©S <©©(H)@©
12
D
II.
Als ik dan ook verdrietig l»cn, en ik kijk naar die
mooie lichtjes mui den hemel, dan gnut mijn verdriet
kcclcmoul weg. Zul Loesje er nu ook aan denken, dat
paatje jouw ster zien kan? Als ik weer schrijf, zal
ik vragen, of hij ook eiken avond er naar wil kijken!
Afgesproken? (ia nu gauw slnjren, morgen schrijven
y<- den brief.«Wel te rusten lieveling!"
Wel te rusten moesje!"
„Je bent eene echte kat!"
„Maar Fientje!" klinkt opeens dp stem ▼an me
vrouw HcH.t. „Mag jij zoo leelijk doen tegen Truus
je?"
De drie meisjes, die in den tuin hij mevrouw Hel
ler aan het spelen zijn, kijken verschrikt op. Zc
«Lichten niet dat mevrouw hen liooren kun.
Vooral Fientje is geschrokken.
Ze begint plotseling vreesclijk te anikken-
^Och... ine... vrouw... Truusje... is... niets liefl ze
heeft... Loesju ook... al aan... het... hullen ge...
maakt!"
„.Wat is er dan gebeurd? Vertel 'ns Trims wat heb
Je gedaan?"
Maar nu komen ook bij Truus de waterlanders
tour den dag.
„Als jullie 1111 allemaal gaan huilen, zal lk maar
Weggaan" zegt mevrouw. „Kom, droog muur gauw
Jullie traantjes!"
Loesje is op haar moeder tnegeloopcn en vlijt zich
«kie.iit tegen haar aan.
HMr traantjes zijn al gedroogd, nu moeder er
maar is.
„Och ma, het is niets! Truus kan het echt niet
Lel pen. Ik ben ook heelemaal niet hoos op haar. Zij
martelde, dat ze zoo heerlijk gespeeld had met haar
pa en toen zei ze, dat mijn pa niets van ons hield,
«mdnt hij haast nooit hij ons was en toen begon ik
tv huilen!"
„Dut is ook niet lief van Truusje, om dat tc zeg
gen", zegt mevrouw streng.
„Ik zal het nooit weer zeggen", snikt Truus.
En Loesje ,die zooveel van haar vriendinnetje
houdt, gaat naar haar toe en slaat den urm om
hals.
„Huil maar niet meer Truus. Ma zal niet boos op
je zijn", tracht ze Truusje te troosten.
„IJ is echt niet Ikkis, he Maatje?" vleit ze. „Ti
wist toch niet, waarom pa beulcmuul naar Indic ge
gaan is'.
,Moct ik dan ook maar niet hoos op Truus zijn?
vraagt mevrouw-
„llé neen, moe, ton nou!" komt Loos voor haar
Vriendinnetje op.
„Goed dan, muur dun mogen jullie elkaar niet 1
aan het huilen maken. Ga nu lief spelen. Misschien...
Misschien...!"
„Ja fijn!" lacht Locs.
E3B3E383B3E3B3B3B3E8E3E383E3B3
SLECMTS
E3 EEN FIRMA
g3 VRAAGT ZE UWEN WINKELIER fg
E3£3Ë3c3E3S3E3c3E3B3E3B3E3S3c3
„Wat fijn?" plaagt mevrouw. „Je weet nog niets!"
„Of ik het weet Wil ik het eens zeggen?"
„Nu?"
„U heeft nog wat voor ons in het trommeltje!"
„O jou kleine ondeugd! Omdat je zoo goed raden
kunt. mag je zelf het trommeltje uit het buffet krij
gen en je vriendinnetjes presen!Peren".
Loes is nl weg en even later komt ze terug met
een blikje Verkades-biskwius. Heerlijk vindt ze het
om rond te mogen doelen.
„Die moet ie nemen!" zegt z- gul tegen Truus. „Dat
zijn lekkere', ca tegen haur Ma, die er twee neemt,
„O, moesje, wat is u hebberig! Kijk eens Ficn, Ma
neemt er twee. Maar dat mag wel, hoor, er zijn d'r
genoegl" laat ze er vergoelijkend op volgen-.
„Als er genoeg zijn, mogen jullie er elk ook nog
een, zegt mevrouw. „Maar dan moet je liet blik weer
wegzetten, anders blijft er niet een in!"
