Het Fransch-Belgisch Verdrag. Dagelijks verschijnend Nieuwsblad voor Leiden en Omstreken EERSTE BLAD. DIPLOMATIEKE VERKLARINGEN 1C#ÊS*t abö****!**! Per kwartaal f (Beschikkingskosten 0.15)., Voor het Buitenland bij Weke- lijksche zending fc— Bij dagedjksche zending s AMes bij vooruitbetaling. Losse nummers I eent» met Zondagsblad 7Vi Milt. No 2682 Bureau: Hooigracht 35 Telefoon 2778 Aangesloten op het streeknet Lisse. Postbox 20 Postgiro 58936. VRIJDAG 1 MAART 1929 ABTSKTENTItlVt Van 1 tot 5 rogels1-17% Elke regel moer m 0.22 Inge? Mededoolingen van 1—5 regels 2 33 F.lke ruge meer a 0.43 Bij contract belangrijke korting. Voor het bevragen aan liet bureau wordt berekend 0.10 9e Jaargang. Dit nummer bestaat uit DRIE bladen De publicatie van het geheim Fransch-Belgisch militair verdrag Eeeft heel wat staatslieden aan 't werk gezet. En nu is het weer zoo ver dat neen staat tegenover ja. Te Parijs, te Brussel en te Londen, wordt ten eenemale ontkend, dat de tekst, gelijk deze in Nederland is ge publiceerd, juist zou zijn. Welke tekst dan wel de goede is, Wordt helaas niet meegedeeld. Men vertelt, dat van het echte ver drag slechts 2 ex., wat België betreft, aanwezig moeten zijn, nl. één in 't ge heime kabinet van den Koning en één ©p het ministerie van oorlog. Thans kan men weder den invloed van de pers zien, precies gelijk in den oorlog. De bladen in Frankrijk, Belgie en Engeland, sluiten zich bijna zonder uitzondering aan bij de meening van hun staatslieden. De bladen in Neder land zijn lang niet tevreden gesteld en blijven met klem aandringen op publi catie van het verdrag, hetwelk is in geschreven bij den Volkenbond, tnaa^ waarvan de tekst niet den Volkenbond As overgegeven. Wij beweren zeker niet, dat ae staatslieden, die zóo spreken te Parijs, Brussèl en Londen, liegen. Maar wel weten we, dat op het diplomatiek ter rein al heel wat is gelogen. Om dit met eenige sprekende voorbeelden te ïllu- streeren, nemen wij een gedeelte over uit een der hoofdstukken van „Truth and the War", door het vroegere lid ,n het Engelsche Lagerhuis, E. V. Morel. Indien men met volle aandacht de aangehaalde stukken leest, bevangt den lezer wel een sterke huivering, els hij aenkt aan wat uit geheime dipipma- tie kan voortkomen. Het nu eerst vol gende vangt, aan bij de Marokko-histo- rie. „Ondanks de bewering, die overigens van officieele zijde bevestigd werd, dat de tijd van geheime verbintenissen met Frankrijk tegelijk met de definitieve be zetting van Marokko voorbij was, werd toch verleden jaar (1913) het gerucht ver spreid en ten tweede male in het be gin van dit jaar (1914) - dat ons Ministe rie van Buitenlandsche Zaken, in t ge heim ons land er toe verplicht had, hulp te verleenen aan Frankrijk, ingeval er een Europeesche oorlog mocht" uitbreken. Daar Frankrijk zelf op zijn beurt aan Rusland gebonden is, was het zeker niet minder rnstig vermoeden het gevolg dat onze 'iiiitcnlandsche politiek onder Russischen invloed zou staan, welke zich in de Fran- êlie politiek allengs duidelijker kenbaar maakte. Het vermoeden was te onrustbarender in verband met wat in Pcrzië was te onrust 'ïarender in verband' met wat in Perzie was gebeurd en wat er thans nog plaats had. De geruchten doelden niet op het sluiten van een verbond, doch, zooals een van de vele vragen tot den Eersten Minis ter gericht de zaak formuleerde, op het verschaffen van „zekerheid dat in geval een groote Europeesche oorlog zware mi litaire eischen aan Frankrijk zou stellen.. waartoe mededëelingen aan het Ministe rie in den loop van diplomatieke onder handelingen gegeven verplichten... een zeer sterke legermacht vanuit dit land zou worden gezonden met bestemming Europa op te treden." De vragen