MIEUWt LEiaSCHE mRANT ten nagaan, wat aan de verschillende consultatiebureaus over liet voorko men van tuberculose bij onderwijzers (onderwijzeressen) bekend is? 5. Zou de minister ten slotte willen toezeggen, het resultaat van bedoeld onderzoek aan de Kamer mede te dee- len? STATEN-GENERAAL. TWEEDE KAMER. Vergadering van gisteren. De heer GERHARD (S. D.) krijgt verlof te interpelleeren over de school kwestie te Murmerwoude. De interpellatie zal worden gehou den op een nader te bepalen dag. De heer KORTENHORST (R. K.) vraagt verlof voor een interpellatie over de plannen van het hoofdbestuur der P. T. T., betreffende de wijziging van de locale en interlocale telefoon tarieven. Over het verzoek zal morgen wor den beslist. Indische begrooting. Voortgezet wordt de behandeling van de Indische begrooting. De heer VAN BOETZELAER VAN DUBBELDAM (C/H.) hoopt ook voor Indië, dat er, ter wille van de beginsel vastheid zoo spoedig mogelijk een parlementair kabinet komt. Voorts heeft Indië allereerst be hoefte aan handhavving van het bin- nenlandsch gezag en spr. acht het be denkelijk, dat over dat punt gedach- tenwisseling in een Volksraad wordt toegelaten. Het vraagstuk der poenale sanctie hoort thuis in de arbeidswetgeving, niet in de politieke sfeer. Een staats commissie voor het Volksraad-vraag stuk, zooals de heer Colijn wil, acht spr. niet gewenscht. De dubbele Zending zou hier en daar verboden moeten blijven, uit vrees voor wanordelijkheden. Spr. pleit tenslotte voor de oprich ting van een anti-opium-hospitaal, waar opiumschuivers een ontwen ningskuur kunnen doen. De heer L. DE.yj^SER (C. P.) con stateert, dat het regime Fock niet ver beterd is en de opgewekte verwachtin gen niet zijn verwezenlijkt. Het eenig doel van het kapitalistisch regime is om het wingewest te behouden. Spr. critiseert uitvoerig de politiek der S. D., die tegen spr.'s motie stem den betreffende amnestie aan politie ke gevangenen, om. zelf met een motie van deze. strekking te komen. Dit is zwabberpolitiek, wip- en modderpoli- tiek; men zou ook kunnen zeggen schommelpolitiek. Spr. dient ten slotte, een motie in, waarin dezelfde wenschen worden uitgesproken als de heer Cramer in zijn moties heeft belichaamd. Deze motie wordt gelijktijdig be handeld. De heer KNOTTENBELT (V. B.) wijst er op, dat de tegenwoordige wel vaart in Ned. Indië in de eerste plaats is te danken aan den Hollandschen on dernemingsgeest en de Hollandsche toewijding. Hij licht dit met eenige cijfers toe. Het is z.i. nutteloos te vragen, wat gebeuren moet, als Indië zichzelf zal kunnen regeeren. Deze tijd ligt in een al te verre toe komst. Te ver gaande decentralisatie in het bestuur is niet gewenscht. De ambte-» naren verliezen daardoor controle op de hoofden. Afpersing wordt daardoor mogelijk. Dit was hetgeen, waarvoor Multatuli de regeering aansprakelijk stelde. Voorts pleit spr. voor steun aan de inlandsche en Europeesche cultures. De heer JOEKES (V. D.) wijst er op, dat de productenhuishouding in Indië gaandeweg is omgezet in een geld huishouding. Dit proces is hier en daar gestuit op de traditie door het niet voldoende rekening houden met het eigenaardig Oostersche. Zending en inmenging van particu lieren hebben ook storend g'ewerkt. De vraag, of het algemeen belang gediend is door het Nederlandsch bestuur, is door de ondervinding in de laatste de cennia bevestigend beantwoord. Dat bestuur heeft daar orde en regelmaat gebracht, eerste voorwaarden voor een goede ontwikkeling. Op het gebied van de economische effecten moet men echter bescheiden zijn. 