Radio Nieuws. SAMBO EN JOCKO TOEN HET NOG DUISTER WAS -can. PtAMetende. doei met /takjxi vRGSSEN's TABAK prijs £1.20en f.1,70 WOENSDAG 20 NOVEMBER 1929 DERDE BLAD PAG. 9 ren kan, dat hij daar de langste periode van zijn leven in Zuid-Afrika verbleef. Vaak kreeg hij nog beroepen, maar hij bleef er en was in den wijden omtrek tot een rijken zegen. Zes jaren bracht hij er er door in het drukkend hitte-klimaat. Thans rijpte langzamerhand weer bij herri het plan om naar Holland terug te keercn. en Ds. Huet meende thans in des Heeren weg te zijn als hij dit deed. Met de liefelijkste herinneringen aan Z. Afrika, waarin hij in dichtvorm uiting gaf, en niet het meest aan de gemeente te Pieter Maritzburg, werd de reis naar Nederland ondernomen. Vermoeid naar ziel en lichaam kwam hij in Juni 1867 in Holland aan. Hij was naar Holland getogen in het vaste geloof, dat God hem daar weer wel een werkkring zou geven. En ziet, hij was er nog maar even of hij werd beroepen als rondreizend prediker der Confessioneele Vereeniging. Ds. Huet nam dit beroep als uit Gods hand aan en werd in de Domkerk te Utrecht, bevestigd. Ten aanhoore van een groote schare volks aanvaardde hij 't ambt met de woorden: „Zie, hier ben ik, zend mij henen". Met veel ijver vine: hij zijn nieuwen ar beid aan. Overal in Nederland' klonk zijn aangrijpend woord. Overal maakte tzijn pre diking een overweldigenden indruk op de toegestroomde schare. Al spoedig wierp hij zich in de Gezangen kwestie, waarover hij een brochure van 70 blz. schreef, waarin hij zich als een verde diger der gezangen deed kennen, ofschoon hij het standpunt der tegenoartij waar deerde. Het duurde niet lang of het rondreizen door Nederland bleek voor Ds. 1-Iuet te ver moeiend te zijn. Zelfs een rustperiode van ecnige maanden vermocht hem niet van zijn vermoeidheid te doen genezen, zoodat hij zich geroepen achtte het ambt als rondrei zend prediker neer te leggen, daar hij dit z/i. niet behoorlijk kon vervullen. (Wordt vervolgd.) (Nadruk verboden). VAN EEN LEEUW EN EEN AAP .83. En al maar vliegt de dolle wagen Terwijl langs plein en straten voort! De heele stad lijkt een ruïne, 't Is verregaand! 't Is ongehoord! Ja, alles wat de tram passeert, Wordt uitgeroeid, geruïneerd! 31. Een twee, één-twee, op zij! Daar komen De mannen van de compagnie! De straten dreunen van hun laarzen. Ze zijn vol moed en energie! De kapitein, die commandeert, Rijdt naast hen op zijn ouwe „peerd". (Wordt Vrijdag vervolgd.) DE PREDIKANT-DICHTER DS. P. HUET Door A. M. WESSELS als leeraar, speciaal voor Lijdensburg, zou geordend worden. Dsh. Johan Murray bevestigde daarop Huet met een korte predikatie. Onmiddellijk na de plechtige handoplegging besteeg Ds. Huet den kansel en verlbond zich officieel aan de Afrikaansche Kerk met de tekstwoor den: „Mij is barmhartigheid geschied". 1*r' EEN LIEBIG-MUSEUM W De liberalen hadden voor de verschijning een goed moment uitgekozen. Buitengewone droogten, oogstmislukking, hongersnood, wijngaardziekte, veesterfte, enz. had 't volk eenigszins moedeloos gemaakt en het geloof aan Gods Voorzienigheid op wankelen grond gebracht Bedestonden hadden niet ver mocht Gods bezoekende hand te doen af- keeren, dus werd het geloof hard beproefd. Te Pieter Maritzburg. Ds. Huet besloot dan ook om niet weg te gaan, maar nam het beroep aan naar Pie ter Maritzburg en bond na zijn intrede al daar den strijd met de liberalen aan. Hij was nog maar kort in deze plaats of een droeve