JÜtettnrr £riïisrijr Cfflttraiil
Dagelijks verschijnend Nieuwsblad voor Leiden en Omstreken
Dit nummer bestaat uit DRIE bladen. !Vo^..0dpane™Bv^n hi°w ..Het
EERSTE BLAD.
BRIEVEN UIT DE HOOFDSTAD
ABONNEMENT!
Per kwfcrtaal 3.25
(Beschikkingskosten 0.15).
Voor het Buitenland bij Weke-
lijksche zending
Bij dageüjksche zending a 7*—
Aides bij vooruitbetaling.
Losse nummers 5 cent.
met Zondagsblad 7Va cent
No 2718
Bureau: Hooigracht 35 Telefoon 2778 Aangesloten op het streeknet Lisse. Postbox 20 Postgiro 58936.
MAANDAG 15 APRIL 1929
ADVEBTEMTIfilfi T"
Van 1 tot 5 regelsf 1.17%
Elke regel meer m 042%
fngcz Mededeelingcn
van 1—5 regels 240
Elke rcge meer 0.45
Bij contract belangrijke korting.
Voor het bevragen aan het bureau
wordt berekend 0.10
102 Jaargang.
0 BELGIË EN WIJ.
Vorige week is in den Haag een vergade-
Üering gehouden ter bespreking van het on
derworp „België en wij", waarop wij, zij het
Jaat, alsnog de aandacht moeten vestigen.
De bijeenkomst was belegd door den R.K.
Vredesbond en wilde het „Katholiek Vredes
werk voor België en Nederland" bevorderen.
Dit doel is echter slechts in zooverre be-
jeikt, dat door deze vergadering pas goed
openbaar geworden is, hoe ver de Belgischea
zienswijze met betrekking tot brandende
«stukken, van de Nederlandsche verwij
derd is.
Van Belgische zijden spraken Pater G. C.
Button, senator, en burggraaf P. Poullet,
minister van Staat.
De redevoeringen, door deze heeren, en spe-
eiaal door de eerstgenoemde gehouden, be
wijzen overduidelijk, dat er in België slechts
één, door allen gehuldigde opinie is; zoowel
ten aanzien van de Scheldekwestie en het
kanaal Antwerpen—Moerdijk, als van de
andere nevenvraagstukken; een meening,
welke onlangs door senator Paul Segers in
duidelijke woorden is omschreven.
Ongetwijfeld is dat voor de hoorders en
voor heel ons volk een groote teleurstelling,
omdat door velen gehoopt werd, dat er in
België een belangrijke onderstrooming was,
welke de verstrekkende Belgische eischen
Biet onderschreef.
Maar winst is hierbij, dat we thans pre
cies weten, hoe de zaken staan, en dat de
Nederlandsche onderhandelaars niet in twij
fel behoeven te verkeeren over hetgeen men
|n België wenschL
ROOMSCH-KATHOLIEKEN EN
SOCIAAL-DEMOCRATEN.
Bizonder leerzaam is deze vergadering ook
geweest om een juiste vergelijking te maken
tusschen de houding, welke onze roomsch-
katholieken en onze sociaal-democraten res
pectievelijk aannemen, als er gekozen moet
Worden tusschen nationale belangen en in
ternationale verwantschap met „geloofsge-
.nooten".
Binder leerzaam vooral voor hen, die
B0? zoo graag van ultra-montanen spreken.
[Killen de sociaal-democraten zich de eer
toerekenen, dat de roomsche Vredesbond hun
voorbeeld volgde, dan mogen ze dat gerust
doen. Hun internationaal contact maakte
het hun mogelijk, om, direct na de verschij
ning der „Utrechtsche documenten" een mee
ting te beleggen, waarin van Belgische zijde
de kwestie werd toegelicht
Ook de Roomsch-Katholieken belegden nu
«oo'n vergadering.
Maar van verdere overeenkomst ls geen
sprake: integendeel.
De sociaal-democraten gaven zich onmid
dellijk, bijna bij voorbaat geheel gevangen
san den Belgischen partijgenoot en scholden
op iedereen, die de mededeelingen van Huys-
tnans critisch bekeek.
De roomsch-katholieken echter aarzelden
geen moment om de rede, die hun geloofs
genoot hield, zonder iets of iemand te sparen,
te weerleggen en terug te wijzen.
De redactie van „de Tijd" drukt zich wel
leer sterk uit in deze woorden:
„De rede van Pater Rutten is o.l. een
weefsel van onjuistheden uit deferentie
voor den priester-politicus, die haar uit
sprak, zullen wij geen sterker uitdrukking
bezigen een weefsel, dat ter wille van
de historische waarheid en de goede ver
standhouding met onze Zuiderburen,
door een stevig antwoord van bevoegde
Nederlandsche zijde uit elkaar gerafeld
moet worden."
