EN DE 8. G. P.
MAANDAG 18 NOVEMBER 1929 TWEEDE BLAD PAG. 5
PROF. VISSCHER
DE MAN DER NEGATIE
ONS GEREF. VOLK KAN VAN
BESTRIJDING ALLEEN v.
NIET LEVEN
ONJUIST BEROEP OP ABT. 33
JtEDE VAN Prof. Dr. H. VISSCHER
IN DE TWEEDE KAMER
Mede op verzoek van velen onzer lezers,
die nog al eens met dit onderwerp te maken
hebben, drukken wij hier af de rede, welke
Prof. Dr. H. Visscher, Woensdag in de
Tweede Kamer uitgesproken heeft
Een pijnlijke verhouding.
Mijnheer de Voorzitter! Ik wensch hier
«enige critische opmerkingen te maken over
hetgeen hier door den gcachlen afgevaar
digde, den heer Kersten, is gezegd.
Aangenaam vind ik deze taak niet, daar
het steeds iets pijnlijks heeft hen te be-
etrijden, die eigenlijk vlak naast ons kon
den staan. De indruk, door zijn rede gewekt,
blijkt het duidelijkst uit de wijze waarop
van Sociaal-democratische zijde uaarop werd
gereageerd. Er was in die reactie van den
heer Schaper iets, dat ik waardeeren kon, ook
al bleek, dat hij zich met wankelende schre
den bewoog op een hem vreemd terrein. Wij
rijn gewoon in deze Kamer contradictoire
redevoeringen gelaten aan te hooren, doch
er is een pleitmethodc, die als kwetsend
Wordt gevoeld. Er was in deze rede van den
heer Kersten iets, op grond waarvan ik tot
hem zou kunnen zeggen, wat een Fransch
historicus van Caesar zegt: dat er oogen-
blikken waren, warop hij, als hij zich zelf
in den spiegel zag, zou blozen. Ik vrees,
dat, als de geachte afgevaardigde zich met
deze redevoering ook nog eens voor den spie
gel stelt, een blos over zijn aangezicht gaan
ral.
Verdachte bescheidenheid.
Als ik dit zeg, dan doel ik niet zoozeer op
de schuchtere bescheidenheid, waarmede ons
onderscheidene malen verzekerd werd, hoe
Ssring en arm de Staatkundig Gereformecr-
e Partij eigenlijk is en hoe zij toch maar
schitterend slaagde in het venverven van een
getcl, veroverd op de Antirevolutionairen.
Alles gaat bij de Staatkundig Gereformeer
de Partij naar wensch! Zij groeit langzaam,
maar zeker, door den arbeid dezer broe
deren, die als vermoorde onnoozelhedon
etonden onder revolutionaire wolven. Ook
val ik niet over de klacht, dat het bij de
Antirevolutionairen volop „wereldsch" was
ra den electroralen strijd alsof liet bij „deze
broederen volop hemelsch" is geweest. AI
ïulke bescheidenheden kunnen gelaten wor
den aangehoord door zich to troosten met
het woord van Socrates tot een rijken cyni
cus in zijn gescheurde, havclooze kleederen:
„Vriend, uw ijdelhcid schijnt door de gaten
van uw mantel". Er is een onschuldig po
litiek zelfbehagen, dat zich uit een winst van
«enige duizenden stemmen verklaren laat,
•ok al was de groei noch zoo groot, noch zoo
heteekenisvol, als men gehoopt had. Er zijn
hier nog andere partijen die gehavend uit
den strijd kwamen, en de spreuk in toepas
ping brengen: „si Ton n'a pas ce qu'on aime,
C faut aimer ce qu'on a". Doch dit alles ie
•nschuldig.
