AAR SPITSBERGEN EN DE NOORSCHE FJORDEN ■DINSDAG 30 JULI 1929 TWEEDE BLAD PAG. 5 TWEEDE BLAD. JKKE DAGEN AAN BOORD DE KOMST VAN NEPTÜNUS a.b. M.s. Monte Cervantes, blijft regenachtig en het uitzicht ninder goed. De stemming aan boord daaronder echter niets te lijden. We n nu enkele drukke dagen den rug, en betreuren het niet, jlat in paar dagen blijven doorvaren. Iede- ïorgen te kwart voor acht houden we groote zaal een korte Andacht, die trouw wordt bezocht en die er toe iverkt, dat onze N.C.R.V. zich aan boord igen sfeer heeft verzekerd. Trouwens ven aan boord van ons toeristenschip dat wij als Christelijke organisatie er ëel goed kunnen thuis gevoelen. Het aine gedoe van de luxe Oceaanstoo- kent men hier niet. avonds vereenigen we ons in de groote rsatiezalen, terwijl de scheepskapel zich looren en zingen soms met de Duitsche giers de aardige Duitsche yolkswijsjes lit de „Licderschatz". echter denken zou, dat er aan boord 3o'n toeristenschip een lui leventje geleid, vergist zich ten eenen male. n morgen wordt te ongeveer 6.15 de reveille ;en en dan komt er ook voor hen die S uur ontbijten, niets meer van slapen, hebben vannacht en ook dezen morgen en in open zee, waardoor er weer en- eezieken waren. De overgroote meer- d houdt zich echter uitstekend. Nu zijn achter de skeren gekomen, waar het atcr zoo vlak is als een spiegel, i tafel kwamen twee afgezanten van Neptonns lal binnenstappen die de komst van tan boord van ons schip tegen heden- lg aankondigden, bij het passecren van joolcirkel. Even later werd een Radio- L voorgelezen, dat was binnen ge- hTHet luidde aldus: ram 416, opgenomen ïi '29, voormiddags t, door Waternimf I aan M. Cervantes fier: Dirk Polarius. J. Manifest. „Ik, Neptunus, beheerder van alle zeeën, doe hiermede weten, dat ik met mijn doorluchtige Echtgenoote en mijn gevolg, op Dinsdag 23 Juli 1929 te TWEE uur des namiddags, ten ge- noege van de passagiers aan boord van het motorschip „Monte Cervantes" in alle plechtigheid mijn intocht zal hou den, teneinde aan de gezamenlijke op varenden mijn welgcmecnden groet te brengen. Alle passagiers, uitgezonderd die, welke reeds eerder de poolcirkel pas seerden, moeten zich aanmelden, ten- deinde zich grondig te laten schoon maken en het stof van het Noordelijk halfrond van hun lichamen te laten reinigen om met het zuivere water van de IJszee te worden gedoopt. Aan het plechtige oogenblik, waarop de poolcirkel wordt gepasseerd, zijn groote feestelijkheden verbonden. Ter uitvoering dezer feestelijkheden be noem ik hierbij een minister-president en vijf ministers, die ik ten Uwen ge rieve de noodige instructies ter nako ming zal doen geworden. Allen die ten tijde van deze verrich tingen aan boord van de „Monte Cer vantes" rond wandelen, uitgezonderd mijn oude vriend Kapitein Dreijer, be lmoren de door mijn ministers te geven orders op te volgen. Zij, die overtredin gen plegen worden zonder meer onver wijld door mijn onvermurwbare orde bewaarders ingepikt en zullen ter antwoording hunner daden voor mijn rechtbank moeten verschijnen. Geen enkele landrot, van hoe hooge geboorte hij ook zij, is gerechtigd zich aan deze feestelijkheden te onttrekken en geen passagier of lid der bemanning mag de poolcirkel passeeren zonder den doop met mijn zuiverend poolzee- water te hebben ondergaan." Op het achterdek is voor Z.M. een zetel klaar gezet en staat een soort badkuip klaar voor de passagiers die bij het passeeren van de poolcirkel den pooldoop moeten onder gaan. Daar klinken op het voordek de lustige tonen van een muziekkorps en nadert een leuke optocht Vooraan de scheepskapel, die de bekende marsch uit „Tannhaser" speelt, dan volgt Neptonns, de god van de zee, met langen rossen bard en gekleed in een zeegroen gewaad. Naast hem loopt z'n vrouw Thesis en achter hem z'n gevolg in bonte