NIEUWt LEIDSCHE COURANT van WOENSDAG 19 DEC. 1928 TWEEDE BLAD. Gewijde en Ongewijde Historie. SLAVEN EN SLAVINNEN. Het Verbondsboek (Ex. 20 vs. 22 23 vs. 33) bevat Israels oudste burger lijke en ceremonieele wetgeving. De grondbeginselen van recht en zedelijkheid, gelijk die in de Tien Woorden zijn saamengevat, worden hier toegepast op velerlei omstandig heden van het practische leven, gelijk Jie zich in de toenmalige primitieve maatschappij reeds voordeden. De indeeling van het Verbondsboek is als volgt: 1. Verordeningen betreffende den eeredienst, Ex. 20 vs. 2225; 2. Persoonlijk recht: a. beveiliging van de persoonlijke vrijheid, Ex. 21 vs. 111; b. beveiliging van het leven, vs. 12 —17; c. lichamelijk letsel zonder doodelij- ken afloop, vs. 18—27; d. beveiliging van het leven tegen dieren, vs. 2832. 3. Zakelijk recht: a. schade aan dieren door dieren, Ex. 21 vs. 33—22 vs. 3; b. vergoeding van schade in veld of tuin, vs. 4 en 5; c. ontvreemding of verlies van toe vertrouwd goed, vs. 614. 4. Speciale zedelijke en nationale verplichtingen, vs. 1530. 5. Procesrecht en andere bepalingen, Ex.' 23 vs. 1—0. 6. Sacraalrecht: a. de feesten en tijden van eere dienst, vs. 1017; b. bepalingen betreffende de offe randen, vs. 18 en 19; c. beloften en verplichtingen, vs. 20 De parallellen tusschen het Ver bondsboek en het wetboek van Cham- moerapi hebben uitsluitend betrek king op de burgerlijke wetgeving, want verordeningen op den eeredienst en bepalingen betreffende het sacraal recht vinden we bij Chammoerapi niet. De Babylonische koning was niet, zooals Mozes, een profeet en gods dienstig hervormer; zijn beteekenis ligt uitsluitend op politiek en juri disch terrein. Na proeve van vergelijking zullen wij in dit artikel het slavenrecht be handelen, gelijk dit in de beide codi ces is geboekstaafd. De bepalingen betreffende het sla venrecht, gelijk we die vinden in Ex. 21 vs. 1—11, beoogen de beveiliging van d epersoonlijke vrijheid van de Israëlieten en hun stamverwanten. Er is daar speciaal sprake van H e- breeuwsche slaven„Wanneer gij een Hebreeuwschen slaaf koopt, zal hij u slechts zes jaar lang dienst baar moeten zijn, maar in het zeven de jaar zonder betaling als vrij man mogen heengaan'' (Ex. 21 vs. 1). „Hebreeër is in het Oude Testament een iets ruimer begrip dat „Israëliet". De Israëlieten waren slechts een stam van het volk der Hebreeërs, dat uit Zuid-Babylonië afkomstig was. Ook de naaste stamverwanten der Israëlieten waren aldus voor de uit wassen der slavernij beveiligg door deze bepalingen. De duur van den slavendienst wordt door Mozes vastgesteld op 6 jaar, al- zoo een „jaarweek"; in het zevende jaar, het „sabbathsjaar", komen de slaven weer vrij. Dit had in het bij zonder betrekking op de slaven voor schuld. De wetgeving van Chammoerapi be paalt den duur der slavernij op slechts drie jaar, en dat zoowel voor d3n slaaf als voor de slavin. Artikel 117 van den codex luidt: „Wanneer iemand een bedrag schul dig is en hij daarom zijn vrouw, zijn zoon of zijn dochter voor geld ver kocht en ze aan de onderdanigheid overgeleverd heeft, zoo moeten zij drie jaar in het huis van hun kooper en bezitter dienen; in het vierde jaar moet hij ze vrijlaten". Zoo op het eerste gehoor lijkt de wet van Chammoerapi gunstiger voor de slaven dan de Mozaïsche wet. De diensttijd duiirt de helft korter en de vrijlating geldt voor beiderlei sexe. Over dit laatste punt zullen wij straks handelen; wat het eerste be treft