterdam, Jac. v. d. G. te Ameide, C. C. v. d. W.
te IJsselmonde, N. J. v. d. E. te Voorschoten, A. C. M.
te Den Haag. Uw aanvraag is genoteerd. Zie vorder
art. 9.
Mej. te Rotterdam en M. v. O. S. te Werkendam.
Hartelijk dank voor uw cadeauzendingl
H. te Oud-Beijerland. U kunt er 40 voor krijgen,
maar voorloopig nog niet. Zie art. 9.
J. M. te Den Haag. U 275. Zie verder hierboven.
C. H. te Lisse. Die nummers heb ik niet in voor
raad doch zal ze noteeren.
C. K. te Scheveningen en T. H. te BorkoL Als u
even geduld hebt zend ik beide soorten plaatjes gelijk
op. Misschien liebt u ze al ontvangen vóór dit blad
verschijnt.
C. H. te Voorborg, 'k Zal u zenden wat ik voor
radig heb en de rest noteeren.
N. G. te Schiedam. U krijgt er 4 P. voor.
R. C. S. te Lisse. Juist, die worden bedoeld.
M. v. O. S. te Werkendam. U hebt de aanvraag ge
lezen?
G. A. te Rotterdam. Daar zijn 38 T. of 5 Dr. voor
noodig!
J. B. te Baara. U kunt in art. 10 de voorwaarde le
zen waarop iets in ons fons wordt opgenomen; cn
nu bont u de eerste die deze plaatjes en bons noemt.
Ik kan u dus niet heioven of ze er spoedig bijgevoegd
kunnen worden. Misschien volgen er meer.
E. V.de N. to Rotterdam. Er zijn 80 voor u geno
teerd!
W. H. v. M. te Schiedam. U krijgt er 40 Pad. voor.
1 Pad. tot 1 Dcc. '3yz Kp., na dien tijd gelijk aan
7 Kp.
J. de V. te Dordt. Na 1 Dec. kunt er 34, vóór dien
tijd 17 voor krijgen. Wat wilt u? Een week wachten
liever?
A. v. d. B. te Nienw-HelvoeL Er zijn 50 v. D. voor
u genoteerd. In de lujlage van het album kunt u lezen
welke artikelen de firma verkoopt.
T. C. S. to Den Haag. 10 Nof 35 K.p.
W. V. te Alblasserdam. U krijgt er 250 voor.
Neon, in die bons die u noemt handelen wc niet
meer.
E. v. V. te Maasland. U krijgt er 204 voor.
A. K. to Scheveningen. In totaal krijgt u er 9
305 314 voor.
K. R. H. te Alphen. Voor 100 Kw. kunt u 20 Ilag.
krijgen. Veel wat u zondt was voor ons bureau on
geldig.
W. N. te Rotterdam. U krijgt 350 IIoI. 41 Kp.
ATTENTIE: LET IEDER GOED OP ART. 9.
Een vriendelijk verzoek. Wie kan ons helpen aan:
Verkade's alhuin no. 2, serie 30 no. 5. Arab. Paard en
van serie 36 no. 4. Meeuwen?
Nu volgen de regels en voorwaarden:
Art. 1. Al uw brieven moeten vergezeld gaan van
15 cents aan postzegels, zullen zij naar uw wcnsch
behandeld worden. Ontbreekt het noodigo echter dan
krijgt u de helft toegezonden van het aantal bons en
plaatjes waar u anders recht op zou hebben.
Art. 2. Aan ons bureau kunnen verschillende soor
ten bons en plaatjes tegen elkaar ingeruild worden.
Art. 3. Wat we bij ontvangst van uw aanvraag niet
in voorraad hebben, wordt genoteerd en zoo spoedig
mogelijk gezonden.
Art. 4. Kwatta-soldaatjes en Slckesz-wapcns opge
plakt inzenden.
Art. 5. Vuile en beschadigde plaatjes worden door
ons vernietigd en gelden niet.
