TC. **- - Alle inzendingen betreffende deze rubriek te zenden aan bovenstaand adres. Voor alle vraagstukken geldt „WIT BEGINT EN WINT". Oplossingen worden binnen B dagen ingewacht en over 14 dagen met de namen der oplossers gepubliceerd Door vacantia van onzen damredactear zullen oplossingen en correspondentie In de volgende rubriek gepubliceerd worden. PARTIJ Gespeeld in den 2en kamp IA. Fabre-J. de üaas (1921) J. DE HAAS (wit) NL FABRE (zwart) 1. 33-28 17—21 2. 39—33 21- 26 3. 44—39 18-23 4. 31-27 11—17 t 5. 49—44 17-21 Wit mag niet ruilen door 3731 wegens 23—29, 17—22 enz. 6. 34-29 23X31 7. 40X29 20X23 met het doel de hekstelling te nemen. Oï dit echter pterk is vult te betwijfelen. 8. 44—40 14—20 9. 40—34 10—14 10. 45—40 19—24 11. 50-45 12-18 12. 37—31 Ook 34—30 kon gespeeld worden. Wit geeft echter te kennen, de hekstelling niet te vreezen. 1226X37 13. 42X31 13—19? Een vreemde zet. 14. 47-42 9-13 15. 31—26 7—12 16. 26X17 12X21 17. 41—37 2—7 18. 4341! Wit staat nu prachtig ontwikkeld, heeft alles ii het spel en een geweldig centrum. 18. 4-9 19X28 21X32 7X18 6—11 te komen. 28—23 20. 32X12 21. 37X28 22. 41—37 23. 37—32 11- 24. 42-37 Wederom weigert wit door 3430 24. 6-10 25. 48-42 17—22 Zwart laat nu wit zelf maar los. 26.' 28X17 1823 27. 29X18 13X11 28. 36-31 Brengt een nutteloos stuk naar een strategisch Pnnl- ?814-19 29. 31—27 9—13 30. 32—28 24—30 In het algemeen niet sterk, doch in dit geval 't beste. 31. 35X24 19X30 32. 38—32 10—14 33. 42—38 14—19 34. 33—29 30-35 35. 38-33 35X44 30. 39X50 13-18 l Stand na den 36en zot van zwart. 1 m f 11; ■m X fel w Éi s m O" m 15 1 j JU IS V! p i ^1 sr-3 m pz O II P3 i -i. 37. 43—38 wit loopt niet in de val. Op 4339 speelt zwart 19-23, 18 -22, 2530, 15-20, 8-13 en 8X43. i wit moet 4 stukken 37. 38. 45-40 39. 29X20 40. 34—30 41. 30—25 42. 37-31 43. 40-35 44. 28—22 44 45. 22X11 40. 50-44 47. 44—39 48. 27—21! 49. 31—20 50. 21-10 8—13 20—24 25X14 14—20 20-24 18—23 3—9 1117 gedw. 16X7 9—14 7—12 1—7 7—11 11—17 51. 32—27 13—18 52. 20—21 Op 16—11, 33—29, 26X8 heeft wit geen winstkans. 5217X26 53. 16—11 12—17 54. 11X13 19X8 55. 39—34 8—12 56. 38—32 12—17 ;wart verdedigt zich schitterend. 57. 33—28 58. 27—21 59. 21X12 12—7 61. -20 14—19 20—31 31—36 30—41 24—29 29X40 15X24 41-47 47—38 7—1 63. 1X45 .04. 32—27 de eonige zet 65. 45—18 Dit forceert remise 06. 27—22 38—10 remise Er is geen parade tegen 102 met de dreiging 2430 Aardig is het de taktiek van Fabrc te vergelijken met dio van Hoogland. Analyse N. de Haas Jr. (..Het Damspel") SPRINGER IN 1918. In het kampioenschap van Amsterdam 1918 kwam het tusschen de heeren E. C. Loohtonberg en B. Springer tot onderstaanden stand: (no. 241) E. C. LOCIITENBERG (Zwart) B. SPRINGER Jr. (Wit) 0 M m ju t 9 0 10 W H 0 mwfu Volgens „Hot Damspel" Maart 1918 verliep de par tij als volgt: Wit: Zwart: 42—38 17—22 48—42 11—17 31—27 22X31 36X27 3—9? Nu wint wit een schijf door: 24—19 13X24 27—22 18X27 29X18 12X23 32X3 14—19 3X14 20X9 en zwart's centrum is geheel vernield. Vraagstuk no. 242. B. SPRINGER Jr. (Zwart) I. HENDRIX (Wit) <ï//b iPf >J - m W'h k,//S s s s S i M rM m 13 s ÉP 0 '..,5 5w tH SI pp S Jü 1 0? mz. f ;;r Zwart: 3, 7, 12, 13, 17—20, 23, 28 Wit: 16, 27, 30, 32, 34, 35, 37—39, 42 Dezo stand was eveneens uit boveiigenoeinden wedstrijd. Zwart speelde. Wit: Zwart: 111—17 2. 3833 denkt voordeel te behalen. 217—21 3. 33X22 7—11 4. 16X7 12X1 5. 