taak wachtte hem: hij moest nl. een ter dood veroordeelde in zijn laatste ure bijstaan. Ds. Huet beklom met deze, die luide zijn onschuld uitriep, het schavot en liet de om ringende menigte zingen Gezang 39 2. Daarna werd dc strop om Johannes de Lange's hals gedaan en het vonnis voltrok ken. Maar zie, nauwelijks was De Lange op- geheschen of de strop brak en onder gewel dige emotie viel De Lange neer en stond op. Een G-odsoordeel meenden sommigen en de verontwaardiging tegen den Sheriff was groot, die zich echter nergens wat van aan trok en een nieuwe riem liet halen. Weer moest Ds. Huet me.t De Lange het schavot betreden. Weer sprak hij hem moed en troostwoorden toe en thans was alles stil. Do 'beul voltrok het vonnis. Is het wonder, dat de zachtmoedige Huet dit schouwspel niet langer verdragen kon en weenende, met zijn gelaat in de handen ver borgen, op de trap bleef zitten. Deze 26ste Maart 1861 was een der droe vigste dagen uit zijn periode, die hij te Pie ter Maritzburg doorbracht.. Hij zou echter in deze plaats ook vreugdevolle smaken. Op 23 Sept. 1S61 werd hij in het huwelijk verbonden met mej. Mcinouda Robbó, een Hollandsche van ge-boorte, die na het verlies van haar ouders met haar zuster, die in Natal ging wonen, was meegekomen. Deze blijde dag werd gevolgd door een andere, doordat op den Eersten Kerstdag 1862 hun 'n zoontje werd geboreri, die den naam van Pierre ontving, met den tweeden naam Emmanuel, als herinnering aan 's Heilands geboortefeest Lovend en dankend greep Ds. Huet de pen en dichtte een keurige Kerstzang onder den titel „Wat zal toch dit kindeke wezen". Het was een zeer gelukkige tijd in Pieter Maritzburg. Hij bleef er tot zijn vertrek, naar Holland, zoodat men gerust constatee- Een Afrikaansch redacteurschap een mislukking ALS RONDREIZEND DOMINEE LANGS DEN WEG TERUG NAAR HOLLANr Naar Zuid-Afrika. In October 1853 verliet Huet den vader- landschen bodem. Over Londen voerde de weg naar Cardiff, waar een Hollandsch schip voor Kaap de Goede Hoop zeilklaar lag. Het was voor Pierre Huet een opluchting om Europa te verlaten. Nu liet hij er alle onaangename en verwijtende herinneringen ^.chter en zag hij een gansch nieuwe toe komst tegemoet. De reis naar Afrika ging voorspoedig. In Februari 1854 werd de Simonsibaai bereikt, die men onder een zwaren storm binnen liep en bijna werd het schip op een klip- bank verbrijzeld. Vijf maanden alzoo on derweg, wel een verschil met tegenwoordig, nu men deze reis in vijf weken doet. Behouden kwam Huet in Kaapstad aan cn na een paar dagen aldaar vertoefd te heb ben, ging het in een omnibus, met twaalf paarden hespannen, op De Paarl aan. De Paarl is zeker een der liefelijkste dorpen van Zuid-Afrika, op 30 Engelsche mijlen van Kaapstad gelegen. De Hollandsche candidaat werd gul door Ds. van der Lingen ontvangen, welke pre dikant een buitengewone geleerdheid en uitgebreide kennis bezat Ook was deze Paarlsclie predikant streng orthodox. Nadat men wederzijds kennis had ge maakt, legde Ds. v. d. Lingen de plannen inzake het uit tegeven tijdschrift aan Huet voor. Al heel gauw kwam candidaat Huet tot de conclusie, dat hij met zijn volslagen ge brek aan kennis van het land en van de politieke, kerkelijke en godsdienstige toe standen totaal ongeschikt was om als re dacteur op te treden. Hij kwam er openlijk voor uit en weiger de er aan te beginnen. Toch was Huet wel litterair onderlegd en verschillende gedich ten, waarv. o- hij zeldzame gaven had, da