NIEUWt LEIDSCHE COURANT
van
WOENSDAG 19 DEC. 1928
TWEEDE BLAD.
Gewijde en Ongewijde
Historie.
SLAVEN EN SLAVINNEN.
Het Verbondsboek (Ex. 20 vs. 22
23 vs. 33) bevat Israels oudste burger
lijke en ceremonieele wetgeving.
De grondbeginselen van recht en
zedelijkheid, gelijk die in de Tien
Woorden zijn saamengevat, worden
hier toegepast op velerlei omstandig
heden van het practische leven, gelijk
Jie zich in de toenmalige primitieve
maatschappij reeds voordeden.
De indeeling van het Verbondsboek
is als volgt:
1. Verordeningen betreffende den
eeredienst, Ex. 20 vs. 2225;
2. Persoonlijk recht:
a. beveiliging van de persoonlijke
vrijheid, Ex. 21 vs. 111;
b. beveiliging van het leven, vs. 12
—17;
c. lichamelijk letsel zonder doodelij-
ken afloop, vs. 18—27;
d. beveiliging van het leven tegen
dieren, vs. 2832.
3. Zakelijk recht:
a. schade aan dieren door dieren,
Ex. 21 vs. 33—22 vs. 3;
b. vergoeding van schade in veld of
tuin, vs. 4 en 5;
c. ontvreemding of verlies van toe
vertrouwd goed, vs. 614.
4. Speciale zedelijke en nationale
verplichtingen, vs. 1530.
5. Procesrecht en andere bepalingen,
Ex.' 23 vs. 1—0.
6. Sacraalrecht:
a. de feesten en tijden van eere
dienst, vs. 1017;
b. bepalingen betreffende de offe
randen, vs. 18 en 19;
c. beloften en verplichtingen, vs. 20
De parallellen tusschen het Ver
bondsboek en het wetboek van Cham-
moerapi hebben uitsluitend betrek
king op de burgerlijke wetgeving,
want verordeningen op den eeredienst
en bepalingen betreffende het sacraal
recht vinden we bij Chammoerapi
niet.
De Babylonische koning was niet,
zooals Mozes, een profeet en gods
dienstig hervormer; zijn beteekenis
ligt uitsluitend op politiek en juri
disch terrein.
Na proeve van vergelijking zullen
wij in dit artikel het slavenrecht be
handelen, gelijk dit in de beide codi
ces is geboekstaafd.
De bepalingen betreffende het sla
venrecht, gelijk we die vinden in Ex.
21 vs. 1—11, beoogen de beveiliging
van d epersoonlijke vrijheid van de
Israëlieten en hun stamverwanten.
Er is daar speciaal sprake van H e-
breeuwsche slaven„Wanneer
gij een Hebreeuwschen slaaf koopt,
zal hij u slechts zes jaar lang dienst
baar moeten zijn, maar in het zeven
de jaar zonder betaling als vrij man
mogen heengaan'' (Ex. 21 vs. 1).
„Hebreeër is in het Oude Testament
een iets ruimer begrip dat „Israëliet".
De Israëlieten waren slechts een
stam van het volk der Hebreeërs, dat
uit Zuid-Babylonië afkomstig was.
Ook de naaste stamverwanten der
Israëlieten waren aldus voor de uit
wassen der slavernij beveiligg door
deze bepalingen.
De duur van den slavendienst wordt
door Mozes vastgesteld op 6 jaar, al-
zoo een „jaarweek"; in het zevende
jaar, het „sabbathsjaar", komen de
slaven weer vrij. Dit had in het bij
zonder betrekking op de slaven voor
schuld.
De wetgeving van Chammoerapi be
paalt den duur der slavernij op slechts
drie jaar, en dat zoowel voor d3n
slaaf als voor de slavin.
Artikel 117 van den codex luidt:
„Wanneer iemand een bedrag schul
dig is en hij daarom zijn vrouw, zijn
zoon of zijn dochter voor geld ver
kocht en ze aan de onderdanigheid
overgeleverd heeft, zoo moeten zij drie
jaar in het huis van hun kooper en
bezitter dienen; in het vierde jaar
moet hij ze vrijlaten".
Zoo op het eerste gehoor lijkt de
wet van Chammoerapi gunstiger voor
de slaven dan de Mozaïsche wet.
De diensttijd duiirt de helft korter
en de vrijlating geldt voor beiderlei
sexe.
Over dit laatste punt zullen wij
straks handelen; wat het eerste be
treft merken wij op,- dat 'in den zes
jarigen diensttijd ligt de parallel met
de zesdagige werkweek, waarop de
sabbath volgt. Deze sabbath, een in
stelling, die Babel miste, was een der
grootste voorrechten voor den Israëlie-
tischen slaaf, die 'er door beschermd
werd tegen overmatige uitbuiting zij
ner arbeidskracht.
Met de slavin stond het anders dan
met den slaaf.
„Wanneer echter iemand zijn doch
ter als slavin verkoopt, dan zal deze
niet haar vrijheid herkrijgen zooals
de slaven. Mishaagt zij haar meester,
omdat hij van haar geen kinderen ge
kregen heeft, dan kan hij haar doen
loskoopen; maar is niet gerechtigd
haar aan een vreemdeling te verkoo-
pen, omdat hij haar teleurgesteld
heeft. Bestemt hij haar voor zijn zoon,
dan moet hij haar behandelen als een
dochter. Laat hij hem met een andere
huwen, dan mag hij haar niet te kort
doen wat voedsel, kleeding of woning
betreft. Vervult hij deze drie verplich
tingen niet jegens haar, dan zal zij
vrij en zonder betaling mogen heen
gaan" (Ex. 21 vs. 7—11).