merken wij op,- dat 'in den zes jarigen diensttijd ligt de parallel met de zesdagige werkweek, waarop de sabbath volgt. Deze sabbath, een in stelling, die Babel miste, was een der grootste voorrechten voor den Israëlie- tischen slaaf, die 'er door beschermd werd tegen overmatige uitbuiting zij ner arbeidskracht. Met de slavin stond het anders dan met den slaaf. „Wanneer echter iemand zijn doch ter als slavin verkoopt, dan zal deze niet haar vrijheid herkrijgen zooals de slaven. Mishaagt zij haar meester, omdat hij van haar geen kinderen ge kregen heeft, dan kan hij haar doen loskoopen; maar is niet gerechtigd haar aan een vreemdeling te verkoo- pen, omdat hij haar teleurgesteld heeft. Bestemt hij haar voor zijn zoon, dan moet hij haar behandelen als een dochter. Laat hij hem met een andere huwen, dan mag hij haar niet te kort doen wat voedsel, kleeding of woning betreft. Vervult hij deze drie verplich tingen niet jegens haar, dan zal zij vrij en zonder betaling mogen heen gaan" (Ex. 21 vs. 7—11). >Om deze bepalingen goed te begrij pen, moeten wij de gedachte in het oog vatten, die er aan ten grondslag ligt, n.l., dat de slavin de bijvrouw was van haar heer. Dit wist de vader, die uit armoede zijn dochter als slavin verkocht. Een dergelijke verhouding had voor het antieke gevoel niet het stuitende wat er voor ons in ligt, vooreerst, om dat in de toenmalige maatschappij de polygamie nog als zeer gewoon werd beschouwd, en in de tweede plaats, omdat ook het vrije meisje aan haar man verkocht werd. Het is echter duidelijk, dat het niet in het belang dezer slavinnen, die te gelijk concubines waren, zoude zijn haar na zes jaar haar „vrijheid" te hergeven. Alleen dan, wanneer de voorwaar den van het concubinaat aan haar niet vervuld worden, heeft de slavin het recht op vrijlating. Een dergelijke bepaling heeft ook het wetboek van Chammoerapi; vol gens art. 171 wordt een slavin vrij, wanneer haar meester sterft zonder de kinderen uit het concubinaat er kend te hebben. Hier ligt alzoo dezelfde gedachte ten grondslag als bij Mozes, dat de slavin is de concubine van den heer wien zij toebehoort. Gemeenteraad Leiden. Het heeft spr. niet voldaan wat is opgemerkt als antwoord op spr.'s vraag omtrent de winst op de gestich ten. Met name is spr. onvoldaan over het antwoord op de vraag naar de bij drage voor armlastige krankzinnigen. Er zijn gestichten die veel goedkooper zijn. Bovendien moet er een streven zijn naar eigen gestichten voor iedere richting. Spr. raadt aan voorzichtig tc zijn met uitbreiding. De twee groote kurken waarop onze financiën drijven zijn de winst uit de bedrijven en de inkomstenbelasting. De tarieven zijn laag, de belastingen niet. Deze twee moeten elkaar dekken. Spr. meent, dat de algemeene lijn van B. en W. goed is. Spr. meent, dat de mo gelijk spoedige afdoening van de fi nancieel© verhouding niet mag in- fluenzeeren. Bovendien is de aanne ming wel zoo waarschijnlijk te ach ten? Spr. pleit voor het voorstel der drie leden van rechts en tegen het voorstel-Van Eek inzake de wijziging der inkomstenbelasting. Ook spr.'s voorstel inzake de tarieven der licht fabrieken is voorzichtig gesteld en houdt met dat der drie leden verband. Die voorzichtigheid is noodig omdat niet teveel gebondenheid moet bestaan. Spr. meent dat just bij een gebruik van 25—100 M3. gas eenige reductie kan worden verleend. Wat aangaat het voorstel-Van Eek tot verhooging van de opcenten op de vermogensbelasting, is'spr. niet