teeren uit dien tijd. Maar wat nu? Hij kon toch ook maar niet zoo ledig blijven rondloopen? Toch gaf deze rust hem veel tijd om tot zich zelve in te keeren en zich zelve te beproeven. Langzaam brak in die dagen «bij hem het licht door van het ware geloof. Na lang worstelen en bid den werd "hij in eigen oogen klein en een zondaar voor God. Na dezen geestelijken worstelstrijd mocht hij met Job erkennen: „Ik weet mijn Ver losser leeft". Dat was hem een vreugde dit te weten. Immers nu hij dit geluk zelve bezat kon en Wilde hij het gaarne ook aan anderen mee- deelen. Op verzoek van Ds. v. d. Lingen beklom hij herhaaldelijk den Paarlschen kansel. Onder zijn prediking werden velen gesticht en opgebouwd. Keurige gedichten dateeren van hem uit dien tijd, waarin zijn geloof en liefde tot God heerlijk uitblonk. Nu het gebleken was, dat van het redac teurschap niets meer kon komen, deed Huet bij de Synodale Commissie het verzoek om Het eerste stuk stond in ons blad van Dinsdag 19 November. tot het proponentschap te worden toege laten. Dit was een moeilijke zaak, want de Commissie kon hiervóór geen toestemming verleenen, alvorens de Synode hierover uit spraak had gedaan. I-Iuet, werd daarom ver zocht op de Synode van 1857 met zijn ver zoek terug te komen. Voorloopig bleef hij derhalve hulppredi kant aan de Paarl. De Paarlsche kerk was altijd goed gevuld als candidaat Huet op trad. Alle 800 beschikbare plaatsen waren bezet. Van heinde en verre kwam men op om den „Hollandschen" candidaat te beluis teren en meermalen stonden wel 100 k 200 karren rondom de kerk. Op zekeren keer preekte hij bij gelegen heid van den watersnood in Nederland, wel ke tijdingen in Afrika bekend waren gewor den en een beroep op hulp had tot resul taat, dat bij den uitgang maar even f 1200 werd gecollecteerd. Zoolang Huet geen vaste aanstelling ont ving, reisde hij wel in de buurt rond, en werd zoodoende meer en meer bekend. Dooi de Zuid-Afrikaansche gemeente te Aliwal werd hij aangezocht voor hulpprediker, wat hij voorloopig aannam. Per ossewagen trok hij er heen. Te Aliwal heeft hij een zeer gezegende tijd doorgebracht. Tot en met Zondag 26 Juli 1857 bleef hij aldaar cn trok dan naar Kaapstad, waar de Synode stond gehouden te worden, die over zijn toekomstig lot zou beschikken. Door de Synode toegelaten. Deze Synode nu kwam op den bepaalden tijd bijeen en de zaak „Huet" werd behan deld. Alle aanwezige stukken, o.a. de Hol landsche candidaalsbul enz., bleken in orde te zijn, zoodat men besloot hem tot een prediking toe te laten. In dit opzicht weck de candidaat weer van de gewone lijn, want zijn tekstkeuze baarde groot opzien. Toen hij zijn tekstwoorden afgaf uit het boek der Richteren: „Boent Simson, dat hij voor ons spele" bracht dit een glimlach op het aangezicht van menig lid der Synode. De preek was echter schitterend. Later heeft Ds. Huet in eén prachtig gedicht „Simsons lied" de geheele inhoud dier preek in dichtvorm weergegeven. Het exa men verliep best en met algemeenc stem men werd candidaat Huet tot het predik ambt .bij de Afrikaansche Kerken toege laten.' Nu was er in de Gereformeerde Kerk in Afrika een bepaling, dat de ordening van een beroepen leeraar moest plaats hebben in de gemeente, welke hij ging dienen. Van deze bepaling werd ditmaal afge weken. Door de Synode werd een beroep gedaan op de aanwezige predikanten, om de Ge meente te Lijdensburg In het Overvaalsche, de eenige Kerk aldaar, voor eenigen tijd