En later:
„Op den Belgischen toon moet de Ne
derlandsche weerklank volgen. De rede
van Pater Rutten mag niet ontbeant-
woord blijven,"
En dit, noch eenig ander roomsch-kath.
blad, vergoelijkt de houding der Belgische
geloofsgenooten.
„dat de Belgische socialistische partij geen
deel heeft gehad aan de annexionistische
politiek tegen Holland, noch vóór, noch
tijdens, noch nk den oorlog."
Dat is krachtig gezegd, maar de historie
vertelt het anders gelijk de „Tijd" is herin
nering brengt.
Immers, op de veelbesproken conferentie
voorjaar 1919 te Parijs gehouden, werden
met betrekking tot de Weslerschelde door
België twee eischen gesteld: lo. de vrije be
schikking over den uitgang naar zee langs
de Schelde; en 2o. het recht van België om
die rivier in volle vrijheid en te allen tijde
te gebruiken voor zijn verdediging.
Ten aanzien van Limburg zou België zich
tevreden stellen met:
De vestiging van een regiem, dat België
vrijwaart tegen de gevaren, die voor zijn
veiligheid voortvloeien uit de configu
ratie van dit gebied en dat aan België
den waarborg zal verschaffen voor zijn
economische belangen, die benadeeld zijn
door de bepalingen betreffende grond- en
watergebied van de tractaten van 1839.
Ziedaar de eischen, die te Parijs werden
gesteld.
Deze eischen zijn niet te verwezenlijken
zonder overdracht van souvereiniteit
Deze eischen zijn derhalve annexionististi-
sche eischen.
Deze eischen werden gesteld door en na
mens geheel de Belgische delegatie, welke
als volgt was samengesteld:
1. Paul Hymans, Minister van -Buiten-
landsche Zaken en Minister van Staat (libe
raal);
2. Van den Heuvel, bijzonder gezant en
gevolmachtigd Minister van Z.M. den Koning
der Belgen, Minister van Staat (katholiek);
3. Em. Van der Velde, Minister van Justi-
e en Minister van Staat (socialist, leider
der Belgische Werklieden Partij).
Ziedaar, zegt „de Tijd" terecht, de histori
sche waarheid en daaraan veranderen uit
spraken van Huysmans niets.
HET BELGISCHE ANNEXIONISME
Dit verschil in houding tusschen roomsch-
katholieken en sociaal-democraten komt op
frappante wijze tot uiting bij de bespreking
van het Belgische annexionisme.
Pater Rutten heeft op de Haagsche verga
dering, blijkens het woordelijk verslag in
„de Tijd" het volgende gezegd:
„Toen na den oorlog een betrekkelijk klein
getal Belgische nationalisten er aan dachten
ons grondgebied te uwen nadeele te ver-
grooten, werden zij door geen enkelen voor
aanstaanden en verantwoordelijken politic-
ken leider gevolgd".
Op deze woorden volgden gemompel en
teekenen van verbazing bij een deel der aan
wezigen, zegt het verslag.
Wij kunnen deze verbazing begrijpen.
Alisschien kan de S.D.A.P. In stille medi
tatie dit ook, maar ze durft het niet hardop
te zeggen.
Immers, Camiel Huysmans heeft onlangs
Iets dergelijks gezegd en dus neemt onze
S. D. A. P. dat voor waar aan.
In elk geval, de Belgische sociaal-democra
ten hebben te dien aanzien en schoone 1eL
BINNENLAND.
0 DE RECHTSPOSITIE.
In de vergadering der Eerste Kamer op
5 Maar 1.1. heeft de heer Colijn het vraag
stuk onzer verhouding tot België in het
juiste licht gesteld. Eerst, aldus de spreker,
moet de rechtspositie duidelijk zijn, vóór
verder onderhandelen mogelijk is.
„De grondoorzaak van alle moeilijkhe
den ligt hier, constateerde de heer Colijn.
Er schijnt een diepgaand verschil van in
zicht aanwezig omtrent de wederzijdsche
rechten en verplichtingen ,die uit het Ver
drag van 1839 voortvloeien. Indien dit nu
zoo is, dan valt te vreezen, dat alle on
derhandelingen, zoolang dat punt niet is
opgeklaard, tot volkomen onvruchtbaar
heid zijn gedoemd.
Hierop rageerde Pater Rutten met grooten
nadruk.
Ten aanzien van de Scheldekwestie meen
de hij te mogen concludeeren:
„De misnoegdheid die gij bij ons hebt
vastgesteld, is zeer begrijpelijk, indien gij
wilt in acht nemen, dat wij er in België
allen van overtuigd zijn dat Nederland de
nog altijd in voege zijnde verplichtingen
van het verdrag van 1839 in talrijke om
standigheden niet heeft nageleefd."