Het wreede speL
Dit alles trol mij dus niet. Wel deed mij
pijnlijk aan het wreede spel dat gedreven
wordt met de nooden van ons Gereformeerde
volk. Wat is tragischer dan de innerlijke
verscheuring van wat naar wezen en begin
sel één moet en kan zijn. Niet beginselen,
Busar historische omstandigheden drijven een
wig in de eenheid van ons Gereformeerde
volk. Wie het wel meent met dit volksdeel,
pal die verdeeldheid als verderfelijk aan
voelen en haar als een groote ramp be
treuren. En wat deed nu deze afgevaardig
de? Wie hem hoorde, zou zeggen, dat zijn
hart smacht naar eenheid. Al het volk, dat
pich voor Gods Woord buigt, moet één zijn
•p de basis der Nederlandsche Geloofsbelij
denis. Deze roep zou verblijdend wezen in
dien er maar geen beschouwingen aan wa
ren toegevoegd, die als zij worden gehand
haafd, eenheid voorgoed afsnijden. Wie
Waarlijk eenheid nastreeft, wien het ernst
is met wegneming van het groote kwaad
der verdeeldheid, die spreekt niet zooals de
geachte afgevaardigde nu hier gesproken
heelt. Wie een drenkeling in zijn nooden
Prof. Dr. H. VISSCHER
toeroept kom hier maar bij mij op het dro
ge, die redt hem niet alleen niet, maar
spot met zijn leed. Wie zegt eenheid te wil
len, zooals de afgevaardigde die bepleitte,
doet. ons denken aan een bidden om eenheid
cn een danken, dat zij niet komt. Maar la
ter zal de geachte afgevaardigde zeggen tot
het volk, dat over verdeeldheid smart, heeft-
„Ik heb wel op eenheid aangedrongen, ik
bood het aan, maar zij hadden er geen woord
voor over, ik bleef de roenende in de anti
revolutionaire woestijn", dit is een methode,
•die ik als niet recht moet kwalificeeren. Dit
is politieke handigheid, den dieoen ernst dei-
zaak niet waardig. Dit politieke snel met
het verderfelijkste kwaad, dat de kracht van
den politieken invloed der Gereformeerde
beginselen op ons volksleven breekt, heeft
mij pijnlijk getroffen.
De verdeeldheid peilen.
Ik zal echter die verdeeldheid iets dieper
peilen. Ik erken dat verdeeldheid aan het
Protestantisme, ook dus aan het Gerèfor-
meerde Protestantisme inhaerent is. Zii be
hoort tot het wezen van het Protestantisme.
Sinds Christus' verschijning schommelt de
cultuur in haar ontwikkeling tusschcn de
polen van het 30ciale en het individueoio.
Dit is alloro'vr.t zoo op religieus gebied. Zoo
ergens, dan wordt het daarin duidelijk, dal
er in het leven der mensriibeid krachten
heerschen, die hot menschel ijk 2 zelf te
ven gaa-n. Zoorlra nes Hecreu apostelen uit
gaan, is er hot .M afliet met de Romeinse!ie
gemeenschap. En als het Kruis overwonnen
lieeft dan zet hel zijn eigen sten.pe! op die
gemeenscha 3 en werd de mif1-l"i jeu/trh-ï
Kerk geboren. Was er in de geschiedenis één
instituut, bat m macht oe ihi Melocusi lie
Kerk op net hoogtepunt van lvvr lvurlijk-
heid overtroffen beeft? Neen. h -nieul.
de ook daarin 't vuur van individualisme,
dat als door Christus zelf ontstoken, nim
mer kan worden uitgebluscht. En tiie vlam
van individualisme sloeg weder uit in de
Reformatie, in de Renaissance en alle ge
weldige sociale beroeringen van dien tijd.
Welnu, z'jhier, waarom een zoo macht'.' in
stituut als de middeleeuwsche Kerk de een
heid niet heeft kunnen bewaren en tever
geefs alle dienstbare machten opriep om da
verdeeldheid te bezweren. Er zijn wetten
ook over de historie, machtiger dan de men-
schen en al wat zij' willen, nastreven en ver
mogen. Daarom baande de vlam van het
vuur van individualisme zich een weg door
het eenheidsomhulsel der oude Kerk. Wel
nu, dit individualisme is te gelijk de bron
der kracht en der zwakheid van het Gere
formeerde Protestantisme. Van kracht, om
dat het dwingt tot dieper beleven, dus tot
een sterke overtuiging; van zwakheid, om
dat het tot nieuwe verdeeldheid voert.. Maar
dit voeg ik er met nadruk on tot waarschu
wing aan toe: als de nood klemt, is het tot
massaal optreden met kracht in staat. Daar
om is het nimmer geraden dit Gereformeerde
volk te kwetsen in zijn diepste gevoelens
Behalve die natuurlijke verdeeldheid is er
nog een andere factor, waarop ik het licht
wil laten vallen.
