MIEUWt LEiaSCHE mRANT
ten nagaan, wat aan de verschillende
consultatiebureaus over liet voorko
men van tuberculose bij onderwijzers
(onderwijzeressen) bekend is?
5. Zou de minister ten slotte willen
toezeggen, het resultaat van bedoeld
onderzoek aan de Kamer mede te dee-
len?
STATEN-GENERAAL.
TWEEDE KAMER.
Vergadering van gisteren.
De heer GERHARD (S. D.) krijgt
verlof te interpelleeren over de school
kwestie te Murmerwoude.
De interpellatie zal worden gehou
den op een nader te bepalen dag.
De heer KORTENHORST (R. K.)
vraagt verlof voor een interpellatie
over de plannen van het hoofdbestuur
der P. T. T., betreffende de wijziging
van de locale en interlocale telefoon
tarieven.
Over het verzoek zal morgen wor
den beslist.
Indische begrooting.
Voortgezet wordt de behandeling
van de Indische begrooting.
De heer VAN BOETZELAER VAN
DUBBELDAM (C/H.) hoopt ook voor
Indië, dat er, ter wille van de beginsel
vastheid zoo spoedig mogelijk een
parlementair kabinet komt.
Voorts heeft Indië allereerst be
hoefte aan handhavving van het bin-
nenlandsch gezag en spr. acht het be
denkelijk, dat over dat punt gedach-
tenwisseling in een Volksraad wordt
toegelaten.
Het vraagstuk der poenale sanctie
hoort thuis in de arbeidswetgeving,
niet in de politieke sfeer. Een staats
commissie voor het Volksraad-vraag
stuk, zooals de heer Colijn wil, acht
spr. niet gewenscht.
De dubbele Zending zou hier en
daar verboden moeten blijven, uit
vrees voor wanordelijkheden.
Spr. pleit tenslotte voor de oprich
ting van een anti-opium-hospitaal,
waar opiumschuivers een ontwen
ningskuur kunnen doen.
De heer L. DE.yj^SER (C. P.) con
stateert, dat het regime Fock niet ver
beterd is en de opgewekte verwachtin
gen niet zijn verwezenlijkt. Het eenig
doel van het kapitalistisch regime is
om het wingewest te behouden.
Spr. critiseert uitvoerig de politiek
der S. D., die tegen spr.'s motie stem
den betreffende amnestie aan politie
ke gevangenen, om. zelf met een motie
van deze. strekking te komen. Dit is
zwabberpolitiek, wip- en modderpoli-
tiek; men zou ook kunnen zeggen
schommelpolitiek.
Spr. dient ten slotte, een motie in,
waarin dezelfde wenschen worden
uitgesproken als de heer Cramer in
zijn moties heeft belichaamd.
Deze motie wordt gelijktijdig be
handeld.
De heer KNOTTENBELT (V. B.)
wijst er op, dat de tegenwoordige wel
vaart in Ned. Indië in de eerste plaats
is te danken aan den Hollandschen on
dernemingsgeest en de Hollandsche
toewijding.
Hij licht dit met eenige cijfers toe.
Het is z.i. nutteloos te vragen, wat
gebeuren moet, als Indië zichzelf zal
kunnen regeeren.
Deze tijd ligt in een al te verre toe
komst.
Te ver gaande decentralisatie in het
bestuur is niet gewenscht. De ambte-»
naren verliezen daardoor controle op
de hoofden.
Afpersing wordt daardoor mogelijk.
Dit was hetgeen, waarvoor Multatuli
de regeering aansprakelijk stelde.
Voorts pleit spr. voor steun aan de
inlandsche en Europeesche cultures.
De heer JOEKES (V. D.) wijst er op,
dat de productenhuishouding in Indië
gaandeweg is omgezet in een geld
huishouding.
Dit proces is hier en daar gestuit
op de traditie door het niet voldoende
rekening houden met het eigenaardig
Oostersche.
Zending en inmenging van particu
lieren hebben ook storend g'ewerkt. De
vraag, of het algemeen belang gediend
is door het Nederlandsch bestuur, is
door de ondervinding in de laatste de
cennia bevestigend beantwoord. Dat
bestuur heeft daar orde en regelmaat
gebracht, eerste voorwaarden voor een
goede ontwikkeling.
