ZONDAIGSBLAD
DAMRUBRIEK.
NIEUWE LEIDSCHE COURANT
820
n
nedacteur: W. HOEKSTRA, Tulpeboomstraat 6, Den Haag.
3. 35X4
4. 43-38
5. 4X16
6. 16X10 wint
Zwart:
19X30
24X31
21X32
18X27 a
82X43
49X38 18X27
4X10 wint
.io. 251. Auteur: A. F. HOOGVELT
Wit: Zwart:
1. 37—32 28 X40
2. 42-37 31X33
3. 35-30 24 X 44
4. 50X28 40X39
5. 43X1 wint
No. 252. Auteur: A. LECIEUX
Wit: 34—29 (23X34) 40X20 (29—23 enz. gaat niet
'door 37-31, 33x2) 10—15, 39—34, 34—30, 28—23, 38—
33, 32X1 wint.
Goede oplossingen ontvangen van do heeren: P.
Damsieegt, Eindhoven; C. Th. Huizer, D. den Hertog,
G. Spuy, II. van der Meulen, H. Zijlstra, Den Haag;
J. Ilerweyer, Vlissingen; L. Mol, Loosduinen; C.
Broekman, De Lier; B. C. Klyn, A. van Dommelen.
Alle inzendingen beireftende deze rubriek te zenden aan bovenstaand adree.
Voor alle vraagstukken geldt: „WIT BEGINT EN WINT".
Oplossingen worden binnen 8 dagen ingewacht en over 14 dagen met de namen der oplossers gepubllceeid
Zwart: 3, 8, 12, 13, 16, 18, 19, 21, 23. 24, 26.
Wit: 27, 28, 32, 33, 36—40, 45. 48.
Het aan een nauwkeurige beschouwing onderwer
pen van zulke vaak voorkomende standen heeft zijn
nut. In de meeste gevallen gaat het er om, de juiste
voortzetting op het kritieke moment te kiezen.
Zoo geeft de heer De Haan enkele varianten aan,
indien hier 3—9 gespeeld wordt
Wit: Zwart:
2.' 39—34 24—29 a.
3. 33X24 19X39
4. 28X19 13X24
5. 37—31 26X28
6. 38—33 21X32
Op 33X2 krijgt zwart ook dam door 39—43, 32—38,
38—42! Daarom is dus 33X4 sterker. Het beste spel
is nu voor zwart nog wel: 3238 a.
Nu mag wit niet 427 spelen, daar er nu volgt:
8. (4-27) 39-43
9. 48 X39 38—42
hetgeen remise geeft
Inplaats van ineens 427, mag wit ook niet eerst
4034 spelen, en dan 427, daar dit weerlegd wordt
door
8. 40—34 39X30
9. 4—27? 12—18!
10. 27X2 30—351
11. 2X30 35X24
waarmee zwart op tempo zou winnen.
Toch meenen wij, dat zwart's 7e zet 3238 niet
de sterkste is. Bijv.
8. 40—34 (32—38)
9. 4—15 39X30
Enkele varianten voor zwart zijn nu, daar zwart
met 3842 of 43 niets bereikt, bijv.: 3034.
Wit slaat dan 15^<40 en hoe zwart ook speelt, nim
mer kan hij meer aan 't verlies ontkomen.
Zwart zou dus, inplaats van 3238 een andere
voortzetting moeten kiezen, bijv.
(7) 24—30
Deze zet geeft o.i. aan wit nog wel remisekans.
Op 4—15 volgt 30—35, 35X44, en hoewel wit nog
eenige zetten beletten kan, dat zwart dam haalt, is
winst toch niet meer mogelijk.
Op 4—22, laat zwart nu volgen 33—38 (gedw.)
Nu mag wit niet 22—39 spelen, een zet die er
oogenschijnlijk heel sterk uitziet, daar op 3035,
wit 39 X50. 50X41 speelt Echter speelt zwart
32—39 heel eenvoudig 3843, 4349!
Op 4035 kan zwart voortzetten met 303-4.
Wit nu 35—30 a.
Zwart 34X25; wit 415, (de sterkste), zwart 32—J
wit 4540, zwart 2530; en ook nu wordt het spel
remise.
a. 422 dreigt met 4540, 40—34 indien zwart hier
34—39 speelt. Zwart dus 33—38, wit 36—31, zwart
16—21 en ook nu kan wit remise houden.