bang vcor slechte gevolgen. Wel is spr. te gen verhooging van bestaande en in voering van nieuwe belastingen. Dat is voor elke categorie nadeelig. Als 't gemakkelijk ging de opcenten-pei'so- neele belhsting op andere wijze te ver vangen dan zou spr. voor het voorstel- Van Eek zijn. Spr. stélt echter de vraag: is de rijkswetgéver gedwongen tot wijziging voor de heffing der ge meente? Spr. meent neen. Ook is de Lelasting in het algemeen minder urukkend geworden. Wat aangaat de grieven tegen de sa menstelling dei- commissiën wil spr. opmerken, dat de instellingen die ons et n voorstel doen, allerminst van loyale opvattingen getuigen. Spr. meent, dat uitstel van wijziging der wethouderssalarissen niet moet wachten tot een nieuwe verkiezing. Indertijd is reeds een voorstel om het op f 3000 te brengen met slechts een kieine meerderlieid verworpen. Deze gerinere verhooging is billijk en noodig nuar Spr. meent. Wat aangaat de demping van de Mare, hoopt spr., dat B. en W, een gunstig advies zullen uitbrengen op het vo'orstel-Schüller. Da' is het oude pi an en is nu nog zeer urgent. Het plan-Elkerboüt i& veel royaler en gaat door op een voorstel van spr., indertijd gelanceerd, maar dat is toe komstmuziek. Spr. meent dat dit nog in het verre verschiet ligt. Spr. vraagt ondeugend of misschien de regeling van het verkeer wacht op de demping. Op een interruptie van den heer Goslinga zegt spr., dat de kosten niet zoo schrikbarend zijn. Tot dusver heeft spr. steeds ge stemd tegen de demping van het Le vendaal, niet omdat deze gracht niet zou moeten verdwijnen, maar omdat hij meeging- met B. en W.. die het steeds koppelden aan het uitbreidings plan. Het zou spr. nu echter moeilijk vallen om weer tegen te stemmen. Het voorstel-Elkerbout om ook daaraan te verbinden de verbreeding van de Plantage en van de Utrecht- schebrug is een antipode van het eigenlijke plan. Spr. beeft met aandacht het Loekje over de medezeggenschap gelezen, dat onlangs aan de raadsleden werd uit gereikt, maar is daardoor niet be keerd. De voorgestane medezeggen schap kan ook verkregen worden door du gemeentecommissies. Voor de uit eindelijke doelstelling is.wijziging van de gemeentewet en zelfs van de grond wet noodig. Laten wij daarom eerst maar eens die grondwetswijziging af wachten. De dienstcommissies werken goed, laten wij-daarbij blijven. Ten opzichte van het voorstel-Baart betreffende het badhuis aan de Van der Werffstraat, daar komt spr. ten sterkste tegen op. De wachtdagen van de werkloozen zijn nu eenmaal een gevolg van de rijksregeling, daarom kan spr. bet voorstel-Baart niet steunen. Spr. is principieel voor het idee- Huurman tot verplaatsing van de Waag naar het Kaasmarktterein. Maar spr. waarschuwt tegen overhaasting, omdat het Kaasmarkterrein slechte toegangswegen heeft. Spr. waarschuwt tegen overijling ten opzichte van het uitvoeren van vtrfwerk in den winter. De heer Bosman (V.B.) heeft met belangstelling gehoord naar de prin- cipieele uiteenzetting van den heer Van Eek, maar hij meent dat het uit vloeisel de stroom van voorstellen on juist is. Wat de Zondagsviering aangaat staat spr aan de zijde van den heer Van Eek. Ook spr. wenscht^ vrijheid voor ieder. Spr. heeft ter sprake gebracht reor ganisatie van de diensten, b.v. van de brugdiensten. Als voorbeeld van verkwisting van werkkrachten noemt spr. de Span- jaardsbrug en de tol daarbij. De tol is erfpacht, de brug wordt bediend door eigen personeel; dat kon gecombi