Jiteuw* ümmnt Dagelijks verschijnend Nieuwsblad voor Leiden en Omstreken EERSTE BLAD. SI EERSTE KAMER. ABONNEMENT: Per kwartaal 3.23 (Beschikkingskosten 0.15). Voor het Buitenland bij Weke- lijksche zët:ding 6, Bij dag&üjksche zending 7.— AHIes bij vooruitbetaling. Losse nummers 5 cent. met Zondagsblad 7Vi cent. No 2700 Bureau: Hooigracht 35 Telefoon 2778 Aangesloten op het streeknet Lisse. Postbox 20 Postgiro 58936. bCvPÜnA^ 22 MAART 1929 IBVEBTENTIÉT! Van I lot 5 regels 1471$ Elke regel meer042^, Ingcz Mededeelingcn van 1—5 regels - 24® Elke rege! meer a 0.45 Bij contract belangrijke korting. Voor bet bevragen aan het bureau wordt berekend 0.19 9e Jaargang. Dit nummer bestaat uii IRIE bladen Wie zich heden abonneert als Kwartaal-Abonné op ons blad, metj ingang van 1 April a.s., ontvangt de tot dien datum verschijnende nummers GRATIS. IN VELERLEI UITVOERING GEWATTEERD EN DRUKSLUITING OF GOUDEN HAAKJES Teksten met elk opschrift. Boeken voor Belijdenisgeschenk. SINDS 60 JAAR HET BESTE ADRES J. PONTIER, Boekhandel J. DU PON Haarlemmerstraat 81, LEIDEN - Telefoon 655 pogen het noordelijk ongunstiger tracé te kanteekeningen van verbeteren. j de gehouden rede- Dit tweede kanaal zou door de Ned. des- voeringen, kttndigen zijn voorgesteld, beweert men in 9e heer v. Embden België. Is dit onmogelijk te aanvaarden pro- onderscheidde inter ject inderdaad als mogelijke oplossing aan nationale ontwape de hand gedaan, vroeg de heer Lobman naars met en dito dringend. j zonder bijbedoeling. Dc aandacht werd nog gevestigd op de 'r°t die laatste re blijkbaar overdreven Belgische uitlatingen I kende zich ook de DE GEMEENSCHAP DES LIJDENS. Het lijden in de wereld is niet irci- denteel, maar solidair als gevolg van een schuld, die zich tot alle menschen kinderen uitstrekt. Zoo zien we kinderen lijden om de ouders, onschuldigen tegelijk met schul diger en vernemen het getuigenis, dat de goddeloozen geen banden kennen tot Lun dood toe, terwijl daarentegen der yromen bestraffing er eiken morgen is Door den vloek om tier zonde wil werken de stuwende krachten des levens met vernielenden, vaak vernietigenden invloed. Dien invloed ondergaat, in ge meenschap des tijdens, gansch de merisehheid. God zelf echter geeft ook weer de middelen om de gevolgen van de oor- ramp over de menschheid, die tegen 's menschen natuur ingaan, te bestrij den. Hij doet dat door particuliere en gemeen .- gratie beide. In semané's hof bidt Jezus, dat de diii.-oeker des lijdens Hem voorbij zal gaan. Maar in volkomen zelfover gave berust Hij. „Niet Mijn wil, maai de Uwe geschiede", zoo richt zich Zijn geprangde en gepijnigde ziel tot Zijn Vader in de Hemelen, die Hem den kelk fcs lijdens op de hand had gezet. We ontvangen in goddelijke wijsheid Ja dat gebeuren een diepe les en zien een ontroerend exempel er ons in vocr- gekouden. De reine menschelijke ziel van den 'Middelaar keert? zich tegen het lijden dat hem wachtte, maar liet besef, dat Hij gekomen is om in gehoorzaamheid den wil des Vaders te volbrengen doet Hem terstond het woord der z Isover- gave en heilige berusting er aan toevoe gen. Zijn Vader wil, dat Hij lijden zal cm in die bange worsteling de Zijnen vrij te maken en te verlossen en Jezus liidt in onzegbare smart al wat voor Zijn volk in beginsel het lijden des tegen- woordigen tijds omzet in den jubel der vrijheid des geloofs. In Jezus' schijn baren ondergang redt God zyr, ganscK schepping, die Hij niet wil verderven, maar voor ondergang in zonde ellende en zonde-verkankering wil bewaren. Zoo krijgen we schijnbaar de para dox, die