Wanneer wij dus de voortzetting 1. 3—8, 2. 39—34
enz. zouden moeten beoordeelen dan zou die beoor-
deeling luiden: Wit heeft moeilijk spel. maar kdn
bij 't sterkste tegenspel toch remise maken.
Een andere variant in de gegeven aanvangsposi-
tie is, wanneer zwart nu:
Wit: Zwart:
13-8
2. 39—34 eens 12—17 speelt
Nu mag zwart na
3. 34—29 23X34
4. 40X20
niet met 19—23, 13X15 zijn verloren schijf terugne
men, vanwege wit: 27—22, 38—33. 28X14 en wint
De volgende voortzetting geeft ook remise:
Wit: Zwart:
124—29
2. 33X24 19X30
3. 28X19 13X24
4. 37—31 26X28
5. 38—33 21X32
6. 33X2 Nu: 30-35!
7. 2X30 35X33
Inplaats van 3—8, speelde zwart hier 12—17! en
nu mag, zooals de heer De Haan aangeeft, wit niet
39—34 spelen. De heer De Haan geeft hierop den
volgenden winstgang aan, die des te merkwaardiger
is, omdat de manoeuvre ingeleid wordt door een
schijfoffo»\ Als volgt:
Wit: Zwart:
112-17
2. 39-34? 26-31!
3. 37X26 24—29
4. 33 X24 19X39
5. 28X19 13X24
Thans zijn de rollen omgekeerd. Men merkc op,
dat zwart door het schijfoffer de kracht van wit's
formatie 32. 37 en 38 gebroken heeft.
6. 48—42 8—12
7. 42—37 3—8
8. 30-31
en 37—3|, waarna wit geen zetten meer heeft Aar
dig is nog: 8. 27—22!, 18X27; gedwongen, daar anders
op 17X28 wit dam haalt door 26X17. 32X 3. 9. 37—31.
24—29; 10. 31X11. 16X7; 11. 26X17, 12X21; echter is
nu wit's stand toch te slecht, om nog kans op herrtc!
te krijgen.
Indien zwart niet de voortzetting met 't schijfoffer
kiest, maar inplaats van 26—31, 2 4—29, dan is ook
een damslag mogelijk, maar die o.i. geen volstrekte
winst geeft.
Wij achten dan ook de uitspraak van den heer
De Haan, als hij schrijft, met zeer groote winstkans,
e| een tikje bout.
De damslag is dezelfde als in de vorige varianten,
namelijk:
Wit: Zwart:
1(12-17)
„RESIDENTIE DAM GENOOTSCHAP"
Bovengenoemde vcreeniging zal voortaan dos
Woensdagsavonds van 8—12 uur clubavond houden
in de bovenzaal van Café Restaurant „De Galerij",
Laan \an Mecrdervoort 419. Met het oog op de win-
terwedstrijden zouden wij belangstellenden aanraden
zich thans als lid op ccn der clubavonden te doen
inschrijven.
OM DEN TITEL VAN WERELDKAMPIOEN
Op 1 November a.s. zal te Lyon de ontmoeting
plaats vinden tusschen Uencdictus Springer (Hol
land) titelhouder, en Marius Fabre, kampioen van
Frank rij k.
Hoewel do berichten over deze ontmoeting erg
duister zijn, vermoeden wij wel, dat de match zal
doorgaan.
Het bestuur van den Nod. Dam Bond heeft aan
Springer eerst verboden tegen Fabro uit te komen,
terwijl ecmgc dagen later „De Telegraaf" publiceerde
dat bovengenoemd bestuur besloten had, toestemming
tot den match te geven, indien de Fransche Dam
Bond bereid was de onkosten te betalen van een
matsch tusschcivdcn evcntucelen winnaar van dezen
tweekamp en den Nederlandschcn Kampioen A. K.
W. Damme, die eveneens het recht tot uitdaging van
den Wereldkampioen bezit.
Hoewel op de logica van dit besluit wel iets valt
af te dingen, geloovcn wij toch dat de strijd om den
hoogstcn eere-titcl zal worden gespeeld.