Op het gebied van de economische
effecten moet men echter bescheiden
zijn. 't Werk van Nederland vindt zijn
rechtvaardiging in zichzelf. Als men
vraagt: hoe lang moet het Nederland-
sche bestuur nog duren, is daarop
geen antwoord te geven. Dat hangt
geheel af van de ontwikkeling der In
dische maatschappij.
De motie-de Visser kan spreker niet
aanvaarden, evenals de moties-Cra-
mer betreffende de amnestie en op
heffing van het interneeringskamp.
Wel wenscht hij een afzonderlijk
onderzoek naar de mogelijkheid, dat
onrecht is begaan aan enkelen.
De vergadering wordt verdaagd.
Gemeenteraad Leiden.
In de gistermiddag voortgezette ver
gadering van den gemeenteraad is
aanvankelijk niet het vereischte aan
tal leden aanwezig. Door de komst
van den heer Rosmalen is het 17e lid
present en kan de vergadering voort
gang hebben.
De heer K o o 1 e (S.D.) neemt we
gens ziekte van den heer Vallentgoed
diens taak over en wil spreken over
politioneele aangelegenheden. Spr.
meent dat het medegedeelde omtrent
de straffen van het politiepersoneel
geen bevrediging kan schenken. Spr.
bepleit instelling van een commissie
zooals door den heer Vallentgoed ge
vraagd. Spr. leest voor de installatie
rede van de Amsterdamsche Commis
sie.
Spr. hoopt dat de Burgemeester
zal willen medewerken tot het ook te
Leiden instellen van een dergelijke
Commissie.
Voorts bespreekt hij de klassein-
deeling van de politieagenten. Spr.
meent dat de diploma's te hoog wor
den aangeslagen.
Ook de toelage voor kleeding en
schoeisel verdient aandacht. Was voor
dit jaar nog 9Q pCt. uitgetrokken, dit
jaar is dat teruggebracht op 75 pCt.
Waarom die verlaging? Spr. zal voor
stellen dat bedrag te verhoogen.
Voorts geeft hij een antwoord op de
opmerkingen van den heer Wilbrink
over de Zondagswet. Spr. meent dat de
actie die allerwege tegen deze wet
gaande is het bewijs levert dat deze
wet uit den tijd is.
Wat de toonkamer aangaat het mo
ge waar zijn dat de afbetalingsverkoop
schadelijk is, het is nu eeninaal on
mogelijk om sommige artikelen con
tant te betalen.
Ook komt spr. op tegen uitlatingen
van den heer Huurman, waarin spr.
ziet een verdachtmaking van de S.D.-
'ractie. Hij vraagt van dezen waarma
king of intrekking.
De heer Ku ij venhoven (C.-H.)
kan niet mee gaan met het voorstel-
Van Eek inzake toepassing van de
Zondagswet. De andere voorstellen zal
spr. steunen voorzoover dat kan met
het oog op de financieele draagkracht.
Het voorstel van den heer Baart met
betrekking tot het badhuis in de Van
der Werffstraat behoeft nadere be
schouwing.
Voorts bespreekt hij nog verschillen
de andere voorstellen.
De heer Van Stralen (S.D.) be
spreekt de eventueele opheffing van
den werkloosheidsteun. Spr. waar
schuwt daartegen en wijst naar het
geen eenige jaren geleden zich voor
deed, toen op groote schaal ondersteu
ning moest worden uitgekeerd. Spr.
geeft enkele cijfers, waaruit wel blijkt
dat de werkloosheid afneemt, maar
nog allerminst heeft opgehouden.
Spr. kan zich voorstellen, dat een
werkgever, zooals de heer Bosman, op
^opheffing aandringt. Daar vraagt men
'niet in de eerste plaats of er tegen
voldoende of onvoldoende loon wordt
gearbeid maar of er gewerkt wordt.
Tegenover den heer Bosman houdt
spr. vol, dat er wel een crisis is zelfs
dat de werkloosheid permanent is
geworden. Wanneer er een wettelijke
werkloosheidsregeling kwam, zou spr.
misschien voor liquidatie te vinden
zijn.