waarop we boven doelen, zijn te vinden: Hansard 1913, deel I cols 42-43; deel I cols. 1316-7: deel lxi., col. 1499; vol, Ixiii., cols. 457-8. Het antwoord er op was buitengewoon bondig. Op 11 Maart 1913 ontkende de eerste Minister dat men zich tot zulke verplichtingen verbonden had of dat verzekeringen in dien geest waren ge geven. Veertien dagen later herhaalde de eerste Minister zijn ontkenning nog eens i-n bizonderheden. Op 28 April van dit jaar v^Cfcekerde de Secretaris van Buitenland sche Zaken nog eens, dat de toestand niet gewijzigd was. 11 Juni gaf hij het Lager h'.tis de verzekering, dat de verklaring van don eersten Minister „vandaag nog vrrrar was als een jaar geleden." De positieve verklaringen, ofschoon door de Tory-bladen, die niet zonder reden ver dacht worden in goede relatie te staan met de ambtenaren van Buitenlandsche Zaken scheen toch voor goed een eind te maken aan de geruchten, waaraan ook ik zelf ze kcre waarde had gehecht. Op 3 Aug., toen de stap van de opruk- konde legerscharen de vlakten van Europa deed trillen, openbaarde de staatssecretaris van Buitenlandsche Zaken aan het Lager huis, onder veel toejuichingen van de To ries, dat hij reeds van 1906 zekere verbinte nissen met Frankrijk had aangegaan; dat deze op verschillende tijdstippen waren vernieuwd en dat het verdrag ten vorigen dage op 2 Aug. nog eens bezegeld was. De verbintenissen hadden den vorm verkre gen van a. een plan tot militaire samen werking tussehen de Fransche en Engel sche militaire staven op het vasteland van •Europa; h. een regeling tussehen de En gelsche Admiraliteit en het Fransche vloot- bestuur betreffende een stationeering van de Fransche vloot, ten gunste van onze maritieme ppsitie in de Middellandschc Zee, doch waardoor dé Noordelijke en Oostelijke kustlijn van Frankrijk onver dedigd bleven; c. afspraak' de Duitsche vloot aan te vallen, indien deze de Fran sche kuststreken bedreigde of de Fransche scheepvaart mocht belemmeren. De zaak stond nu aldus: terwijl in het Lagerhuis negatieve verzekeringen waren gegeven, hadden het Ministerie van Oor log en de Admiraliteit zich geleend tot tot'politieke daden, in directen strijd met deze ontkenningen en dit wel'op gezag van het Ministerie van Buitenlandsche Zaken. Men had de verplichtingen, gewoon lijk verbonden aan een openlijk verdrag, op zich genomen, doch dit volgens een van de meest gevaarlijke methoden, nl. op zoodanige wijze, dat het Ministerie vrij bleefj het bestaan, van, eenig desbetreffend document te ontkennen en vrij ook om haar buitenlandsche politiek voor te stel len, als op geen manier betrokken bij den naijver en de wrijving van de Europeesche statengroepen." Even verder zegt Morel „De beteekenis van de bekentenis van 3 Augustus is verduisterd door de harts tochten, welke den oorlog ontketenden. Wanneer men nu vraagt naar een. verklaring van het gemak waarmee de diplomatie soms kan liegen, is het goed, ook in dezen Morel te beluisteren. „Maar zooals Arthur Ponsonb'y zegt, het kwaad is daarin gelegen, dat 't verachte lijk systeem der diplomatie, het stelsel van geheimpjes en intrigues, waarin de diplo maten leven en .werken, van dien aard is, dat er totaal onware ethische appreciaties door worden gevormd en ïHus een zede- wet ontstaat, die in het practische leven door fatsoenlijke menschen geen oogenblik zou worden geduld." We bevelen dit alles in de belangstel ling van onze lezers aan. Wanneer Nederland een groot rijk was en niet behoorde tot de kleine naties, zou de zaak waarover het nu gaat, ook nog in een geheel ander licht zijn komen te staan. DE VOLLEDIGE TEKST THANS GEPUBLICEERD van alle betrokken regeeringen de ver-, wachte tegenspraken van de Utrechtsche onthulling