Art 6. Het verdient aanbeveling naam en adres
steeds duidelijk op de enveloppe te vermelden opdat
uw zending bij onvoldoende frankeering niet zoek
raakt, want met strafport bezwaarde stukken worden
geweigerd.
Art 7. liet staat aan ons de waarde tc bepalen van
wat u zendt en als u met ons meedoet beteekent dat
dat u zich ook aan deze regel onderwerpt.
Art. 8. Zij die ons speciale nummers van de Klaver
blad, Bloemen en Vogelalbumplautjes vragen,
zenden we zooveel mogelijk het gevraagde. Voor de
nummers die we niet voorradig hebben sturen we
andero exemplaren die in te ruilen zijn bij: De direc
tie der Iteclanicafdecling van de Klaverblad-Karnc-
rnclkzecpfabriek, Spaarwouderstraat 14, Haarlem.
Art 9. De vetgedrukte namen in onze aanvraag zijn
van d i e bons en plaatjes waar vee.l aanvragen van
liggen, waar dus bij voorkeur niet gevraagd moet
worden en waar we veel van kunneh gebruiken.
Art. 10. Geregeld komen er vragen binnen of w»
ook soms die en die plaatjes ruilen of albums. Hier
op geldt het antwoordt: Alleen die bons en plaatjes
die in aanbod en aanvraag genoemd worden. In
albums nooit Als u bijzonder er op gesteld bent dat
cr ccn nieuw soort bons of plaatjes bij liet uitgebreide
fonds wordt bijgevoegd, kunt u ons die wensch ken
baar maken en zoo er meer vragen nanr één soort
zijn, kunnen we er toe overgaan ze ook op te nemen.
Art 11. Ilen, die de lever's Zeep Mij. bons" aan
vragen, berichten we, dat deze bons alleen worden
aangenomen doch verzending er van alleen plaata
vindt om door dc oude aanvragen heen te komen.
We verzoeken hen beleefd iets andere uit onzen voor
raad tc kiezen.
Gevraagd worden:
Busiink plaatjes „Mijn land"; v. Delft „Hoe heet
die Vogel" plaatjes; Erilal-Pelikanen; Kwatta soldaat
jes; Drosto-boas cn plaatjes; de Lever's Zeop Mij.
bons, Sickesz wapens, Rademakers-bons cn Klaver-
blud Karnemelkzeep Bloemen- en Vogelplaatjes.
Nofwapens, Paddestoelbons, Hillebsno, Ilagwapens en
Holland-Wa3cholineplaatjes.
Aangeboden worden dezo week:
Plaatjes vnn de Verkadc-albums Lente, Zomer,
Herfst, Winter, Blonde Duinen, Bosch en Ilcide, Bon
te Wei, Nuardermecr, Langs do Zuiderzee, Vecht, D®
IJsel, Friesland, Mijn Aquarium, De Bloemen in on
zen tuin. Texel cn Kamerplanten, van Houtenbons.
Ons adres Is:
ONS RUILBUREAU, SOEST.
Door D. MENKENSvan der Spiegel.
SAMEN SPELEN.
Zo bouwden zeekasteelen:
Een dam, een berg. een hoot
Ze stonden saam te spelen
Met beide voetjes bloot
Wim zei tot Jan zijn vrindje:
Ik ben de baas van het spel!
Jan antwoordt: nee maar, vindt je!
Dat wou je zeker welt
Ze gingen toen aan het vechten.
Vertrapt werd hun mooi kasteel
Elk kwam op voor zijn rechten
Geen bouwwerk bleef er heel.
Maar toen ze dat bemerkten,
Toen hadden beiden spijt
Vlug begonnen ze samen te werken
En hadden een heerlijken tijd.
HANS.
Veel ware hierover nog te zeggen. Ik hoop ech
ter te hebben doen zien, dat het waard is, deze
gedachten te beluisteren, wanneer men tenminste
zelf een rijker bezit heeft dan wat door het aanne
men dezer woorden wordt verkregen.