Spr. meent dat nog in geen enkele
gemeente daartoe werd besloten. Trou
wens zou toch van andere zijde steun
gegeven moeten worden.
Tot den heer Van Tol zegt spr. dat
de Soc.-Dem. niet optreden voor een
bepaalde partij, maar voor alle arbei
ders, ook de Chr. arbeiders. Een groot
percentage der Chr. arbeiders zal gaar
ne onze voorstellen onderschrijven.
Weth. G os 1 inga: O. neen, dan
kent U ze niet.
De heer Van Stralen meent
dat het inderdaad zoo is. Zij hebben
nu eenmaal geleerd, dat ze een kerke
lijke partij moeten steunen daarom
gaan ze in verkiezingsdagen nog niet
met ons mee.
De heer Bergers Onze arbei
ders behooren niet bij U.
De heer Van Stralen: Behooren
wel maar ze worden belet. Spr. zegt
als het de arbeiders goed gaat dan
gaat het de middenstand ook goed,
omgekeerd nog niet.
Ingekomen zijn een tweetal moties
van den heer Koole.
Mevrouw B r a g g a a rD o D o e s
(S.D.) vraagt meer speelgelegenheid
voor kinderen. Nu is enkel de straat
hun speelterrein, daardoor wordt bal
dadigheid in de hand gewerkt. Spr. is
het niet eens dit aan particulieren
over te laten. Het is een algemeen be
lang, daarom moet de gemeente het
deen. Ook uit veiligheidsoogpunt is het
noodig.
Nog bespreekt deze spreekster de
aanstelling van een politie-inspectrice.
Zij meent dat een vrouw in sommige
gevallen méér kan doen als een man.
Toezicht op verwaarloosde kinderen is
speciaal vrouwenwerk.
Spr. dient een motie in om op aan
stelling van een inspectrice aan te
dringen.
De heer Van Rosmalen (C.-H.)
i-3 geen Soc.-Dem. geworden omdat hij
meent dat alle lagen der bevolking
moeten gediend worden. Daarnaast
dringt nog het Chr. beginsel. Spr. zal
daarom de voorstellen der Soc.-Dem.
niet kunnen steunen.
De Voorzitter kan niet ingaan
op de vele abstracte beschouwingen,
omdat d:e eigenlijk niet in den ge
meenteraad 'thuis hooren.
De heer P armen tier gaf een hint,
dat spr. den heer Van Eek zou hebben
aangemoedigd tot lange redevoerin
gen. Dat komt misschien, omdat spr.
verleden jaar de rede van den heer
Van Eek prees. Dat was echter de be
doeling niet.
Spr. komt op tegen de stelling van
den heer Van Eek, dat hij nu eenmaal
moet komen met deze redevoeringen
en voorstellen. Spr. ziet met angst en
vrees tegemoet het oogenblik dat de
heer Van Eek met de kous op den kop
zou thuis komen.
Spr. zou op een piïn+ even willen
wijzen. De heer Van Eek troonde he
melhoog en zag met misnoegen het
geen daar heel in de laagte door het
College gedaan werd. Dat is als het
verblindende licht van een auto. Laat
zo voorbijgaan en vervolg dan maar
liever in de donkerte uw weg.
De begrooting is nu eenmaal een
administratief stuk daarom kan zij
geen groote lijnen geven.
De Zondagswet is ter uitvoering ge
geven aan het gemeentebestuur. Dat
kan geen open Zondag zijn zooals de
heer Van Eek wil, noch een gesloten
Zondag zooals anderen willen.
Het College acht deze Zondagsvie
ring het meest juist. Het wenscht
geen optochten omdat deze hier op
Zondag de Zondagsheiliging in gevaar
brengen, dat is ook spr.'s persoonlijke
meening.
Het geheel verbieden van circussen
kan spr. niet toezeggen. Het opwekken
van lage hartstochten mag men niet
aan circussen toeschrijven.
Het liedjeszingen was maar camou
flage; de heer Van Eek wilde eigenlijk
propaganda. Spr. is van meening dat
de straat dient voor het verkeer niet
voor propaganda.
Maar het voorstel diende in de Com
missie voor strafverordeningen aan de
orde te komen. Dit verwondert spr.
vooral van den heer Van Eek, die lid
is van die Commissie.