27X16 18X47 en won Springer was toon even 20 jaar. Vraagstuk na 243 Auteur: A. F. HOOGVELT, Lolden. Hl e iu-j rÉ U U M 66/s. Oorspronkelijk motief van den auteur. Eorste publicatie. DE PROBLEMIST De psychologie van den problemist Is een antieke voorraadskist Van afgedankte diagrammen. Als hij zich op wil kammen Draait hij twee, drie papieren in elkaar, En het reuzen-probleem lijkt nergens naar! Dan verschijnt zoo'n product in alle kranten, F.n de ijverige damtrawanten Suffen dag en nacht! Nooit begeeft hun do kracht Uit pure hartstocht en liefde. Waar je den problemist het meest mee griefde? Het was niet zijn wensch. Dat zelfs de knapste mensch Zijn raadseltje zou raaien; En hij verwenscht in zijn gemoed Al aat oplosscrsgebroed Vierkant of rond naar de haaien! Daarom is menig veelbelovende conponist e? tusschen uitgeknepen. Omdat hij zijn eigen surrognten niet heeft begrepen, S. KAN (T). „liet Damspel". RUILEN ZONDER TE HUILEN. Om te beginnen eem'go correspondentie: L. M. te SchevcDingen. Er zijn 111 Kwatta voor u genoteerd, voor elk oud plaatje, mits onbeschadigd, kunt u 1 Kwatta-soldaatje krijgen. Cor N. te Rotterdam. Zie art. 8. G. J. K. te Rotterdam cn Jac. J. v. d. S. te Rotterdam Zie art. 3. N. de N. te Breda. U bont do eerste die deze bons noemt, maar op grond van art 10 zal ik ze toch in gedachten houden. J. P. te Rotterdam. Er zijn 100 voor u genoteerd, maar uw veronderstelling is juist dat uw geduld wel op de proef zal worden gesteld. P. M. D. te Dordrecht. Uw ruilmateriaal was vol doende om het gevraagde te verkrijgen. H. E. te Amersfoort. 1 Erdal-Pelikaan is 1 Holland plaatje. W. D. te Den Haag. U krijgt 100 Klaverblad-Karne- melkzecpplaatjes. G. J. te Apeldoorn. Wilt u alleen even laten weten wat u hebt aangevraagd, dan kunnen we de zaak nader onderzoeken. Deze week bieden we aan: Vcrkadeplaatjes van alle vroeger verschenen albums vanaf „Lente" tot en met „Kamerplanten", Van Iloutenbons, Van Delft Vogelplaatjes, Holland (Wnsclioline) plaatjes. Klaver blad JBloemcnplaatjes. Gevraagd worden: Hillebons, Sickeszwapcns, Kwat- ta-soldaatjes, rtademakei-s-bons, Bussink Mijn Land- plantjes, Klaverblad Vogel plaatjes. Droste bons. Droste Indië-plantjes, Erdal-Pelikanen, bons van de Lever's Zccpmaatschappij. Ons adres Is als vnn ouds: ONS RUILBUREAU, SOEST. HET CHRISTENDOM IN NEDERLAND. In een oud nummer van de „Ncderl. Zendings bode" lazen wo dit treffend stukje: Toen mcj. Baart de la Faille tijdens een Wereld conferentie der C.hr. Stud. Ver. in Japan was, werd haar gevraagd, of haar vader Christen was. Toen zij die vraag toestemmend beantwoordde, werd weer gevraagd: „En uw grootvader?" „Ja zeker, ook hij." „Hoelang is men dan al Christen in uw familie?" „Zoo lang, dat ik het niet meer kan nagaan." „Welk een kracht zal er uitgaan van zulk een Christenvolk!" word toen uitgeroepen. „Wij zeggen aan een kind, welks vader Christen is, dat daar door een groote verantwoordelijkheid op hem rust, dat hij moet toonen hoogcr te staan dan de kinde- ren, die thuis nog het heidendom om zich heen zien. Na zóó veel ecuwen heeft het Christendom in Nederland zeker wel krachtig doorgewerkt." Als wij hieraan toevoegen, dat Dr. J. A. Adrian! eens meedeelde, dat in Korea iedere Christenvrouw, als zij rijst in haar pot doet. een handvol rijst op ziido legt als een gave voor de Zending, dan mor wij ons wel eens afvragen: Zijn wij hier verdek gevorderd of staan wij verder af dan In landen* waar het Christendom pus is doorgedrongen? ZATERDAG 31 AUGUSTUS; 1 fte. 33 JAARGANG 1929* In de vacantietijd zal het Zondagsblad met VIER bladzijden verschijnen. DAGEN TOT DES KONINGS DAGEN. (31 AUGUSTUS). GQ suit dagen tot des koninga dagen toedoen; ztin jaren zullen ziln als van geslacht tot geslacht. Psalm «1 7. De dag, waarop dit blad onder de oogen van de meeste zijner lezers komt, is voor ons volk weer een feestdag. Zooals in elk huisgezin moeders verjaardag dc blijdste dag van heel 't jaar is, zoo is voor ons volk de verjaardag onzer geliefde Koningin dc nationule feestdag bij uitnemendheid. Het hart klopt warmer. En de mystieke band tusschen volk cn Koningin, tus schen Nederland en Oranje, trekt