zijn gekomen,. heeft het „Utrechtsch Dagblad" blijkbaar den tijd ge komen geacht om den haar beschikbaren tekst van het verdrag mèt de interpretatie van September 1927 in extenso te publicee- ren. De interpretatie heeft d.en vorm van be raadslagingen van de gezamenlijke generale staven van België. Het U. D. heeft den Fran- schen tekst en de Nederlandsche vértaling afgedrukt. Het komt ons voor, dat er nu voor de dementeerende regeeringen weinig gele-, genheid is overgebleven om nog verder het bestaan van de besprekingen in September 1927 en hun aard te ontkennen. In de eerste plaats valt op, dat het stuk „gezien en goedgekeurd" is door den toen maligen minister van landsverdediging Ch. Broqueville. Het. is dus niet het verslag van een onderonsje van generaals alleen. In de tweede plaats wijzen wij erop, dat de BINNENLAND. BELASTIN6MISERE. KWADEN, DIE DE GOEDEN DOEN LJJDEJf. Voor eenigen tijd, 't was bij een polder- doorbraak, baggerde ik, vergezeld van een gemeente-ambtenaar,' over een modderige dijk. i Toen ons een luxe-auto met boeren-bour geoisie passeerde, zei mijn meegezel: die meneer daar aan het stuurrad heeft maai' een inkomen van 1800.en betaalt dus minder belasting dan ik. Ik nam een vraagteekenhouding aan Toen -verduidelijkte mijn zegsman zijn mededeeling: Nou ja, ik had het niet over de werkelijkheid, maar over het belastingbiljet. Hij vult het zelf in, en mijn opgave komt het gemeentehuis. Zijn werkelijke inko zal dus wel een grijpstuiver méér be dragen dan 1800 Zie, dat is nu ook belastingmisère. En 't is geen wonder als een belastinginspecteur, die zoo iets op 't spoor komt, tegen derge lijke praktijken krasse maatregelen neemt. Over den inspecteur te Hellevoctsluis is dezer dagen veel geklaagd. Ook door men schen, die met de hand op het hart verkla ren, dat ze absoluut niet geknoeid hebben. Doch deze week is echter ook gebleken, dal in deze inspectie heel wat kwaad bedre ven is. Een heele familie werd voor de Rot- tcrdamsche rechtbank gesleept en wegens belastingontduiking werden boeten gecisclit tot een bedrag van 60.000—, plus of sub sidiair eenige maanden gevangenisstraf. ie knoeierij volgde op de andere. Het moge een ernstige waarschuwing voor - dere ontduikers zijn. Noohtans, en dat is de andere zijde, ik blijf er bij, dat de goeden niet met de kwa den mogen lijden. De inspectie mag niet uit gaan van de veronderstelling, dat omdat sommigen liegen, alle anderen ook leu- ■naars zijn. Want dan begaat ze onrecht. Een treffend staaltje zag ik daarvan - ook dezer dagen nog in mijn naaste om geving. Louter tengevolge van een administratieve vergissing kreeg iemand een navordering thuis van 1000.—. Hij diende onmiddellijk een rekest in en daoht: nu zullen ze het wel uitzoeken. Maar jawel, al heel spoedig kwam .er een dwangbevel. Toen hij er met den ontvanger, die om zijn barsch optreden berucht is, ook bij de deur waarders, over ging praten, werd hem op hoogen, hatelijken toon toegevoegd: „.la, dal praatje kennen we wel. En, omdat ik je niet vertrouw, zal ik gauw beslag laten leggen. Mijn kennis, bevreesd voor zijn financiën1 reputatie, zag nu, dat het ernst was. Geluk kig wist hij een middel om reeds den vol genden dag bij den directeur toegelaten te worden en deze liet onmiddellijk het geval onderzoeken. De uitslag was, dat er bij de belasting-ad ministratie een fout gemaakt was en dus het dwangbevel met groote spoed ingetrokken. 'Een paar dagen later kwam de ontvanger op de alleronderdanigste manier zijn excuus aanbieden. Het liep dus goed af; maar ik stel me rb vraag: als men nu niet den weg weet naar de hoogste autoriteit; ie'*, wat in den regel het geval is; wat dan? Zóó ziet men, dat er belastingmisère in soorten is. Belastingbetalers en dienaars van den fis cus moeten allen zorgen, dat er zoo weinig mogelijk misère komt. 