Gezien Springer's resultaten tegen Fabre, hij won
t am chcs van Fabre, kunnen wij aannemen, dat wij
Springer wederom als overwinnaar uit het strijdperk
«uilen zien treden. Hieronder de afbeeldingen der
UIT DE PARTIJ.
KAMPIOENSCHAP VAN DEN HAAG.
Hieronder laten wij een partijstand volgen, uit een
partij tusschen J. LAMMERS met wit, en L. DE
HAAN met zwart, die In deze stelling aan den zet
iwas.
Stand:
m
13
mz
m
s
i
Hf
M
SS
m
m
|p
1
:®u
O
4A
W*/
s
Q
wA
r'm
0
ëli
m
T3
m
M
1!
2. (3934, 24-29
3. 33X24 19X39
4. 28X17 13X24
5. 37-31 26X28
G. 38—33 21X32
7. 33X2
Een aardige variant in den diagramstand is ook
do volgende:
Wit: Zwart:
123-29
2. 28—22 23—29
3. 33-28 18-23
4. 39-34 12—18
Hermede is een positie bereikt, die vee. overeen
komst vertoont met een stand uit een vriendschap
pelijke partij, die wij met den heer C. Th. Huizer
speelden.
Op dezen stand zullen wij een volgend maal te
rugkomen.
UIT ONZEN LEZERSKRING.
Vraagstnk no. 255.
'Auteur: A. F. HOOGVELT, Leiden.
Zwart: 8—11, 13, 14, 17, 19, 22, 23, 27, 36.
Wit: 24—26, 30, 33, 34. 38, 41, 43, 44, 47, 48.
Eerste publicatie.
Vraagstuk no. 256.
Auteur: C. Th. HUIZER, Don Haag.
Zwart: 2. 11—14, 16-18, 20.
Wit: 23, 24, 27—29, 33, 34, 37. 49.
Eerste publicatie.
VOORDEEL IN DE OPENING.
Wit:
1. 33-28
2. 39-33
3. 44—30
4. 50—44
5. 35-30?
1 2
Zwart:
18-23
20-25
14-20
10-14
M 48 4:» OU
520-21
40—35? 23—29
7. 34X23 25X34
S. 39X30 17—22
9. 28X17 19X501
(Wordt vervolgd.)!
CORRESPONDENTIE.
C. B. Indien U het met analyses niet cons zijt, ver»
toeken wij U voorbeelden ann te geven.
B. K. Ja, dat \va« iets te gemakkelijk.
ZATERDAG 26 OCTOBER.
Ho. 43 JAARGANG 1929;
lxz:lu30!CiideA=^rN t>U 1
IN DUISTERNIS DE HEER MIJN LICHT
mUno vijandin;
Verblijd u niet over
wanneer ik gevallen bon zal ik weder
IJ5 In duisternis zal gezeten zUn zal
Mlcha 7 8.
de HEERE mU een licht z(Jn.
Duisternis!
Wat weten wij, stadsmenschen, 'er eigenlijk van?
Als het donker is in een kamer maken we licht
Buren op straat vinden we licht den geheelen
nacht door.
Maar ook In ons vlakke land met zijn gebaande
wegen is het maar hoogst zelden zoo donker, dat
men er zooals de zegswijze is geen hand voor oogen
zou kunnen zien.
Neen, dan moet ge u het bergland voorstellen met
zijn diepe kloven en ravijnen, zijn ongebaande we
gen, zijn woestenijen. Daar hcerscht 's nachts wel
niet altijd, maar 'och meermalen, duisternis. Als
de maan niet licht en de hemel zwart is van wol
ken. Als de reiziger het spoor bijster is en het niet
terug kan vinden. Als zijn krachten uitgeput raken
en hij tenslo te zockensmoede in vertwijfeling zich
neerzet, omdat elke stap gevaarlijk wordt.
„Wanneer ik in duisternis zal gezeten zijn"
Toch, neen, ge behoeft nog niet het bergland te
kennen met zijn duistere kloven tusschen de ber
gen om te weten wat het is: in duisternis gezeten
te zijn.
Want die duisternis, waarin het oog niets kan
onderscheiden, is toch maar beeld van innerlijke
gesteldheid des harten van wie in gevaar is en
geen uitkomst weet.
Niet alleen hij is „in duisternis gezeten", die in
de onbekende wildernis den weg is kwijt geraakt.