„Ze zijn ook zoo lekker!" lacht FJcn.
„Kleine snoepsters zijn Jullie!"
„Hè en U nam er het eerst twee", vindt Truusje.
„Nu, dnn ben ik een grooto snoepster! Zullen jullie
nu lief voor elkaar zijn? Straks kom ik nog wel 'na
kijken! Je eigen niet te druk maken, hoor Loes!"
„Neen, Ma. We gaan touwtje springen. Mag dat?"
„Ja, maar niet te lang!"
„Ik mag eersjuicht Ficn.
„Ilè, neen, laat Locs nu eerst. Het touw ia van
haac", zegt Truus.
„Lateu wo aftellen", stolt Loes voor.
„Ja!" loepen de anderen.
,Ik zal wel tellen zegt Loes.
„Rood, wit, blauw,
De koning met zijn vrouw,
De koning met zijn kindertjes
Koffiedik
Af hen ik"
.,'t Komt mooi uit", zegt Ficn ,dic den laatsten tik
krijgt. „Nu mag ik lekker nog eerst Nu jullie twoo-
en nog".
Weer te.lt Loes uf en Truus krijgt nu den laatsten
tik.
„Is «bit niet eerlijk", zegt Loes, „nu ben lk zelf het
Inntst. l-'ijn, hoor, want ik kan het niet best!"
Fientje mag springen en Truus en Loesje draaien.
Met hunne heldere stemmetjes zingen ze:
„Ttosalientje ging uit wandelen,
F.n ze nam haar zusje moe.
En toen ging ze naar haar kamer,
En toen bleef haar zusje alleen.
Die Fien kon toch zoo springe.nl
Viermaal hadden ze het versje al gezongen en nög
was ze niet uit, maar den vijfden keer was het mis.
Truus hield het drie keer vol.
Toen mocht Loesje.
Die kon het niet goed. Zo was altijd zoo gauw moe.
Muur ze wilde 't zoo graag goed kennen. Ze vond het
zoo nuur tegenover haar vriendinnetjes, dat ze zoo'n
zwak poppetje was. Was ze maar zoo sterk als die
Fien. Dat zou voor Moesje ook veel prettiger zijn.
Die was nil altijd zoo hang. Nu was het haar beurt!
Ze zou het probeeren om het lang vol te houden.
Stijf drukte ze haar lipjes op elkaar en haar handje
balde ze tot vuistjes-
Het inkomen ging goed.
Fien en Trims hadden innar even gewacht met
zingen, maar nu begonnen zo gauw-
„Itosalientjc ging uit wandelen!"
Verder kwamen ze niet. 't Was al mis!
„Hè ,dut is Jammer", pruilt Loes, ,,'t ging net zoo
goed en nu k"mt dat vervelende touw net tegen mijn
schoen".
„Je mag nog wel eens", zegt Fien goedig, ,,'t wns
eigenlijk mijn.schuld. Ik draaide niet erg goed," jokt
ze, een klein beetje.
Weer probeert Loes bet en nu gaat het beter, nuuir
bij „kamer" was liet weer nns.
De tranen kwamen Loesje in de oogen.
Fientje zag het en weet Je, wat die lieve maid toen
deed? „Ik v.eet een mooi spelletje", juichte ze ineens
cn gooide het springtouw weg..
„We gaan moedertje spelen en Loes moet „moeder"
zijn!"
Weg de tranen.
„He ja, moedertje!" roept ze verrukt.
„Truus moet het kind zijn!"
„Hah neen', zegt Truus „Ik vind het niets gco.n
leuk spelletje!"
„Wat wou jij dan doen?" vraagt Fien 'n beetle
snibbig.
„Ik weet bet", zegt Ixies. „Laten we gaan voorlezen.
Vinden jullie dat goed?"
Fiuiltje vu ilt het best, maar Truus had liever blij"
ven touwtje springen.
Loes is naar binnen gerend, om het book te halen
en loon net tegen haar mama op.
„Kindje, kindje vlieg toch niet zoo", waarschuwt
haar moeder.
ma, ik ga voorlezen uit mijn kinderbijbel. Dan
maak Ik me toch niet te druk. lk heb eventjes
touwtje gesprongen, maar echt niet lang en 'k ben
niets moe. Is moedertje nu gerust?"