't Werk van Nederland vindt zijn rechtvaardiging in zichzelf. Als men vraagt: hoe lang moet het Nederland- sche bestuur nog duren, is daarop geen antwoord te geven. Dat hangt geheel af van de ontwikkeling der In dische maatschappij. De motie-de Visser kan spreker niet aanvaarden, evenals de moties-Cra- mer betreffende de amnestie en op heffing van het interneeringskamp. Wel wenscht hij een afzonderlijk onderzoek naar de mogelijkheid, dat onrecht is begaan aan enkelen. De vergadering wordt verdaagd. Gemeenteraad Leiden. In de gistermiddag voortgezette ver gadering van den gemeenteraad is aanvankelijk niet het vereischte aan tal leden aanwezig. Door de komst van den heer Rosmalen is het 17e lid present en kan de vergadering voort gang hebben. De heer K o o 1 e (S.D.) neemt we gens ziekte van den heer Vallentgoed diens taak over en wil spreken over politioneele aangelegenheden. Spr. meent dat het medegedeelde omtrent de straffen van het politiepersoneel geen bevrediging kan schenken. Spr. bepleit instelling van een commissie zooals door den heer Vallentgoed ge vraagd. Spr. leest voor de installatie rede van de Amsterdamsche Commis sie. Spr. hoopt dat de Burgemeester zal willen medewerken tot het ook te Leiden instellen van een dergelijke Commissie. Voorts bespreekt hij de klassein- deeling van de politieagenten. Spr. meent dat de diploma's te hoog wor den aangeslagen. Ook de toelage voor kleeding en schoeisel verdient aandacht. Was voor dit jaar nog 9Q pCt. uitgetrokken, dit jaar is dat teruggebracht op 75 pCt. Waarom die verlaging? Spr. zal voor stellen dat bedrag te verhoogen. Voorts geeft hij een antwoord op de opmerkingen van den heer Wilbrink over de Zondagswet. Spr. meent dat de actie die allerwege tegen deze wet gaande is het bewijs levert dat deze wet uit den tijd is. Wat de toonkamer aangaat het mo ge waar zijn dat de afbetalingsverkoop schadelijk is, het is nu eeninaal on mogelijk om sommige artikelen con tant te betalen. Ook komt spr. op tegen uitlatingen van den heer Huurman, waarin spr. ziet een verdachtmaking van de S.D.- 'ractie. Hij vraagt van dezen waarma king of intrekking. De heer Ku ij venhoven (C.-H.) kan niet mee gaan met het voorstel- Van Eek inzake toepassing van de Zondagswet. De andere voorstellen zal spr. steunen voorzoover dat kan met het oog op de financieele draagkracht. Het voorstel van den heer Baart met betrekking tot het badhuis in de Van der Werffstraat behoeft nadere be schouwing. Voorts bespreekt hij nog verschillen de andere voorstellen. De heer Van Stralen (S.D.) be spreekt de eventueele opheffing van den werkloosheidsteun. Spr. waar schuwt daartegen en wijst naar het geen eenige jaren geleden zich voor deed, toen op groote schaal ondersteu ning moest worden uitgekeerd. Spr. geeft enkele cijfers, waaruit wel blijkt dat de werkloosheid afneemt, maar nog allerminst heeft opgehouden. Spr. kan zich voorstellen, dat een werkgever, zooals de heer Bosman, op ^opheffing aandringt. Daar vraagt men 'niet in de eerste plaats of er tegen voldoende of onvoldoende loon wordt gearbeid maar of er gewerkt wordt. Tegenover den heer Bosman houdt spr. vol, dat er wel een crisis is zelfs dat de werkloosheid permanent is geworden. Wanneer er een wettelijke werkloosheidsregeling kwam, zou spr. misschien voor liquidatie te vinden zijn. Spr. meent dat nog in geen enkele gemeente daartoe werd besloten. Trou wens zou toch van andere zijde steun gegeven moeten worden. Tot den heer Van Tol zegt spr. dat de Soc.