Men zal dan niet den anti-Christelijken lust ge
voelen, „zich voor altijd van hem te ontdoen",
maar do Christelijke hoop voeden en het ootmoe
dige gebed bidden, dat deze onze mede-sterveling
Christus vinde die het Leven is, en in Wien de
nieuwe mensch het heerlijkst werd geopenbaard.
WILLEM EVERS.
Maar dien avond kon Koos de rust niet vinden, I
wilde de opstand niet bedaren, werd de bitterheid 1
tegen de gansclie ruonschheid grooter.
Wreed zijn zc, wreed. Is het dan nog niet genoeg,
dal ze flinker en gelukkiger zijn dan ik?
Hij duwde de wwnkele deur open en liep den weg op.
Bneede lichtvegen schoven soms langs liem heen, 1
dan wcï-d allee weer donker.
Hij stampte driftig mot zijn stok op den grond.
Kloén en nietig stond hij op den breede Kleiweg.
"Netta riep: „Kom je niet binnen?"
„Nee!
Hij liep den avond in, een oude, eenzame mensch....
De maan was geheel achter de wolken verdwenen
en het was volslagen duister buit-en.
BUDAPEST. Gezicht op de .LAnchid" (Hangbrug). Dit was de eerste vaste verbinding tusschen
de twee steden Buda en Pest.
Het was in de (herfstdagen.
Een donkere luoht druilde en ki de school hing een
Blil-gehcimziimige schemer.
Maar mijnheer draaide met een vlugge beweging
het knopje om, in één kort oogenblik alle schemer
en intimiteit op de vlucht jagend.
„Jammer," verzuchtte ©en (meisje op de achterste
bank.
„Net Kerstfeest aoo," fantaseerde Wim hardop^
„Stilte," gebood imijinihccr.
Met heldere s'.agen verkondigde de torenklok, dat
bet vier uur geworden wils. Met een klap sloeg
mijnheer zijn book dicht, tikte oven op de lessenaar,
vouwde dan zijn handen.
En oen oogenblik daarna dromden uit de kooge
groene schooldeur met de lioldcrc, gele lijsten, jon
gens en meisjes door elkaar, verlangend naar de ge
heimzinnige pret buiten: storm cn hagelbuien en af
cn toe een valsch gele zonnestraal.
„Wat doen we?" informeerde Wim, zijn guitig
gezicht in een vraag naar de andoren gewend.
„Een eind den polder in," vond Joost, en overtuigd
van zijn overmacht, stapte hij al vooruit.
De anderen volgden
In liet Westen zonk snel de zon.
In de verte op den Kleiweg nadenlo iemand.
„Wie komt daar?" vroeg Jan, nauwkeurig voor
zicli uitspiedend.
„Nee zog," bleef Joost staan, „het ls Koos!"
Koos was de oude misvormde, kleine man, die,
moeizaam strompelend, een enkele keer zijn kleine
huis aan den Kleiweg verliet en het stadje bezocht.
Bang voor dc plagerijen en hard voel itige scheld
woorden van de jongens ging hij meest tijdeus de
schooluren..
Nu, met het stormige woer, was hij langzamer nog
dan andera den langen, langen weg gegaan,, naar
zijn huis, waar Netta, zijn zuster, op hem waohtte.
Zijn klein oud gezicht was norsch en onvriendelijk
en hij nageroepen scheldwoorden konden soms dc
donkere oogen somber dreigen.
Verbitterd was hij door zijn mismaaktheid, door
do innerlijke leegheid van zijn doelloos bestaan.
„Ik kan eigenlijk ook wel doodgaan," oei hij soa
Dan klonk zoo'n schimp cn bitterheid in zijn donkere
etem, dat Netta pijnlijk inccndook.
Dun volgden dagen, dat hij niet sprak, niet tegen
Netta, niet tegen iemand anders.
Rusteloos kon .hij dan loopen door do 'kleine kamers.
Dan was er opstand in zijn hart.
„Niets," daoht hij, „heeft het leven me geschonken,
Diets dan spot en hoon van de menschcn."