Het nadeel van de cultuurweelde.
De geweldige cultuurweelde, die het mo
derne leven kenmerkt, verslapte de levens
kracht der volken; En de oorlog werkte bo
vendien ontwrichtend op het geestelijk le
ven in. De massa is in meer dan één op
zicht gevoelsziek. Al het vooze idealisme, de
zucht naar mysticisme, naar anarchie, de
onnatuurlijke ontucht en wat dies meer zij,
het stamt uit de gevoelskrankheid van de
menschheid dezer dagen. Geen wonder dat
DE LAATSTE REIS
Transport van Fransche misdadigers, die tot levenslange gevangenisstraf veroordeeld
zijn en door een stoomcr naar Bagno worden vervoerd, hebben voor goed afscheid ge
nomen, want nooit,-nooit zullen, ze uit hun verbanningsoord, terugkecren,
er zooveel versplintering is, die wijst op ver-
al onzer cultuur. Wie onder ons vraagt
zich niet soms af: waar gaan wij heen? En
lid,den van dit alles dat ons van den
diepen ernst dezes tijds spreekt, staat ook
die betrekkelijk kleine groep van Gerefor
meerden, die (ik spreek hier met opzet niet
van het kerkelijke) politiek zoo sterk ver
deeld werd. En dit is nu juist het bedroe
vende: deze verdeeldheid is nu niet een ge
volg van de natuurlijke individualistische
differentiatie, die het leven voortbrengt. Zij
wortelt niet in diepe beginselverschillen,
maar vrijwel uitsluitend, behalve in de his
torie, vooral in zondeschuld en onwil. Er is
uit beginsel oogpunt geen reden voor deze
versnippering van kracht. Zeker, de Antire
volutionaire Partij heeft niet alles volmaakt
gedaan. Maar zij, die zich afsplinterden,
doen daarom ook nog niet alles volmaakt,
al beloven zij gemeenlijk het volle pond met
een ruimen doorslag. De geachte afgevaar
digde blaast het verschil, dat er tusschen
hem en de Antirevolutionaire Partij zou be
staan, op tot iets geweldigs, en ik zal straks
daarop nader ingaan.
De verdeeldheid toespitsen.
Maar ik vraag nu, als wij in het oog vat
ten den ontróerenden ernst der tijden, het
gevaar, dat onze cultuur bedreigt, is het dan
niet pijnlijk te ervaren, dat een ernstig man
die hier als boetprediker optreedt, zegt naar
eenheid te smachten en haar te gelijker tijd
onmogelijk maakt. Dat toch deed hij door
het stellen van eischen, waarvan hij zelf
moet inzien, dat zij buiten de grenzen der
bevoegdheden liggen van de Antirevolutio
naire Partij. Ik kan moeilijk gelooven, dat
een man, die waarlijk eenheid voorstaat,
zóó zal doen. Of is de bedoeling veeleer
deze: straks uit te gaan tot het Gereformeer
de .volk om te zeggen: ik zocht eenheid,
maar zij wilden haar niet, omdat zij geen
gehoorzaamheid willen aan Gods Woord en
geen trouw aan de Belijdenis. Zoo is er geen
ruimte voor gemeenschappelijk zoeken naar
den vrede van Jeruzalem.
Beroep op Art. 36.
Hiermede kom ik nu tot mijn tweede be
zwaar. Niet zonder eenige ostentatie doet de
geachte afgevaardigde nogal eens een be
roep op Gods Woord en de Confessie, art.