's wederzijdsche plicht. MET DE HANDTEEKEN1NGEN DER ONDERHANDELAARS. tirade over Nederlandsche „agressie", die zou blijken uit Nederland's houding inzake ie waterwegen een opmerking van den Belgi schen generaal Michem afkomstig is, dat de Fransche generaal Debeney al dadelijk wei nig lust vertoont om daarop in te gaan, maar dat dan door den Belgischen chef van den generalen staf Galet wordt opgemerkt, dat de hulp van Fransche troepen in een conflict met Nederland van groote moreele waarde zou zijn. Waarop de slotopmerking van Debeney volgt, dat Frankrijk zich niet aan zijn verplichtingen zal onttrekken maar vooral aan den hoofdvijand, d.w.z. Duitsch- land, zal moeten denken. Tegen Duitschland toch, zoo blijkt wel zeer duidelijk, is en blijft het vprdrag, óók met de interpretaties, in hoofdzaak gericht. Het plan om bij oorlog tegen Duitschland Nederlandsch Limhurg door te trekken is voorts met alle duidelijkheid bij de beraad slaging over art. 5 van het verdrag opge maakt MINISTERIE VAN LANDSVERDEDIGING GENERALE STAF. 3de AKDEELING. No. C.B. 17.442 GEHEIM. BRUSSEL, 20 September 1927. STRIKT VERTROUWELIJK. BESPREKINGEN DER FRANSCHE EN BELGISCHE GENERALE STAVEN VAN 7—12 SEPTEMBER 1927 NOTULEN.. In toepassing van het Fransch Belgisch militair accoord van 7 Seplembet 1920, de „Overeenkomst van Brussel" genoemd, artikel VI, hebben te Brussel op 7, 8, 9,11 en '12 September 1927 besprekingen plaats gehad, waaraan de volgende afgevaardigden deelgenomen hebben: i' -i&tt VOOR FRANKRIJK: generaai DEBENEY, chef van den Generalen Staf; .generaal BINEAU, onderchef van den Gene ralen Staf; generaal BLAVIER, militair attaché aan het Fransch Gezantschap te Brussel; VOOR BELGIö: generaal GALET, chef van den Generalen Staf; kolonel MICHEM, chef van de derde afdee- ling van den Generalen Staf, waarnemend onderchef van den Generalen Staf; kolonel VAN DEN BERGEN, chef van de eerste afdeeling van den Generalen Staf. 1-Iot ambt van secretaris is toevertrouwd geweest aan kolonel B. M. ESTIENNE, commandant van het regiment Grenadiers te Brussel. Op het voorstel van Generaal Blavier, kwamen de afgevaardigden overeen, op de, zelfde wijze te werk te gaan- als bij de voor gaande besprekingen (1921—1926), en dus den tekst van het accoord van 7 September 1920 te volgen om er de vereischte juistheid en verbeteringen aan te brengen. Art I. „Indien Frankrijk in staat van oorlog is met Duitschland of met eeniige andere m>- gen-dheid, die op de een of andere wijze, hoe dan ook, door Duitschland ondersteund wordt, zal België geheel zijn beschikbare macht ter beschikking van Frankrijk stel len. „Indien België in staat van oorlog is met Duitschland of met eenige andere mogend heid, die op de een of andere wijze, hoe dan ook, door Duitschland ondersteund word', zal Frankrijk geheel zijn beschikbare macht ter beschikking van België stellen". De afgevaardigden zijn overeengekomen, dat dit artikel vatbaar is voor een interpre tatie, waarbij met al'e militaire en politieke eventualiteiten rekening wordt gehouden. De internationale toestand en de verhou dingen der krachten, in 1927 zoo zeer ver schillende van wat ze waren in 1913 en zelf* in 1919 maken het onmogelijk zich met strakke of stereotype formules tevreden te houden. Zoo maakt de Engplsch-Belgische overeenkomst, gesloten den 7 Juli 1927, het mogelijk, naar alle waarschijnlijkheid, de eventueele tegenstanders van België tot twee te beperken. t.w. Duitschland en Ne derland. en die van Frankrijk tot dric.tw. Duitschland, Italië en wellicht Spanie. Frankrijk en België hehhen maar één ge meenschappelijk front. Deze