Zelfs is het angstwekkende van die duisternis nog
nie» daarin gelegen, dat hij niet verder kan en niet
verder durft gaan. De bangheid die zijn ziel om
vangt is veel erger dan het niet wetén van den weg.
En zoo komt het ook voor in het leven van een
mensch, een volk, een wereld. Zoo komt het ook
voor in het leven van Gods kind, van Gods volk.
Dit gaat dan niet buiten eigen schuld om, het is
zoo. Maar dit maakt de duisternis juist des te
banger.
In duisternis gezeten.
Zoo is het u, als krankheid uw lichaam aangreep.
Eerst dacht ge dan: het zal wet beteren. Maar het
beiert niet. Ge gaat van den een naar den an
der, 'elk volgende nog al kundiger en bekwamer dan
de voorgaande. En de krankheid wijkt niet. Ze
schijnt ongeneeslijk. Ze sloopt uw krachten. En het
bangst vermoeden foltert uw hart.
Of het is tegenspoed in uw huis, in uw zaken.
rAls alles wat ge onderneemt u bij de handen af
breekt Als ge te laat bemerkt, dat ge u vergist
hebt in uw maatregelen, dat ge deedt wat ge u
achteraf beklaagt gedaan te hebben of juist hebt
nagelaten wisk u achtern® bezien had kunnen ba
ten. Als ge bedrogen uitkomt met menschen in
.wie ge vertrouwen hadt gesteld. Als ge uzelf weer
vindt in die versregels: ..Is de nood zoo hoog ge
rezen, dat gij nergens uitkomst ziet
Als go peinzensmoede het opgeeft en ten einde
raad ïijt. Dan, dan zijt gij „in duisternis irozcten".
Het kan nog erger.
Ons hart dorst naar levensgeluk. O wc weten wel
'dat het leven niet enkel genieten Is. We weten wel
da* het leven is een taak, dat het is arbeid cn
strijd. Neen, we doen niet mee aan do jacht van de
geestzoekers. We hebben wel geleerd, dat het niet
altijd vóór den wind kan gaan.
Maar ons hart is toch ook aangelegd op levens
blijdschap. En alsdan in plaats daarvan allerlei
verdriet de ziel doorknaagt, als teleurstelling na te
leurstelling ons hart in zijn hopen verzwakt, dan
komt die bange duisternis over uw ziel, waarin ge
geen licht meer vindt.
Als ge ertegen In goworsleld hebt, maar tever
geefs. Als ge ertegen gebeden hebt, maar zonder
dat God u verhoorde. Als ge niets meer weet er
tegen te doen. Als het schijnt, dat zelfs God u aan
uw lot overlaat. Ja, dan is het wel duisternis.
Niet alleen rondom u. Maar en dat is veel er
ger binnen in u.
En dan komt daarbij het besef van uw gering
heid en onwaardigheid u ook nog kwellen. Wie en
wat zijt gij, enkele mensch, neen niet alleen bij de
honderden millioencn die op onzen aardbodem le
ven .zelfs niet in dit onmetelijk heelal, maar
wie er wat zijt gij tegenover den eeuwigen God?
Wat kunt ge van Ilem eischen?
Meer nog: ge weet u ook zondaar tegenover Hem.
Zelfs al zijt ge u van geen groote zonden bewust,
och, ge weet het daarom wel, dat zelfs de sterren niet
zuiver zijn in zijne oogen. Hoeveel te minder de
mensch die een worm is en des menschen kind, die
een made is!
Maar bovendien liggen daar ook uw zonden. Uw
zondige motieven, uw zondige bijmengsclen. En bij
dat alles komt dan het bang vermoeden van nog zoo
veel meer, dat u ontgaat, maar voor Gods oog naakt
on geopend is.
Doch het allerzwaarst wordt uw duisternis als ge
in uw bewustheid de gevolgen vindt van uw eigen
zónden en dwaasheden. Want dan komt erbij het zelf
verwijt Dan ziet ge het dat gij aan uw eigen ellende
hebt gewerkt. Dan valt de schuld niet op anderen,
maar op uzelf. Niet op uw God, maar op uw eigen
zouden.
Eu dan is er nog iets wat de donkerheid zoo bang
mankt. Do profeet, sprekende in den naam van het
schuldige volk des Heeren, noemt ook de vijandin,
Sions wederpartij, do Gode en zijn volk vijandige
wereldmacht, die het op haar ondergang had toege
legd.