GOD EERST.
Begin den dag met God;
Zoek 't eerst Zijn aangezicht,
Hij slechts gaat veilig en gewis,
Die wandelt in Gods licht.
Laat God uw Gastheer zijn,
Als ge aan den disch u zet;
Van Hem is 't nurdsche en 't hemclsche brood,
Vraag heide in 't gebed.
Laat, bij al-'t geen gij doet.
God op den voorgrond staan;
Zoo zal uw dag gezegend zijn,
Eu 't werk voorspoedig gaan.
PARIJEN. HET KREUPELE MEISJE.
'n VcrhaoJ uit Poerworedjo.
II (Slot).
't Kon zoo echter niet blijven.
Vier weken lag bet meisje nu al niet haar zieke
been op ilc slaapbank, zonder dat de minste verbete
ring tc bespeuren viel. Waar moest dat op ultlnopen?
Ten einde raad kwam lick op een ovoml met een
plun.
„Als ik je eens naar Poerworedjo bracht? Parijen",
vroeg hij.
liet meisje begreep wat haar broer bedoelde; zo
schrok er toch van.
In Poerworedjo stond een ziekenhuis en Dr. Finch
was daar de geneesheer. Heel veel zieke Javanen
hadden daar nl baat gevonden, maar er waren er
toeli nog heel veel, die niet naar het Hollnndsrho
ziekenhuis durfden. Parijen en haar broer behoorden
ook tot die menschen: Dat Rek nu toch inet «lit voor
stel kwam, was wel een bewijs, dat hij de ziekte van
zijn zuster ernstig inzag-
„Zouden wc Huk Kruno niet eens vragen, wat zij
er van denkt Rek?" vroeg Parijen.
Rek vond het goed.'De buurvrouw had tijdens de
ziekte van zijn zusje zoo trouw geholpen, n Hoolo
pot had zij al versmeerd en dat het niemendal hielp
was toch zeker haar schuld niet.
„Maar kinderen", zei Hok. „hoe koin je er lilj; jo
weet toch wel dat die dokter alleeji naar Juva ge
komen is, om Christenen van ons te maken, nu en
dat wil je toch niet worden, is 't wel Parijen?"
Het meisje schudde met het hoofd: „Ik ben een
Jnvaonsch meisje", zeide ze, „en ik wil geen Hol-,
luudschc worden".
Dat was het: de Javanen meenen dat ze als ze het
christelijk geloof aannemen, verraad plegen aan hun
vaderland.
„Maar hoe moet Parijen dan beter worden, Bok?"
vroeg ile practisrhc Hek aan de buurvrouw.
Ja, daarop wist hot goede mensch geen antwoord
te geven. „We kunnen Purijen toch niet laten ster
ven?" ging de jongen voort. ,De Hollandscho dokter
weet er misschien raad voor en daarom zou ik ze
naar het ziekenhuis willen brengen. We moeten dan
maar zien hoe het met den godsdienst loopt".
Zoo kwam Parijen dun In het ziekenhuis te Poer
woredjo.
l)r- Flach onderzocht haar been --n zette een heel
bedenkelijk gezicht. „Pat zal lang duren Parijen",
zeide de dokter, „misschien moet je wel een half jaar
hier bliiven en denkelijk moet je ook geopereerd
wordenDat was geen prettige boodschap en het
schreien stond haar dan nok nader dan het lachen.
„Maar", liet dokter Flach er bemoedigend op vol
gen, „als God «Ie obat («lat zijn de medicijnen) zege
nen wil, kun je weer heelemaal heter worden cn zul
je weer even flink kunnen loopen als vroeger".
Nu daar klaarde Parijen's gezichtje heel wat van
op. Woer beUir worden?
Cl dat zou heerlijk zijn!"
Daar had zij wel ecu verblijf van een halfjaar in
het ziekenhuis voor over.
Ze was nog maar 'n paar dagen in het hospitaal
toen na een kleinen ingreep van den dokter, do koorts
wegbleef en do pijn voel minder word. Ze gevoelde
zich du heel veel heter en kreeg weer eetlust. Het
duurde niet lang of ze was geheel heter, behalve na
tuurlijk haar beendaarmee moest zij blijven liggen.