neerd. Spr. meent dat ook bezuinigd kon worden door één man alle brug gen te doen bedienen die kon eenvou dig met een schip meegaan en alle biuggen bedienen. Bij den plantsoendienst is alles mooi, maar het kost te veel. Het lvooi- paik kost <te veel en daar wordt ge klaagd. Kan daar nu niet eens een particuliere vereeniging van de bewo ners voor zorgen? Van de straatmakers heeft de ge meen ie er ook teveel. Spr. zou willen alleen eigen personeel voor kleine re- paralies, ai het andere' aanbesteden. Daardoor kon men de opslagplaatsen en de exploitatie daarvan besparen. in de meeste gemeenten zullen in dustrieën welkom'zijn, ook al omdat zij andere neveiinedrijveii ook aantrek- i.cn. roeiden is van ouds industriestad, daarom moei het gemeentebestuur de industrie nopen zich mer te vestigen, r eiden ligt >.eer gunstig aan land- en waterwegen, ne jjevoliung is gewend aan industrie. ^Eiectrische stroom is aanwezig. Alleen hermen wij geen be paalde industrieterreinen. Men heeft nog nooit veel moeite gedaan ooi de industrie te lokken. Spr. wijst op de stichting van het Laakkwartier en de .Laaküaven in Den Haag. Dat kan in Leiden met minder kosten en moeite. Toen spr.'s fabriek uit Botterdam wegging kwamen van verschillende gemeenten aanbiedingen alleen van Leiden niet. Men meet terreinen bouwrijp ma ken voor industrie. Verder moet recla me gemaakt worden, natuurlijk met tie noodig© tact. Wat de werkloosheid aangaat, wij zijn naar spr.'s meening over de cri sis heen. De crisismaatregelen kunnen verdwijnen. Men kan ook het stand punt innemen, dat er een blijvende zorg is. Dat is het nu niet. Men koopt dt zorg af door een som varieerend van f 14 tot f 22. Wij moeten daarentegen dt mensehen tot werk aanzetten en in staat stellen daartoe, desnoods als si garenmaker of schoenlapper. Spr. waarschuwt tegen het dogma erfpacht, vooral ook met het oog op de overneming van de opstallen. Men kan dit door hypotheek gedeeltelijk maar niet geheel vervangen. De woningen zullen op het eind van den termijn in verval geraken. De heer Bergers (H.-K.) noemt de begrotingsbehandeling in de week voor Kerstmis voor zakenmenschen zeer ongelukkig gekozen. Met het voorstel inzake de wethou derssalarissen kan spr. meegaan. Spr. is tegen het voorstel-Van Eek betreffende de zakelijke bedrijfsbelas ting. Het zal noodzakelijk een slechten terugslag op de loonen meebrengen. Eveneens is spr. tegen de gemeente lijke bemoeiing met de levensmidde lenvoorziening. De gemeentelijke gas toonkamer is niet als winkel bedoeld, die moet tot de oorspronkelijke bedoe ling teruggebracht worden. Bovendien verkoopt de gemeente op afbetaling, dat is het verkeerde systeem. Verlaging van prijzen der lichtfa brieken mag alleen als het kan. Spr. is wel voor verlaging van de etalage-ver- lchting. Spr. is bevreesd, dat demping van de Mare het verkeer te water zal belem meren. Spr. is meer voor verbreeding van de straat. Eveneens dringt hij aan cp verbete ring van de toegangswegen tot de Kaasmarkt. Spr. meent dat combinatie van po litie en brandweer op den duur goed zal werken. Wat de medezeggenschap aangaat de Commissie heeft gewacht op de de finitieve regeling. Spr vvenscht, dat de gemeente de huizen zal verlcoopen en er grond voor terugkoopen. Spr. dringt aan op spoedige asphal- teering van straten om moddervor- ming op te heffen. Een verder waschlijstje van wen- schen zal spr. aanhouden. De heer Eikerbout (A.