De algemeene beschouwingen ston
den in het teeken van dempen. Men
drong aan op partieele afhandeling.
Daarom wil spr. er iets van zeggen.
Spr. is daar ten sterkste tegen omdat
men met het uitbreidingsplan eerst
volledig daarover oordeelen kan. Het
uitbreidingsplan zal wel spoedig ko-
van
DONDERDAG 20 DEC.1928
TWEEDE BLAD.
KERK EN SCHOOL.
NED. HEBV. EERK.
Beroepen: Te Someren (N.B.) (toez.),
L. Seinhorst. hulpprediker te Uithuizen
(Gr.). Te Scheemda, P. G. Vlieg, te Grijns-
kerk.
Aangenomen: Naar Oosterbierum,
D M. Vermet, te Balk.
Bedankt: Voor Doorn, D. M. Vermet,
te Balk. Voor Sint Jansga c.a. (toez.), P.
Schumacher te Uelsen (Bentheim). Voor
Rotterdam (18de pred.pl.), Dr. F. W. A.
Korff, te Heemstede. Voor Wansvverd, G.
van Montfraiis, te Barneveld.
GEREF. GEMEENTEN.
Tweetal: Te Westzaan J. Fraanje, te
Barneveld; en R. Kok, te Gouda.
VRIJE EVANG. GEM.
Beroepen: Te Ierseke (toez.), A. Ves-
seur, te Veendam.
GEREFORMEERD COMITÉ DAVOS.
In opdracht van bovengenoemd Co
mité arbeidde Ds. "W. M. Le Cointre van
Bergen op Zoom, in het begin van No
vember j.l., een tiental dagen onder de
patiënten van Gereformeerden huize,
die zicli tot herstel van gezondheid te
Davos bevinden, in het Nederlandsch
Sanatorium, alsmede in verschillende
pensions. Een 60-tal bezoeken kon in
dien tijd worden gebracht, ook aan meer
dere Ned. Herv. patiënten, die daartoe
den wensch hadden te kennen gegeven.
Ook kon op Zondag 11 November in óe
theezaal van 't Sanatorium worden ge
preekt, en wel over Matth. 8:2327,
welke preek ook door de bedpatiënten
kon worden gevolgd.
Het is het Comité een behoefte hier
openlijk dank te zeggen voor alle mede
werking, van de zijde van den Genees
heer-Directeur zoowel als van de Direc
trice en het overige personeel ondervon
den, waardoor de voortgang van den
arbeid ten zeerste is bevorderd.
Een nader verslag van het daar ver
richte werk te geven is uiteraard niet
wel mogelijk. Genoeg zij, te zeggen, dat
in vele gevallen van een ontroerende en
besehamende honger naar de troost des
Evangelies de bewijzen openbaar kwa
men.
Zij, tot wie de arbeid zich uitstrekte,
waren over 't algemeen (mocht men het
in ons land maar goed verstaan!) het
Comité ten zeerste dankbaar, dat men
hen daarginds, waar zoovele eigenaar
dige moeilijkheden en bezwaren gevoeld
worden, toch niet vergat, terwijl het
menigeen een behoefte was het uit te
spreken, hoezeer er bemoediging en ver
troosting geput was uit prediking, ge
sprek en gebed.
Moge daarom ook deze gezegende ar
beid gelukkigen voortgang hebben.
Laten de Kerken dezen arbeid geden
ken en voor dit heerlijk en gezegend
werk iets afzonderen, wanneer straks
hun een circulaire bereikt.
De penningmeester is R. L. Haan,
Groningen, Giro 134937.
HET LEGER DES HEILS.
De „Daily News" deelt mede, dat de
Hooge Raad van het Leger des Heils,
die 64 leden telt en uit alle deelen der
aarde bijeengeroepen is om over den
gezondheidstoestand en ev. den opvol
ger van generaal Bramwell Booth te
beraadslagen, den achtsten Januari zal
vergaderen te Sunbnry on Thames. Ge
neeskundige rapporten zullen van te
voren opgemaakt worden. Wanneer
met drie vierden der stemmen besloten
is, dat de generaal ongeschikt is voor
verdere waarneming van z\jn functie,
zal de Raad zijn opvolger aanwijzen.