Dat deze dwaling, zelfs van Belgisch:des-
kundige zijde voldoende is aangetoond, laat
Pater Rutten eenvoudig rusten.
Over de verbinding Antwerpen—Rijn
spreekt hij op gelijke wijze.
Twee waterverbindingen zijn ons
broodnoodig: de eene, met den Rijn langs
de Oosterschelde, of rechtstreeks van
Antwerpen naar Moerdijk of naar Hol-
landsch Dieo; de tweede, van Antwerpen
naar de Maas en den Rijn op de hoogte
van Ruhrort."
Hieruit blijkt dus, dat België zich nu het
recht aanmatigt, rechtseischen te stellen, dis
vallen buiten het kader der scheidingsrege
ling; ja, België zal, als het voor deze eischen
bij Nederland geen gehoor mocht vinden, bij
een internationaal scheidsgerecht, misschien
wel bij de Mogendheden rechtstreeks in be
roep gaan.
Zoo staan thans de zaken.
De rechtspositie zuiver afbakenen zal dus
een zeer zware taak zijn. Want niet alleen,
dat Pater Rutten, zooals „de Tijd" opmerkt,
zijn rechtsstandpunt heeft geconstrueerd op
een compleet stel historische onwaarheden,
maar hij voegde er nadrukkelijk aan toe:
„Mag ik er tenslotte nog bijvoegen, dat
onze drie groote volitieke partijen volle
dig akkoord gaan over al die vraagstuk
ken, die ik U heb herinnerd! Toen de
liberale Minister van Buitenlandsche Za
ken den 6 Juli ~.l. in de Kamer van Volks
vertegenwoordigers eens te meer ons
standpunt had uiteengezet, vroeg de socia
listische hoofdleider en voorganger van
den Minister aan 't hoofd van het depar
tement het woord om te verklaren, dat de
heer HymaJis de gevoelens en de verlan
gens had vertolkt van het gansche land.'
Ja, zelfs werd bericht, dat Pater Rutten
zijn rede eerst heeft laten goedkeuren door
den minister van Buitenlandsche Zaken,
Paul Hijmans.
Wij weten dus nu, dat wij In deze aange
legenheid staan tegenover een eendrachtig
en ongedeeld België.
Gelukkig is in ons land de positie niet
anders.
Voor- en tegenstanders van het door de
Eerste Kamer verworpen Verdrag staan ten
aanzien van het rechtsstandpunt ook ten
obT'cnf «cbouder aan schouder.
SLAKKENGANG.
In Juni 1926 richtte een ambtenaar van
dc Gem. Electriciteitswerken een brief aan
den voorzitter van het Scheidsgerecht voor
Ambtenaren, in welken brief hij verschil
lende beschuldigingen uitsprak tegen de Di
rectie ivan ons Electriciteilsbedrijf.
Het doet een weinig wonderlijk aan, dat
een ambtenaar van eenige ontwikkeling
en positie geen ander adres weet om zijn
klachten en beschuldigingen te deponeeren
dan bij den voorzitter van een Scheidsge
recht.
Trouwens, dit is niet het eenige dat tot
verbazing stemt in deze affaire. Deze amiv-
tenaar, die een vertrouwensfunctie vervult,
meent ernstige gevallen van fraude te heb
ben ontdekt. Hij geeft daarvan niet onmid
dellijk kennis aan zijn oppersten chef, deo
wethouder, of aan den Burgemeester, inte
gendeel, hij zwijgt vier jaren lang en zamelt
in dien tijd allerlei grieven en klachten op.
Komt de zaak tenslotte bij den wethouder,
dan geeft deze, ook alweer zoo iets vreemds,
de zaak uit handen, geeft ze ter behande
ling aan den beschuldigde, met het vooruit
te verwachten resultaat, dat de klager in het
ongelijk wordt gesteld en voorgedragen
voor ontslag.
Natuur ijk gaat dat in onzen tijd maar
niet zoo, de pers bemoeit er zich mee, de
organisatie komt in het geweer, de man
wordt geschorst en de zaak komt nu, maar
feitelijk reeds te laat, In onderzoek.
Nu moet de wethouder zich er wel mee
bemoeien, nu wordt ook de commissie van
bijstand er in gekend, nu worden verhoo-
ren afgenomen en rapporten gemaakt, nu
zal de zaak komen in publieke behandeling.
Inmiddels is het 1927 geworden, er heeft
bestuurswisseling plaats gehad, de nieuwe
wethouder voelt zich met het oude rapport
niet „safe", de heer Wijnkoop had trouwens
in een interpellatie nieuwe zaken aange
sneden, alzoo werd ecm nieuw onderzoek
begonnen.