-R.) drukt er zijn spijt over uit, dat B. en W. geen weg aangeven om tot doelmatige beroepskeuze en voorlichting te komen zooals door een adres van den Chr. Be sturenbond gevraagd. Een goede rege ling zal ook medewerken tot verbete ring van economische toestanden. Verlaging van tarieven is eigenlijk maar van rokzak naar broekzak over brengen dus het helpt ons niet. Spr. begrijpt niet het verhand tus schen het tekort van f 160.000 en de fondsvorming van f 195.000. Is er geen reden om de laatste tot f 35.000 terug te brengen? Spr. meent dat het fonds niet mag worden gebruikt voor brug gen, maar in de eerste plaats moet wo-rden gebruikt voor de woningen. Het rechtshouden schijnt niet voor wielrijders te gelden. De politie dient er tegen te waken. Ook het voorbij rijden van stilstaande trams moet worden tegengegaan. Spr. steunt het voorstel inzake de Zijlpoort omdat het verkeer daar ge vaarlijk is. Eveneens dient de brug verbreed te worden. Zoo staat het ook met de Utrecht- schebrug. Ook die is veel te smal. De daarbij aansluitende Plantage is ook te smal. De rooilijn van den Hoogen Rijndijk dient aangehouden. De demping van de Korte Mare is slechts een halve maatregel. Een ver keersweg Noord-Zuid zal noodzakelijk zrln en daar staat de demping van de Mare in het nauwste verband mee. De demping van de Langegracht staat hier ook mee in verband. Het is toekomstmuziek, maar dient met het uitbreidingsplan verband te houden. Ook de Volmolengracht is gedempt, dat had toch ook een bedoeling. Spr. geeft een andere route voor schippers aan, zoodra de Mare gedempt is. De trechter aan de Hoogewoerd moet noodzakelijk verbeterd. Maar de mededeelingen van den Wethouder kunnen nog belangrijke wijzigingen brengen in de denkwijze. Daarom wil spr. zich niet blootgeven hoe hij zal stemmen over het Levendaal. Spr. meent dat zijn voostel te juister tijd is omdat het zich aansluit hij de voor stellen van het uitbreidingsplan. De woningpolitiek gaat nog niet in de goede richting. Er zijn teveel wo- nngen van te hooge huur. Daarom is het noodig meer verruiming te krij gen. Steun aan de bouwvereenigingen is noodig. Op regeeringssteun moet aangedrongen worden. Er mag niet langer gedraald. Spr. heeft nog geen antwoord gehad op zijn verzoek om gegevens over de getallen der gezin nen die huizen bewonen, met hooger dan normale huur in verband met hun loon. Spr. heeft zich grootelijks verwon derd over de houding van den Weth. inzake de brief aan een bepaalde bouwvereeniging. Spr. meent, dat bet antwoord van den Burgemeester inzake de klasse- indeeling niet moet leiden tot het niet toekennen van het hoogere loon. Ook pleit spr. voor betere belooning van de hoofdagenten en vraagt be spreking met de organisaties. Zich aansluitende bij het betoog van den heer .Van Es van gisteren wil spr. nog spijt uitspreken, dat een verslapte toepassing der Zondagswet is inge voerd. Deze eerste stap zal door andere word engevolgd. Inzake de 48-urige werkweek, waar over de heer Wilmer een principieel© beschouwing hield, daarmede is spr. het niet eens. Spr. heeft verleden jaar gestemd te gen de verhooging van het presentie geld. maar dit zal spr. nu niet beïn vloeden. Toch zal spr. tegen stemmen, omdat nog heel wat ambtenaren-be- langen zijn te behartigen. De heer Kooistra (S.D.) zegt, in antwoord op een interruptie van gis teren van den heer Heemskerk, dat de Soc.-Dem., wanneer zij wethouder wer den, in de eerste plaats hun program zouden doen uitvoeren. De Soc.