Nu strompelde hij voort langs den eenzamen weg,
de misvormde rug gebogen.
Op het geluid van de jongenstemrnen hief hij het
hoofd op.
Natuurlijk jongens, hijhad het wol .gedacht, het
Was te laat geworden.
Een woede joeg in hem op.
Ze zouden hem niet met rust laten, natuurlijk niet.
„Vooruit dan maar," berustte hij moe, „er kon nog
meer bij."
Bitterheid trok om zijn xnoral, hij hield de stok
vaster iin de rimpelige handen.
„Ha," sarde Joost, „heli 'io een pak op Je rug, dat
je zoo krom loopt? Kijkt 'tie stappen, jongens!"
Koos liorekende vlug: „Tien minuten nog, tien mi
nuten moot ik ee achter rne velen."
En de handen vaster klemmend, duldde hij, tot
Netta voor hean operate en <lc jongens, nog vroolijk
oplachend in den donkeren middag, den weg terug
liepen*
In een steeds jagende onrust liep hij voort......
totplots zijn blik trich richtte, zijn voet ergens
tegenaan stootte.
Hij stond stil en bukte zich moeilijk voorover.
Een mensch?
Hij keerde het gezicht naar hem toe en een blijde
triomph wou in hem opjubelen.
Joost van den Notaris, Joost van vanmiddag!
Even vroeg hij zich af, hoe die hier kwam op den
donkeren weg en schijnbaar bewusteloos.
Ha, hij zou 'm nu, Jiij zou hem wakker stooten en
hem ranselen, ja, aléén zou hij 'm.
Onbeweeglijk stond wijn kleine gestalte en staarde.
Hoe dikwijls had hij verlangd die eens in zijn
macht te hebben?
Hoe vaak had .hij dreigend zijn stok geheven?
Hij bewoog ziefi, alsof hij iots van zich afschuiven
wildeVooruit nou, vooruit, waarom sloeg hij niet?
Omdat die jongen nu weerloos was?
Was hij dait dan met, als 'hij moeilijk voortsuk
kelde langs den eenzamen buitenweg? Hadden zij
medelijden met hém?
Hot kleine, onvaste hoofd tusschen de hooge schou
ders boog zich dieper voorover.
En ongewild trof hem den kinderlijken mond
de izaohte ronding van het jongensgezicht.
Een verteede ring doorvloeide hem
„Jóngens zijn het, onbesuisde, wilde jongens en
zij kennen nog geen medelij
Secondcnlang stond hij onbeweeglijk.
Toen hief hot oude hoofd aich op en als ecu belofte
klonk zij.n stem: „Ik aal hem naar zijn 'huis dragen,
hij moét naar huis.'
Even doorsclioot hem de gedachte, hoe zwak hij
zelf was en hoe gauw vermoeid.
.,Een stumper 'ben ik," mompelde hij, maar in zijn
sombere oogen glansde iets lichts: „Dit z&l ik
kunnen."
Toen boog hij aich voorover en hief den jongen in
zijn zwakke, oude armen en Jogde het hoofd togen
zijn schouder aan.
i in den donkeren avond zwoegde hij voort, de
pijnlijke rug steeds meer gebogen, de lippen vast op
elkaar.
Een eind was het, een heel lang eind.
Soms oette hij zicJi aan den kant van den weg en
liet den jongen tegen zich aanrusten. Moeilijk kwam
hij dan weer overeind en langzamer oog zwoegde hij
verder.
Eindelijk liet dorp en verderop het hui» van den
notaris.
De .laaLsite stappen waren liet wankelst, een lievige
moeheid zonk bn hem en een schrijnendo pijn stok
i zij n zwakke rug.
„Als ik aanbel en zeg, dat hij me nu ook nooit
meer uitscheklen mag, dan aal dit tooh ergens goed
>or geweest zijn," overlegde hij.
„Nee," zei hij toen, „uéc."
Hij (zotte den jongen U-gen de zijpost van de deur
cn belcle.
Toen, mot inspanning van zijn laatste krachten
strompelde .hij het kleine eindje tot de smalle steeg.