echter voor het geloof geen pa radox is, dat uit Gods wil het lijden Voortvloeit, maar dat Hij zelf het ook weer bestrijdt. De Rechter is tegelijk weer de Redder en Verzoener. Voor ons ligt er de door velen nog te Jeeren les in, dat wij niet alleen mogen taaar ook moeten bestrijden a! wat de ten verderve leidende scheppingskrach ten kan beteugelen. De zelfvernieling in die aan zich zelf overgelaten, onbeteugelde krachten r de openbaring van Gods toom. Maar diezelfde God gedacht van ouds des o i- fermens: Reeds bij den vloek deed H de stuiting der zonde intreden ei gaf Zijn ondoorgrondelijke genade z»y schepselen den drang en het Vermogen om zelf mee die vernieling te helpen temperen. God wilde niet, dat Zijn werk ten ondergang uitliep, maar dat het, langs den door Hem zelf uitgedachten •weg, eenmaal zou worden opgevoerd tot het door Hem gestelde doel: Zijn eigen glorie. God zelf bleef niet werkeloos tegen het kwaad en zijn ontzettende gevol gen. Ook de mensch mag het daaioin niet zijn; te minder omdat hij in het Paradijs de opdracht meekreeg om niet lijdelijk en weerloos neer tc zitten, maar sterken wederstand te bicden. te worstelen en in Gods kracht te over winnen. Dat ons leven dragelijk werd en steed* dragelijker zich ontwikkelde, is Gods werk. Maar Hij maakte den mensch ook daarbij tot Zijn inede-ar- beiders. Er is daarin een onmiddellijk en middellijk werken Gods te zien. De na tuur leert bet ons cp elke bladzijde haar wonderlijk en den mede-arbeid van menschen he- wonderen en aanbidden kunnen. Wie maakte de aanwezige ijsgebic- den voor den mensch onbewoonbaar en ontoegankelijk? Het was Gou! Maar v/ie beschikte het ook weer zoo, dat buiten de gebieden, waar altoos ijzige verstarring gevonden wordt en buiten de streken, waar de zenghitte der zon het leven geen bestaan overlaat, eer. groot gedeelte van den aardbodem voor de menschenkinderen niet alleen bewoonbaar bleef, maar vaak tot een paradijs werd? Het was weer diezelfde God! En was Hij het ook niet, die het bouwen der aarde, aan het overwinnen der natuur, Zyn zegen gaf in zoo milde' mate, dat we ons schier niet kunnen indenken hoe de eerste menschen in den ontzaglijken titanischen strijd te gen de hen bedreigende machten rich hebben weten staande te houden? Hij was het, die hen kleedde, Hy was het die Noach zijn aanwijzingen gaf voor den bouw van de ark, waar in ook Cham en die uit hem zouden voortkomen een plaats vond. Hij was het, die het gebruik van pek verorden de als voorzorgsmaatregel tegen bin nendringen van het water, Hij in één woord deed den mensch de kunstmiddelen vinden om de elemen taire natuurkrachten te weerstaan. Waarlijk, indien Noach in lijdelijk heid, in doffe berusting vroomheid had betoond, hij ware ondergegaan met al len, die hem met den arkbouw mis schien hielpen, maar in Zijn Goddelij ke missie daarbij niet geloofden. Hier vinden we door God zelf het spoor getrokken, dat ons doet zien hoe „Noach en zijn acht zielen", grildelyke leering aanvaardend in den weg van geloofsgehoorzaamheid, wel in gemeen schap des lijdens kwamen, nuar daar aan, naar Gods bestel, ontkwamen door het gebruik van middelen, die wij in onzen tijd misschien eenvoudig kun nen- vinden, maar die in Noach's dagen ongetwijfeld iets buitengewoons moch ten heeten. Noach's geschiedenis zegt ons, dat we zeker niet buiten Gods weg zijn, in dien wij tegen ramp en ongeval het pad der middelen betreden. BUITENLANDSCHE ZAKEN. Volkenbondpessimisme. DE UTRECHTSCHE PUBLICATIES. HET KANAALVERDRAG. Belangrijke redevoeringen van Prof. v. Embden, Prof. Lohman