Bij dit onderzoek, oJ beter bij de voorbe
reiding er van, is een nieuwe fout gemaakx.
Het Co'lege van B. en W. suggereerde den
Raad, da' er aan de Gem. Electriciteitswer
ken waarlijk iets „niet in orde" was. Dat e*
breed onderzoek daarom wel noodig was. I
de tweede fout, die het College maakte, w;
dat niet de Wethouder voor de Bedrijven
zelf het onderzoek ter hand nam, doch He
eaak overliet a^n een commissie van Amb
tenaren.
Een boekwerk van 225 bladzijden ver
scheen in 1928 als resultaat van het werk
dezer commissie. Belangrijk is dit rapport
niet geworden. Het maakt den indruk dat
men in ieder geval iets wilde vinden. En
zoo Is het raoport twees'achtig geworden.
Men heeft in het beschrijvend gedeelte ei
beetje dik gedaan, al is men ook telkfen&tV
de overtuiging gekomen dat de klachten of
onjuist waren of niet konden worden be
wezen, maar men heeft daarbij toch wel
ruimte gelaten voor allerlei verondersteTÜn
die voor het bedrijf en de bedrijfslëi
ding niet gunstig zijn.
Maar in de eigenlijke conclusie is men
eer heel erg gereserveerd, durft men blijk
baar de consequenties niet aan en zoo blijft
ten slotte ook na dit onderzoek en rapport
zooals bet was. Slechts op een enkel
punt wordt een wijziging In de tarieven
politiek voorgesteld, die wat meer vaste lijn
en meerdere publieke bekendheid van de
tariefslierekenin.g waarborgt.
Dit rapport dagteekent van de 2e helft van
1928. Het is aangevuld met memories van
den beschuldigden ambtenaar, van den Pi
recteur der Gen.. Electriciteitswerken, van
onderzoekende amhtenaren.
Het zou nog voor de begrooting worden
behandeld. Maar niemand had er veel zin
in. niemand was er op genrepareerd, nie
mand verwachtte er eigenlijk iets van. Zoo
werd de zaak uitgpsteld. wel niet tot St.
Juttemis, maar tot Anril 1929. In bet laatst
van deze maand komt de zaak nu in de zit
ting van den Gemeenteraad aan de orde. -
Wij schreven boven dezen brief „slakken
gang". Het is een metbode van zaken doen,
die in een particulier bedrijf niet zou kun
nen p'aats vinden en die ook bij de Ge
meente niet behoort voor te komen.
Daar is een ambtenaar die klager was en
beklaagde is geworden. Een man die terecht
of ten onrechte o^ de alarmfluit heeft gebla-
De zaak van dezen ambtenaar hangt nu
reeds drie jaren. Of ontslag zal voleen, of
•erplaatsing. of belooning is nog immer
ior den man een vraag. Dat is toch op zijn
zachtst gesnreken onbehoorlijk. Het gaat
hier om de positie, om de eer. om het leven
van een mensch. Zou het wonder zijn als de
betreffende persoon zenuwpatiënt was ge
worden.
Maar ook voor een bcdriif is zu'k een gang
in zaken ontoelaatbaar. Dit bedrijf en zijn
leiding is nu drie jaren in opspraak. De
grootp pers heeft er zich mee bezig gehou
den, de „Bezem" heeft felle artikelen tegen
de leiding van het be.1riif en den vroegeren
wethouder gericht, de pers der arbeiders
organisaties heeft zich er mee bezig gehou
den, commentaren geleverd, aangedikt er
stemming gemaakt.
Dat heeft ook in'vloed on de stemming van
het puhliek. Dat maakt licht een groep hur-
gers tegen de gestie van het bedrijf ingeno
men. Dat geeft gelegenheid aan ieder, die
wel eens moeilijkheden met de leiding heeR
gehad, oude koeien uit de sloot te haten,
onbewezen heschuldigingen te lancceren,
grieven publiek te maken.
Men mag een bedrijf en de leiding daar
aan niet wagen. Is er reden om op te tre
den. dan moet dit met vaste hard en onmi 1-
dellijk gebeuren. Dan behoeft men voor
krasse maatregelen niet terug te deinzen.
Maar bestaat er geen reden tot ernstig"
klachf, dan make men hef kabaal onmid
dellijk kapot: Anders immers maakt
de lording krachteloos en schaadt mei
bedrijf zelf.
Wil riin volstrek» geen tegenstanders van
het Overheidsbedrijf. Maar uit deze affaire
blijkt wel opnieuw, hoe vele kwade kanten
het heeft.
AREND VAN AMSTEL.
OFFICIEELE BERICHTEN.
ONDERSCHEIDINGEN.