-Dem. durven de regeering aan. Amsterdam en Den Haag zijn voorheelden. Men spant dan echter alles in om de Soc.- Dem. daar weer vandaan te krijgen. Spr. verwijst naar Haarlem, waar de uitbreiding de omliggende gemeenten beeft ingesloten en zou wenschen dat ook Leiden zich zoo uitbreidde. Ook verwijst spr. naar Arnhem en Kampen, Dordrecht en andere steden. Leiden heeft geen uitbreiding, die daarmede gelijk gesteld kan worden. Spr. bespreekt b.v. een verbinding van den singel naar de Haarlemmerweg of vrn de Kooi naar de Haarlemmerweg of van de Kooi naar de Sophiastraat. LegJ daar straten aan en bouw al vast een openbare school. „En een kerk" roepen sommige le den. Dat zou spr. niet dadelijk van ge meentewege willen doen. Voorts wijst hij op een verbinding FEUILLETON. De vreemde landlooper 20) —o— Het stemde hem niet zachter, dat Anna hem beminde, integendeel, het wond hem nog meer op. Plotseling sloeg hij de armen om Anna's middel en kuste haar op den mond en de oogen. Daarop liep hij de kamer op en neer, terwijl zijn hart tot berstens toe klopte. Vruchteloos trachtte hij zijn kalmte te herkrijgen. Daar werd geklopt en de baron trad binnen. Hij zag de opwinding, waarin Gratzer verkeerde, maar deed alsof hij 't niet bemerkte, en trad met een be leefden groet cp Anna toe: „Eenige jaren geleden heb ik de eer gehad aan u voorgesteld te worden, freule, maar slechts vluchtig. Het spijt me zeer dat u een ongeluk gehad heeft; u is zeker erg geschrokken Anna boog zwijgend; zij had tijd noodig om haar kalmte terug te krij gen. „U kunt niet in uw eigen rijtuig naar huis gaan, en uw paarden zijn te wild. Ik ben zoo vrij geweest mijn rij tuig voor te laten komen en als u 't veroorlooft, breng ik u veilig thuis. Uw koetsier is ondertusschen weer verschenen". „Dank u zeer, mijnheer Demnitz", seide Anna met eenige inspanning. „Het is een wonder, dat u zich niet meer bezeerd heeft", voer de baron voort. „Toen de paarden in eens op hol gingen en de koetsier van den bok viel, was ik half bewusteloos van schrik", antwoordde Anna; „op eens voelde ik een hevige schok, het portier vloog open en ik weet niets anders, dan dat ik uit 't rijtuig viel". Juffrouw Pohl bracht een glas wijn, dat Anna gretig opdronk. „Het is 't best", met deze woorden wendde de baron zich tot Gratzer, „dat ik met de freule mee ga. Vergeef mij, dat ik zoo, zonder meer, 't recht van „Zoo is het 't best, mijnheer", viel Gratzer hem in de rede; „Dan ben ik tot uw dienst, freule", zeide de heer Demnitz tot Anna. Deze was bereid te vertrekken en reikte Gratzer de hand. Gratzer voelde hoe deze beefde, en drukte haar krachtig in de zijne. „Vaarwel!" zei hij nauwelijks hoor baar. „Morgen verlaat ik deze streek vcor altijd, en zeg aan uw vader", voegde hij er luider aan toe, „dat de omtrek van den landlooper bevrijd wordt". Anna was niet in staat iets te ant woorden; aan den am. van den baron verliet zij het vertrok, terwijl Gratzer hij het raam bleef staa. Het portier werd gesloten. „Wee hen, die mij alles ontnomen hebben!" mompelde li ij. TWEEDE DEEL. NEGENDE HOOFDSTUK. Het was drie uur in den namiddag op een somberen Januaridag. De ne vel hing zwaar over Berlijn en hulde straten en huizen in een asch-grauw kleed. Slechts enkele uren was het werkelijk dag geweest; slechts enkele uren was het lamplicht in de huizen uitgedoofd; in de kelder- en zolderka mertjes moest het licht, voortdurend branden. Op de derde verdieping van een wo ning in de Koningstraat, zat een man in zijn kamer aan de