36. Wat de Gereformeerde Kerken in 1905
deden, ligt geheel huiten een politieke par
tij. I-Iet is bekend dat ik, als niet behooren
de tot de Gereformeerde Kerken er kerke
lijk niet mede van doen hb. En zoo staat
het met 40 pCt der Antirevolution. Partij
Politiek is alleen dit de vraag, of het pro
gram van beginselen, zooals het daar ligt.
in overeenstemming is met die algemeene
in Gods Woord geopenbaarde beginselen,
waarvan dit progranf zegt uit te gaan. Het
gaat zelfs niet om wat Dr. Ivuyper over art
36 heeft gedacht cn geschreven. Als het hem
te warm werd, was hij de eerste om op
„trnde plunje" te wijzen. Beslissend slechts
is, wat er letterlijk staat. Toen het program
door de partij werd aangenomen, beteekende
dit toch geenszins, dat allen instemden met
alle politieke of theologische beschouwingen
van Dr. Kuyper. Welnu, in het program, zoo.
als het daar ligt, staat niets, dat als zoo
danig strijdt met Gods Woord of met art. 36
der Confessie. Dit is een dwaling van den
geachten afgevaardigde, dat hij Confessie en
politiek program op één lijn stelt. De Con
fessie omschrijft summier, wat Gods gemeen
te in haar geestelijk leven in Gods Woord
leerde zien. Daarom leeft zij ook met haar
belijdenis onder de controle des Woords
Maar een politiek program handelt over de
politieke toepassing dier eeuwige beginselen.
En die toepassing wijzigt zich naar de om
standigheden. Dit practische karakter ty
peert elk politiek program. Welnu, bij de
vaderen, waarop de geachte afgevaardigde
zoo gaarne een beroep doet, had hij dit kun
nen leeren. Blijkbaar is het hem niet ge
heel duidelijk, hoe de vaderen zich tegenover
art. 36 verhielden. Ik zal het daarom zeer
beknopt en met een enkel voorbeeld toe
lichten.
De vaderen en art. 36
In den vrijheidsoorlog is, ondanks de po
litieke bedoeling van Oranje, het religieuse
verschil een element in de politiek gewor
den. Toen werd onder den druk der omstan
digheden het Roomsch-Katholicisrae staats
gevaarlijk geacht en dit niet omdat het
een politieke factor was, dien men in den
oorlogstijd niet gebruiken kon met het oog
op de verhouding tot den vijand. Maar zoo
dra de veiligheid des lands zeker was, treedt
een andere verhouding tegenover dissiden
ten op den voorgrond en daarmede ook een
andere verhouding tegenover het Roomsch-
Katholicisme. Het is dan ook merkwaardig,
te zien, hoe een zoo principieel orthodox en
geleerd man als Voetius was, een geheel an
dere houding aannam dan hier de heer Ker
sten. Voetius kwam niet met allerlei onbe
kookte eischen. Hij vroeg naar het moge
lijke. Volgens de beschouwingen van den
geachten afgevaardigde is Voetius even zoo
ontrouw aan Schrift en Belijdenis als wij
Antirevolutionairen. In zijn Politica Eccle-
siastica, Pius III, f. 366, heeft hij het over
de „tolerantia politica", waardoor in Maas
tricht de Roomsche godsdienst geduld wordt
En hij erkent dat dit .geschiedt „certa con-
ventione", dus volgens overeenkomst. Vol
gens den heer Kersten mocht er zelfs zulk
een conventie niet zijn. Maar Voetius geeft
or gronden voor aan, waarom dit wel moest.
Hij inoemt b.v. de volksbcgeetfe, de menigte
der overtreders, zoodat de macht 4^r Over
heid te kort zou schieten om haar wil wet
te doen zijn. En zoo zegt hij in een tractaat
over de Triniteit, als hij de vraag bespreekt,
of de Overheid antitrinitarische ketterij mag
toelaten, dat zij dit niet mag, doch onder
deze beperking: zij moet er de macht en het
ontzag voor hebben. Het moet kunnen zon
der omkeering der republiek.