b.v. voor een jaar, te dienen. De leeraar, die zich hiervoor beschikbaar stelde, moest tegelijk alle gemeenten, die hij doortrok aandoen en tegelijk de Sacra menten bedienen. Candidaat Huet bood zich zelve dadelijk hiervoor aan en het spreekt vanzelf, dat de Synode zeer blij met dit aanbod was. On middellijk gaf de voorzitter deze zaak in bespreking. Immers nu. moest candidaat Huet vóór zijn afreize als oredikant in alle rechten geordend worden, wilde hij als doortrekken de prediker voorgaan in alles. De Synode besloot met groote vreugde dit zoo spoedig mogelijk te doen. Op Maandag 2 November 1857 had deze onvergetelijke plechtigheid plaats in de Groote Kerk der Nederlandsch Gereformeer de Gemeente te Kaapstad, die met ongeveer 3000 menschen gevuld was. De praeses der Synode, Ds. Faure, open de dezen plechtigen dienst namens de Sy node en de Kerk te Lijdensburg, en deelde de reden mede, waarom met volle toestem ming der Synode candidaat D. P. M. Huet Thans ging Ds. Huet op reis. Tal van plaatsen doorreisde hij. Buitenge woon moeilijk was vaak de tocht. Van La- dvsmith trok hij naar Utrecht, en vandaar ais laatste traject naar zijn einddoel Lij densburg. Deze reis duurde tien dagen en dat zon der een enkele sterveling of huis te ont moeten. Het was een lange, eentonige woestenij waar hij doortrok. Zijn spijze bestond uit droge beschuit, zwarte koffie en gedroogd vleesch. Wonderlijk! In zulke moeilijke tijden van ontbering en beproeving werd de dichtersgeest over hem vaardig. Dan kon hij van die innige verzen maken, die het hart raakten en die geliefd werden. (Jcen wonder dat zijn heerlijke bundel Afrikaansche gedichten minstens vijf druk ken beleefde. Is het een wonder, dat op de zen moeilijken tocht naar Lijdensburg dit schoone gedicht werd geboren, waarvan wij eenige coupletten afschrijven? DE LAAGSTE PLAATS. In dit leven is een pad, Slechts door weinigen betreden; Maar, die ooit dien weg betrad, Wordt geleid naar 's Heme-lsch Eden. 't Is een weg van droef geween, Maar van zoete vreugde tevens, Vaak door donkre neevlen heeil: 't Is de nauwe weg des levens. Heer! dat mij de laagste plaats Op dien heinveg zij gegeven! Niemand ooit heeft zooveel kwaads Tegen zooveel licht bedreven. Op den heuvel Golgotha Staat een kruispaal opgeheven; Als ik daarheen de oogen sla Wordt mij alle schuld vergeven. Onder de ijzren nagelpunt Die Uw voeten houdt verbonden, Zij een plaatsje mij vergund, Waar 'k mag treuren om mijn zonden. Geef me er de allerlaagste plaats Zoo Gij mij een plaats wilt geven! Nooit heeft iemand zooveel kwaads Tegen zooveel licht bedreven. In het vergelegen land Staat een schitterende woning, Z' is gebouwd door Godes hand, 't Is palels van mijnen Koning. Wie dat huis wordt ingeleid, Door den stoet van Gods getrouwen, Mag des Heeren lieflijkheid Mag den Zoon van God aanschouwen. Heiland, dat de laagste plaat3 In dat huis mij zij gegeven! Nooit heeft iemand zooveel kwaads Tegen zooveel licht bedreven! De Groote Kerk van Goes, waar Ds. Huet U April 1878 zijn intrede deed. Verlangen naar 't vaderland. Na eenigen tijd te Lijdensburg te hebben gearbeid, op welken arbeid hij veel zegen mocht aanschouwen, werd Ds. Huet te La- dysmith beroepen. De neiging tot aanneming van dit beroep was niet groot, maar op aandringen van voorname Invloedrijke pre dikanten, o.a. Ds. Postma, predikant van de C'hr. Afgescheiden Gereformeerde Kerk, juist uit Nederland aangekomen, nam jhÜ het aan. In November 1858 deed