en de lieeren Polak, v. Lanschot en Colijn. Vergadering van 21 Maart 1929. OVERZICHT. In onzen Senaat zijn gister een aantal be langrijke redevoeringen gehouden eigen lijk te veel voor één dag over gewichtige onderwerpen, di.e onze buitenlandsche poli tiek raken, onderwerpen ook, die de be langstelling van het geheele Nederlandsche volk hebben. Een woord van lof verdienen ze alle, al was het alleen maar om de wijze beheerscht heïd, waarvan de redenaars, hij alle verschil van politieke richting, blijk gaven met name in de kwesties der Utrechtsche pu blicaties en het Kanaalverdrag met België. We kunnen er niet breed op ingaan en moeten, met het oog op de ruimte, verwij zen naar het verslag. Slechts enkele opmerkingen veroorloven we ons nog. Opvallend was het sombere pessimisme van den soci-dem. heer Polak over den Vol kenbond. Dat was in zoo scherpe tegenstel ling met wat we gewoonlijk uit dien hoek te hooren krijgen, dat het algemeen de aan dacht trok. Niet ten onrechte merkte de heer Colijn echter op: gij hebt er misschien 10 jaar geleden te veel van verwacht en zijt daarom nu zoo gedesillusioneerd, veel meer dan ik, die er minder van verwachtte, maar u niettemin wil aansporen om den mfted niet geheel te laten zakken. Vrij algemeen bleek de overtuiging te be staan. (lat inzake de Utrechtsche publica ties het beleid van Buiténlandsche Zaken niet geheel feilloos is geweest. Maar tevens werd er de aandacht op gevestigd, dat het verloop van zaken ten slotte niet ons. maar anderen min of meer compromitteerde. De regeeringen hebben elkaar hegrepen en voor het overige is het maar het heste, adviseerde de heer Colijn in zijn buitenge woon heldere en knappe redevoering, om de zaak te laten uitsterven. Wil België een nader onderzoek, goed. Maar dan zal het daartoe ook zelf moeten meewerken en tevens de archieven van zijn staf ononstellen. Uit eigen ervaring kon de heer Colijn verklaren, dat voor de Belgische bewering, dat ten onzent een uitgebreide spionnageheweging zou bestaan, niet de minste grnnd bestaat. Ook omtrent de onderhandelingen over een nieuw verdrag, bevat de heer Colijn rust aan. De basis voor vruchtbare bespre kingen scheen hem vooralsnog te ontbre ken. De nieuwste Belgische pretenties op grond van het bekende rapport-Segers wer den juridisch rionr prof. Lohman ge kraakt" en met diens betoog was ook de heer Cotiin hel vrijwel eens. Zno lang ech ter Rolgië dat ranport als rerhtsstandpunt vasthoudt en allerlei als recht van ons eischt. vinden we elkaar niet. Voor venter onderhandelen is de sfeer dus thans niet gunstig cn daarom is afwachten het ver standigst Van alle zijden werd aan den Minister mededeeling gevraagd van wat van Neder landsche zijde aan Relgiö is aangeboden Althans voor zoover onze belangen publi catie gedoogden. Van de Nederlandsche rechten wcnschl wonderbaarlijk If|p F.prste Kanier geen sfreen prijs te geven boek, waarin we als we bet gt ed en een ruilhandel. werd vierkant nfgew lezen - op elke bladzijde Gcd vinden en Zyn werk zonder, maar ook met den reest van heel het Nederlandsche Volk. i Na alles wat de laatste weken in Belgie over deze belangrijke kwestie is gesproken, is deze houding der Eerste Kamer veelzeg gend. Zij kan ook moeilijk worrlsi misver staan na de algemecne instemming welke de rede van den heer Colijn vond, toen hij nog eens scherp het Nederlandsche stand punt in de Verdragkwestie omschreef. VERSLAG. Belgié grondt zijn aanspraken op de stel- na*- r r-sibdfiü 'j'at Nederland gehouden is krachtens net bestaande tractaat de heele Scr.eldc be- Belangrijke