Nu bleek bot echter dut Parijen een boel nan! g
meisje was. Heel den dag zoo werkeloos op het ledi
kant liggen kop ze nie: en daarom vroeg zij «»f zij
niet zou kunnen loeren lezen.
Hoe Parijen op die gedachte gekomen was?
Wel de verpleegsters luidden haar, evenais do
andere putienteu ulllerlei verhalen uit den Bijbel
verteld. -Die had zij heel mooi gevonden en zij iiad
I gevraagd, hoe do zuster dat toch alles wist
Dat lees ik in den Bijhei", had de zuster gcunt-
Iwoord cn toen bad Parijen gezegd: „O, maar dan
wil ik ook in .den Bijbel loeren lozen. Dokter Flach
had toen voor een paar Javaanschc leesboekjes ge
zorgd en toen was Parijen met de s udle begonnen.
(Werkelijk wist zi.i het zoo ver te brengen, dot zij
den Bijbel lezen kon. Met schriiven vlotte liet ivet
zoo goed. doch handwerken leerde zij h'"l eard g.
Ook de Christelijke lied ren die zii de zusters hoorde
[zingen leerde zij spoedig van buiten en graag zong
(Wordt vervolgd), 'zij ze mee.
O
13
Tegen den tijd, dat zij genezen liet hospitaal zou
verlaten zeide zij heel beslist, dat zij Christin wilde
worden. Haar tante, die haar bezocht deelde zij dit
ook mee en zij vroeg haar toestemming voor den
dooj).
„Als je een Hóllander wilt worden", zei tante
barsch, „behoef je bij mij niet meer te komen cn re
ken «-r maar op, dat Rek en Bok Kruno ook heel boos
zullen zijn.
Toen is Parijen heel bedroefd geworden cn zij
heeft dokter Flach om raad gevraagd.
I)e dokter beeft gezegd, dat zij zich nog maar niet
moest laten «loopen. „Ge moet verst maar naar huis
gaan Parijen", zeide hij, en aan je tante en Rek
cu de buurvrouw laten zien, dat je nog een gewoon
Javaanscb meisje bent- Dan zullen zc later wel goed
vinden dat je gedoopt wordt. Je been is genezen en
de Hcerc heeft je een nieuw hart gegeven, dat is het
voornaamste.
Zoo is het toen geschied en dankbaar en gelukkig
heeft Parijen hot hospitaal verlaten.
BONT ALLERLEI.
HET OOG VAN DE KAT ALS UURWIJZER.
Volgens dj Fransvhc missionarissen Hue en Gabet
ton ine.n in China dc kat raadplegen, om te weten
tw>c laat het is.
Dr. Androe, die hunne lotgevallen navertelde, vcr-
meldt:
Oji onze omzwervingen ontmoetten wij eens een
jongen, die een buffel dre«-f en vroegen hem, of liet
reeds inidilag was.
De jongen keek naar boven, doch de lucht was
bewolkt en gaf dus geen antwoord.
Wacht maar even, ik zal het u wel zeggen", sprak
de knaap en liep naar een nabijgelegen huis. Na
oenigc. minuten kwam hij met een kat onder den
arm terug.
„Hot is nog geen middug, zie maar hierl"
Daarbijr opende hij «Ie oogleden der kat, en wees
•p de pupil-
Om ons niet als vreemdelingen te verraden, zeiden
we kortaf, dat liet goed w.-s en stapten door, nf-
achooji er niets van begrepen. Toen we ons echter
bij een Cliristetofamilie veilig wisten, vroegen wij op
heldering. Terstond werden eenige ka4ten opgevangen
«•n uien wees ons, hoe een kat werkelijk dc plaats
van een uurwerk kan vervangen. Haar oogappel trekt
«ich namelijk tegen den middag incer en meer samen
en versmul, zich, als «Ie zon haren hoogst en stand
bereikt heeft, zóózeer, dat hij zich nog slechts als
een dunne streep vertoont, die perpendiculair over
het oog loopt. Na den middag verwijd* hij zich al
lengs weder. Wij onderaoebten niet minder dan vier
Latten; hij alle vier leverde do oogappel hetzelfde
verse.fiijnsel op."
HET NUT DER ZWALUWEN.
