I i W IS .A*—- IN VEILIGE HOEDE. Een verhaal uit den tijd der Hervorming in Duitschland. Vervolg). HOOFDSTUK VIII. Wonderlijk bewaard. Brentz begreep heel goed, dat hij hier op dezen ■older wel verscheidene dagen zou moeten doorbren gen. Dat het veertien dagen zouden worden wist hij toen gelukkig nog niet. Maar liet was in elk geval taak, dat hij een weinig gemakkelijk kon zitten en liggen in z'n Lenauwde schuilplaats. Daarom was hij heel blij, dat hij nog een armvol hooi op den zolder had gevonden, waarmee hij tenminste een eenigszins «acht leger kon maken. Het bleek hem dat er echter den zwaren balk, dien hij ontdekt had nog een tamelijke ruimte was en hij besloot in die ruimte z'n bed te spreiden, 't Viel werkelijk wat mee. I-Iii kon er goed zitten, waarbij dan de balk voor tafel kon dienen, en hij kon er zich ook in zijn volle lengte uitstrekken, zoodat hij 's nachts ook slapen kon. 't Zou wel niet zulk een ver kwikkende slaap zijn als thuis, maar hij kon toch rusten en dat was voor een arme vluchteling al heel wat waard. Brentz nam zijn mes en sneed een stuk van zijn brood at dat met smaak op en legde zich toen ter ruste. Werkelijk viel hij toen in een verkwikkende slaap, Waaruit hij eerst tegen den morgen ontwaakte. De regen viel bij stroomen neer en door het ge kletter van den regen begon Brentz te voelen, dat hij dorst had. Dat was een moeilijkheid, waarover hij nog niet had nagedacht. Brood had hij wel en als hij er zuinig mee deed, kon hij er dagen mee toe, ook ■ou het hem niet schaden, als hij eens 'n paar da gen zonder voedsel moest zijn. Maar water was on ontbeerlijk, dat kon hij niet missen. Dorst lijden moest iets heel vreeselijks zijn. Doch hij behoefde im mers geen dorst te lijden. Liet op dit oogenblik zijn Hemelsche Vader het heerlijkste water niet bij «troomen neervallen? Ja dat was waar, maar hoe kwam hij daar bij. Hoe zou hij een teug water kunnen bekomen, zon- ider zich te verraden? Verscheidene uren lag hij over dit moeilijke vraag- «tuk na te denken, zonder tot een oplossing te kun nen komen. Toen werd zijn aandacht ineens getrokken door «en gestadig lekken. Dat lekken moest met een goot in verband staan, idacht Brentz. Als er langs het dak van deze muur «en goot loopt zou ik daaruit wellicht water kunnen hekomen. Dat moest onderzocht worden. Het was een rieten dak, waarmee de schuur gedekt Was en hij kon dus heel gemakkelijk een opening maken. Maar dan moest hij dat toch niet doen vlak KAN UIT DE VELE VERSCHIL LENDE SOORTEN KOFFIE SAMENSTELLEN KAM IS &Jg^6UNNINK KAMPEN Merk W ld* hjnsie) 68 CU. I r-Q Ff? cs F3 FF? - - R3 ps 8 i ga VRAAGT ZB UWEN WINKELIER E3333333F3E383£3E3B3E3B3E3E3t3 boven de plaats waar hij lag, want dan zou hij leelijk in 't nat komen te liggen. Neen het best leek het hem in den hoek van het dak een gat te maken; daar had hij ook de meeste kans de goot te kunnen bereiken. De hoek was maar een paar meter verwijderd, van de plaats waar Brentz lag; hij kon er dus zonder veel beweging te maken bij komen. Met z'n mes sneed hij nu een gat in het dak en gluurde er doorheen. Ja waarlijk, vlak bij het gat dat hij gemaakt had bevond zich een goot ,die daar eindigde in een ver gaarbakje. Was dat bakje vol dan stroomde het wa ter door een klein pijpje weg. Er bleef dus altijd een bepaalde hoeveelheid water in het bakje staan. Brentz maakte nu het gat zoo groot, dat hij z'n hoofd er door kon steken en één arm. Nu gelukte het hem met z'n hand het water te bereiken en zoo