Voetins en Kersten
Naar <3ero hier door deri heer Kersten ver
kondigden maatstaf, is Voetius ook aan de
belijdenis ontrouw. Toch was deze man een
Godzalig, geleerd en getrouw getuige der
waarheid. Hij was echter, hoe orthodox ook,
geen Prinzipienreiteiy maar een man van
wijsheid. De fout ligt niet bij Voetius, maai
bij den heer Kersten. Deze onderscheidt niet
juist. De eischen Gods aan menschen en ook
aan de Overheid, zijn absoluut, volstrekt. Hij
eischt van ons en ook van de Overheid vol
maakte vervulling harer taak. Maar de
eischen, die wij, menschen, aan elkander en
aan de Overheid mogen stellen, zijn slechts
en kunnen slechts zijn betrekkelijk. Wij
gen van elkander niet eischen wat God van
ons eischt, omdat wij. menschen zijn, be
perkt van vermogen, ook in zedelijken
Als wij dit nu toch doen, dan miskennen
wij de lankmoedigheid Gods en zijn als de
man, wien veel was kwijtgescholden en
om enkele penningen zijn naaste in de ge
vangenis wierp. Wat God van de Overheid
eischt, mogen wij nog niét van haar eischen,
vooral niet in een vergaaering als deze,
ker leden den èed op de Grondwet hebben
afgelegd. Zoolang die eed op de Grondwet
er ligt, mogen onze eischen boven de Grond
wet niet uitgaan, al mag naar haar wijzi
ging op wettigen weg
Donderdag j.l. hield de Bond van aanstaande Zendelinger te Oegstgeest zijn Najaars
vergadering. Onderstaande foto werd geno-men voor den ingang der Zendingsschool
Rome en de revolutie
En nu is er één punt, waarop ik nog de
aandacht wil vestigen. De geachte afgevaar
digde predikt de coalitie als h^ grootste
kwaad; tegen Rome cn tegen de'revolutie
is zijn leuze. „P.ome en revolutie hebben fei
telijk in deze gewesten geen bestaansrecht",
zoo zeide hij. En hij teekent ons geroerd,
hoe een Staatkundig-Gereformeerd predikant
er de vrouwen uit den toren van Nimes bij
te pas bracht, die met haar nagels in de
kalk krabden: Résister. Welnu, als nog
maals. wat God verhoeden moge, de storm
eencr vervolging over ons ging, dan zouden
Wij velen zien „résister", van wie wij het
niet verwacht hadden, doch er zouden er
nog meer zijn van wie wij het wel verwacht
hadden, die niet bleven stand houden. Wel
nu. zou dan die dominee ook in den toren
worder gesloten of, met een' variant op Lu
thers woord, zeggen: hier sta ik. ik kan ook
anders. Ik laat den geachten afgevaardigde
het antwoord. Alleen dit geef ik hem daarbij
te bedenken, dat karakter gewoonlijk slech
ter betaald wordt in de wereld minder zelfs
dan verkiezingspropaganda. Niemand zal
mij van Roomsche sympathie verdenken.
Maai' tegen hetgeen de geachte afgevaardig
de van Roomschen en revolutionairen zei-
de, verzet ik mij. Allereerst omdat deze uit
spraak Gods voorzienige, leiding in de his
torie miskent. De aarde is des Heeren. Wat
er va Ti ons volk. ook om zijn zonde, gewor
den is. ging niet huiten Zijn Goddelijk be
stel om. In Zijn hand is het lot der volke
ren, ook het onze. En Hij doet Zijn Ko
ninkrijk konion langs Zijn wegen. Er moge
een tijd geweest zijn, dat sommigen krach-
tuis een „jus occupationis" zoo iets zouden
kunnen zeggen. Maar nu zeker niet, zooals
gistiuen de heer Ruys de- Beerenbrouck te
recht heeft opgemerkt. Maar het is ook in
strijd inet Gods Woord zoo te spreken. Lees
Lucas 9 vers 49, wat de Heer zegt, als Jo
hannes komt en zeide: Meester, wij hebben
een gezien, die in Uw naam duivelen uit
wierp cn wij hebben het hem verboden, om
dat hij ons niet volgt En Jezus zeide: Ver
biedt het niet, want wie tegen ons niet is.