weer. Dit is iets wat in ons volksbestaan ligt ingeweven. Oranje leeft met Nederland mee, en Nederland leeft met Oranje mee. God heeft Nederland door Oranje .vrijgemaakt en met Oranje groot gemaakt, en Oranje in Nederland en met Nederland gezegend. En op dezen dag cn den Zondag, die er op volgt, klinkt uit alle harten en allo bedehuizen het gebed voor onze Koningin op tot den troon der genade. Vindt ons hart niet de vertolking van die bede in het woord van den Psalmist: Gij zult dagen tot des Konings dagen toedoen? Woorden, die niet zoozeer een profetie zijn als wel do verwachting tot uiting brengen, dio de dichter voor den Koning koestert. Het is een vertrouwende bede, die hij opzendt tot den Heerc. F.n sluit deze bede zich niet aan bij wat ook ons volk van God begeert? Is dit niet de bede, die bij zoo veel wat ons volk op politiek en sociaal cn kerkelijk gebied verdeeld houdt, toch op aller instemming re kenen mag? Zelfs waar allerlei ongeloofstheorieën er zoovelen toe genoodzaakt hebben hun Nederlandscho hart ge weld aan te doon sluimert nog wel een zwakke in stemming met dezen wensch. Fin ook waar velen het geloof aan den levenden God hebben verzaakt, ontblooten ze nog bij het hoo- ren van deze bede eerbiedig het hoofd. Onder het heilige volk, dat de woorden Gods ont ving, was het niet anders. Hel waren ook in Israël niet allen vromen. Maar do bede voor de verlenging van 's konings ItfVen vertolkte toch de begeerte, die in het hart des volks leefde voor Davids nazaat. De band, die Davids huls aan Israël verbond, vcricont zoo groote overeenkomst met den band tusschen ons volk en het Oranjehuis, dat menigeen het onderscheid uit het oog verliest. 'focli mug het nooit voorbijgezien worden, dat Davids koningschap er was om het Koningschap yan Christus af te beelden. En dc bede van den Psalmist voor des konings levensverlenging hoeft tot achtergrond de eeuwig durende heerschappij van den Messias, Davids groo- ten Zoon. Het is do Heilige Geest zelf, die dezo begeerte in het hart van al Gods volk wekt. In zoover is het koningschap in Israël zonder zijns gelijke. Maur dit behoeft u daarom niet te verliiudcren ook op de overeenkomst te letten. Davids huis was toch ook een koningshuls, welks geschiedenis met dio van het volk op het nauwst verbonden was. Ook David was met zijn volk ver- druktgewcest. OiflPvolksliod spreekt er zoo terecht van waar het den Vader des Vaderlands de woorden in den mond legt: Als Davidt moest vluchten Voor Saul den tyran, Soo heb ick moeten suchtcn Met menich edelman. Maar Godt heeft hem verheven, Verlost uit aider noot, Een koninckrijck ghegcvon In Israël seer groot. Dat is het. En de ondergrond van de eenheid tus schen Nederland en het Oranjehuis in die bange jaren gelegd, is ook te vinden in wat om Gods wil toen gemeenschappelijk is doorworsteld. Er is nog meer. Alle koningschap op aarde is gebrekkig, maar vindt daarom zijn ideaal niet in overheersching van de geweldige wereldbedwingers van vroeger en later dagen. Dit is veeleer de caricatuur ervan, het bederf, dat straks door ineenstorting van het rijk wordt gevolgd. Neen, alle koningschap op aarde vindt zijn ideaal in het Koningschap van Christus, het Koningschap van Hein, die zich voor zijn volk in den dood gaf, en zoo zijn volk voor eeuwig bevrijdde. Die niet door geweld, maar door zijn Woord en Geest regeert, en zich een volk heeft verworven, dat Hem in liefde dient. En overal waar het Evangelie inwerkt op het volks leven, daar valt op den band die volk en vorstenhuis verbindt ook iets van dien hoogcrcn glans, die in dat eenige koningschap van den Messias in zuiver licht uitblinkt. Daarom ook mogen wij dit Schriftwoord op onze lippen nemen. Daarom mogen wij bidden om levens verlenging van ouze Koningin, die God over ons