voorarbeid op het gebied der internationale ontwapening is verricht, zoo heet het soms. Er zijn 121 vepgaderingen voor gehouden, ook werden meer dan 10» resoluties aangenomen en dikke boekdeelen met rapporten er over gepubliceerd. Maar geestelijk is de zaak daarmee niet veel ver der gebracht. Eigenlijk, aldus Prof. v. Emb den, is men te Genève vastgeloopen. Naar Genève moeten mannen geeonden. die gelooven in de verdwijning van den oor log en zeker moeten er geen militaire des kundigen meer heen. Die zijn daar overbo dig, spreken er „zedelijke wartaal" en be derven den boel. omdat zij van het wantrou- trouwen tusschen de vo'ken uitgaan. Internatinonaal acht Prof. v. Kmhden d" positie van ons land volkomen veilig. We hebben niets te vree^en en dus geen mili taire beveiliging noodig. Gevraagd werd hoe de minister de zaak weer op gang meent te kunnen brengen. Na deze politieke wartaal werden de Utrechtsche publicaties besproken. De heer v. Embden wilde daar over zoo spoedig mogelijk opheldering tri het belang van pacificatie 'dor verhoudingen. Dat er geen poging gedaan is om de publi caties te voorkomen, kon hij niet veroordea- len. Het was beter dat de zaak openbaar werd. En we hadden dan ook niet gekregen de ontkenning der authenticiteit. Het valsche stuk is gefabriceerd of geto lereerd door officieele Belgische personen ai lokmiddel voor contra-spionnage. Het i goed, dat dat aan den dag is gekomen in het belang van de veiligheid der volken. Gebleken is nu wel, dat een geheim drag niet strookt met het hanidvest van Vo'-kenbond. In Volkenbondskringen zal daarmee zijn voordeel moeten doen Door de Begeeringsverklaringen is voori.* heel wat ontstemming en achterdocht weg genomen. En bovendien is er nu in Belgis- een krachtige beweging tegen het listig" spionnaeestelsel. Het „U. D." is. naar de meening van Prof. v. Embden, te kort geschoten in eerlijke pu blicatie. Het is zelfs bijna niet mogelijk om aan goede trouw te gelooven bij de plaats gehad hehhende ..tendentieuse verminking". Met aanwijzing van de enorme misleidende verschillen tusschen eerste en tweede publi catie werd de»ze meening toegelicht. Er zijn perfide verminkingen aangebracht. Aan den Ned. Journalistenkring werd hulde gebracht dat hij op dit punt Dr. Ritter ter verant woording had geroepen. Deze heeft zich daaraan echter onttrokken. Aai: het Nederlandsche volk was door d'- kwaadwillige Utrechtsche publicaties eei hinderlaag gelegd en het had dc-n Minister van Buitenl. Zaken gepast Maandag na do eerste publicatie den volledigen tekst te pu bliceeren. Men heeft toch dircet moeten zien, dat de publicatie van het ,.U. D." valsch was en had terstond de bladen den volledi gen tekst moeten toezewltn. Dan was de- latere Rcgeeringsverklaring overbodig ge weest. De Regceri-ng is echter geheel passief ge bleven en daardoor kon het gif doorwerken. Wisten de „aanzienlijke Nederlanders" zoo werd gevraagd. dat de publicatie van hot stuk zou neerkomen op een falsificatie? Zoo nee>n, waa.om publiceeren ze dan niet hun afkeuring? Hun stilzwijgen tot nog toe is niet zeer aanzienlijk". De heer v. Embden snrak ten slotte de hoop uit. dat in de toekomst gezorgd zal worden dat geen vrij spel bestaat o - hen die pogen de verhoudingon tus ?n on land en andere volken te ver 'f jgen en daardoor den vrede ondermijnen. Rede van Prof. Lohmau. Het woord was vervolgens aan den lieer de Savor-, in Lohman (C.H.) Deze vroeg het allereerst aandacht voor den stan-d van de onderhandelingen tusschen Neder land en België omtrent de. bekende kanaalkwestie. Onwelwillendheid .t> tan onze houding reemd. Maar dat wil niet zeggen, dat we toegeven wat niet toe te geven is, n.i. be-Aering, dat er onzerzijds verplich ting zou zijn om zonder meer aan de Belgische verlangens voldoen. Toch staan we tegenover Belgische desiderata niet afwijzend. Dat alles is uitgc- Prof. Lobman sproken toen het Verdrag in 1927 in d-e Eerste Kamer is be handeld en daarna verworpen. Over deze gedachte bestaat overeenstem ming in'de Statcn-Generaal en ook de mi nister staat, krachtens zijn optreden, op dit zelfde standpunt In België tracht men nieittemin weer de constructie ingang te doen vinden, dat er onzerzijds een verplichting zou bestaan. De heer Lohman waarschuwde trnstig om de oplossing der economische kwesties niet te doen voorafgaan aan die voor de politieke vragen. Hoe denkt de minister er over, vroeg hij. De po'iticke zijden van het vraagstuk liet de heer Lohman verder rusten, om zich tc bepalen bij de economische kwesties. Hoe staat het thans met de onderhandelingen? Buitenlandsche Zaken is niet erg mededeel zaam daarover, constateerde de heer Loh man. ongevallen in het z.g. Hellegat (eigen lijk Hillegat). België 'spreekt b.v. van tweemaal zooveel gezonken schepen als er inderdaad aan den grond zijn gcloopcn, tengevolge van eenige erzanding na stormen en vorst. Onze Regeering is er loch niet voor ver antwoordelijk, dat schippers hij laag water buiten het gewone vaarwater varen. De heer Lobman besloot met den wcnsch uit te spreken naar een billijk Maar geen oplossing kan waarlijk hevt digend zijn, die niet geworteld is in 't recht. Rede van den heer Polak. De heer Polak (S.D.) begon met teleur stelling te doen hooren over het gebrek Lan resultaten van dcu Volkenbond in het ontwapeningspru- bleem. De vaarbaar en op diepte te houden gehqele scheepvaart Deze stelling werd door den heer Lohman in den breede bestreden. In het bekende rapport-Segers is Nederland in gebreke gesteld en 'n heele lijst van tekortkomingen opgesomd. Nederland heeft steeds belangrijke kosten gemaakt voor de Schelde, maar de nieuwe pretenties van België om aan Nederland ongelimiteerde lasten op te leggen, steunen op niets. Ook niet op de z.g. Slotacte, waar men zich op beroept Prof. v. Eysinga heeft 't Belgische stand punt scherp én scherpzinnig bestreden. Er werd op gewezen, dat de Slotacte nu wordt uitgelegd op een wijze, waarop bij het op stellen nooit kan zijn gedacht Honderd jaar later (tractaat Barcelona) was het stand punt in het internationale Rivierenrecht nog gelijk aan dat der Weener Slotacte. Voor de Schelde is bovendien een speciale regeling erkend, ook door België. De nieuwste onhistorische interpretatie werd door den heer Lohman in alle opzich ten verworpen. Hij wees er voorts op. dat goed gezien juist wij het recht zouden hebhen van België bijdragen te vorderen, in nlaats van omgekeerd, voor hetgeen voor 't Schelde-onderhoud wordt uitgegeven heer Colijn. En daar- um voelde hij ook teleurstelling over i ergelijk gemis aan voortgang in hel ont w apening spro- bleem. Het tractaat v i 1839 is, ook voor de Schelde, door Nederland steeds nauwgezet uitgevoerd. De Belgische ingenieur Tobé Claes heeft dat indertijd ook eerlijk erkend. Men spreekt nu van internationalisatie. Maar dan moet de heele Schelde er aan gelooven, ook op Belgisch gehied. Maar daarvan wil men juist in België weer niets weten. Als het gebeuren zou, zou het moe ten geschieden op den grondslag van weder- keerigheid. België wil ook verband gaan leggen tus schen tiet kanaal Antwerpen—Moerdijk en de verbinding Luik—St Pieter. Daar kan