Het volk ziet zich door eigen schuld aan de begeer
te van zijn wederpartij overgeleverd. En nu drukt het
kwaad van twee kan'en. Van boven van God, die het
vertoornd heeft En rondom de wederpartijders, die
het benauwen tot verdervens toe.
Dan is er geen moed meer om te bidden en geen
kracht tegen den vijand. Dan hebben ze zich van God
vervreemd. En van menschen is niets te wachten.
Dat is het gezeten zijn in duisternis.
Maar dan
Dan grijpt het geloof naar Gods genade cn ontfer
ming.
Dan juist, als uw hart verbijsterd is, dan als er
geen lichtzijde meer aan uw duisternis te vinden is.
Dan daalt het licht van boven. Dan herleeft op eens,
door de lichts'raai van boven gewekt, het geloof en do
hoop op den God aller genade.
Dan rest niets anders dan het: Maar ik zal uitzieu
naar den Heere; ik zal wachten op den God mijn*
heils; mijn God zal mij hooren.
En daarover roept Sion en roept elk kind Gods in
Sion uit de duisternis, waarin het gezeten is, trium-
fantelijk haar wederpartijder toe: Verblijd u niet over
mij; ik ben wel gevallen, maar ik zal weder opstaan;
lk zit wel in duisternis, maar de Heere is mij een
licht.
Vanwaar dit licht?
Van Gods genade en schuldvergeving! Van Hem,
dier. zij prijzen: „Wie is een God gelijk Gij, die de
ongerechtigheid vergeeft en de overtreding van het
overblijfsel zijner erfenis voorbijgaat? Hij houdt zijn
toorn niet in eeuwigheid, want Hij heeft lust aan goe
dertierenheid. Hij zal zich onzer weder ontfermen;
H.j zal onze ongerechtigheden dempen; ja. Gij zult
alle hunne zonden in de diepten der zee werpen."-
(vs. 18 cn 19.)
Hier schemert het Kruis van Christus door in de
schaduwbedeeling des Ouden Verbonds.
Hij die daartoe van God gegeven en in de wereld
gezonden was opdat Hij onze ongerechtigheden dra
gen zou.
Hij, die het Licht der wereld is. Haar licht in haar
schepping. Het licht dat verlicht ccn iegelijk mensch
komende in de wereld.
Dit licht ging in onze duisternis van zonde cn el
lende, van schuld cn straf, van oordocl cn verdoeme
nis in.
Toen werd hij van menschen gehaat om Gods wille,
en van God verlaten om der menschen wille. Toen
kwam de duisternis in de natuur, in de harten der
menschen om Hem heen. Toen omving de duisternis
der Godverlatenheid zijn ziel.
De duisternis «an dood en hel.
Maar Hij stond op. Hij herrees als het Licht uit dl®
duisternis. Hij bracht het leven cn de onverderfelijk-
hei 1 uit.
En dit licht teekent een niet te verdonkeren licht
spoor voor elk die in Hem gelooft, die in het geloof
Hern volgt.
Door alle duisternissen heen naar de zalen vnn
het ecuwig lichtl
ALS 'T DONKER WORDT...
Al den weg leidt mij mijn Heiland
Wat verlangt mijn ziel dan meer?
Zou ik immer aan Hem twijflon,
Die mij voortleidt, keer op keer?
Zoete iiroost en zaal'ge vrede
Heb ik steeds op Zijn bevel:
'k Weet, wat hier mij overkome
Ilij maakt alle dingen wél.
Al den weg leidt mij mijn Heiland;
Ti-oost geeft Hij tot in den dood.
Als ik zwak ben in beproeving,
Sterkt Hij mij met 't hcmelsch brood.
Als mijn schreden soms gaan wank'le
En mijn ziel van dors! versmacht,
Goeft Ilij mij liet levend water
En vernieuwt mijn levenskracht.
Al den weg leidt mij mijn Heiland,
Door al 't aardsche stormgebruis.
Kn volkomen vreugde wacht mij
In het zalig Vaderhuis.
Als 'k rnijn kroon, die Hij zal geven,
Aan Zijn voeten ncderlcg,
Zal mijn lied voor eeuwig wezen-
.Te'us loid'lo m' al den wee!