uniformen. Eén draagt een scheermes van enorme afmetingen een anaer een em mer met schuimend zeepsop een geweldige schaar en dito scheermes. Onder groote vroolijkheid neemt Z.M. plaats op het achterdek, waar een dichte .enigte verzameld is. Ilij houdt een toespraak tot de landrotten die de grens van z'n rijk willen overschrijden en noodigt hen uit op het podium plaats te nemen. Een spotvogel valt hem telkens in de rede. Hij zit hoog en droog op het A-dek en doet met z'n snaaksche opmerkingen de passagiers schaterlachen. Daar betreden enkelen het podium. Onmid dellijk worden ze door de trawanten van Neptunus aangegrepen en met een ontzag lijk groote kwast ingezeept, dat het 6chuira hen om dc ooren vliegt. Daarna worden ze, onder het hoongelach der omstanders ge schoren, geknipt, gepoederd, en krijgen ten slotte een puts water over het hoofd. Ook enkele dames ondergaan, hoewel niet geheel met instemming deze bewerking. Opeens kijken allen omhoog. De spotvogel die daar zoo hoog en droog zich veilig waan de, wordt door twee dienaren van Neptunus van z'n zitplaats naar beneden getrokken en onder daverend gejuich en handgeklap naar beneden gedragen. Hij heeft er van gelust Behalve de gewone „behandeling" werd hij og bewerkt met een soort glazenspuit Daannee was de plechtigheid afgeloopen. Neptunus liet door z'n vrouw een mooie oorkonde overhandigen aan den kapitein: dc Monte Cervantes mocht den poolcirkel overschrijden, de tol was betaald! Daar het weer ongunstig blijft in open zee, zullen we niet landen op Torghatten, doch morgen wel aan land gaan in Harstad, een plaatsje op het noordelijkste der Lofoten- eilanden, waar de kapitein ons een opont houd van vier uur heeft toegezegd. Gemengd Nieuws. DE RAMP BIJ VEENDAM NA DE ONTZETTENDE RAMP TE VEENDAM Barometerstand. Hoogste Stand 766.8 te La Coruna. Laagste Stand 750.0 te Lerwick. Verwachting van het Koninklijk Meteor* logisch Instituut te De Bilt: Matige tot zwakke, later weer toenemends Westelijke tot Zuïdwestetelijke of Zuidelijke wind, aanvankelijk opklarend, met weinig of geen regen, later toenemende bewolking, 'aarschijnlijk met regen, weinig verandering in temperatuur. FIETSERS LICHT OP: Van 31 Juli1 Aug. van 9.22 na—4.50 vin. Een overzichtsfoto van de begrafenis van Molog, die bij de ramp te Veendam om het leven kwam. De vader legt bloemen op het graf van zijn zoon. EIGENAARDIGE REISGELEGENHEID. Zaterdagavond wilde een Franschman zich met den nachttrein van Parijs naar Brussel begeven, zonder daarvoor evenwel vereischte transportkosten te betalen. Der halve zocht de man zich een plaatsje uit niet in, doch onder een der rijtuigen, waar hij, om "t zoo comfoatabel mogelijk te heb ben, zich zelf vastbond. Aldus heeft de man zijn reis volbracht Bij aankomst te Brussel bleek het vast binden wat al te voldoende te zijn geschied, want de man zag geen kans zijn handen te slaken. Hij was dus gedwongen zijn zonder linge reis nog eon poosje voort te zetten en reed .door tot Amsterdam. Maar ook daar kon hij zich nog niet loswerken en moest DE BEGRAFENIS VAN DE SLACHTOFFERS. Omtrent de begrafenis van de slachtoffers der ramp bij Veendam wordt nog gemeld: - lil de woning van den omgekomen Krui-In zijn hangende houding blijven volharden zin ga te Meeden werd gesproken door Ds. I L)e man zou waarschijnlijk den hongor- 'K. Spoelstra, predikant der Gercf. Kerk al- dood ten prooi zijn gevallen, ware het met daar 6011 uur naflat nachttrein te Amster- Aan de geopende groeve weoxl het woord dam was aangekomen, een electrioien, in gevoerd door Ds. K. Spoelstra, don heer H. dienst bij de Spoorwegen, den reiziger op J. Wil kens, den heer B. Holtrop, hoofdbe- z'jn vreemde plaats ontdekte en hem ver- stuurslid van den Bond van arbeiders in dc loste. De man is ter beschikking van de po- .oedings- en