principieel? grondslag van het accoord van 1920 blijft onaangetast. Welke de tegenstander, tegen wien het een of andere land te strijden krijgt ook zij, de deelgenoot zal tussehen beide komen. Het spreekt vanzelf, dat de verdediging van het wederzijdsch eigen grondgebied het voornaamste doelwit blijven moet. Frankrijk zal dan ook in een conflict tussehen Neder land en België tusschenbeide komen door het zenden van een expeditiecorps, dat in 1922 op twee legerkorpsen is bepaaln. Op dezelfde wijze zal België, in geval van oorlog tussehen Frankrijk en Italië, twee infanterie-divisies ter beschikking van den Franschen generalen staf stellen. Deze voorzieningen zijn evenwel *e allen tijde voor herziening vatbaar. Het grondbe ginsel van het accoord, in de allereerste plaats Duitschland beoogende. legt beiden s'aten dc verplichting op, vóór alles te zor gen voor de inrichting van het front tegen Du'tseh and op hun eigen gebied. Indien te oorl'>L' tussehen Duitschland en Frankrijk ui' -itond op de Fransch-Dnitsche crens ge vo werd, zou België het equivalent van een Fransch legerkorps *er beschikking va.i frankrijk stellen. Svenzoo, isdi-o het con flict zich uitbreidde tot de Belgisch-Duit sche grens, zou Frankrijk een minimum van 30 legerkorpsen (15 actieve en 15 reser ve) op hof Be'-gisch grondgebied zenden, om het Belgische leger in zijn strijd tegen den gemeenschappelijken vijand te steunen Het is ook dienstig, de beteekenis der woorden „in staat van oorlog is" nader te omschrijven. Noch Frankrijk noch Belgie koesteren vijandige bedoelingen tegen wel ken staat ook. Toch kan het politiek defen sief in de verplichting tot militair offensief gejaagd worden Het tractaat van Versaille- en de accoordcn van Locarno hej alen dp fei telijke toestanden die ipso facto een „rasu< foederis" uitmaken; tegenover de verwezen hiking van eene dezer moge'hkhedcn staan de. zijn Frankrijk en België gerechtigd zicïi als de aangevallene te beschouwen en te voorzien in hun verdediging door met eer onmiddellijken tegenaanval te untwoorden Zijn evenzeer als wettig te beschouwen, de dwangmaatregelen die in de gegeven onder stel'.ingen dienen getroffen te worden togen plke derde mogendheid, die zou weigeren de clausule van het „transitus innoruus' ten voordeele der Belgische of Fransche le gors te laten gelden. In het kort: moet de voornaamste insnan ning van elk der beide landen op zijn eigen gren-zen gericht zijn; dc leiding der 'rijgs verrichtingen moet flink offensief zijn; ten slotte in elk geval moeten de generale sta- I ven der beich landen opeischen, er des noods met geweld van wapenen het „tran situs innocuus", dat het verdrag van den Volkenbond toestaat, opleggen. BelgiB geroerd, vanwege Nederland uitge lokt, en zullen nog uitlokken, maatregelen op hot gebied der waterwegen, die even tueel als onvriendelijk en zelis als agressie! kunnen worden beschouwd. Daarop doet generaal Denebey opmerken, it, in het belang van België zeef de hulp in Frankrijk in ge\-al van een Hollandsch Belgisch conflict veeleer diplomatisch en in dustrieel, dan w-el militair zou moeten zijn. Generaal Galet beschouwt de tussehen komst der Fransche troepen in een derge lijk conflict als symbolisch en als zeer be langrijk met het oog op het moreel der le gers. Generaal Debeney antwoordt, dat Frankrijk er nooit aan gedacht heeft zien aan zijn verplichtingen te onttrekken, maar dat de verscheidenheid der diplomatische raagstukken. die het op te lossen heeft, hei ot een plicht maken zich niet met alle macht noch met al.e haast in een actie va:i ondergeschikt belang te begeven, waarbij de geringste vergissing een terugslag hebuvn zou op een veel g&wichtiger terrein en- zelfs op levenskwesties. Het is