Nemen we aan. dnt «le zwaluwen komen den len
Mei en vertrekken den lstcn October, dus in ons
land vertoeven 153 dogen. Een zwaluwenpaar nes
telt :i rnaal eu voedt gewoonlijk lederen keer 5 jongen
©p. Stellen we, dat «Ie jongen van liet eerste broed
sel bij bun vertrek 120 dagen oud zijn, die van liet
tweede SI) dagen, dit' van het de.'d- 40 «lagen. We
weten dat elke zwaluw per dag verorbert 400000
inseetcn; we rekenen daarom 500 insecten per «lag
cn vinden dat het zwaluwenpaar met de jongen
753000 insecten vangt.
Als nu 10 insecten voor 1 cent schade aanbrengen,
dun voorkomen de zwaluwen ner in ons land geko
men paar een schade van 753 gulden (zonder te
denken aan dc honderdvoudige venneerdèring der
insecten.
Zijn er nil in een dorp 100 paar zwaluwen, dan
wordt zulk een dorp in éèn jaar door dc zwaluwen
gespaard voor een schade van 100 X 753 gld.
35300 gulden.
EEN LANGE NAAM.
'k I.ns van 'n k- -ing van Siam «lie heette maar
•ventjes: „PJira-Bat Suindath-Phra-Pamm:nder-Maha-
Chrilalongkorn-Phra-Chule-Chom-Klao-Chow-Yu-Hua"
d.w.z. „de heerlijke met de gouden voeten, dc hooge
de volmaakte, de grootc kroon, dc held van het
allerhoogste koningsgeslacht, do hooge alles over-
beerschendc bergtop!"
Als die V avonds zonder licht reed en ik was agent,
dan liet ik 'm schieten.
WIE HET WEET MAG HET ZEGGEN.
D«»e kuni g1 van
J0
drie cijfers xutwisschcn en- 10 overhouden?
No. 6.
Hoo heet een Chinees het water?
Ho. 7.
Onze oude bruin, een goedig beest.
Had, o zoo'n grooten kop;
En liep bij over eene brug,
Dan trapte hij er op.
Begrijpt ge dat? Och, zeg mij dan.
Hoe «iat toch mooglijk wezen kan.
No. 8.
.Welk woord kunt ge maken uit do volgende letters?
ij 1 w 1 r.
Oplossingen Nos. 1 -l.
No. 1. Hoogmoed.
No. 2. Wil-hcl-mi-nn.
No. 3. Twee -I- 'n half dozijn 2-1*6 ol acht.
No. 4. De letter h.
ONS KNUTSELHOEKJE.
•N ECHTE SLEE.
't Is nu winter. Of er sneeuw ligt, ris deze Courant
verschijnt, weet ik niet, maar waarschijnlijk zal het
wel geen sncouwloozc winter zijn» Het spreekt dus
vanzelf, dat er 'n slee op ons werkprogram voorkomt.
Welnu .der is ze! We lK-ginnen met tweemaal fig. I
te maken va.i hout, «Int 2.2 c.M. dik is. Dit zijn de zij
stukken. Maak ze pl.ui. 1 M. lang. Hak .hierin vier
gaten al, o2, a3 en a4. In di> gaten komen de «lwars-
stukken van 45 c.M. lengte cn 5 c.M. breedte en
2.2 c.M. dikte. Het uiteinde van zoo'n «iwarstuk ziet
er uit als bij fig. Ia. We noemen dat 'n „pen en gat"
verbinding.
Deze dwarsstukken komen met den broeden kant
naar boven. Heb Je nu Je zijstukken op deze manier
stevig verbonden, zet dun het stoeltje .an fig. II in
elkaar en timmer het vast op het onderstel. Aan het
dwarsbalkje, .tut door de krullen loopt, bind je,
precies in liet midden het touw vast. Maak er *n in
snijding in, dan kun het touw niet schuiven.
WIJSHEID.
Mcnschcugunst en luitenklank,
V Klinken wel schoon, maar duren niet lang. v
EVENTJES LACHEN.
HIJ WIST, HOE 'T MOEST.
Kleine Piet kreeg 'n les in beleefdheid.
„Kijk", zei z'n vader, „als er iemand komt, inoet je
nooit met 'n mond vol tanden blijven staan, maar
je moet Lltij«l iets vriendelijks tegen de gasten
zeggen."
Piet Itcloofde bet. 't Was 'n leerzaam jongetje.