hij er zijn intrede. i Het verblijf te Ladysmith was een geze gende tijd voor menige ziel. Het arbeidsveld was echter veel te groot voor Ds. Huet al leen, want hij stond voor al de Natalsche Ge meenten, benevens Utrecht en Harrismith. Zoo mogelijk hield hij op elk dezer plaat sen (zeven in aantal) minstens eenmaal per kwartaal, de bediening des Woords, waar door hij soms zeven Zondagen achtereen 't Heilig Avondmaal moest bedienen. Daarbij kwarn dan vanzelf de voorafgaande corres pondentie, vervolgens geldelijke kwesties regelen enz. enz. Maar het afmattendste van dit alles was het reizen, soms uren lang achtereen te paard, dan weer door rivieren, zelfs wan neer zij in een gevaarvollen toestand waren, die het doortrekken levensgevaarlijk maak- te. Doch Ds. Huet ging er door. 't Spreekt natuurlijk vanzelf, dat dit ge- spannen leven op den duur een reactie ten gevolge moest hebben. Hij begon naar zijn geboorteland te verlan gen.'Hij deelde dit aan zijn gemeente mede en nam afscheid, wat hem na zijn inspan- nenden arbeid van ganscher harte werd verleend. Doch zijn voorgenomen vertrek naar Ne derland ging niet door. Toen hij te Kaapstad arriveerde om van daar uit de reis naar Nederland te aan vaarden, zag juist het eerste nummer van een Liberaal Weekblad „D Ond.e.r- zoeker" het licht, met het welomschreven doel de overplaatsing van het Hollandsch liberalisme op den Zuid-Afrikaanschen bo dem en het bestrijden der leer van de Ge reformeerde Kerk. De verschijning dezer liberale courant deed Ds. Huet vooralsnog van zijn vertrek- plannen afzien. Hij wilde tegen dit blad op treden en de aloudebeginselen van Gods eeuwig Woord tegenover dit orgaan verde digen. In de Duitsche stad Gieszen werd een Museum geopend, waarin herinneringen tvorden bewaard aan Justus von Liebig, die hier in 182A het eerste chemische Universiteits laboratorium in Duitschland vestigde FEUILLETON Door GUY THORNE. ZESDE HOOFDSTUK de Oosfersche Sterren naar Gerizlm. Het was koud en stil weer en de sterren schitterden helder aan den hemel. Spenoe had ai oh gehuld in een dikken mantel en zat aan de deur van een der kleine tenten, die bij de karavaan behoorden Ibrahim, de Egyptenaar, was Roomsch en hij had zichzelf aangeboden om als drago man op te treden. In een paar uur had de man de noodige dieren en de uitrusting gereed gehad voor den tocht naar Nabulüs. Spence bereed een klein grijs paardje en Ibrahim zat op een Damascus-paard. De twee andere mannen, een kok en twee ezel drijvers reden op muilezels. De dagmarsch was lang geweest en ver moeiend, en de nacht, die zoo stil en koel iriv'el, was zeer welkom. Op den avond van den voice "den dag zouden zij op de hel lin gen van Ebal en Gerizim zijn, dichtbij het h" 's van den man, dien zii zochten. Dien gcheelcn dec had Snence zich al af gevraagd. wat de rotkomst zon zijn van deze wilde reis. Hij was vast besloten om den afvallige met geweld de waarheid af te I In zulk een nacht als deze zat de kleine De watervallen glinsterden in het licht Zij spreken en die dwang kan heter officieel persen en hij voelde in zijn zak zijn revol- groep in de vallei van El Mak/hna onder een 'reden langs olijvenbosohjes, vijgeboomeii en toegepast worden. Ik zal u Tewfik Paska, ver, die hem daaraan herinnerde. Hij voelde rustig gesprek. Dezelfde sterren, die twee wijnstokken naar den kampgrond waar de Jmijn neef, de kapitein-commandant van het zich sterk in dit besluit. j duizend jaren te voren geschenen