noodlg hei grou'- sle gedeelte onzer krachten tegen den voor- naamsten vijand te reserveereu. INGEZONDEN MEDEDEELING. t/Uó tfütp druiltW Art. II. „Deze overeenk- g slaat niet alleen op de Rijngrens zii toepasselijk op iedere agressie, op welke grens deze zich ook voor doet". De beteekenis van het woord „agressie" is nauwkeurig omschreven hij art. I. De En- gelsch-Belgische overeenkomst van 7 Tub 1927 heeft aan den anderen kant het getal der te verdedigen grenzen tot twee beperk. Kolonel Michem stelt het geval van een conflict tussehen Holland en België, waar aan Duitschland vreemd zou blijven en vraagt of in dat geval het Fransch-Belgisch accoord zou ge'den ten gunste van België Generaal Blavier antwoordt dat de oplos sing van dit vraagstuk afhangt van twee factoren: 1. de houding van Duitschland »p diplonatisrh gebied; 2. den oorsprong van den aanval. Krachtens art 1 van de ..Convention de Bruxelles", zegt hij. is België zeker van Frankr'ks hulp tegen eiken tegenstander „die on de een of andere wijze, hoe dan ook door Duitsch'and ondersteund wordt". Deze hulp kan maar van tweeërlei aard zijn. een diplomatieke of een militaire. Aan den an deren kant hebben de onderhandelingen sedert -cht ferea tnwejtea Netteken* en Art. III. „Frankrijk en België mobiliseeren onmid dellijk en vanzelf, zonder dat vooraf overleg dient gepleegd, zoodra een andere mogend heid, die op de een of andere wijze, hoe dan ook. door Duitschland ondersteund wordt, zou gaan mobiliseeren. Zij mobiliseeren tegen Duitschland, zoo dra het „casus foederis" is geconstateerd, zooals dit bepaald is door de verdragen en de overeenkomsten, die. thans de internatio nale betrekkingen tussehen Frankrijk en België aan de eene zijde cn Duitschland aan de andere zijde, regelen. De mobilisatie brengt ipso facto de concentratie met zich." Wat de eerste alinea betreft, sluiten de afgevaardigden zich aan bij den tekst die in 1925 werd aangenomen en in 1926 opnieuw werd goedgekeurd. Wat de tweede alinea betreft, vraagt gé neraal Debeney hoe de Belgische generale staf, na de Engels'eh-Belg'ische overeen komst van 7 Juli 1.1.. zich de mobilisatie en de concentratie voorstelt Aangaande het eerste punt, legt generaal Galet op het bu reau der conferentie de hierbij gevoegde ta bel der niobihsatie.-centra over. Aangaande de concentratie wordt voorgelezen een uit eenzetting, gesteld door kolonel Michem, die voorstelt te opereeren als volgt: Het Belgische leger maakt den linkervleu gel uit van de Fransché opstelling en wprdt zelf aan haai uiterste linkerzijde gesteund door de. Britsche troepen De tweede infanterie divisie wordt gecon centreerd in den sector Brei*Opoeteren: sta ven te Peer, Bree, Gruitrode en Neerglab- beek. Reisroute no. 1: Spoorweg Herenthals— Moll Hommont; stoomtram Hammont Bree. Reisroute no. 2: spoorweg Herenthals Moll; stoomtram Leopoldsbrug naar Bree Verdeeling der troepen per stoomtram Ham m on tMaasey ck. De eerste I. D. wordt geconcentreerd in flcn sector Opoeteren—Lanaekcn, staven te Genck, Opglabbeek, Asch en Munsterbilsen. Reisroute no. 1: spoorweg Dendermonde— Antwerpen—Lier—Diest; HasselH-Opoete- ren, Hasselt—Genck en Hasselt—Bilsen. Reisroute no. 2: spoorweg Dendermonde— Mechelen: stoomtram Mechelen—Aarechot; spoorweg Aarschot—Rilsen. Verdeeling der troepen per stoomtram Mnasevck—Maastricht. De 6e t. D. wordt geconcentreerd in den sector I.anaekenHaccourt; staven te Bil sen, Bassenge, Glons en Wihogne. Reisroute no. 1: spoorweg Thienen—Dries- linter—St Truyen—Loos—Tongeren stoom tram Tongeren—Maastricht en Bilsen—Slins Reisroute no. 2: spoorweg LandenBorg wormAnsLiers; stoomtram als bij no. 1 en straatweg Glons. Verdeeling der troepen per stoomtram van de Geer. De