genotmiddelen en burgemees- "'.ki gesteld,'die hem over de grens zal zet ter De Zee van Veendam. ten- zoodat hij, langs een grooten omweg Namens de familie uankte Ds. Spoelstra ^hswrair, ZIJn evenwel bereikt, zonder voor do belangstelling. Te Veendam had de begrafenis plaats van de andere slachtoffers. Zondagmorgen werd in de godsdienstoefening in de Geref. Kerk Neptunesfeest aan boord van de Monte Cervantes dat het hem .geld kost Schoolnieuws. BRANDEN. Omstreeks 7 uur woedde Zondag le TU- door Ds. N. Postema aan de ramp herinnerd burg een felle brand in het kleedingmaga- en inzonderheid het gezin van den heer zijn van C. Faes aan den Korvelscheweg. Mtedema, die het ambt van diaken bekleedt, Het vuur kon in hoofdzaak beperkt worden herdacht. Uit Psalm 77 vs. 14a werd liet tot de winkelruimte. De waterschade is vrij woord bediend: „O God, Uw weg is in het belangrijk, heiligdom" en werd achtereenvolgens stil gestaan bij Gods donkeron weg, Gods heili gen, Gods zaligen en Gocls heerlijken weg. In de begrafenis voor de gezinsleden Mie- dema waren aanweziig B. en W. van Veen dam, leden van den kerkeraad, de direotour der fabriek Wiilkans, een jongelingsvereenj- gkiig en een mcisjesvereeiiLg.ng, waarvan resp. Jacob en Antje lid waren, personeel van de fabriek Wilkens en nog vele ande ren. Het woord werd gevoerd door Ds. Pos tema, die over den geloofstroost sprak, den heer Wilkens, oud-directeur van de fabriek, door burgemeester De Zee cn ds. Petersen, emeritus-predikant van Veendam, namens de familie, waarna Ds. Postema in gebed voorging. Ten slotte wend het stoffelijk overschot van K. Bos ter aarde besteld. Ook hierbij spraken verschillende personen woorden van deelneming. In de Geref. Kerk ,was vóór de begrafenis door Ds. Postema meegedeeld, dat de heer Miedema eerst wel aan de plechtigheid heeft wilen deelnemen, doch later de kracht daartoe miste. Wel had hij verzekerd in de groote beproeving te zullen berusten. Ds. P. las daan-na liet eerste hoofdstuk van het b-'Pk .Tob. Na dankgebed en het zingen van Psalm 6S vs. 2, werd de dienst beëindigd en ging dc gaiiische schare achter de drie lijk wagens cn de volgrijtuigen naar den doo- denakker, waai' zwaar klokgelui de nade ring van den droeven stoet aankondigde. Aan de groeve, waarin moeder, zoon en dochter naast elkaar neergelegd waren, werd, zoals reeds is meegedeeld, gesproken. EXAMENS. ACADEMISCHE EXAMENS. ïchnlacn® Ilooüeachoo'l t'o Gesl. Mijnbouwkunde: ingen. ex., de hee Weerbericht. Radio Nieuws. EXAMENS-HANDELSKENNIS. n Haag", 39 Juli. Niemand geslaagd. ïns zijn afgeloopen. EXAMENS-ENGELSCHE TAAL. EXAMENS-NIJVERHEIDSONDERWIJS. Kunsten, Prlnsessegracht. EXAMENS-LTCHAMELTJKE OEFENING. Utrecht, 29 Juli. Geëx. 7. ge al. 2 canrt, nl. de dames: J. B. Klstemaker. Oen Haat:; P. W. M. Mennlngste, Rotterdam. GRID UNDSET'S KRISTIN LAVRANSDOCHTER - door Dr. J. H. GUNNING J.H.zn. It 1st der Fluch der bösen Tat u« sie fortzeugend Böses muss gebdren. I wel er in dit blad reeds een korte, mende bespreking van dit boek ver- I en is in de Letterkundige Kroniek I E Juni, door den heer A. Wapenaar U de Redactie tot mijn vreugde geen I kar ook m ij n indruk van dit groot- li werk in hare kolommen op te nemen. m haar daar recht erkentelijk voor. ib bijkans nooit gelegenheid eens een i| fuitvoeriger bij een boek stil te staan [I Ie kleine kolommetjes in mijn week- bet mij vergunnen. H trilogie dezer beroemde schrijfster, l| flpristagerska" zooals de Skandina- 3 iemand noemen, die den Nobelprijs 3 letterkunde verwierf werd ons door Uitgever Meulenhoff, Amsterdam, ter I sie toegezonden en aan de oevers van I lijn heb ik de drie deelen, door Dr. A. llage vertaald, gelezen. a kent de ondertitels van dezen roman- k: De Bruidskrans Vrouw et Kruis. Ze zijn respectievelijk 330, m 481 bladzijden groot, in voortreffe- Sederlandsch overgebracht, goed ge- jeerd en keurig uitgegeven, fr enkele jaren was Sigrid Undset bij ft Ji Nederland enkele beoefenaars der J Iche letterkunde nu daargelaten [rijwel onbekend. Ik meen dat zij een jarén geleden tevergeefs voor den J [prijs werd aanbevolen (tegelijk met B [Duun, ook een Noor, den Engelsch- ft Thomas Hardy en den Duitscher Tho- Z IMann), een jaar later ging Bernard W j er mede strijken, maar thans, nu ft werk „Kristin Lavransdochter" vol- was, is haar deze grootste (en voor in gstei aller letterkundige belooningcn ftleel gevallen. 