Na eenige dagen kwiun mevrouw Daniël op be
zoek. Kleine Piet gedachtig aan z'n bcioften stapte
resoluut op do dame f en zei:
.Dag mevrouw Daniël! Hoe gaat bet niet u? Ik
heb vanim rgen op school juist over uw man gelezen
co hoe dapper hij zich beeft gehouden, toen bij in
den leeuwenkuil zatl"
DAN HOEFDE HU NIET TE VREEZEN.
„Jan, als je de poes weer plaagt, zal ik jou precies
doen, wat jij dat arme dier JocL Als jij ze slaat, sla
ik j«)u ook; als je ze aan de opren trekt, trek ik jou
aan je ooren; als je ze knijpt, k lijp ik jou! Begrepen?
„Moeder", zei kleine Jan 'n noosje later, „ik denk,
dat ik de poes voortaan maar aan den itaart zal
trekken!"
Hoe wordt 'n paard door 'n verslaafden automobi
list genoemd?
„n Havonnotor met zwcepslagontstekln.ï."
ONS TEEKENHOEKJE.
Eerst een voorbeeld, 'n mooi konijn.
'n Eend, geteekeud door Gcrrit den Boon te S.
LACHPLAATJE.
Zenuwachtige gast: „Zog bijt die hond?"
Gastheer: Dat zouden we nu ju is. eens willen i
wc hebben liem vandaag pas gekregen."
ANECDOTEN.
O. DE COLOGNE
t een der wintel-herstellingsoorden in Zwitser
land wordt een aardige geschiedenis verteld. In een
der zich «laar bevindende hotels stapte een lid der
bekende rijke Parijsche familie Rothschild af. Toen
hem het vreemdelingenhoek werd voorgelegd oin er
zijn naam in te zetten, informeerde hij bij «len eige
naar van het hotel, of het .liet mogelijk was, op do
«en of andere manier aan die formaliteit te ontkomen.
nidat bij altijd door zoo'n groot aantal personen
lastig werd gevallen, wanneer zijn naam bekend
raakte.
De hoteleigenaar mompelde iets van politievoor-
schriften, maar verklaarde tenslotte, dat het wel vol
doende zou zijn als de rijke gust zich als „R. de Pans"
in het vreenuielingcnbock inschreef. En zoo gebeurde
liet.
Korten tijd daarop kwam in hetzelfde hotel een be
kend rijk bankier uit Keulen, wiens naam met O
begon.
Toen hij hij het doorbladeren van liet vreemdelin
genhoek „11 de Paris" zag staan, besloot hij oogcnhlik-
kelijk aan deze practischc gewoonte mee te doen en
schreef „O de Cologne".
DE GEBROKEN RUIT.
Je hebt «le ruit gebroken. Omdat je de waarheid
hebt gesproken zal ik je geen pak slaag geven, maar
je vuiler zal toch «1c ruit «iicnmi te betalen.
Dan beu ik cr zeker van, toch een pak slaag to
krijgen.
WAAROM HU LATER KWAM.
Het is al
zei Karei, die i
had vergeten.
Neen, ik ga nog niet, z.-i <!c slimme Piet
Als we I1U thuis-komen, ki j ::i wo een pak sluag
onulat we zoo laat zijn. Maar u1.-» wc tol S uur weg
blijven, dan worden we gepakt en gezoend, omdat we
niet verdronken zijn.
JANTJE ZOU NIETS "ZEGGEN.
„Wat zou je wel zeggen, nis jo zag. dat er bij «Ie lo-
geroefenlngen een soldaat wns zonder geweer?"
„Ik zou niets zeggen, meester, want ik wed tien te
gen een, «lat zoo een juist een generaal is."
DE GEMOLKEN AUTO.
Hansje gaat met zijn vader wandelen. Onder <s-u
op den weg staande automobiel ligt do chauffeur,
bezig «le een of andere reparatie te verrichten. Hans o
bekijkt het geval met zichtbure belangstelling eu zegt
dan tot papa:
„Kijk eens, pappi<\ «le innn inelkt!"
FANTASIE?
Een ontdekkingsreiziger vertelt aan het ademtoo»
ze publiek zijn wederwaardigheden en avonturen.
„Ik pakte een leeuw bij zijn muil, sloeg «-en k«>er
over «len kon cn
Stem uit dc zaal: Rohle uit mijn bed.