derde I. D. wordt geconcentreerd te -Luik: haar sector strekt van Visé tot Bat- tice. Zij beschikt over twee hoofdwegen en over 6 bijwegen; staven te Luik of Rocourt. Vivegnis, Micheroux en Jupitle. De vierde I. D. wordt geconcentreerd in den sector Battice—Pepinster; staven te Angleur, Nessonvaux Olne en Snumagno Reisroute no. 1: spoorweg HuyLuik- Reisroute no. 2: spoorweg LuikBleyberg tot Battice. Verdeeling der troepen langs de twee straatwegen parallel met de stoomtram Bat ticeHodimont De fide I. D. wordt geconcentreerd in den sector Pepinster—Aywaille; staven te Beau favs—Sprimont—Eesneux en Louveigné. Reisroute no. I: spoorweg CharleroiNa- murHuy: stoomtram Huy—Stree—Warzée OiiffetAnthisnesC.omhlain-au-Pont. Reisroute no. 2: spoorweg Manage—Luttre Fleurus—Namur—Seraing; stoomtram Na- nurBoncelles en spoorweg langs de Our- the (naar .Temelie). Verdeeling dér troepen per spoorweg Luik Peoinster, straatweg Emhourg naar Ay waille. stoomtram Pnulseur—Sprimont— Louveigné— Andomont—Tronz, te Poulseur aansluitende op de Óurthe-lijn De eerste en de tweede cavalerie divisie, waarvan de motorisetle in 1932 geheel 'zal voltrokken zijn, worden geconcentreerd in de sectoren Onn;iahbeek—Asch en Eygenbil sen—Waltwilder. De conce.ntratié der 6 actieve legerdivisies, samen 300 000 man, is voltrokken met het eind van den T. I. der mohilisatie. De con centratie der 6 reserve-legerdivisies, nog maals 300000 man, is voleindigd aan het einde van den T. 2. Langs deze'fde reisroutes als de actieve divisies woeien de reserve-divisies gecon-- centreerd in de volgende sectoren: 7de I D. sector Hasselt—Lummen—Re- rmcen—Helrh teren 8ste I. D sector Herenthals—Lichtaerl— Casterle—Gheel. 9de D sector HollogneJemeppe—St. George—Rnlloux. 10de T. D„ sector Angleur—Seraing—Thein Pleinevaux. 12de I. D„ sector Tongeren—Borgworm— LimontMomalle. De twee reserve cavalerie divisies: sector FloneEngis—ChokicrJemeiipe. De Fransche stellingen sluiten aan bij de Belgische in de streek TheuxPolleurSpa —La Reid. Het Britsche expeditie-corp» wordt geconcentreerd in den sector Tonger- looMaaseyckKessenich—Kinroy. Ondervraagd over den aard der uiteen zetting antwoordt kolonel Michem, dat ze slechts een voorontwerp is voor een verslag dat door de derde afdeeling van den gene ralen staf werd voorbereid ten dienste van Z. M. den koning der Belgen en van den minister van oorlog. Generaal Debeney geeft zijn instemming te kennen met de groote lijnen van deze uiteenzetting. Evenwel maakt hij de definitieve goedkeuring van den Franschen generalen sfaf afhankelijk van den uitslag eener grondige studie van dit thema. Art. IV. „België verbindt zich een minimum van 600.000 man te mobiliseeren, voor de eene helft actieve-, voor de andere reserve-troepen. Aan zijn kant verbindt Frankrijk zich, Bel- ië ter hulp te komen met een troepenmacht van minstens 1,200.000 man, werkende op Belgisch gebied, voor de eene helft actieve-, x>r de andere reserve-troepen". Tot antwoord op een vraag van Generaal Galet, verklaart Generaal Bineau dat de Fran sche troepenmacht, in België o pc ree ren ie, volgens de tegenwoordige gegevens van den Franschen staf in 1927, beschikken zou over 2160 stukken veldgeschut. 28S0 zwaar geschut alle kaliber, 10.650 mitrailleuses en 1800 tanks. Generaal Galet zet op zijn beurt nader uit een, dat het Belgische leger op dit oogen blik in geval van oorlog zou beschikken over 576 stukken veldgeschut en 1848 mitrailleu ses. Het zwaar geschut maakt een-onafhan kelijke groep uit van. 108 stukken, gecon centreerd te Antwerpen. België kan sl°cht» 76 vliegmachines en 49 tanks met goed ge volg in het veld brengen. Generaal Bineau- vraagt hoe de samenstel ling van het Belgische leger op voet van oorlog zijn zai. als zijn herinrichting geheel zal zijn voltrokken. Kolonel Van den Bergen antwoordt, dat zij-zou bestaan uit zes legcrlrorosen. de vol gende gevechtseenheden omvattende: 12 infanterie-divisies. elk bestaande uit dria regimenten, elk regiment uit 5 bataillons, sa men 180 bataillons infanterie. 