„Dit kan het einde worden van het
Booth-tijdperk", zegt de genoemde cou
rant.
De gezegelde enveloppe, waarin de
generaal den naam van zijn opvolger
zou hebben ingesloten, zal dan ook niet
geopend wordenook niet, wanneer de
heer Booth vóór de vergadering van
den Hoogen Raad tot aftreden mocht
willen besluiten. Men zou dus den
FEUILLETON.
De vreemde landlooper
21) —o—
Eindelijk besloot hij de lindenlaan
te volgen, door de Brandenburgerpoort
to gaan en den dierentuin te bezoeken.
Hij wandelde gaarne onder de linden;
hij hield er van de voorbijgangers op
te nemen en had door zijn geoefenden
blik reeds meer dan eens partijgenoo-
ten gevonden. Niet het gepeupel zocht
hij, evenmin het uitvaagsel der
raenschheid. Hij zocht degenen, die de
kunst verstaan ter rechter tijd mijnen
te graven, en hij vond ze.
Steeds langzamer werd zijn stap,
waarom wist hij eigenlijk zelf niet
recht; toen hij de slot-brug over ge
gaan en het paleis van den kroonprins
voorbij gekomen was, stond hij voor
eenige kramen stil. Overal brandden
de lampen, en de kooplieden liepen
heen en weer om warm te worden.
Een in lompen gekleede man, die
een groote doos droeg en lucifers ver
kocht, trok plotseling Gratzer's aan
dacht. Hij meende hem reeds eerder
gezien te hebben, maar kon zich niet
herinneren waar en wanneer. Lang
zaam trad hij nader, keek den ander
opmerkzaam aan, en kon bijna een
uitroep van verbazing niet weerhou
den. Een duivelsche vreugde vervulde
zijn hart en hij beefde van opwinding,
wensch van den generaal eenvoudig
negeeren, ten einde te voorkomen, dat
bet commando van het Leger als een
dynastie wordt beschouwd. De stichter
William Booth zou herhaaldelijk hebben
gezegd: „Het Leger is geen familie
zaak.
„De leden van den Raad staan voor
het dilemma van hun persoonlijke ge
negenheid voor den generaal en zijn
familie en de dringende behoefte aan
democratie," schijft de „D. N"
Er zou dan ook, zoo heet het nu weer,
een voorgeschrven ritueel bestaan voor
het verkiezen van een generaal, en het
zou ontleend zijn aan dat van kiezen
van een Paus door de kardinalen! Elk
lid van den Hoogen Raad kan den naam
van een candidaat opgeven, en men zal
telkens stemmen totdat een der candi-
daten een meerderheid van twee derden
heeft. De Raad is in de keuze niet tot
zijn eigen leden beperkt.
Wij laten dit alles gaarne voor reke
ning van het Engelsche blad.
SALARISSEN VAN LEERAREN
M. EN V. H. O.
De besturen va:i de Algemeene Ver-
eeniging van Leeraren bq het Middel
baar Onderwijs, het Genootschap van
Leeraren aan Nederlandsche Gymnasia
en de Roomsch-Katholieke Leeraren-
vereeniging Sint Bonaventura hebben
een adres gezonden aan de Ministers
van Onderwijs en van Financiën, tegen
de jongste herziening van het Bezoldi
gingsbesluit.
De samenwerkende vereenigingen
staan er op, dat voor den leeraar wordt
hersteld het systeem der volledige be
trekking, met een maximum van 26
lessen, en dat het eindsalaris daarvan
wordt gebracht op 6000.
ACHTSTE LEERJAREN.