5? boek overtreft in kracht van uitbeel- 9 vermogen om van het begin tot het l te boeien, al haar vorige geschriften. SIGRID UNDSET Ik ken er slechts enkele van. In alle be handelt zij het onuitputtelijk thema: de verhouding tusschen man en vrouw, lief de, huwelijk, moederschap. Zij kent, naar het mij voorkomt, de vrouw beter dan den man. Héér psyche ontleedt zij tot in de fijnste en verborgenste roerselen. En zij brengt al hare geesteskinderen, ook al le ven zij eeuwen van ons af, zóó vlak bij ons d*>t wij met ontroering en verbazing onze tijdgenooten en onszelven meenen gepor tretteerd ie zien. Ik weet niet veel meer van Sigrid Undset af dan het weinige, dat Dr. Snethlage over haar in zijn vertaling mededeelt: geboren in 1882 te Denemarken, opgevoed in Oslo, waar haar vader Direc teur van het Nationale Museum was, is zij gehuwd met een schilder Svarstadt en moeder van drie kinderen. In 1907 ver scheen haar eerste roman „Fru Martha Oulie" in dagboekvorm, de tragedie van een vrouw, die te laat berouw heeft over haar ontrouw aan haar braven, maar iet wat bekrompen man. Daarop verscheen in 1908 „Drn lykkelige Aider", waar ik niets van zeggen kan, omdat ik het noch gelezen noch er iets over gelezen heb, maar eerst „Jenny" (1911) en „Vaaren" (1924). nu ook in 't Nederlandsch .vertaald i-Lente"), maakte haar in breede kringen beroemd. „Jenny" teekent ons een geëmancipeerde kunstenares en „Lente" geeft eerst de klare profetie van het machtige talent, waartoe zij allengs gerijpt is. In 1920 verscheen het eerste deel van haar grooten historischcn roman, dien wij thans bespreken: „De Bruidskrans", waar op in 1921 „Vrouw" en in 1922 „Het Kruis" volgde. Onwillekeurig krijgt men onder het lezen van haar boeken sterk den indruk dat zij veel autobiografie, veel ervaringen en ge beurtenissen uit haar eigen leven, in haar geschriften dichterlijk verwerkt. Z ij z e 1 v e is die blonde Kristin Lavransdochter in haar trotschen overmoed zoowel bij geluk als ongeluk, in de vervulling van hare liefdeplichten hij 't toenemend^ bewustzijn dat zij er niet tegen is opgewassen. Zij zelve is de schilderes Jenny Winge in „Jenny" met haar machtigen liefde droom en zijn fatale liefde-dwaling. Z ij- zelve is Rose Wegner in dien aangrij penden roman „Lente", waar men het on besliste en onbesluitbare, onzekere, ongrijp bare van die (of moet ik zeggen van „de") vrouwelijke natuur zoo geweldig ziet uit gebeeld. En dat alles in een taal, die u pakt en verovert van het begin tot het einde. Lees nil nog eens een roman van v. Lennep, van Schimmel, van Mevr. Bosboom-Toussaint en gij verstaat die taal haast niet meer, al is ze ook uw eigen moedertaal. Deze vrouw spreekt en denkt Noorsch, veelal zelfs Noorsch uit de Middeleeuwen, maar toch voelt gij dadelijk bij al haar histori sche getrouwheid (die ik niet beoordeelen kan, maar gaarne veronderstel) dat deze Oer-Germanen vlak bij u staan, en men- schen zijn van uw eigen vleesch en bloed, wier strijd en moeite, wier zonden en ge varen ook de uwe zijn. Het groote werk „Kristin Lavransdoch ter", waarbij wij ons nu verder uitsluitend bepalen zullen, is een epos wilt gij: een tragedie van den modernen mensch der twintigste eeuw, echt-menschelijk en hoog- dichterlijk