echter geen sprake van zijn. Met het laatst bedoelde kanaal houden geen overwegende Nederlandsche belangen verband. Men kan zeggen, dat heide landen er mee gediend zullen zijn, evenals met dat door het Bos- scher veld. Maar Nederland heeft niet stilgezeten. Er is tot dat laatste besloten. Alleen het is jammer, dat de werkzaam heden er aan nog niet begonnen zijn, al zal dit zoo spoedig mogelijk geschieden. België dreigt ook met wateronttrekking aan Maas en Julianakanaal, om het Moer- dijkknnnal af te dwingen. Maar ook over deze hedreigirig behoeven we niet ontsteld te zijn. Ze is als ruilobject niet te accep teeren. Een ruilpolitiek aanvaarden we niet En zou de Regeering er soms toe neigen, dan zullen stellig door de Staten-GeneranI de consekwenties daarvan worden afgesneden. Bij de herziening van het Moerdijkkanaal- verdrag zullen eventueel steeds de grenzen der Scheidingsregeling moeten worden in acht genrtmen. Het geografisch gebied mag bi| een nadere regeling voor de tusschcn- wateren niet worden overschreden. Het Belgische rappox-t spreekt van twee plannen. Het oudste daarvan zal wel zijn het plan- Konijnenburg, dat blijft binnen de grenzen der scheidingsregeling. Het Antwerpsrhe Kamerlid Vos oordeelde er zeer gunstig over. Fr is echter ook sprake van een nader, "fwiikend plan. dat ten deele minder gun •dig heet voor België maar voor Nederland Vnnnld onaannemelijk zou zijn. omdat België er een kanaal Antwerpen—Bath aan zou willen vastknoopen en ook zal willen hangt daarmee sa- ?n. Wat de lieer Embden daarover zegd had, gaf vol komen 's lieeren Po- lak's gevoelens weer. Men kon de echt heid der stukken ge looven, omdat de H" Po,nk Volkenbond had ge faald in deze dingen en omdat de geheime diplomatie nog ongehinderd haar duister erk voortzet. Er is een netwerk van gchci- ïe verdragen over Europa uitgebreid. Gelukkig heeft ons land nooit meegewerkt aan dat arhterbaksch geknoei. Het eenige een Ned. minister van Buitenlandsche Zaken noodig heeft, is een goede kleermaker i een goede maag. Nu heeft men ons, buiten onzen wensrh, in die ellendige sfeer getrokken. We moeten er echter weer uit. Het mysterie der stuk- ken-v. Beuning.-n moet opgehelderd. Kent de minister den inhoud dezer stuk ken? Zoo ja. wil hij-deze openbaar maken? Zoo neen, wil hij dan den heer v. Beuning"ii vragen deze stukken te mogen ontvangen om die dan openhaar te maken? Sprak de Belgische minister Jaspar waarheid, toen hij beweerde, dat wij er een anti spionnagedien«t op na houden? De heer Polak vertrouwd.' bij voorbaat,' dat het antwoord: Néén zou luiden. De ervaring van 10 Jaren Volkenbond heeft zekere onverschilligheid gewekt. De hoer Polak'zocht de oorzaken er voor in sa menstelling, inwendige organisatie, beheer cn bevoegdheid Blijft de Volkenbond zooals hij is, dan is hij eigenlijk geen zetel waard en zal men goed doen niet te beginnen aan den houw van zijn paleis, dat ook architec tonisch een monstrum zal worden. Toch wilde de heer Polak ook getuigen van zijn hoop op 'n betere toekomst. Als middelen tot verbetering werden aan gegeven: benoeming van den Raad van dep Volkenbond door de Assemblee; benoeming der afgevaardigden naar den Volkenhond in overleg met de Volksvertegenwoordigers; de aangenomen conventies moeten direct van kracht worden zonder nadere ratificatie; ge heime^ verdragen moeten afgeschaft. Dat al les beteekent een zekere opper-souvereinitelt. Maar zonder die glijden we zonder twijfel weer naar beneden tot de toestanden voor 1914. Zonder de „Vereenigde Staten van Europa" komen we er niet en blijven politieke cn economische rivaliteit als oorzaken van alle kwaad en van den oorlog bestaan. Geen militaire deskundigen, geen diplo maten daarom naar Genève, maar menschen die vrij, frank en frisch de waarheid durven zeggen. Rede Mr. v. Lanschot. De heer v. Lanschot (R.K.) meend.