4 ruiterij-divisies, elke divisie bestaande uit drie regimenten,, elk regiment bestaande uit zés groepen, samen 72 groepen ruiterij, ge steund door 12 groepen ruiterij-mitrailleurs.. 54 regimenten artillerie, elk regiment be staande uit twee groepen, samen 108 groepen artillerie. 4 regimenten wielrijders, elk regiment ba- staande uit twee bataillons. 8 genieregimenten, 1 regiment genie-wiel rijders. 12 bataillons mitrailleurs, elk hataillon be staande uit 12 compagnies, samen 144 com pagnies mitrailleurs gestpund door 8 com panies wielriidersmitrailleurs. 6 luchtvaartrecimenten. elk regiment be staande uit 6 eskaders. 4 fompagnies strijdwagens. 2 groepen C. M. Kolonel Michem doet opmerken dat het tenminste tot 1934 of 1935 duren zal. voor men kan oordeelen over de uitwerking der militaire reorganisatie die uitgewerkt wordt. Generaal Galet voegt erbij, dat rekening dient gehouden met de wijzigingen die aan het ontwerp van don generalen staf zullen aangebracht worden als gevolg van de open bare meening en van het parlement. Gene raal Bineau verzoekt, dat de Belgische gene rale sfaf' in dit opzicht voet bij stuk zou houden. Generaal Debeney zet dan uiteen, welke de 'wenschen en behoeften van den Fran schen generalen staf ziin op het stuk van vervoer. Duitschland beschikt over 25.353 locomotieven, Engeland over 23 395. Frank rijk over 17.665, Nederland over 1.348, Bel gië over 4.645, waarvan er 1719 als alge- meene reserve dienen; waar zij hehooren tot 56 verschillende types, wat niet zonder bezwaren gaat voor een regelmatige uitvoe ring der mobilisatie. Kolonel Van den Bergen antwoordt dat deze verscheidenheid het gevolg is van het terugkriigen van Duitsche- locomotieven, en dat in den loop van het jaar 1928 die loco motieven zullen verminderd zijn tot 3.758 eenheden en de types tot 38. De generale staf zou op dit oogenhlik beschikken over 9.210 rijtuigen en 1.567 bagagewagens (daar onder 1,394 wagens en 250 bagagewagens als reserve), alles samen 421.932 zitplaatsen. Generaal Bineau dóet opmerken dat, om normaal te z In. 't getal o'snls-ui moet over eenstemmen met het vijfde gedeelte van het getal nuttig gemobil;seerde manschappen. Zoo beschikt Frankrijk over 1.715.950 plant- sen. De algeheele omvang der geallieerde troepen in België bedraagt ongeveer 400 000 plaatsen, maar er dient rekening gehouden Van de paarden en van het met het i materieel. Kolonel -Van den Bergen antwoordt, dat mgn vergeten heeft 120.164 goederenwagens mbe te tellen..in het geheel metende 1958.135 ton, alsook dat de ruiterij zich kan conron- treeren met haar'eigen middelen in de pro- vinrie Luxemburg. Hoe het nok z met liet voorhanden materreei, zoowel Belg.'sèh als Fransch,',? het tnoirei:ik gemiddeld 650.000 manschappen per dag bij de hand tc brengen Op verzoek van generaal Debeney zet ge neraal Michem de strategische herinrichting van liet Belgische spoorwegnet als volgt uit een: A 'spoorlijnen thans in aanleg: Lip» S« lin.-.ri tvk Hal. bestemd om de 1-in BrusselAntwerpen te verhinden met de lijnen van Luxemburg, Charleroi— Man hou ge va M1-J-r;,lenriCnnCS' GcheeI in dienst 2. Lijii'vun K.nktmpois naar Fcxhe Ie HMit.Chirf.rr. he.'-.nrt om de lijn Rmssel— I tl Ik .te vorhindon met-de lijnen van de Vcsdre en van.de Ourthe, zonder te moeten pasèeercn over Luik—Guillemins noch ov«r

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1929 | | pagina 1