die is voor on* En wat de revolutionairen
aangaat, reisde Hij niet door een vlek der
Samaritanen, die Hem niet wilden ontvan
gen, omdat Hij naar Jeruzalem ging? En
heeft Hij de discipelen, die vuur van den
hemel afriepen om ze te verslinden, niet be
straft door hun te zeggen: „Gij weet niet
van hoedanigon geest gij zijt"? Hij is niet
gekomen om te verderven, maar om te be
houden. Naar dien maatstaf stonden onze
vaderen tegenover Rome. Diezelfde Voetius
heeft gezegd: Papistische afgoderij sluit niet
direct uit van de hope der zaligheid. Zij heb
ben grondstukken aan de grondstukken toe
gevoegd. En toch houdt hij vast aan art. 36.
Dat kon hij, omdat hij er geheel anders te
genover staat dan de geachte afgevaardigde.
Hij weet, dat God het hart aanziet, maar hij
weet niet, hoeveel dwaling met de ware
vreeze Gods bestaanbaar is. Over de leer be
slist Gods Woord, maar over de menschen
oordeelt God. Daarom hoog Voetius eerbie
dig onder Gods •voorzienigheid. En ook als
de dingen niet pingen, zooals hij wenschte.
gedoofde hij in Gods récht. In elk land heeft
recht, wie het er van God ontving.
De S.G.P. en art. 36
En nu nog iets. De geachte afgevaardigde
beschuldigt de Anti-revolutionairen van ver
-fboehening van art. 36. Doch de Staatkundig
Gereformeerde Partij heeft een program, dat
met art. 36, gelijk hij dit toont te verstaan,
in strijd is. In het 10de artikel van het pro
gram der Staatkundig-Gereformeerde Partij
wordt geëischt: „Het bijzonder onderwijs
worde regel, het openbare aanvulling". Ik
hen het daarmede eens. Maar wie artikel 36
der Confessie wil verstaan niet als de vade
ren, maar als de heer Kersten, moet conse
quent, evenals de Hcrvormd-Gereformeecde
Staatspartij, alle bijzondere instellingen vvei-
gerem Elke beschuldiging aan het adres der
Antirevolutionairen met betrekking tot art.
36 treft dus hem zelf en de Staatkundig-
Gereformeerde Partij.
Slechts negatieve eischen
En nu ten slotte. Ondanks de hi'er gegeven
hooggespannen verwachtingen en vooruit
zichten van dezen geachten afgevaardigde
kunnen de resultaten naar mijn oordeel
slechts gering zijn. De geachte afgevaardigde
laat hier slechts negatieve eischen zien.
Niets is goed. Hij is tegen de Antirevolutio
nairen, tegen de Christelijk-historischen, te
gen de Roomsch-Katholieken-, tegen alle
sociaal-politiek streven. „Es ist der Geist
der stets verneint". Naar mijn oordeel
dwaalt ook daarin de heer Kersten, al kan
ik dit thans niet aantoonen. Dit slechts zeg
ik: het volk met zijn geestelijke en sociale
nooden, met zijn strijd en leed, kan van pure
negatieve politiek niet leven. Het behoeft
positieve politiek. Het. Christelijk volsdeel
verwacht die terecht uit het Christelijk be
ginsel. En wie nu iets beseft van dep ont-
roerenden ernst dezer dagen, die beseft ook,
dat daarvoor allereerst noodig is eenheid in
eigen boezem. Daarna ook samenwerking
met anderen, die met ons bepaalde doelein
den verwezenlijken willen. Voor een Chris
telijk politiek streven heeft de Antirevolutio
naire Parij in het verleden haar kracht in
gesteld en, zij het met veel trebrek, ook iets
bereikt, waarvan de Staatkundig-Gerefor
meerden mede nu profitceren. Voor die doel
einden staat zij nog cn zal zij, althans zoo
lang de heer Colijn haar leidt, blijven staan,
zoodat het Gereformeerde volk aan de Anti
revolutionaire Partij het vertrouwen schen
ken kan.