Bij Kon. besluit is S. Swaap, cerste-concert-
meester van het Residentie-orkest te 's-Gra-
venhage, benoemd tot ridder in de Orde van
Oranje-Nassau;
an Mr. J. A. van Praag van Amsterdam,
vergunning verleend tot 't aannemen van de
versierselen van ridder der Orde van Civiele
verdiensten van Spanje.
RECHTERLIJKE MACHT.
Bij Kon. besluit zijn benoemd tot ridder in
de Orde van den Nederlandschen Leeuw Mr.
L. J. A. van Lidth de Jeude, griffier van het
Gerechtshof te 's-Gravqnhage; en Mr. J.
Hofstede, officier van justitie bij de Arrondis-
sements-rechtbank te Groningen;
is aan Mr. L. J. van Lidth de Jeude, op zijn
verzoek, met ingang van 1 Mei 1929, eervol
ontslag verleend, uit zijn betrekking van
griffier van het gerechtshof te 's-Gravenhage
onder dankbetuiging voor de door hem in
rechterlijke betrekkingen bewezen diensten;
benoemd in gelijke betrekking met
gang van gemelden datum: mr. W. van Griet-
huijzen. thans substituut-griffier bij gemeld
Gerechtshof;
is aan Mr. J. P. Hofstede, op zijn verzoek,
net ingang van 1 Mei 1929, eervol ontslag
erleend uit zijn betrekking van officier van
justitie bij de Arrondissements-rechtbank te
Groningen, onder dankbetuiging voor de vele
door hem in rechterlijke betrekkingen bewe-
diensten;
1 zijn benoemd tot officier van justitie bij
de Arrondissements rechtbank te Groningen,
met ingang van 1 Mei 1929; Mr. A. Rombach,
thans substituut-officier van justitie bij de
Arrondissements-rechtbank te Rotterdam;
te Leeuwarden: mr. C. F. Enger, thans sub
stituut-officier van justitie bij de Arrondisse
ments-rechtbank te "s-Gravenhagc.
ONZE MINISTERS.
MINISTER KAN NAAR MAAS EN WAAL.
Minister Kan zal op 29 dezer een bezoek
brengen aan Maas en Waal, ten einde zich
persoonlijk van de toestanden op dc hoog
te te stellen.
Besproken zal worden, op welke wijze in
de toestanden verbetering is te brengen en
wat kan worden gedaan om den landbou
wenden stand hooger op te voeren. De oprich
ting van een lagere landbouwschool zal een
der onderwerpen van bespreking zijn.
INGEZONDEN ME DE DEE LANG.
VRAGEN VAN KAMERLEDEN.
Het Tweede Kamerlid Van den Bergh
heeft den minister van justitie de volgende
vragen gesteld:
1. Heeft de minister kennis genomen van
een onlangs verschenen artikel van dr. J.
Sanders in het Nederlandsch Tijdschrift
Geneeskunde, waarin genoemde geneeskun
dige mededeeling doet van een in zijn prak
tijk voorgekomen geval, dat een kind juist
300 dagen na het overlijden van zijn vader
word geboren?
II. Is de minister niet van oordeel, dat het
ve«nelde geval in belangrijke mate de reeds
vroeger herhaaldelijk door verschillende
mannen- van wetenschap verkondigde
ning versterkt, dat de termijn van 3C
in art. 310, 1ste lid, van het Burgerlijk
Wetboek (en in nog enkele andere artikelen
m dit Wetboek) bepaald, te kort is?
III. Is de minister niet van oordeel, dat
ieder geval een aanvulling van de wettelijke
bepaling van art. 310, 1ste lid, noodzakëlijk
ten einde iedere mogelijkheid, dat een
wettig kind als onwettig zoude moeten wor-
'en aangemerkt, uit te sluiten?
RADIO-KWESTIE TE VENLO.
Het Tweede-Kamerlid Kleerekoper heeft
den Minister van Waterstaat gevraagd, of
het juist is, dat de Minister een doorzend
vergunning heeft verleend aan een radio-
distributeur te Venlo, onder voorwaarde,
dat, voor zoover mogelijk, steeds onverkort
twee Nederlandsche programma's moeten
worden doorgezonden, maar dat het ge
meentebestuur het doorgeven van
sproken woord van de Y.A.R.A. wil beletten.
zoo ja of de Minister dan maat
regelen wil nemen.
BOVENTALLIGE LEERKRACHTEN.
Het Tweede-Kamerlid Ketelaar heeft den
Minister van Onderwijs de volgende vragen
gesteld:
Acht de Minister de gevallen,
door toelating van leerlingen en de invoe
ring van het zevende leerjaar een aantal
leerlingen, uitgaande boven de grensgetal:
van de schaal der „technische herzie
ning" de school bezoekt, niet een bijzondei
omstandigheid, waarin het tweede lid van
art 56 der Lager-Onderwijswet-1920 toepas
sing heeft te erlangen, als bijv. mede
verband met bet verdwijnen uit de school
deze, wat het aantal leerkrachten betreft, in
ongunstiger omstandigheden komt te
keeren dan te voren?