-Dem. niet optreden voor een bepaalde partij, maar voor alle arbei ders, ook de Chr. arbeiders. Een groot percentage der Chr. arbeiders zal gaar ne onze voorstellen onderschrijven. Weth. G os 1 inga: O. neen, dan kent U ze niet. De heer Van Stralen meent dat het inderdaad zoo is. Zij hebben nu eenmaal geleerd, dat ze een kerke lijke partij moeten steunen daarom gaan ze in verkiezingsdagen nog niet met ons mee. De heer Bergers Onze arbei ders behooren niet bij U. De heer Van Stralen: Behooren wel maar ze worden belet. Spr. zegt als het de arbeiders goed gaat dan gaat het de middenstand ook goed, omgekeerd nog niet. Ingekomen zijn een tweetal moties van den heer Koole. Mevrouw B r a g g a a rD o D o e s (S.D.) vraagt meer speelgelegenheid voor kinderen. Nu is enkel de straat hun speelterrein, daardoor wordt bal dadigheid in de hand gewerkt. Spr. is het niet eens dit aan particulieren over te laten. Het is een algemeen be lang, daarom moet de gemeente het deen. Ook uit veiligheidsoogpunt is het noodig. Nog bespreekt deze spreekster de aanstelling van een politie-inspectrice. Zij meent dat een vrouw in sommige gevallen méér kan doen als een man. Toezicht op verwaarloosde kinderen is speciaal vrouwenwerk. Spr. dient een motie in om op aan stelling van een inspectrice aan te dringen. De heer Van Rosmalen (C.-H.) i-3 geen Soc.-Dem. geworden omdat hij meent dat alle lagen der bevolking moeten gediend worden. Daarnaast dringt nog het Chr. beginsel. Spr. zal daarom de voorstellen der Soc.-Dem. niet kunnen steunen. De Voorzitter kan niet ingaan op de vele abstracte beschouwingen, omdat d:e eigenlijk niet in den ge meenteraad 'thuis hooren. De heer P armen tier gaf een hint, dat spr. den heer Van Eek zou hebben aangemoedigd tot lange redevoerin gen. Dat komt misschien, omdat spr. verleden jaar de rede van den heer Van Eek prees. Dat was echter de be doeling niet. Spr. komt op tegen de stelling van den heer Van Eek, dat hij nu eenmaal moet komen met deze redevoeringen en voorstellen. Spr. ziet met angst en vrees tegemoet het oogenblik dat de heer Van Eek met de kous op den kop zou thuis komen. Spr. zou op een piïn+ even willen wijzen. De heer Van Eek troonde he melhoog en zag met misnoegen het geen daar heel in de laagte door het College gedaan werd. Dat is als het verblindende licht van een auto. Laat zo voorbijgaan en vervolg dan maar liever in de donkerte uw weg. De begrooting is nu eenmaal een administratief stuk daarom kan zij geen groote lijnen geven. De Zondagswet is ter uitvoering ge geven aan het gemeentebestuur. Dat kan geen open Zondag zijn zooals de heer Van Eek wil, noch een gesloten Zondag zooals anderen willen. Het College acht deze Zondagsvie ring het meest juist. Het wenscht geen optochten omdat deze hier op Zondag de Zondagsheiliging in gevaar brengen, dat is ook spr.'s persoonlijke meening. Het geheel verbieden van circussen kan spr. niet toezeggen. Het opwekken van lage hartstochten mag men niet aan circussen toeschrijven. Het liedjeszingen was maar camou flage; de heer Van Eek wilde eigenlijk propaganda. Spr. is van meening dat de straat dient voor het verkeer niet voor propaganda. Maar het voorstel diende in de Com missie voor strafverordeningen aan de orde te komen. Dit