* hoopvoller te kunnen spreken over den Vol kenhond dan de heer Polak. We moetei door de verkeerde mentaliteit ons niet late: ontmoedigen, maar pogingen doen om t »t beter te komen. Ook al staat het er met de vermindering van bewapening op 't ooger blik niet zoo goed bij, we kunnen langs dei weg: arbitrage, veiligheid, vermindering van bewapening toch nog veel doen. Wij zijn op dit punt be reid. Gevraagd werd of de minister kan zeg gen of ook andere landen genegen zijn ir dezelfde richting stappen te doen. Aangedrongen werd verder op ratificati- van conventies in zake internationaal pri vaatrecht Inzake de Utrechtsche publicaties achtte de heer v. Lanschot den tijd voor ingaande bespreking nog niet rijp. Het aspect verandert nog iederen dag. Het publiceeren van nota's, gelijk België doet, is een gaar. op een verkeerden Dien behoeven we niet op te gaan. Maar als elders vtrkeerde inlichtingen worden gege ven, zal de Regeering goed doen zoodanige mededeelingen te doeo als 's lands belang kunnen bevorderen. De beschuldiging, dat onze spionnage dienst nog omvangrijker zou zijn dan die in België, is met name zoo ernstig, dat een ge mededeeline niet onge\ven3cht is. Gelukkig blijven deze dingen hij ons vr van partijvers~hillen. We kennen alleen maar Neder arders en wie zich in de Relgi sche politiek zou mengen, doet daarmee een onvaderlandsche daad. Waarom ontbreekt, vroeg de heer v. Lan schot, bij de behandeling van deze materie het heele Kabinet? Het Is epen zaak van den Minister van Bni- tenlandscbe Zaken alleen. Het RM-risrhe frertnat zal verhef volgend Kabinet hoof I sel-.ofel zijn oi, bii de bespreking er van zn' enk de minister-president aanwozig moeten zijn. Rede van den heer CoIIJd. Ten slotte kregen we den heer Colijn (A.R.) als spreker tot het maken Tan enkele Dat is tot schade van het aanizien van den Volkenbond. Ook in economisch opzicht ergelijk. j schiet het niet hard op. zeide de heer vau Lanschot. En hij had niet geheel en al ou* gelijk. Toch is er bij ons niet zoo groote teleur stelling als bij den heer Polak. Want onza rachtingen ware niet zoo hoog gespan nen als vermoedelijk de zijne waren. De heer Polak gaf middelen tot verbete ring aan. Het is echter onjuist uit te gaan van d« gedachte, dat onze afgevaardigde tot dusver (Prof. Rutgers) niet ernstig in de richting 'an den vrede heeft gestreefd. Voor die op- atting ontbreekt al e grond. Wil men de militaire deskundigen thuislaten, dan is dat goed, als alle andere landen het dan ook doen. Maar wij behoeven onze gedele geerden niet in andere positie te stellen. Omtrent de publicaties van het U. D. was de heer Colijn het in het algemeen een» met de redevoeringen van de hecren v. Emb den en Po ak. Dat de Regeering niet heeft ingegrepen om de publicaties te stuiten had ook zijn instem ming. Waren de stukken echt, dan was publi catie een nuttige daad. Was er twijfel aan de echtheid, ook dau ïiog was de openbaar heid te vc.k'.ezen boven het in stilte blijven rculeeren der stukken. De grond voor niet-ingrijpen door de Re geering aangeroerd, wilde de heer Colija echter niet aanvaarden. Er is nu onwil ver ondersteld, waarvoor geen be»vijs is aange- 'oerdi. Tusschen eerste en tweede publicatie van het U. D. is inderdaad groot verschil. Het as een fout. dat dit gebeurd is. Maar