Bij Kon. Besluit van 17 December ia
bepaald:
Overwegende, dat bij ons besluit
van 26 Maart 1928, no. 4, art. 2, 2de lid,
van ons besluit van 13 December 1920,
no. 37, in dier voege is gewijzigd, dat
voor de leerlingen van het achtste
leerjaar van een school voor gewoon
lager onderwijs met ten minste acht
achtereenvolgende leerjaren niet den
leeftijd is bepaald, waarop zij die
school moeten verlaten;
overwegende, dat het wenschelijk is
deze bepaling ook van toepassing te
verklaren voor de leerlingen van het
achtste leerjaar van een school voor
gewoon lager onderwijs, waar aan het
onderwijs met onze vergunning, inge
volge art. 3, 2de lid der Lager onder
wijswet 1920, minder dan zeven achter
eenvolgende leerjaren mag omvatten;
aan het slot van het tweede lid van
art'. 2 van ons besluit van 13 Dec. 1920,
no. 37. zooals het laatstelijk is gewij
zigd bij ons besluit van 26 Maart 1928,
no. 4, vervallen de woorden: „met ten
minste 8 achtereenvolgende leerjaren"
TUBERCULOSE OP SCHOLEN.
Mevr. De Vries-Bruins, lid van de
Tweede Kamer, heeft den Minister
van arbeid, handel en nijverheid de
volgende vragen gesteld:
1. Heeft de minister kennis geno
men van een artikel in het Zeitschrift
für Schulgesundheitspflege und Soz.
Hygiëne, 1928, no. 17, waarin melding
wordt gemaakt van een onderzoek,
gedaan hij de leerlingen van 'n school,
waarvan drie onderwijzers aan long-
tuberculose waren gestorven, welk on
derzoek aantoonde, dat bij 79.5 pet.
der leerlingen, die van de bedoelde
onderwijzers les hadden gehad een
positieve tuberculine-reactie optrad,
terwijl bij 24 kinderen reeds duidelij
ke longaandoeningen voorkwamen?
2. Is de minister bereid, om in ver
band met bovenstaande, zeer ernstige
feiten, een onderzoek te bevorderen
naar het voorkomen van longtubercu-
lose onder het onderwijzend personeel
de openbare lagere scholen in ons
land?
3. Is de minister verder bereid, om,
indien gevallen van longtuberculose
in eenigszinsernstige mate worden
aangetroffen, eveneens een onderzoek
in te .laten stellen naar het eventueel
voorkomen van tuberculose onder de
schoolkinderen, die met bovenbedoel
de onderwijzers (onderwijzeressen) in
aanraking zijn geweest?
4. Zou de minister tevens willen la-
maar wilde eerst volle zekerheid heb
ben en den man hooren spreken. Met
veranderde stem vroeg hij om een pak
lucifers, informeerde naar den prijs en
boog zijn hoofd voorover om den
koopman goed in 't gelaat te kunnen
zien. Deze trad een stap achteruit en
keek den kooper opmerkzaam aan.
„Sapperloot!" riep Gratzer plotse
ling, terwijl hij den mar. bij den arm
greep; „vinden wij elkaar hier weder?
Dat doet me genoegen! Uw haam is
toch Hartmann, niet waar? Ge zijt ze
ker eenigszins in de war, en denkt dat
het al carneyal is".
Hartmann deinsde terug. „Gratzer!"
bracht hij met moeite uit en wendde
zich ijlings af, doch Gratzer hield hem
vast.
„De landlooper", riep hij uit, „dien
gij beschimpt en wien gij .het geluk
hebt ontnomen, deze is het, die nu de
kennismaking met u hernieuwt. Maar
vertel me toch eens, hoe komt gij hier?
en in deze vermomming?"
„Maak dat je wegkomt, of ik roep de
politie", zei de man tandenknarsend.
„Niet zoo gauw; niet zoo gauw!"
spotte Gratzer. „Het is toch geen belee-
diging als men een oude bekende be
groet. Ik heb al zoo lang op dit ge
noegen gewacht".
Hartmann was bij het trottoir geko
men en wilde op een goed oogenblik
do kans waarnemen om zich in het ge
drang voor zijn vijand te verbergen,
maar Gratzer bemerkte zijn voorne
men en volgde hem langzaam. Onver
moeid en voorzichtig volgde hij zijn
bittersten vijand door straten en ste
gen, totdat deze eindelijk stil hield
voor een kelder-woning in een straat,
welke op het Mauritsplein uitkwam.
Schuw keek hij om zich heen en nie
mand bemerkende, die hem scheen te
volgen, liep hij de enkele treden naar
de woning af. Gratzer was eenige mi
nuten op den hoek der straat blijven
staan.