uitgebeeld, een werk, dat stellig nog vele geslachten na ons zal blijven boeien. Het is geen sensatie-roman, geen prikkel-lectuur, ook al is het door-cn-door realistisch geschreven, maar het leert ons den mensch zien, ik zeg niet: in een nieuw licht (ach, hoe zou dat ook kun nen?) maar toch in een zóó rijke en bonte dooreenmengeling van al die gevoelens, elementaire, gewoonlijk schuil-gaande roer selen van het menschelijk hart, dat wij toch soms den indruk krijgen, dien men ook wel eens bij de aanschouwing of bestudeering van een geheel-vreemde wereld ontvangt, (ik denk aan de paalwoningen, aan de Oud- Indiaansche Inca-architektuur, aan de Ba bylonische en Egyptische wijsheid, bouw kunst, mentaliteit): „nooit had ik vermoed dat er zulke mysteriën ook in ons, ook in mijn hart konden huizen". En met ontroe ring voegt gij er dan in stilte aan toe: „het is alles echt en wéér!" Dat treft u bij nader inzien te sterker, daar de schrijfster tot een volk behoort, welks mentaliteit in zoo hooge mate van die van het onze verschilt Skandinavi- sche boeken worden ten onzent nog al veel gelezen, maar telkens gevoelt gij dat er in die volken geestelijke machten werken, die ons altijd min of meer vreemd aandoen en ook maar gedeeltelijk verstaanbaar zijn. Sigrid Uniiset is een kind van het hooge Noorden. Wij zullen hier niet ingaan op het onderlinge verschil der vier Scandina vische volken (IJsland, Noorwegen, Zwe den, Denemarken), maar alleen enkele ka raktertrekken opnoemen, die speciaal aan deze Noorsche letterkunde eigen zijn. Over het algemeen kan men wel zeggen dat het Noorsche karakter meer geneigd is de schaduw dan het licht te zien, en ook het licht zelf is daar ènders dan in ons meer zuidelijk Europa. Zij, die met mij het voorrecht hadden Noorwegen te bereizen, zullen het mij toestemmen. Het Zuiden, ook het zuidelijk landschap, is harmoni scher, het Noorsche is altijd-wisselend, als uit onrust geboren. Wij zien de zee ik zeg nu niet precies: wij, Nederlanders, maar wij meer zuidelijken gewoonlijk als een lachende, vriendelijke levensgezel lin, maar de Noor heeft vooral een oog voor haar afgrondelijke diepten en haar drei gende gevaren. De Noorsche geest is strijd lustiger dan die der andere natiën, er zit nog altoos iets in van den ouden Vikinger. Hij heeft smaak in het „unheimliche", liet ongewone cn komt heel spoedig tot „grü beln". Denk - om maar iels noemen aan Hendrik Ibsen. Natuurlijk zijn er ook „zonnekinderen" daar in het hooge Noor den. Ik behoef alléén maar Selma Lager- Onder „Noordsch" vat ik gewoonlijk de gezamenlijke Sknndinavische letterkun de samen, terwijl „Noorsch" dan meer in het bijzonder die van Noorwegen aan duidt Doch laat mij, daar Sigrid Undset toch een Noorsche ls, maar de laatste qualificatie mogen gebruiken. lóf te noemen, al heeft ook zij in hooge mate dien hang naar het mysteriejjse en onberekenbare. Maar Sigrid Undset staat onder den ban van het wondere, het „un- derlige", het raadselachtige, van het we reldgebeuren. Dat woord „underlig" komt telkens in het origineel voor. Zij is een krachtige, ja heftige ziel, gepassioneerd voor hetgeen zij als goed en waar heeft leeren kennen. Ook in haar vorige werken komt die behoefte aan, die drang naar recht schapenheid naar voren, maar toen had zij haar eigen geestelijk tehuis nog niet go- vonden. Nu wèl, en dat geeft aan haar werk thans een majesteitelijke rust Voor ons. Protestanten, ook een niet geringe be koring, maar tevens een gevaarlijke verlei delijkheid- Wij hebben niet al te veel kunstenaars, wier productie rust op den bodem van een levend geloof en die tevens aan zóó hooge literaire eischen vol doen als Sigrid Undset Want bij al den hartstocht, ja de ruwheid en gewelddadig heid van vele harer tafereelen, gevoelt men steeds het beheerschte, het natuurlijk-ge- groeide