bracht hij met veel moeite en inspanning het heerlijke vocht aan z'n lippen. Het gat dat hij gemaakt had stopte hij zorgvuldig dicht met hooi, om te voorkomen dat het zou gaan lekken. Want als het begon te lekken zou zeker de eigenaar van de schuur komen zien, waar het lek was en dan zou ook de schuilplaats an den leeraar wor-' j den ontdekt. Maar 'n flinke wis hooi voorkwam dit euvel. Nog niet lang was Brentz weer in z'n schuilplaats terug- I gekeerd, toen hij op den zolder eenig gerucht meende te hooren. Hij luisterde scherp of hij zich ook vergiste, maar neen hoor hij vergiste zich niet, het geluid kwam wel degelijk van den zolder. Wat zou het zijn? Brentz beefde over al z'n leden. Zou men toch z'n schuilplaats hebben ontdekt en zou daar nu 'n vijand naderen, om hem te grijpen? Hoor daar kraakten de takken! 't Leed geen twijfel, daar was iemand. Het gekraak van het hout werd sterker! Wat moest de arme man nu toch beginnen. In z'n angst ging hij languit achter den balk lig gen en hield den adem in. „O Heere", bad hij, „bewaar me toch en laat de vijand mij niet vinden, voor U is immers nieta te groot of te wonderlijk". Al heviger werd intusschen het gekraak. Nu kwam het geluid van vlak bij de plaats, -waar Brentz zich bevond. Nog een oogenblik endaar zag de verbaasde leeraar een kip, die vlak voor hem rustig op den balk ging zitten. Brentz hield zich doodstil; hij wilde het beest niet aan 't schrikken maken, want dan zou het hem door zijn lawaai verraden. Toen de kip geruimen tijd op den balk gezeten had, rees zij weer op en nu zag Brentz een mooi wit ei op den balk liggen. Groot was z'n blijdschap over die ontdekking. Een ei! Dat was juist wat hij in z'n schuilplaats noodig had. Doch de blijdschap van het ei werd op hetzelfde oogenblik getemperd door de vrees voor 'n nieuw ge vaar. Want nu vreesde Brentz, dat de kip zou begin nen te kakelen en dan zou er straks wel iemand ko men opdagen, om het ei te zoeken. Doch wat Brentz verwachtte gebeurde niet Zonder te kakelen verliet de kip haar zonderlinge legplaats en toen zij goed en wel van den zolder ver dwenen was nam Brentz het ei, sneed een stuk van z'n brood en gebruikte met een dankbaar hart z'n soberen maaltijd. Het was 'n beschikking Gods, dat die kip juist nu en dan hier een ei kwam leggen enzonder kake len weer ging. „De God van Elia leeft nog", dacht hij, „dat onder vind ik vandaag. „De raven onderhielden den pro feet en God zendt een kip om mij in het leven te houden". Het spreekt van zelf ,dat de dominee nu zeer nieuwsgierig was, of de kip den volgenden dag weer terug zou komen. Hij durfde het bijna niet hopen, maar jawel den volgenden dag, ongeveer op hetzelfde uur, kwam de kip weer naar den balk en legde weer een ei vlak voor den leeraar. Ook ditmaal ging het dier zonder kakelen weer heen. Dat geschiedde zoo veertien maal achtereen. En leken dag at Brentz het ei met een stukje van z'n brood en dankte God voor Zijn wonderlijke be waring. Doch op den vijftienden dag bleef de kip weg. (Slot volgt). „Maar zeg mij eens, jij kindje, Hoe is dat wel gegaén? Heb jij het hééle jaar door Wel flink je best gedaan? Of wou je soms niet leeren En maakte je maar jóól?" „Ik", sprak de kleine snikkend. „Ik ga nog niet op school, Ik heb nog geen vacantie, Ik ben nog altijd vrij. En ik wil- óók vacantie En óók verhoogd als zijl" Uit: Hoor! moeder leest voor. W. B. EBBINGE WUBBEN VAN HASSELT. KLEUTER. Laatst liep ik op den straatweg En zag een kindje staan, Dat