verwondert spr. vooral van den heer Van Eek, die lid is van die Commissie. De algemeene beschouwingen ston den in het teeken van dempen. Men drong aan op partieele afhandeling. Daarom wil spr. er iets van zeggen. Spr. is daar ten sterkste tegen omdat men met het uitbreidingsplan eerst volledig daarover oordeelen kan. Het uitbreidingsplan zal wel spoedig ko- van DONDERDAG 20 DEC.1928 TWEEDE BLAD. KERK EN SCHOOL. NED. HEBV. EERK. Beroepen: Te Someren (N.B.) (toez.), L. Seinhorst. hulpprediker te Uithuizen (Gr.). Te Scheemda, P. G. Vlieg, te Grijns- kerk. Aangenomen: Naar Oosterbierum, D M. Vermet, te Balk. Bedankt: Voor Doorn, D. M. Vermet, te Balk. Voor Sint Jansga c.a. (toez.), P. Schumacher te Uelsen (Bentheim). Voor Rotterdam (18de pred.pl.), Dr. F. W. A. Korff, te Heemstede. Voor Wansvverd, G. van Montfraiis, te Barneveld. GEREF. GEMEENTEN. Tweetal: Te Westzaan J. Fraanje, te Barneveld; en R. Kok, te Gouda. VRIJE EVANG. GEM. Beroepen: Te Ierseke (toez.), A. Ves- seur, te Veendam. GEREFORMEERD COMITÉ DAVOS. In opdracht van bovengenoemd Co mité arbeidde Ds. "W. M. Le Cointre van Bergen op Zoom, in het begin van No vember j.l., een tiental dagen onder de patiënten van Gereformeerden huize, die zicli tot herstel van gezondheid te Davos bevinden, in het Nederlandsch Sanatorium, alsmede in verschillende pensions. Een 60-tal bezoeken kon in dien tijd worden gebracht, ook aan meer dere Ned. Herv. patiënten, die daartoe den wensch hadden te kennen gegeven. Ook kon op Zondag 11 November in óe theezaal van 't Sanatorium worden ge preekt, en wel over Matth. 8:2327, welke preek ook door de bedpatiënten kon worden gevolgd. Het is het Comité een behoefte hier openlijk dank te zeggen voor alle mede werking, van de zijde van den Genees heer-Directeur zoowel als van de Direc trice en het overige personeel ondervon den, waardoor de voortgang van den arbeid ten zeerste is bevorderd. Een nader verslag van het daar ver richte werk te geven is uiteraard niet wel mogelijk. Genoeg zij, te zeggen, dat in vele gevallen van een ontroerende en besehamende honger naar de troost des Evangelies de bewijzen openbaar kwa men. Zij, tot wie de arbeid zich uitstrekte, waren over 't algemeen (mocht men het in ons land maar goed verstaan!) het Comité ten zeerste dankbaar, dat men hen daarginds, waar zoovele eigenaar dige moeilijkheden en bezwaren gevoeld worden, toch niet vergat, terwijl het menigeen een behoefte was het uit te spreken, hoezeer er bemoediging en ver troosting geput was uit prediking, ge sprek en gebed. Moge daarom ook deze gezegende ar beid gelukkigen voortgang hebben. Laten de Kerken dezen arbeid geden ken en voor dit heerlijk en gezegend werk iets afzonderen, wanneer straks hun een circulaire bereikt. De penningmeester is R. L. Haan, Groningen, Giro 134937. HET LEGER DES HEILS. De „Daily News" deelt mede, dat de Hooge Raad van het Leger des Heils, die 64 leden telt en uit alle deelen der aarde bijeengeroepen is om over den gezondheidstoestand en ev. den opvol ger van generaal Bramwell Booth te beraadslagen, den achtsten Januari zal vergaderen te Sunbnry on Thames. Ge neeskundige rapporten zullen van te voren opgemaakt worden. Wanneer met drie vierden der stemmen besloten is, dat de generaal ongeschikt is voor verdere waarneming van z\jn functie, zal de Raad zijn opvolger aanwijzen. „Dit kan het einde worden van het Booth-tijdperk", zegt de genoemde cou rant. De gezegelde