hadden, reizigers zich bevonden. fort met twaalf man meegeven. Als de Zijn paspoort was geteekend door den i zagen nu ook op 'hem neer. Het was veel In de koelte van den avond reden Spence consul en hij had een brief van den Gouver- Igemakkelijker om hier in den Heere Jezus jen Ibrahim door de straten naar het huis neur van Jeruzalem aan den Turkschen be-Jte gelooven dan in Chancery Lane. Kan den gouverneur. Iambte te Nabulüs, dien de consul hem be-1 Waarom woonden de menschen toch in Dit was een stad van geestdrijvers en de zorgd had. Hij twijfelde geen oogenblik aan steden? Was het niet béter voor de ziel om jzendingstations aldaar verkeerden in voort den goeden uitslag. Met geld of direiigemen- hier alleen te zijn met God? In zulke plaat- jdurend gevaar. Terwijl de twee mannen ten zou hij wel een bekentenis afdwingen, sen als deze, sprak God tot de menschen en ;door de wildernis reden, werden zij evenwel dan zou hij vlug naar Londen afreizen en hij huiverde als hij gedacht aan dieii tijd, door niemand lastig gevallen. Na een plecli- het middel zijn om de twee misdadigers dat hij zijn geloof verloren had. tige voorstelling en het overgeven van den thuis hun straf te bezorgen. Hij dacht nog aan dien hopeloozen tijd. brief aan den gouverneur van Jeruzalem, Op de vlakten stonden de roode anemonen Nu geloofde hij weer in de Liefde Gods deelde Spence de reclen van zijn komst en de blauwe irissen reeds te bloeien. De en in den Christus Consolator en boven hem mede. herten en wilde zwijnen waren gevlucht prijkte een vurig kruis van sterren. Hij ging j De gouverneur was een welwillend man voor den naderenden karavaan. Arenden en de kleine tent binnen om er te bidden en en dadelijk gereed om hem alle mogelijke gieren vlogen hoog boven hun hoofden en bad nederig, dat hij in deze stemming hulp te verschaffen. patrijzen vlogen op onder de hoeven der mocht blijven tot zijn einde. Ook bad hij om j Er werd hem gezegd, dat Ionides een be daarden. jecn goeden uitslag van zijn pogingen en dat woner der voorsteden im het bezit was van i Toen de zon verdween, begonnen de uilen cle waarheid weer mocht triomfeeren en hij een geheim dat betrekking had op de rijke te krassen in de olijvenboschjes, de sprdnk- bad dit „om Jezus' wil". inwoners van Jeruzalem. Het geheim was Verfrischt en bemoedigd stond hij weer van intiemen aard en men zou veel aan- onder den sterrenhemel. j drang bij den Griek moeten gebruiken om Na een poos begon Ibrahim, de Egypte- het te weten te komen, naar, een lied te zangen dat soldaten soms j Hij gesprek werd in'het Fransch gevoerd, hij een komm-uur zongen. Hij was een be- „U zult wel begrijpen," zei de gouverneur, keerd christen. I „dat ik niet vraag naar den aard van het Het vuur ging uit en zij sliepen tot het geheim. Ik weet, dat de Griek veel te doen aanbreken van den dag. «ihad met de jongste ontdekkingen te Jeru- Toen den volgenden dag de zon weer zalem. Ik ben een goed Muzelman hier, dat -uur heen. Nu en dan hoorde me» hen onderging waren zij dichtbij de oude stad komt in. mijn betrekking te pas." Hij lachte praten, maar dan zwegen zij weer. Ei oei 'Nabulüs. H.ier zou hij dus den laatsten en klapte in de handen om koffie met room. een zachte bries en behalve het rnisohen'schakel vanden van het vreeselijke geheim,Spence haalde de schouders op en trachtte der bladeren hoorde men geen geluid in de dat ''ij moest onthullen. leen goeden iaidruk op den man te maken stilte van den