Daar kook hij gespannen naar de deur.
Hij -zag. 'hoe die langzaam openweek iemand
riep toen tilden vlugge handen den bewusteloazen
jongen op, droegen hem dc gang in. Daarna viel
de deur in 't slot.
De kleine oude man .haastte zich, zoo sncJ hij kon
naar den Kleiweg. Pas daar stond hij stil, leunend
tegen den stam van een forschen eik.
„Als ik uitrust en ine goed kalm houd, kan ik
misschien voor «ion nacht thuis zijn."
Klein en leelijk was aijn misvormde figuur op den
bn-.Mli-ii 11 ion ion weg, ouder de hooge, zware eiken.
Maar groot was zijn daad geweest.
En niemand had dat gezien, hoéfde dat te izien.
Niemand, dan God alleen.
N ELI NE,
t Was toch precies zooals ze gedacht liad. Het viel
wel mee, alleen op reis te zijn. Aan alle kanten was
liet haar afgeraden, maar ze liad doorgezet.
Lieve tijd, Duitschc meisjes deden hot ook. Hadden
ze verleden jaar niet telkens weer van die alleen rei
zende dames ontmoet? Als je dacht aan dat klein»
ding van even twintig, die Friiulefn Steinmeyer, di»
in haar eentje een voetreis door Zwitserland maakte,
of aan dat blonde, veel oudere meisje -in zwaren rouw
dat zoo rustig kwam en ging in de eetzaal van hun
hotel te Genève? En dan die flinke stevige Hedwig.
Boss, met haar zwaar beslagen berglaarzen? De tijd
was voorbij, dat een dame niet dan in gezelschap rei
zen kon. Zc mochten het in Holland niet gewend zijn
cn het daarom vreemd vinden, zij, Cor Straatman,
trok er zich niets van aan. Ze stond nu eenmaal al-
slaan°P de wereld en zou er zich al,ee« ook wel door-
„Waarom ga je niet met de Reisvereeniging? Je
bent toch lid?"
Dat was haar zeker wel honderdmaal gezegd en er
bij gevraagd, of het haar in vroeger jaren daar niet
goed. bij bevallen was.
O zeker! Toen ze met nog geen al te groot salaris
toch naar het buitenland wou, toen de kennisseiv
clubjes mét de valutajaren verdwenen, toen had ze
reisjes met de N. C. R. V. gemaakt, zij en Bep, haar
vriendin, 't Waren van dio tochtjes geweest, Van tien
dagen, waarbij je dan gewoonlijk precies 9X2-1 uren
van huis was, tochtjes die haar veel, heel veel soms
te zien hadden gegeven en waarbij ze veelal aardig
gezelschap getroffen Jiadden, maar Bep was het nist
haar eens geweest ,dat je minstens even goed samen
ergens in oen net eenvoudig hotel kon zijn cn dan uit
stapjes maken naar je eigen zin. Je zag op een dag
allicht wat minder, maar je bleef een week langer
weg en kwam minder vermoeid thuis. Je voelde dan
edit ,dat je „cr uit" was geweest, als je zoo'n week of
twee, drie over de grenzen had doorgebracht.
Doch nu was Bep getrouwd. Heel vlug was dat ge
gaan, zooals gewoonlijk, als je de dertig ge passeert
bent. In September kennis gemaakt, in November vete
loofd, in Mei getrouwd.
Bep had het hooi
geen sprake van benijden, al voelde ze wel erg cte
eenzaamheid. Aan één school waren ze geweest,
kamer hadden zo vijf jaar lang samen bewoond.
O ja, Bep was in dezelfde stad blijven wonen <j»
haar huis stond steeds open voor Cor, maar die, voekl®
te fijn, om telkens van deze gastvrijheid gebruik te
maken. En toen nu weer de vnrantiotijd naderde, ha®
ze het besluit genomen: ik ga alleen.
In de dagen vlak voor de reis had ze er, ®<ul%k 0te
(Zie vervolg bladzijde 300).