enveloppe, waarin de generaal den naam van zijn opvolger zou hebben ingesloten, zal dan ook niet geopend wordenook niet, wanneer de heer Booth vóór de vergadering van den Hoogen Raad tot aftreden mocht willen besluiten. Men zou dus den FEUILLETON. De vreemde landlooper 21) —o— Eindelijk besloot hij de lindenlaan te volgen, door de Brandenburgerpoort to gaan en den dierentuin te bezoeken. Hij wandelde gaarne onder de linden; hij hield er van de voorbijgangers op te nemen en had door zijn geoefenden blik reeds meer dan eens partijgenoo- ten gevonden. Niet het gepeupel zocht hij, evenmin het uitvaagsel der raenschheid. Hij zocht degenen, die de kunst verstaan ter rechter tijd mijnen te graven, en hij vond ze. Steeds langzamer werd zijn stap, waarom wist hij eigenlijk zelf niet recht; toen hij de slot-brug over ge gaan en het paleis van den kroonprins voorbij gekomen was, stond hij voor eenige kramen stil. Overal brandden de lampen, en de kooplieden liepen heen en weer om warm te worden. Een in lompen gekleede man, die een groote doos droeg en lucifers ver kocht, trok plotseling Gratzer's aan dacht. Hij meende hem reeds eerder gezien te hebben, maar kon zich niet herinneren waar en wanneer. Lang zaam trad hij nader, keek den ander opmerkzaam aan, en kon bijna een uitroep van verbazing niet weerhou den. Een duivelsche vreugde vervulde zijn hart en hij beefde van opwinding, wensch van den generaal eenvoudig negeeren, ten einde te voorkomen, dat bet commando van het Leger als een dynastie wordt beschouwd. De stichter William Booth zou herhaaldelijk hebben gezegd: „Het Leger is geen familie zaak. „De leden van den Raad staan voor het dilemma van hun persoonlijke ge negenheid voor den generaal en zijn familie en de dringende behoefte aan democratie," schijft de „D. N" Er zou dan ook, zoo heet het nu weer, een voorgeschrven ritueel bestaan voor het verkiezen van een generaal, en het zou ontleend zijn aan dat van kiezen van een Paus door de kardinalen! Elk lid van den Hoogen Raad kan den naam van een candidaat opgeven, en men zal telkens stemmen totdat een der candi- daten een meerderheid van twee derden heeft. De Raad is in de keuze niet tot zijn eigen leden beperkt. Wij laten dit alles gaarne voor reke ning van het Engelsche blad. SALARISSEN VAN LEERAREN M. EN V. H. O. De besturen va:i de Algemeene Ver- eeniging van Leeraren bq het Middel baar Onderwijs, het Genootschap van Leeraren aan Nederlandsche Gymnasia en de Roomsch-Katholieke Leeraren- vereeniging Sint Bonaventura hebben een adres gezonden aan de Ministers van Onderwijs en van Financiën, tegen de jongste herziening van het Bezoldi gingsbesluit. De samenwerkende vereenigingen staan er op, dat voor den leeraar wordt hersteld het systeem der volledige be trekking, met een maximum van 26 lessen, en dat het eindsalaris daarvan wordt gebracht op 6000. ACHTSTE LEERJAREN. Bij Kon. Besluit van 17 December ia bepaald: Overwegende, dat bij ons besluit van 26 Maart 1928, no. 4, art. 2, 2de lid, van ons besluit van 13 December 1920, no. 37, in dier voege is gewijzigd, dat voor de leerlingen van het achtste leerjaar van een school voor gewoon lager onderwijs met ten minste acht achtereenvolgende leerjaren niet den leeftijd is bepaald, waarop zij die school moeten verlaten; overwegende, dat het wenschelijk is deze bepaling ook van toepassing te verklaren voor de leerlingen van het achtste leerjaar van een school voor gewoon lager onderwijs, waar aan het onderwijs met onze vergunning, inge volge art. 3, 2de lid der Lager onder wijswet 1920, minder dan zeven achter eenvolgende leerjaren mag omvatten; aan het slot van het tweede lid van art'. 