stond zoo droef te huilen; Ik ben er heen gegaan. „Heb jij je bal verloren? Of soms je bloes gescheurd? Vertel mij eens, jij kindje, Wat of er is gebeurd?" Met oogjes, nat van tranen, Sprak kleuter vol verdriet: „Vandaag is het vacantie En Nel en Koos en Piet, Zijn allemaal op school verhoogd, nllcpnitt niet" PIET HEYN EN DE ZILVERVLOOT. ii. Zij zeilden de baai van Matanza op het eiland Cuba binnen en meenden daar beveiligd te zijn van de aanslagen der Hollanders. Doch dat was misgerekend. De Hollanders zetten de Spanjaarden na en be schoten de schepen. Nu werd de toestand van de Spanjaarden werkelijk hachelijk want, opgesloten als ze waren in de baai, waren zij niet bij machte de kogels der Hollanders te ontvluchten. Toen hun dan ook een „goed kwartier" werd aan geboden, aarzelden zij niet dit voetstoots aan te nemen, ook al wisten zij, dat zij daarmede al de hun toevertrouwde schatten prijsgaven. Van vier dagen mondkost voorzien lieten zij zich aan land zetten. En toen togen de Hollandsche matrozen aan den buit. Daar de meeste Spaansche galjoenen in de ondiepe baai aan den grond geloopen waren, moes ten de schatten in de Hollandsche schepen worden overgeladen. Vijf volle dagen gingen met dit overladen heen. Hoewel Piet Heyn strenge orders gaf om het roo- vcn te voorkomen, laat het zich denken dat heel wat schatten jn de wijde en diepe zakken der Hollandsche pekbroeken verdwenen. Toen alles geborgen was werden de meeste galjoe nen in brand gestoken. Enkele werden bemand met Hollandsche koppen om de thuisreis mee te maken c:t zoo zetten onze schepen, rijk met buit beladen, koers naar het vaderland. Maar hoe moest Piet Heyn zijn schatten nu veilig thuisbrengen? Hij zond een adviesjacht vooruit, om den heeren bewindhebbers dor West-Indische cora- ,iP71 o-p'iikkieen afloop der onderneming mee te deelen en tevens aan te dringen op het zenden >a.i ua.p, oiiK.ui er aan het overbrengen van de vloot groote gevaren verbonden waren. Het gerucht toch van het noodlottige ongeval, dat de zilvervloot had getroffen, bereikte al spoedig Spanje, waar men onmiddellijk dertig sohepen liet uitzeilen, teneinde de verloren schatten nog te her overen. Ook in Ostende brachten de Spanjaarden een vloot bijeen en bovendien liepen de Duinkerker kapers met veertig schepen uit om te probeeren den buit te bemachtigen. Waar er dus zooveel kapers op de kust waren, werd het voor Piet Heyn werkelijk een onderneming zijn veroverde schatten veilig thuis te brengen. Enkele zijner schepen, die door storm bcloooen, van de vloot waren afgedwaald, raakten reeds slaags met een aantal belagers, doch wisten die gelukkig van zich af te houden en liepen toen een Engelsche haven binnen. Weldra volgde Piet Heyn met de rest van zijn vloot hun voorbeeld. Zie zoo nu was hij veilig voor de aanslagen van zijn vijanden, dóch hij was van Scilla op Charibdus verzeild, want nu bekroop den Engelschen de lust, om de veroverde schatten te bemachtigen. Half Londen liep uit op het hooréri van de tijding, dat Piet Heyn met zijn schatten een Engelsche haven was binnengeloopen. Als om strijd boden de Engel sche ambtenaren den vlootvoogd hun diensten aan en als hij die niet aanvaardde opperde zij allerlei bezwaren. Koning Karei I stelde een geleide van vier Engel sche oorlogschepen beschikbaar, doch ook hiervoor bedankte Piet Heyn hoffelijk. Hij kende de Engelsche manier van hulp verleenen. Na vier weken in de Engelsche haven te hebben vertoefd liet hij de ankers lichten