dat il nogvniet zeggen, dat de Regeering het veede stuk had moeten pub'iceeren toen ze het eerste zag. De Regei-ring moest daar buiten blijven, om at het stuk gericht wm tegen Nederland. De Regeering zou er zich door tegenover anderen in een moeilijke po sitie hebben gtbracht. Zuivering van da atniosiMf is noodig. Na de dementi s der Regeeringen kan het tusschen die uit zijn. Maar is het zoo van volk tot volk? Zoo neen. wat kan dan nog gedaan worden om de reslee- rende schadelijke invloeden op te heffen? Te betwijfelen is of er van Regeeringszijde nog veel te doen mogelijk is. Een gerechtelijk onderzoek zooals Jaspar zeide te willen, is moeilijk. Wat moeten we onderzoeken? De echtheid of valschheid der documenten bewijzen? De :orm kan valsch zijn en de inhoud in de samenstellende deelen echt Bewijs zou te leveren zijn bij gemeenschap pelijk onderzoek en dus ook in de archie ven der generale staven. ""il men dat? De heer Colijn heeft e? alle sympathie voor. Contra-splonnago Is aan Nederland ten laste gelegd. In 1911, het jaar der Agadir-kwestie, was de heer Colijn Minister van Oorlog. Er was toen zooveel spionnage in Nederland, dat hij nog twee jonge., intelligente officieren moest uitzoeken om eens in Duitschland rond te kijken, of de mobilisatiegeruchten, die de ronde deden, juist waren. Het heeft daarna de grootste moeite gekost om de declaratie betaald te krijgen. Ook later is er geen sprake geweest van spionnage of contra-spionnage. "lnu gewekte beroering moeten we maar laten uitsterven. Dat zal het verstan digste zijn. De onderhandelingen met Bel gië over het verdrag zijn tot heden nog niet hijzonder succesvol geweest, voor zoover wij weten. Wat we weten, weten we uit de Belgische Kamer stukken. En dan vernemen we daaruit zelfs een en ander, dat door onze Regeering aan België zou zijn voorgesteld. Is er, zoo werd gevraagd, aan België offi cieel een narler plan aangeboden? Zijn soms gelijk vermoed wordt de onderhandelingen met België absoluut vastgeloopen? In de bestaande omstandigheden rijst dan de vraag of het niet voorzichtiger ware de onderhandelingen maar even te laten rus ten tot een geschikter en rustiger tijd. En het beste is dan om materieel zoo weinig mogelijk op de zaak in te gaan. Wel wilde de heer Colijn zeggen, dat de heer Lohman voortreffelijk geslaagd was in de interpre tatie van de in 1927 door de Eerste Kamer genomen beslissing. Het rapport-Segers heeft In België offi cieele sanctie gekregen. En dffarop zou de Belgische regeering nu verder willen gaan onderhandelen; dus uitgaande van de ge dachte. dat Nederland ten aanzien van de Schelde in alle opzichten is tekort ge schoten. Gaat onze Minister van Buitenlandsche Zaken met de beteekenis van dat rapport accoord? In dat rapport is belichaamd de oorzaak van alle moeilijkheden. Er is verschil van rechtsopvatting omtrent de uitvoering van het trartaat van 1S"9. Deze kwestie moei eerst opgelost, wil len we verder komen. De wederzijdsehe rechten en verplichtin gen uit het verdrag van 1JCV9 moeten eerst worden vastgesteld. Dat zal een moeilijk werk zijn. waarbij met groote voorzichtig heid tewerk gegaan zal moeten worden. Onderhandelineen daarover dienon recht streeks gevoerd te worden. Men eischt ons allerlei ni« recht af en dat inbakt het geval zoo moeilijk. Epr^t He grnotp kwestie daarom oplossen cn daarna zal kunnen worden gezien wat misschien op grond van goede nahuurschap bovendien nog kan worden gedaan. Instemming op alle banken volgde otl deze rede.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1929 | | pagina 1