Steunend kwam Hartmann het lage
vertrek binnen en wierp vloekend de
doos op tafel. Op een armoedig bed lag
een zieke vrouw met fijne gelaatstrek
ken, bleek en uitgeteerd. Met smee
kenden blikken keek zij naar Hart
mann: „O" vroeg zij zacht, „breng je
een beetje geld. en kan ik dan mijn
drank laten halen? Ik kan 't niet meer
uithouden van de pijn!"
„Ik heb geen geld", zei de man ruw;
„wacht maar op je dochtertje, die heeft
immers geld?"
„Ach, ik kan Helena toch niet het
weinige afnemen, dat ze met moeite
gekregen heeft om zich zelf te onder
houden. Zij heeft toch al niet genoeg".
Daar kwam iemand de stoep af, die
tot de woning leidde. De deur werd ge
opend en Hartmann wilde juist woe
dend op Gr&tzet* losstormen, maar hij
bedacht zich en hield zich stil.
„Een paar pakjes lucifers", zeide
Gratzer, terwijl hij met een vluchti-
gen blik de woning opnam.
Zonder een woord te spreken reikte
Hartmann hem de lucifers over; hij
hoopte, dat Gratzer in 't bijzijn zijner
vrouw zou zwijgen en hij had het wei
nige geld hoog noodig, al verwenschte
hij den kooper.
Gratzer legde liet geld op de tafel.
„Een mooie woning voor een land
edelman", zeide hij, en lachte daarbij
z( o hard, dat de zieke verschrikt de
oogen tot hem opsloeg. Wie was die
man? Wat wist hij van hun vroegere
omstandigheden? Hartmann zweeg.
„Het verheugt me, dat ik weet waar
ge woont", ging Gratzer op spottenden
toon voort. „Nu kan ik meermalen
het genoegen smaken, dat de landloo
per den land-edelman iets laat verdie
nen".
„Ga weg!" riep Hartmann woedend
en trad op Gratzer toe.
„Ik ga al!" zei deze lachend; „'k heb
geen tijd meer, maar ik kom terug 1"
TIENDE HOOFDSTUK.
Al de haat, die Gratzer's hart ver
vuld had, en tot nu toe slechts het al
gemeene doel beoogd had de maat-
s happij te benadeelen, richtte zich
thans op een speciaal punt, op een en
kelen mensch. Bijna maakte de vreug-
du hem verlegen ,dat zijn vijand, de
man, dien hij het meest haatte, die
eenmaal zelf in welstand en voorspoed
vt rkeerend, hem met schimp en smaad
bejegend had, die twee maal zijn weg
gekruist en hem den laatsten keer al
les ontnomen had, wat hem gelukkig
maakte, dat hij dezen mensch in zulk
een ellende teruggevonden had. Een
koortsachtige opwinding maakte zich
van hem meester, en duizend vragen
bestormden hem. Hoe wa_ dit geko
men? Hoe was het mogelijk, dat hij,
die slechts enkele jaren geleden wel
varend eigenaar was. nu in 'n kelder
woning huisde en mte moeite eenige
centen verdiende? Hij vond er geen
antwoord op, en moest zich voorloopig
met het bloote feit tevreden stellen
Het was een overwinning; het „he
den ik, morgen gij", had zich bewaar
heid. Geen enkel vonkje medelijden
gloeide in zijn hart; zelfs de zieke
vrouw op het ellendige leger had hem
geen gevoel van deernis ingeboezemd.
Hij dacht er slechts aan, dat nu de
tijd van wraak aangebroken was. Hij
verlangde naar het oogenblik waarop
hij Hartmann weer zou kunnen ont
moeten en het maakte hem ongedul
dig, dat hij vooreerst wegens verplich
tingen tegenover de redactie van zijn
blad, verhinderd was zijn vijand op te
gaan zoeken. Door zijn innerlijke op
winding wilde zijn werk niet zoo goed
vlotten als anders; hij had een onweer-
staanbaren lust naar buiten te gaan.
Hij wilde zijn vijand vervolgen met
spot en hoon, hem geen rust laten, hem
telkens weer opzoeken, en hem altijd
weer herinneren aan het verleden;
hem het heden voorhouden en zijn le
ven vergiftigen, zooals de ander het Lij
bem had gedaan.