en vertrok naar het vaderland waar hij zonder eenig verlies te heb ben geleden het Goereesche gat binnenviel. Later vertelde hij, dat het hem meer moeite had gekost zijn schatten uit de handen der Engelsche te houden dan ze op de Spanjaarden te veroveren. Dadelijk na zijn aankomst begaf de vlootvoogd zich naar de vergadering der heeren bewindhebbers om verslag uit te brengen van zijrt ondervinding. De Staten vereerden hem met een gouden keten, die een waarde had van 1300 gulden. Ook Admiraal Loncq en Vico-admiraal Bankert ontvingen een ke ten, doch Witte de With, die nog al vaak aan het kortste eind trok, kreeg niets. Door het gehcele land werd een plechtige dankdag gehouden gevolgd door volksfeesten. Frederik Hendrik enf tor cere van den overwin naar een feestmaaltijd, waarbij aan Piet Heyn de eer te beurt viel, te mogen aanzitten tusschen den Stadhouder en tusschen Frederik V, den koning van Bohemcn. 125 De geheele bemanning kreeg een aandeel in buit, dat echter heel gering was. De aandeelhoni verdeelden 50 pCt. onder elkander. Doch hoe groote was de buit nu? Aanvankelijk werd hij geschat op 11 millioen gul den, doch toen men aan het verkoopen toekwam bleek de waarde ruim 15 millioen gulden te be dragen. Zooals reeds gezegd, bestond de buit hoofdzakelijk uit zilver, goud, juweelen, paarlen en kostbare koo^ waren. Al deze schatten werden opgeborgen in i West-Indische Huis op de Heerengracht te Amste dam. Van heinde en ver kwamen menschen, die d ■chatten eens graag zien wilden. Piet Heyn zelf heeft nauurlijk ook zijn portie gc had van de veroverde schatten. Toch zou het voordeel, dat hij van de veroverin; der zilvervloot trok grooter hebben kunnen zijn, in dien zijn vrouw zijn raad had opgevolgd. Men vertelt namelijk, dat Piet Heyn aan den ka pitein van het adviesjacht, dat de blijde tijding ir het vaderland moest brengen, een brief mee gaf voor zijn vrouw. In dezen brief vertelde de vlootvoogd, dat het hem inderdaad gelukt was de zilvervloot te vermeesteren en dat hij de waarde der veroverde kostbaarheden op ruim elf millioen gulden schatte. Daar hij als gevolg van dit voordeel, voorzag, dat de koers van de aandeelen der West-Indische Compagnie sterk zou oploopen, ried hij zijn vrouw aan, zooveel mogelijk aandeelen te koopen. Als goed financier voorzag hij, dat hiermede groot voordeel zou te be halen zijn. Het moet hem wel geweldig zijn tegengevallen bij zijn thuiskomst van zijn vrouw te vernemen, dat zij die aandeelen niet had gekocht. Zij had er nog eens met een buurvrouw over gepraat en zij waren tot de conclusie gekomen, dat de vlootvoogd in de roes der overwinning de waarde wel veel te hoog zou hebben geschat en dat het dus met die aandeelen zoo'n vaart niet zou loopen. Toch heeft Piet Heyn wel een flink aandeel in den buit gehad. Daarvan getuigt o.m. het juweelen kistje van den zeeheld, dat nog in het Museum van Oud heden te Rotterdam wordt bewaard. Piet Heyn vatte nu het plan op stil te gaan leven. Hij was 51 jaar oud en had van het zeeleven en van het oorlogvoeren ruim zijn deel gehad. Te Delft kocht hij zich een huis en daar wilde hij zich metterwoon vestigen. Doch het liep anders. Op het onverwachts stierf Willem van Nassau, het Hoofd van 's Lands vloot en bij het zoeken naar een waardigen opvolger wist men hiervoor niemand beter te kiezen dan de vermaarde zeeheld Pieter Pieters zoon Heyn. (Slot volgt) Buiten Nederland komt de Kluit in Europa wei nig voor en we hebben reden trotsch op deze vogel te zijn. Deze fraaie vogel moet worden gerangschikt onder de kustbewoners en wordt het meest gezien op de Zeeuwsche en Zuid-Hollandsche eilanden en op enkele wadden-eilanden. In den trektijd komt hij c^k wel eens in andere deelen van het land. De naam moet verklaard worden naar het eigenaardig stem geluid. J. v. d. Pol. WIE HET WEET MAG HET ZEGGEN. No. 61. Mijn geheel bestaat uit 8 letters en noemt een stad Jn Frankrijk. Een 7, 1, 2, 8, 4 is een meubel. Een 4, 8, 6, 7 is een ander woord voor zinspreuk. 