nacht. Aan heide kanten zag men de, purperen „Deze brief uit Jeruzalem dringt mij om Hier, dacht Spence, had de Heere Jezus'hellingen der hergen Ebal en Gerizim. De u voort te helpen," ging de gouverneur zeker met Zijn discipelen gewandeld op zon ging juist onder, toen zij in de voor-voort, „dan is de man een Griek, dus van Zijn reizen tusschen Jeruzalem en Nazareth. steden kwamen en het was heerlijk weer. jgecn belang. Zonder dwang zal hij niet hanen sprongen weg en de sterren blonken helder aan den hemel. Hun kamp was gevormd onder de schaduw van acacia's en tamarindeboon jen, dichtbij een fontein van zuiver water. De mannen hadden droog hout afgekapt voor brandstof en nu gloeide vlak bij hen een rood vlammend vuur. Een groep zwijgende gestalten zat fort met twaalf 'niet wil spreken zullen die hem wel dwin gen. Daar hebt u zeker geen bezwaar tegen?" Spence nam snel een besluit. Al zou de 'man gekweld worden dan verdiende hij het, jdus hij stemde toe. Zijn geweten had er geen bezwaar tegen, als hij maar de wnar beid te woten kwam. i „Hij moet opbiechten," zcide hij, „en hei is mij onverschillig op welke wijze hij er Itoe gedwongen wordt" „Daar hebben wij wel middelen v-mr." zei de gouverneur koeltjes, „maar er zijn uit- i'gaven aan verbonden." Spence begreep die aanmaning. Hij wist wel, dar men in het Oosten het recht knopen moest en hij had de beschikking over geld. I „Ik heb een doel op het oog," zeide bij, „en wat gold betreft, ik heb credietbrievcn op de Bank van Lelain Delauney en Cio te Jaffa, Jeruzalem en Athene." „Dat is eon goed adres," zei degouver- I neur. „Alleen zou ik wel graag weten, hoe groot de som moet zijn „U spreekt verstandig", zei de Turk, „ik zal den kapitein en de soldaten naar het kamp zenden met mijn ordei's. Die zal u de grootte der som zeggen. Dan kunt u vertrek ken naar het huis van dien Ionides. Mijn neef zal er u den weg heen wijzen. Moge Allah uw pogingen zegenen." ,Ik neem nu mijn afscheid van uw Excel lentie," zei Spence. Hij stond op en boog. De Turk stond op en drukte hem de hend. j Dien nacht sliep Spence maar weinig. Ilij hoorde dc zwervende honden en de uilen en agitatie over den goeden uitriag van zijn zending belette hem te slapen, zoodat hij blij was toen de dag eindelijk aanbrak. Weldra zag hij een kleine cavalcade aan komen, bestaande uit 12 soldaten te paard, 'den kapitein en den secretaris. Dit kostte hein 210 pond, maar dat was hem niets; dc wereld wachtte op hem. Zij reden voort en eindelijk kwamen zij aan een groote vlakte. j Ionides wachtte hen onder een veranda die om het huis heenliep, want hij had hen over de vlakte hooren aankomen. Hij was een bejaard man met olijfkleurig gelaat en rustelooze oogen. Hij boog diep voor hen met verschrikt gelaat. Zijn blik dwaalde over de kale uniformen en de wapenen der soldaten. Hij keek vol vrees en haat naar hen. Toen zag hij Spence en herkende bom als den vriend van Hands. Hij scheen hier nog meer van te schrikken en hij was op liet punt van ineen te zinken. Zijn gelaat werd aschgrauw en zijn oogen keken ontsteld. Hij wist zich echter te beheersehen, De kapitein gaf den soldaten last om af te stijgen on zij bonden de paaiden vast. Daarop nam hij liet woord „Hond, die Engels eh e heer komt eenige vragen doen. Zorg dat je de waarheid vlug zegt anders zullen wij je dwingen. Ik heb dc permissie daartoe van den Gouverneur bij mij." (Wo 5<1)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1929 | | pagina 9