stelde. Of hoe, als de Schrift zelfs den wensch van een Darius, den heidcnschen koning, dat do kinderen Israels mochten bidden voor het leven des konings en zijner kinderen, de vermelding waard acht (Ezra 6 10), zouden wij dan niet mogen bidden voor het leven van onze Koningin, die ons zooveel meer waard is. Een bede niet alleen voor haar leven, maar ook voor de bevestiging van haar troon. Rondom dien troon is ons volk door God zoo rijk gezegend. Die zegen was niet alleen stoffelijk,, maar ook geestelijk. Niet het minst hierin, dat onze God da ontbindende en vernielende machten van ongeloof en revolutie wilde bedwingen, die niet alleen tronca omverwerpen, maar ook het leven der volken tea gronde richten. Zoo bidden wij, dat onze God dagen tot Iluro dagen moge toe doen. In zijn hand zijn alle diugen. Aan zijn welbehagen hangt alles. Niets is daaraan onttrokken, maar- alles is in die sterke en frouwo handen onzes Gods veilig. Ook liet leven van do koningen der aarde en hua volken. Hij is het, die hun tronen schraagt cn de volken onder hun scepter zegent. Hij is ook machtig dien zegen te weren. En dan is er niets of niemand, die het gemis van zijn zegen Kan vergoeden of vervangen. Maar als het Hom behagen mag, deze bede te ver- hooren, dan zal Nederland onder onze geliefde cn geëerbiedigde Koningin nog goede jaren mogen beleven. De dichter van den Gisten Psalm sprak dit bid dend vertrouwen uit in dagen van hangen nood. Wij mogen in zooveel rustiger en veiliger tijden en onder betere omstandigheden het gebed voor onze Koningin opzenden. Maar ook nu moet onze verwachting daarbij zijn van den Ilcere alleen. En als wij dan niet alleen in liefde en eerbied voof Haar, maar tegelijk in het kinderlijk vertrouwen op onzen God deze bede voor den troon zijner genade neerleggen, dan durven wij ook op verhooring hopen. Wij vergeten daarbij niet ons te verootmoedigen wegens den rijkdom zijner goedertierenheid, die zoo overstelpend groot is. Wij worden tot die verootmoediging te meer drongen door de zonden, waarmede ook ons volk cn wij op onze wijze Gods weldaden beantwoord hebben. Wij vragen het daarom als een vrije gunst van Hem, die gunstrijk is en zeer genadig. Wij bidden met den Psalmist niet alleen om ver lenging des levens, maar voegen er ook de smeeking aan toe: „bereid goedertierenheid en waarheid, dat zij hem behoeden" (vs. 8). We bidden om bestendiging van dezen zegen, dat Neerland cn zijn Koningin nog Jaren lang in do rij van volken en vorsten moge staan als een getuig» van wat Gods gunst vermag ook aan een klein» natie te doen. Ter eere zijns naams. In Godes vrees tc loven Heb ick altijt betracht. Daarom ben ick verdreven Om landt, en Luijd' gebracht Maer Godt sal mij rcgcereri Als een goet instrument, Dat ick sal woderkeeren In mijnen Regiment. Lijdt U, mijn ondersnten, Dio oprecht sijt van aert: God sal u niet verluteu, Al sijt gliij nu boswaert. Die vroom begheert te leven, Bidt God nacht endo dach, Dat Hij mij cracht wil gheven, Dat lek u helpen mach. Na 't suer sal lek ontfanghen, Van Godt, mijn Heer, dat soet. Dacr na soo doet verlanghen Mijn vorsteJijck gcmoeL Dat ls, dat ick mach sterven Mot ceren in dat velt, Een eeuwig Rljck verworven Als een ghetrouwe Helt. Voor Godt wil lek belijdon En Sijner grooter macht, Dat ick tot ghconcn tijden Den Coninck hob veracht; Dan dat lek Godt, den Hoere, Der hoochstcr Majesteit, Heb moeten obodieren In dor gherechtioheijt. Ona volk begint zijn Wilhelmus ivoor to loeren. Toch do moesten kennen slechts 't eerste en zesde couplot. Mot opzet plaatsen wo daarom op dezen KoniugirincUug vier van de minder bekende maar daarom niet minder schoone cou pletten van ons heerlijke oude Volks lied.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1929 | | pagina 11