2 van ons besluit van 13 Dec. 1920, no. 37. zooals het laatstelijk is gewij zigd bij ons besluit van 26 Maart 1928, no. 4, vervallen de woorden: „met ten minste 8 achtereenvolgende leerjaren" TUBERCULOSE OP SCHOLEN. Mevr. De Vries-Bruins, lid van de Tweede Kamer, heeft den Minister van arbeid, handel en nijverheid de volgende vragen gesteld: 1. Heeft de minister kennis geno men van een artikel in het Zeitschrift für Schulgesundheitspflege und Soz. Hygiëne, 1928, no. 17, waarin melding wordt gemaakt van een onderzoek, gedaan hij de leerlingen van 'n school, waarvan drie onderwijzers aan long- tuberculose waren gestorven, welk on derzoek aantoonde, dat bij 79.5 pet. der leerlingen, die van de bedoelde onderwijzers les hadden gehad een positieve tuberculine-reactie optrad, terwijl bij 24 kinderen reeds duidelij ke longaandoeningen voorkwamen? 2. Is de minister bereid, om in ver band met bovenstaande, zeer ernstige feiten, een onderzoek te bevorderen naar het voorkomen van longtubercu- lose onder het onderwijzend personeel de openbare lagere scholen in ons land? 3. Is de minister verder bereid, om, indien gevallen van longtuberculose in eenigszinsernstige mate worden aangetroffen, eveneens een onderzoek in te .laten stellen naar het eventueel voorkomen van tuberculose onder de schoolkinderen, die met bovenbedoel de onderwijzers (onderwijzeressen) in aanraking zijn geweest? 4. Zou de minister tevens willen la- maar wilde eerst volle zekerheid heb ben en den man hooren spreken. Met veranderde stem vroeg hij om een pak lucifers, informeerde naar den prijs en boog zijn hoofd voorover om den koopman goed in 't gelaat te kunnen zien. Deze trad een stap achteruit en keek den kooper opmerkzaam aan. „Sapperloot!" riep Gratzer plotse ling, terwijl hij den mar. bij den arm greep; „vinden wij elkaar hier weder? Dat doet me genoegen! Uw haam is toch Hartmann, niet waar? Ge zijt ze ker eenigszins in de war, en denkt dat het al carneyal is". Hartmann deinsde terug. „Gratzer!" bracht hij met moeite uit en wendde zich ijlings af, doch Gratzer hield hem vast. „De landlooper", riep hij uit, „dien gij beschimpt en wien gij .het geluk hebt ontnomen, deze is het, die nu de kennismaking met u hernieuwt. Maar vertel me toch eens, hoe komt gij hier? en in deze vermomming?" „Maak dat je wegkomt, of ik roep de politie", zei de man tandenknarsend. „Niet zoo gauw; niet zoo gauw!" spotte Gratzer. „Het is toch geen belee- diging als men een oude bekende be groet. Ik heb al zoo lang op dit ge noegen gewacht". Hartmann was bij het trottoir geko men en wilde op een goed oogenblik do kans waarnemen om zich in het ge drang voor zijn vijand te verbergen, maar Gratzer bemerkte zijn voorne men en volgde hem langzaam. Onver moeid en voorzichtig volgde hij zijn bittersten vijand door straten en ste gen, totdat deze eindelijk stil hield voor een kelder-woning in een straat, welke op het Mauritsplein uitkwam. Schuw keek hij om zich heen en nie mand bemerkende, die hem scheen te volgen, liep hij de enkele treden naar de woning af. Gratzer was eenige mi nuten op den hoek der straat blijven staan. Steunend kwam Hartmann het lage vertrek binnen en wierp vloekend de doos op tafel. Op een armoedig