7, 1, 5, 3, 1 is het tegenovergestelde van zoet 1, 3, 4, 8 is een dun doorzichtig weefsel. No. 62. Een moord is een misdaad, maar waar ie «en moord récht9 No. 63. Wanneer Je een letter in een naam verwisselt kun Je van een groote Duitsche havenstad een badplaats maken. No. 64. Mijn eerste is niet klein; mijn tweede en derde vormen samen den naam van iemand van wie je veel houd, en mijn geheel noemt ook iemand van wie ge veel houd. Oplossingen Nos. 5760. No. R Boekarest nmsk ie t Boek a re st Woer d en 'V 59. Aan een leugenaar, want die gelooft nie- and. No. 60. Otto en Reinier. ZUID-AFRIKAANSCHE WIJSHEID. Geen vijftien mijle van Jon hnis Is iemand met 'n swaardcr kruis. Uit: Zuid-Afrika. ONS TEEKENHOEKJE. Eigen werk. **RA0S3.Vl.lEeENVANGER ONS KNUTSELHOEKJE. Een schuifdoosje. Dit werkstukje maken \\e van geki. u. ,.un kan- ton. Eerst maken we het doosje en dan de huls. Fig. 1 geeft ons den uitslag van het doosje. De stippel lijnen zijn ritslijnen. Heb je dus uitgesneden en ge ritst, dan kan je gemakkelijk het doosje in elkaar zetten. Aan de lange zijkanten zie je kleine vierkant jes, die je op de korte zijden vastplakt. Voor de huls teeken je fig. II op het karton. Snij den en ritsen. Het in elkaar zetten wijst den weg vanzelf. Je plakt het vlak a.b.c.d. op het e.f.g.h. Door dat ons karton zoo dun is, hoeven we geen rekening te houden met de kartondikte. Dit moet je natuur lijk wel doen, als je dikker karton gebruikt. Is het doosje zoover klaar, dan breng je er een versiering op aan. Op het bovenvlak en de lange zijkanten. Voor elk geef ik 'n voorbeeld. KUNSTJES EN SPELLETJES. Luciferskunstje. (Oplossing). Een knnstje met getallen. Plaatst de getallen in onderstaande figuur zóó, dat de som van de vier getallen in alle horizontale en in alle verticale rijen gelijk is aan 34. 13 14 16 16 (Oplossing volgende week). CORRESPONDENTIE. No. 58. In geen geval. C. J. F. te Dordrecht. Uw schetsje wordt geplaatst in het eerste nr. van Mei a.s. Als u nog eens wat hebt zendt u 't mij maar. Aan de teekenaars. Beste Jongens en meisjes: Ik word bedolven onder de teekeningen. Soms ontvang ik 15 brieven te gelijk. Je begrijpt wel, dat het noei- lijk gaat om alles te plaatsen. Het beste zal il uit zoeken, zoo veel mogelijk ieder 'n beurt geven, maar teekenen op goed papier, met O.I. inkt en niet kleo- ren. Arie Dekker. Die racc-auto is prachtig, maar ik kan ze niet plaatsen. Teeken die nu eens wat kleiner en niet gekleurd. Vergissing. In het Zondagsblad van 6 April j.l. nam Ik een teekening op n.l. een paard cn zette er bij, dat die teekening van M. Braun te R'dam was. Dat wan mis. Die teekening is niet van M. Braun, maar van Adr. Middelkoop te Schoonrewoerd. Zoo gaat het sla men zoo'n stroom van teekeningen ontvangt. JEUGDREDACTEUT- EET SMAKELIJK. Zeg eens, kellner, dat is toch al te bar. Dat bord is heelemaal nat „Pardon meneer, dat is Uw soep".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1929 | | pagina 14