2. Zijn, met name, als een school op den
datum van toelating 78 leerlingen telt, of
een andere school 232, deze aantallen dan
niet zoodanig, dat afgescheiden
gemiddelde over het vorige jaar boven
de nog overgebleven leerkrachten een leer
kracht ingevolge art 56, 2de lid. dient
worden toegestaan?
3. Acht de Minister het niet toestaan
surnumeraire leerkrachten in deze gevallen
niet In strijd met de door hem in de Kamer
zitting van 21 December jl. gedane
zegging, dat een ruimere, soepele toepas
sing van dit artikel zal plaats vinden?
ZUIVERING VAN AFVALWATER.
Het Tweede-Kamerlid Van der Waerden
heeft den Minister van Arbeid o.
vraagd, of deze niet van oordeel is. dat de
regeling der werkzaamheden
dienst der volksgezondheid cn het verband
tusschen zijn werkzaamheden en die van
het Rijksinstituut voor zuivering van afval
water verbetering behoeven?
WIJZIGING GEMEENTEWET.
TOEVOEGING VAN ART. 238 IN VERBAND
MET BEZWAREN TEGEN HEFFING
VAN PRECARIORECHTEN.
wet.
In de Toelichting herinnert de Minister
van Binnenlandschc Zaken er aan, dat in
het wetsontwerp tot herziening der Ge
meentewet, ingediend bij Koninklijke Bood
schap van 21 November 1928, een wijziging
van art 23S dier wet is voorgesteld, ten
einde aan de bezwaren van de rechterlijke
macht tegen de heffing van precariorech
ten tegemoet te komen.
Aangezien het zich niet laat aanzien, dat
parlementaire behandeling van genoemd
wetsontwerp in dit zittingsjaar haar beslag
zal krijgen, heeft de Minister gemeend, dat,
in verhand met het spoedeischcnd karakter
dezer aangelegenheid, door een afzonder
lijke wet in de bestaande leemte moet wor
den voorzien. Daartoe stelt hij voor aan art
238 der Gemeentewet een lid toe te voegen,
luidende:
oor plaatselijke belastingen worden me-
gehouden de door de gemeente gevor
derde gelden, wegens het hebben van voor
werpen onder, op of boven voor den open
baren dienst bestemden gemeentegrond of
den openbaren dienst beslemd ge
meentewater, ook indien deze gelden niet
kunnen worden aangemerkt als gevorderd
het gebruik of genot van voor den
openharen dienst bestemde gemeentewer
ken, bezittingen of inrichtingen.
Verder wnrdt voorgesteld een hepalinc,
dat gelden, als bovenbedoeld, geheven krach
tens een plaatselijke verordening, welke is
tot stand gekomen voor het in werking
treden dezer wet, niet kunnen worden te-
ggevorderd on gronden, welke de wettig
heid der verordening betreffen.
Uit het Sociale Leven.
ANTWOORDEN VAN MINISTERS
EEN INSPECTEER BIJ BET BLIZ. LAGER
ONDERWIJS IS GEEN AMBTENAAR IN
DEN ZIN DER PENSIOENWET.
CHR. MIDDENSTANDSVEREEN.
Nieuwe afdeeling te Wildenank.
Na een rede en beantwoording van diverse
Moedars, zet op e ke
waschtafol of slaapkamer een doos of tuba
Purol, dan hebben ook Uw man en kinderen
het des avpnds en des morgens voor de huid
en het onderhoud der handen alsmede voor
haarverzorging en scheren altijd bij de hand
itaan.
DE FINANCIEELE VERHOUDING.
OPGAAF VAN DE OPCENTEN.
In overlég met de Commissie van Voorbe
reiding en mede namens zijn ambtgenoot
Binnenlandsche Zaken heeft de Mi:
van Financiën thans aan de Tweede
Kamer doen toekomen een opgaaf van het
aantal opcenten, dat elk der gemeenten
naar den thans bekenden stand van haar
budget zal moeten heffen op de fondsbelas
ting. ondersteld, dat zij uit de personeele
belasting een bedrag verkrijgt, gelijkstaan
de met de hoofdsom plus de thans geheven
gemeentelijke opcenten.
De Regeering vestigt er nog eens de aan
dacht op, dat alle berekeningen een zoo
danig karakter dragen, dat verwachtingen,
ten gunste óf ten ongunste door een be
paalde gemeente er niet op kunnen worden
gebouwd.
AUTOBUSSEN.
BESLISSING VAN DE KROON.