bed lag een zieke vrouw met fijne gelaatstrek ken, bleek en uitgeteerd. Met smee kenden blikken keek zij naar Hart mann: „O" vroeg zij zacht, „breng je een beetje geld. en kan ik dan mijn drank laten halen? Ik kan 't niet meer uithouden van de pijn!" „Ik heb geen geld", zei de man ruw; „wacht maar op je dochtertje, die heeft immers geld?" „Ach, ik kan Helena toch niet het weinige afnemen, dat ze met moeite gekregen heeft om zich zelf te onder houden. Zij heeft toch al niet genoeg". Daar kwam iemand de stoep af, die tot de woning leidde. De deur werd ge opend en Hartmann wilde juist woe dend op Gr&tzet* losstormen, maar hij bedacht zich en hield zich stil. „Een paar pakjes lucifers", zeide Gratzer, terwijl hij met een vluchti- gen blik de woning opnam. Zonder een woord te spreken reikte Hartmann hem de lucifers over; hij hoopte, dat Gratzer in 't bijzijn zijner vrouw zou zwijgen en hij had het wei nige geld hoog noodig, al verwenschte hij den kooper. Gratzer legde liet geld op de tafel. „Een mooie woning voor een land edelman", zeide hij, en lachte daarbij z( o hard, dat de zieke verschrikt de oogen tot hem opsloeg. Wie was die man? Wat wist hij van hun vroegere omstandigheden? Hartmann zweeg. „Het verheugt me, dat ik weet waar ge woont", ging Gratzer op spottenden toon voort. „Nu kan ik meermalen het genoegen smaken, dat de landloo per den land-edelman iets laat verdie nen". „Ga weg!" riep Hartmann woedend en trad op Gratzer toe. „Ik ga al!" zei deze lachend; „'k heb geen tijd meer, maar ik kom terug 1" TIENDE HOOFDSTUK. Al de haat, die Gratzer's hart ver vuld had, en tot nu toe slechts het al gemeene doel beoogd had de maat- s happij te benadeelen, richtte zich thans op een speciaal punt, op een en kelen mensch. Bijna maakte de vreug- du hem verlegen ,dat zijn vijand, de man, dien hij het meest haatte, die eenmaal zelf in welstand en voorspoed vt rkeerend, hem met schimp en smaad bejegend had, die twee maal zijn weg gekruist en hem den laatsten keer al les ontnomen had, wat hem gelukkig maakte, dat hij dezen mensch in zulk een ellende teruggevonden had. Een koortsachtige opwinding maakte zich van hem meester, en duizend vragen bestormden hem. Hoe wa_ dit geko men? Hoe was het mogelijk, dat hij, die slechts enkele jaren geleden wel varend eigenaar was. nu in 'n kelder woning huisde en mte moeite eenige centen verdiende? Hij vond er geen antwoord op, en moest zich voorloopig met het bloote feit tevreden stellen Het was een overwinning; het „he den ik, morgen gij", had zich bewaar heid. Geen enkel vonkje medelijden gloeide in zijn hart; zelfs de zieke vrouw op het ellendige leger had hem geen gevoel van deernis ingeboezemd. Hij dacht er slechts aan, dat nu de tijd van wraak aangebroken was. Hij verlangde naar het oogenblik waarop hij Hartmann weer zou kunnen ont moeten en het maakte hem ongedul dig, dat hij vooreerst wegens verplich tingen tegenover de redactie van zijn blad, verhinderd was zijn vijand op te gaan zoeken. Door zijn innerlijke op winding wilde zijn werk niet zoo goed vlotten als anders; hij had een onweer- staanbaren lust naar buiten te gaan. Hij wilde zijn vijand vervolgen met spot en hoon, hem geen rust laten, hem telkens weer opzoeken, en hem altijd weer herinneren aan het verleden; hem het heden voorhouden en zijn le ven vergiftigen, zooals de ander het Lij bem had gedaan.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1928 | | pagina 5