schrijftafel, waar op een brandende lamp stond. Zijn hoofd was diep over zijn werk gebo gen; zonder ophouden schreef hij het eone blad papier na het andere vol, en heele stapels dagbladen en kopy la gen op tafels en stoelen verspreid. Het vertrek maakte een eenzamen, onge zellige n indruk, en droeg het kenmerk van een rusteloozen, onbevredigden arbeid. De schrijver nam nu eens een blauw en dan weder een rood potlood, streepte hier en daar iets aan, en dan vloog de pen weer verder, altijd verder. Daar trad een man in hemdsmou wen binnen; dat het een der drukkers was, koil men dadelijk aan zijn zwar te handen zien. „Mijnheer Gratzer", zei hij, „is het artikel klaar?" „Eén ©ogenblik", antwoordde de schrijver. Nogmaals las hij de bladen u\ert voegde er hier en daar een woord aan toe, en reikte den ander zijn werk over. Toen haalde hij diep adem en keek naar de klok. Juist had hij nog twee uren tot zijn beschikking; hij trok zijn overjas aan, deed de lamp uit en snelde weg. Sedert meer dan een jaar is Gratzer in Berlijn als verslaggever en onder redacteur aan een sociaal-democra tisch dagblad verbonden. Slechts één gedachte vervult hem, sedert hij in de hoofdstad woont, en deze laat hem dag noch nacht met rust: hij wil het vuur aanblazen, dat nog onder de asoli verborgen ligt; hij wil den toorn die onder het volk sluimert en nog slechts hier en daar losbarst, opwek ken; hij wil zijn eigen haat bevredigen, de maatschappij ondermijnen en het volk opruien. Voor elk hoonend woord, dat hem toegevoegd is, wil hij er dui zend teruggeven. Aan openbare verga deringen neemt hij geen deel; hij weet, ejlat de worm, die in 't geheim knaagt, veel kans van slagen heeft. Hij heeft geen plan moeite te krijgen met tie politie, en kiest zijn woorden zoo, dat niemand vat op hem heeft. Waar eenige gelijkgezinden bij een glas bier of wijn hij elkander zitten, neemt hij bij hen plaats en vertelt met gebalde vuist en bliksemende oogen zijn le vensgeschiedenis; vertelt, hoe 'men k-rm, die flink gewerkt heeft, met hoon en. spot beloond heeft. Zijn woorden en verhalen maken indruk en zegevie rend zegt hij bij zichzelf, dat hij zijn doel wel bereiken zal. Maar rust en vrede zijn gasten, die zijn drempel wel nooit zullen over schrijden; hij heeft den Heere den oorlog verklaard, haat alles wat „Kerk" heet en uit zijn pen vloeien woorden vol gal en gif tegen God en Zijn gemeente. Doch meer dan eens, wanneer hij zijn sombere gedachten in woorden uitdrukt, is hem, bijna tast baar, een treurig gelaat verschenen, uat hem biddend en smeekend heeft aangekeken. Dikwijls heeft hij de pen neer moeten leggen en onwillekeurig hebben zijn woorden dan iets van huji venijn verloren. Maar ook dit is thans voorbij, want heden had hij in de cou rant gelezen, dat Anna Gahde met een officier verloofd was. Hij had het dag blad als een prop in elkander gekne pen en in den versten hoek der kamer geworpen; daarop was hij met opeen- geperste lippen weer aan 't schrijven gegaan, terwijl het in zijn slapen ha merde en bonsde, alsof de aderen zou den barsten. Nu wilde hij naar buiten, de straat op, om wat frissche lucht te krijgen; dat stilzitten maakte hem razend. Haastig, alsof hij geen minuut te verliezen had, gng hij de brug over, over de binnenplaats van het slot, den Dom en het museum voorbij en kwam langs de rivier terug. Op de slotbrug stond hij peinzend stil. Waarheen zou hij gaan? (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1928 | | pagina 5