Beschikkende op de beroepen, ingesteld
door M. Verhoeks te Haaften tegen de be
schikkingen van Gedep. Staten van Zuid-
Holland en van Gelderland, waarbij hem
vergunning is geweigerd voor autobusdien
sten van Niemvaal naar 's-Hertogenbosch
en van Kerkwijk naar Gorinchem, is bij
Koninklijk besluit:
le.gehandhaafd het besluit van Gedep.
Staten van Gelderland, voor zoover daarbij
aan M. Verhoeks te Haaften, voor zo
de provincie Gelderland betreft, vergunning
is geweigerd voor een autobusdienst op het
traject Nieuwaal-Gameron-Zalthommel-Bru-
chem-Kerkwijk-Hedcl-'s-Hertogenbosch;
2e. voor het overige het besluit var
dep. Staten van Gelderland alsmede het be
sluit van Gedep. Staten van Zuid-Holland
vernietigd en is alsnog onder bepaalde voor
waarden aan M. Verhoeks te Haaften er-
gunning verleend voor een autobusdienst
on het traject Kerkwiik-Rrucheni Z.a'thom
mel-Tuil-Haaften-Hellouw-Herwijncn-Vuren-
Dal en-Gorinchem.
DE VRIJHEIDSBOND.
Waarom ik uit de liberale slaats*
partij „De Vrijheidsbond" ben
getreden".
Mr. H. Schutz van Haegen.
„Mijnheer de Voorzitter! Dames en Heeren!
In uw openingsrede te Arnhem hebt u da
verkiezingsactie ingeluid me; de opmerking:
„Met groote opgewektheid en niet goed
vertrouwen gaan wij da verkiezingen tege
moet".
In kan dat niet geheal met u eens zijn,
want er zijn verschillende groepen 111 de
liberale Staatspartij, die een aparte lijst in
zullen dienen öf zich van «temming zullen
onthouden.
Ik vertegenwoordig één vam die groepen,
M. de V. Ik behoor tot hen, over wie u op
schamperen, smadelijken toon aldus heb:
gesproken:
„Er zijn er, die ontevreden of te eurge-
steld zijn. doordat aan hun ambities of aan
de ambities van bepaalde vrienden niet
wordt voldaan.
Zulke ontevredenen of teleurgestelde!!
moeten maar hun eigen weg gaan. wanneer
zij zich daarover niet kunnen heenzet en.
Immers, dan strijden zij niet voor onze be
ginselen, maar voor zichzelf en kunnen wij
\an hen voor het algemeen belang, waarvoor
wij opkomen, niets verwachten.
En als een ieleurgeste.de zijn kracht zoekt
in het verdacht maken van een candidaat,
die boven hem gesteld wordt, mogen wij
dankbaar zyn, dat zulk een teleurgestelde
onze gelederen verlaat".
Zoo n teleurges.elde ben ik niet. Want ik
icn niet als cacdidaat naar voren g. scho-
en. Doch ik denk aan mijn vriend Staal
man. Hem hebt u belecdigd, door uw ten
dentieuze opmerking:
„Een werkeiijk voorman van de Midden
standers zal in onze Kamerfractie zeer wei-
kom zijn".
Daarom werd Abraham Staalman er dus
uitgesmeten. De Amsterdamsche wel houder
Rutgers zorgde voor de oud-wethouder Vos
oor de onbekende heer Van Kempen en
Staalman werd weggedrongen.
Het is „een vaststaand feit", dat „een klei
ne groep kapitaalkrachtige personen" de
candidatuur-Van Kempen doorgedreven
heeft, hoewel uit de kiesvereeniginjjerr de
heer Staalman gewenscht word.
Toen ik hierover bij u mijn beklag ging
doen, verweet u mij „borrelpraat" en ver
klaarde „dat aan de afdeelingen het zwijgeü
moest worden opgelegd, indien ze, tegen hot
advies van den partijraad in, andere candi-
daten zouden noemen".
Ik heb het recht verdedigd, maar men
heeft mij persoonlijk beleedigd en bedrogen.
„Ondanks de prachtige woorden en belof
ten, die daaromtrent in het program van
actie van den Vrijheidsbond staan, worden
de middenstand cn de plattelandsbevoking
den Vrijheidsbond ongeveer totaal gene
geerd. hetgeen onverantwoordelijk dom en
kortzichtig is; tot het laatste toe heb ik bijna
elke vergadering, waar ook gehouden,
daarop gewezen en op onze candidatenlijst
steeds aangedrongen op een veilige plaats
-oor de heeren Staalman en Tcenstra, maar
zonder resultaat, omdat de Yrijheidshontl
niet in staat is te beseffen, dat hij de kracht
van den middenstand en van de plattelands
bevolking ten eer.enmale onderschat."