Kerknieuws.
REORGANISATIEVOORSTEL IN DE
HERV. KERK.
Men meldt ons uit Dordrecht:
In aansluiting aan ons vorig bericht, be
sloot het Comité tot opwekking van de be
langstelling der leden der Herv. Kerk in he;
w ontw orpen Reglement, op 9 December
in een der kerken een samenkomst der
gemeente te beleggen, waar nader over het
eorganisatievoorstel zal worden gehandeld
Dr. P. J. Kromsigt, van Amsterdam, ver
klaarde zich reeds bereid het voorstel in deze
bijeenkomst te verdedigen. Het Comité ver
wacht te slagen in zijn p.ging om nog een
tweeden spreker te dom optreden.
In deze samenkomst zal den aanwezigen
worden voorgesteld te aanvaarden een mo
tie, luidende:
„De vergadering, overtuigd, dat onder den
Zegen Gods aanneming en invoering van het
ingediende ontwerp van een nieuw Alge
meen Reglement zal kunnen meewerken tot
den bloei der Herv. Kerk in ons vaderland,
verzoekt de Synode in Januari van 1930
te houden dringend dit ontwerp voorloopig
te willen aannemen en aan het oordeel der
Classicale vergaderingen van dat jaar te wil
len onderwerpen, terwijl de Synode toe-
bidt de wijsheid, die van hoven is, om in
deze hoogst ernstige aangelegenheden een
besluit te nemen dat tot Gods eer en de
Kerk ten zegen mag zijn."
Aan heeren predikantén zal worden ver
zocht in de door hen te leiden bijeenkom
sten der gemeente voor Januari de aandacht
der kerkgangers op het voorstel te vestigen.
Overwogen wordt of aan de huizen nog
handtcekeningen zullen worden ingezameld
voor het betreffende voorstel om deze t. z. t.
bij de Synode te kunnen inzenden.
Het adres van het Comité blijft J. van
Maanen, Scheidingsweg no. 40 te Dordrecht.
NED. HERV. KERKVOOGDIJEN.
In 1930 zal de Vereeniging van Kerkvoog
dijen in de Ned. Herv. Kerk 10 jaren hebben
bestaan'. Zij heeft besloten, dit op een bijzon
dere wijze te herdenken door aan haar jaar-
lijksche vergadering op 7 en 8 Mei te Utrecht
het karakter van een congres te geven, waarop
het onderwerp behandeld zal worden: „Op
welke wijze kan bij den bestaand en toestand
door samenwerking tusschen beheer en be
stuur, plaatselijk en algemeen kerkelijk iets
positiefs worden bereikt?" De behandeling
dit alleszins actueele onderwerp zal wor
den ingeleid door prae-adviezen, waartoe ver
schillende mannen van kennis en ervaring zijn
uitgenoodiga. De namen dezer prae-adviseurs
zullen zoo spoedig mogelijk bekend gemaakt
worden:. In het bijzonder is de tweede dag van
het congres voor de behandeling van dit onder
werp bestemd. Op den eersten dag zal, behalve
dat de gewone huishoudelijke zaken worden
afgedaan, door iemand uit den kring van het
hoofdbestuur der vereeniging een bespreking
werden ingeleid over de vraag: „Hoe moeten
de Kerkvoogdijen aan geld komen?''
De Vereeniging breidt zich langzaam maar
gestadig uit. Voorzitter is de heer J. A. Bak
ker. kerkvoogd te Menaldum en lid der Tweede
Kamer.
De
JEUGD EN BEROEP.