dezer ontwikkelingen. De men- schen moeten zoo zijn als ze zich voor doen en uiten. Alle pose, alle fraze, alle op zettelijke gewildheid blijft hier verre. Het historische raam, waarop dit mach tig schilderij werd ingeweven, is het Noor wegen uit de 14e eeuw, kort vóór de vereeni- ging met Denemarken. Ik heb de overtui ging die echter niet op eigen studie, maar alleen op innerlijken eerbied voor deze schrijfster berust dat de talrijke gestalten, die ons voor oogen treden, ge schiedkundig juist geteekend zijn; dat de beschrijving der woningen, toestanden, begrippen, der kerkelijke en politieke ver houdingen, den toets van archeologen en andere vaklieden glansrijk doorstaan kan Maar toch is het groote Geheel, naar ik vermoed, een schepping van haar dichter lijk genie. Misschien heeft zij. zooals Ibsen en ook Shakespeare deden, de een of an dere oude sage, een brokstuk uit een kloosterkroniek of van een stads-klerk, in haar verhaal omgeschapen, maar feitelijk is die vraag van ondergeschikt belang. Het is alles een mozaiek van geniale schetsen, die ons de boeren en de knechten, de pries ters en de landvoogden, heel even ook de koningen en de hoflieden, van het toen malige Noorwegen, te zien geven, maar niet als in Selma Lngerlóf's „Gösta Ber- ling" slechts door een zeer lossen band onderling verbonden, maar tot één groot, harmonisch geheel sanmgevoegd, waar al les bij elkaar behoort en ook ter rechter tijd zijn plaats en passende ontknooping ontvangt Er komen tal van namen in voor, die ge weer spoedig vergeet, al waren za ook noodig om u den samenhang der ge-* slachten te doen zien, maar de hoofdfigu- ren leven, ja groeien met u mede, en gi| zult Erlend en Kristin, haar achttal zonen, ook de kleine jonggestorvenen niet uitge zonderd, dien heerlijken monnik Edvin, dien nobelen Simon en nog tal van anders personen, nooit meer vergeten. Wij ver* keeren bij de lezing van dit boek in een halfslachtige, tweelingachtige wereld. Het Christendom heeft het heidendom verdrom ven, maar nog niet innerlijk overwonnen* Tal van heidensche begrippen, zeden, mo* tieven leven nog naast de christelijk-kerke- lijke tradition voort. De priesters hebben veelal nog vrouwen als bijzitten, en pries terzonen en priesterzonden worden abso luut niet bemanteld of weggedoezeld. Zij behaoren nog tot het beeld van dien tijd. De rechtstoestanden in die afgesloten da len, voor wier besef een ander dal vaak' een geheel andere wereld is. zijn nog wei nig geregeld, en de schildering van dat al les is meesterlijk. Wat heeft Mevr. Undset al niet gelezen, nageplozen en in zich opgeno men ook al had zij een vader achter zich, die als een onbestreden autoriteit in deze materie haar zeker een massa mate riaal heeft nagelaten. Maar al die rijke verscheidenheid van lo kale en territoriale, van folkloristische en Yolks-psvchologische bijzonderheden hoe belangrijk en aantrekkelijk ook hebben toch feitelijk ge ene andere beteekenis dan om de gestalte van de heldin des boeks, de blonde Kristin, op den voorgrond te plaatsen en te verduidelijken. Mooi, ver standig, trouw, vol innerlijke tegenstrijdig heden en toch levend naar de wet van haar innerlijk bestaan, moedig, vooral in het lijden, zelf een groote zondares en daardoor verdraagzaam en vergevensgezind voor an dere zondaren, verrijst zij daar temidden van de rotsen en moerassen van haar on herbergzaam vaderland als een bloem van betooverende schoonheid. Zij is een won derbaarlijke vermenging van romantiek en van nuchteren waarheidszin, een slechte opvoedster van haar kinderen, die zij be derft en toch met heldere, verstandig» oogen bekijkt, die èlles opmerken, maar haar toch zelden tot moedig optreden te genover de verkeerdheden, die zij opmerkt, weten te brengen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1929 | | pagina 5