Dit laatste zal de heer Braat troosten, als
bij zijn tien dagen uitzit wegens beleediging
van een „ambtenaar in functie".
Ik heb gezegd.
Aldus, maar een beetje anders. Mr. J. H.
Schultz van Haegen in zijn brochure, waar
in hij uiteenzet, waarom hij de Vrijheids
bond vprlaten heeft.
Een kostelijke brochure, want ze fs
slechts 8 bid. groot en kost maar 10 ets.
Laten we elkaar troosten met de weten
schap. dat zoo'n brochure over geen enkele
andere partij geschreven zou kunnen wor
den.
COMMUNISTEN IN INDIE.
GEVANGEN COMMUNISTEN WORDEN
BEHOORLIJK, MAAR ALS COMMU
NISTEN BEHANDELD.
De Minister van Koloniën heeft een brief
aan de Eerste Kamer doen toekomen om
trent de behandeling van gevangen geno
men communisten in Ned.-Indië als poli
tieke delinquenten.
Blijkens de inlichtingen terzake van firn
Landvoogd ontvangen ts het niet juist, dat
de gevangen genomen communisten als
politieke gevangenen aan een bijzondere he
handeling onderworpen zijn; zij worden
geheel op dezelfde wijze als de gewone ge
vangenen behandeld, met dien verstande
dat zij ter voorkoming, dat zij de andere ge
vangenen zouden kunnen opstoken, zooveel
doenlijk in afzonderlijke gevangenissen of
geheel afgescheiden gedeelten van gevan
genissen worden ondergebracht en ter ver
mijding van ontvluchtingen nis anderszins
onder bijzonder strenge bewaking staan.
Van eenige poging tot feitelijk verzet te
gen het personeel aan de zijde der gestraf
ten in de gsvangenis te Tjipinang .v nim
mer sprake geweest; alleen is in het begin
hunner opsluiting onder deze gevangenen
een zekere recalcitrante houding tot uiting
Op nadere vragen In zake dezo kwestie
heeft de Ministe- van Financiën den heer
Suring geantwoord, dat de Pensioenwet
alle personen, die een onmisbaar element
vormen in de outillage van een bijzondere gekomen.
school, als ambtenaar in den zin der wet Reeds spoedig wist echter de directeur der
beschouwt, doch een inspecteur van een gevangenis door streng, rechtvaardig en
ragen door den heer J. Siebesma van Deo Troep bijzondere scholen behoort daartoe nmaan optreden hierin wijziging ten goe-
Haag,-werd Wildcrvank een afdeeling van niet. De Pensioenwet kan niet anders dan de te brengen. Sedert gen.,men tijd laat Linden r X fhr.
MISBRUIK DRAADLOOS
NOODSEIN.
Dc Minister van Waterstaat brengt ter
oinis van belanghebbenden, dat de Brit-*
sche administratie er op wijst, dat nog
steeds schepen met draadlooze telegrafie
isbruik maken van het noodsein S O.S.
gevallen, dat sleepboot- of andere hulp
wordt verlangd, terwijl de bemanning van
het schip op dat oogenblik geenerlei ge
vaar loopt
In verband hiermede wordt de aandncht
van belanghebbenden er op gevestigd, fint
in hovenhedoelde gevallen het sein X X X.
behoort te worden gegeven. Dit sein heeft
na het S.O.S.-sein den voorrang en is dus
geheel voldoende om sleepboot- of andere
hulp te verkrijgen.
Het zonder voldoenden grond uitzenden
van het noodsein SOS doet op den duur
de aandacht voor dit sein verslappen, het
geen in geval van werkelijken nood nadee
lige gevolgen zou kunnen teweegbrengen.
EERSTE KAMERVERKIEZINGEN.
DE SOCIALISTISCHE GROSLIJST.
Het partijbestuur der SD.A P. heeft den
Partijraad voorgesteld de gro«l;ist voor de
Ee -te Kamer »-•? volgt te rlocn luiden:
Voor de provincies Noord llollnnd en
Frieslnnd: 1 H Polak. ?mevromv C. IV.t-
huis-Smit. 3. F. M Wi'-iut. J Ou I. ge. st
5. L. v. d Wal. K J. Kolk, 7. M. A. Reinalda,
8. 8. de Wolf.
Voor de provincies Noord Rrahant. Zeeland
Limburg en Utrecht: 1. P Moltmaker. 2. G. F.
Bilt, 4. J. F. Anker-
ïxich in dit opzicht bij de Lager-Ondnrwijs-1 de houding der communistische gevangenen 1 *mit 5 r C» Gruva a J H p»ru 1 r>o
Jwtl uutaRen. t. TJtptau,! Biet- M wmKh.n W. SJïyk. 1