November-aflevering van „Jeugd
Btroep'' vangt aan met een artikel van Anna
Polak, getiteld: „Een ongeluk", waarin
wijst op hst misleidende der advertenti
waarin opleiding tot particulier secretaresse
wordt aangeboden. De redacteur E. J. van Det
zet zijn artikel: „ifoeping, Beroep en Brood
winning" voort, hij beschouwt de beroepen uit
het oogpunt der mogelijkheid er een roeping
in te nemen en bespreekt daarna de beoefe
naars der beroepen en hun verschillend ver
mogen, om roeping te gevoelen. H. Herning
verdedigt in een artikel: „De leerling-oplei
ding in de Rotterdamsche metaalindustrie'' de
ambachtsschool tegen de bewering, dat zij niet
voor de industrie zou kunnen opleiden. Hierna
geeft de redactie een uittreksel van het artikel
„Beroeps- en beroepsvormingsproblemeu voor
„Voordrag-en". 3.15—3.45 Cursus voor
„pen en Stofversieren. door liet Instituut
E.N S.A.I.D.. Tolsteegsingel 54 te Utrecht. 4.-—
Tijdsein. 4—5 Ziekenuurtje, te lelden door Ds.
van Vliet, Pred. der Evang. Gem. te Amster-
m. Muzikale medewerking verleent het Pa-
-skoortje der Korte Ziekendienster!. 5.— Tijd-
n. 5—6.30 Concert; mevr. Ina Mulder—Bclser,
-mezzo; J. H. E. Wittpei
erp: ,.Ue die]
7—f
de h-
6.307 Literaire le-
lu° h".' Veie hou tn S7.—
- de Kljpere Jeugd,
Tabak. Onderwen-: ..Jeugd en
- Tijdsein. 3.Ultzendavond,
"45—7.15 AVKO-I
afhankelljkhei
.15—1.15 Lur
153 Nieuws
enuurije. Mc\
iensetig halfuurtje. 13 ^Tt)asein.
heer s. P. Boï
7.30—8 Sprek
ng). Tïorls Lensky viool. El-
mei sjes", voorkomende in het Oostenrijksche
tijdschrift „Lehilingsschutz, Jugcnd- untl
Bcrufsfürsorge", waarna het slotartikel volgt
over: „Leerlingopleiding bij d? N.V. Gruson-
werk (Fried. Krupp) te Magdeburg*', vervol
gens doet zij eenige mededeelmgen over
„Leerlingenzorg en Leerlingenbescherming der
Oostenryksche Kamers van Arbeid".
STROOMINGEN EN SEKTEN.
Bfj ICemink Zoon te Utrecht verscheen een
d<rde vermeerderde en verbeterde druk van
„Stroomingen en Sekten van onzen- tijd", door
Dr. I-I. Bakker, predikant der Ned. Hervormde
Gemeente te Amsterdam.
Dat deze uitgave een derde druk beleeft,
wijst er wel op, dat in ons land het „sekte
wezen" op een tamelijk gunstigen bodem
tiert en het dus door velen noodig geacht
wordt de onderscheiden huidige stroomingen
en sekten iir haar oorsprong, openbaring en
bedoeling te verstaan en ook te kunnen weer
leggen. De schrijver geeft, op duidelijke wijzo
een en ander weer en zet zijn- bedenkingen
erven duidelijk uiteen. Het boeltje is handig en
beknopt, maar verwerkt niettemin in compac
ted vorm veal stof. Bovendien is er voor hen,
die verder onderzoeken willen, nog een aar
dige litteratuur-opgave toegevoegd aan elk
der stroomingen en sekten. In het geheel
worden er vier en twintig „behandeld'', waarbij,
naar we meenen, ook enkele voor 't eerst. De
nieuwe druk van dit practische boekje zal ook
nu zijn weg wel weer vinden.
IN HET ROODE PARADIJS
den communist zooveel als en Walhalla. Wat men eclder zoo af en toe
■oodc pa rad,js verneemt zal niet licht tot jaloersheid verwekken. Met alle macht
steeds m de weer om de Sovjet-regiem te handhaven tegen binnen- en buiten-
Rusland is r
uit 'f roode
is men steeds ue weer om ae aavj et-regiem te handhaven tegen binnen- en buiten-
landsehe vijanden. Daartoe worden mannen en vrouwen voorbereid On nn-e fntn -iet
men Russische arbeidersvrouwen zich oefenen in 7 schieten. 7 Zijn wel gezegende'
toestanden, daar in 't roode paradijs.