>Om deze bepalingen goed te begrij
pen, moeten wij de gedachte in het
oog vatten, die er aan ten grondslag
ligt, n.l., dat de slavin de bijvrouw
was van haar heer.
Dit wist de vader, die uit armoede
zijn dochter als slavin verkocht.
Een dergelijke verhouding had voor
het antieke gevoel niet het stuitende
wat er voor ons in ligt, vooreerst, om
dat in de toenmalige maatschappij de
polygamie nog als zeer gewoon werd
beschouwd, en in de tweede plaats,
omdat ook het vrije meisje aan haar
man verkocht werd.
Het is echter duidelijk, dat het niet
in het belang dezer slavinnen, die te
gelijk concubines waren, zoude zijn
haar na zes jaar haar „vrijheid" te
hergeven.
Alleen dan, wanneer de voorwaar
den van het concubinaat aan haar
niet vervuld worden, heeft de slavin
het recht op vrijlating.
Een dergelijke bepaling heeft ook
het wetboek van Chammoerapi; vol
gens art. 171 wordt een slavin vrij,
wanneer haar meester sterft zonder
de kinderen uit het concubinaat er
kend te hebben.
Hier ligt alzoo dezelfde gedachte
ten grondslag als bij Mozes, dat de
slavin is de concubine van den heer
wien zij toebehoort.
Gemeenteraad Leiden.
Het heeft spr. niet voldaan wat is
opgemerkt als antwoord op spr.'s
vraag omtrent de winst op de gestich
ten. Met name is spr. onvoldaan over
het antwoord op de vraag naar de bij
drage voor armlastige krankzinnigen.
Er zijn gestichten die veel goedkooper
zijn. Bovendien moet er een streven
zijn naar eigen gestichten voor iedere
richting. Spr. raadt aan voorzichtig
tc zijn met uitbreiding.
De twee groote kurken waarop onze
financiën drijven zijn de winst uit de
bedrijven en de inkomstenbelasting. De
tarieven zijn laag, de belastingen niet.
Deze twee moeten elkaar dekken. Spr.
meent, dat de algemeene lijn van B.
en W. goed is. Spr. meent, dat de mo
gelijk spoedige afdoening van de fi
nancieel© verhouding niet mag in-
fluenzeeren. Bovendien is de aanne
ming wel zoo waarschijnlijk te ach
ten? Spr. pleit voor het voorstel der
drie leden van rechts en tegen het
voorstel-Van Eek inzake de wijziging
der inkomstenbelasting. Ook spr.'s
voorstel inzake de tarieven der licht
fabrieken is voorzichtig gesteld en
houdt met dat der drie leden verband.
Die voorzichtigheid is noodig omdat
niet teveel gebondenheid moet bestaan.
Spr. meent dat just bij een gebruik
van 25—100 M3. gas eenige reductie
kan worden verleend.
Wat aangaat het voorstel-Van Eek
tot verhooging van de opcenten op de
vermogensbelasting, is'spr. niet bang
vcor slechte gevolgen. Wel is spr. te
gen verhooging van bestaande en in
voering van nieuwe belastingen. Dat
is voor elke categorie nadeelig. Als 't
gemakkelijk ging de opcenten-pei'so-
neele belhsting op andere wijze te ver
vangen dan zou spr. voor het voorstel-
Van Eek zijn. Spr. stélt echter de
vraag: is de rijkswetgéver gedwongen
tot wijziging voor de heffing der ge
meente? Spr. meent neen. Ook is de
Lelasting in het algemeen minder
urukkend geworden.
Wat aangaat de grieven tegen de sa
menstelling dei- commissiën wil spr.
opmerken, dat de instellingen die ons
et n voorstel doen, allerminst van
loyale opvattingen getuigen.
Spr. meent, dat uitstel van wijziging
der wethouderssalarissen niet moet
wachten tot een nieuwe verkiezing.
Indertijd is reeds een voorstel om het
op f 3000 te brengen met slechts een
kieine meerderlieid verworpen. Deze
gerinere verhooging is billijk en noodig
nuar Spr. meent.
Wat aangaat de demping van de
Mare, hoopt spr., dat B. en W, een
gunstig advies zullen uitbrengen op
het vo'orstel-Schüller. Da' is het oude
pi an en is nu nog zeer urgent.
Het plan-Elkerboüt i& veel royaler
en gaat door op een voorstel van spr.,
indertijd gelanceerd, maar dat is toe
komstmuziek. Spr. meent dat dit nog
in het verre verschiet ligt.
Spr. vraagt ondeugend of misschien
de regeling van het verkeer wacht op
de demping.
Op een interruptie van den heer
Goslinga zegt spr., dat de kosten niet
zoo schrikbarend zijn.
Tot dusver heeft spr. steeds ge
stemd tegen de demping van het Le
vendaal, niet omdat deze gracht niet
zou moeten verdwijnen, maar omdat
hij meeging- met B. en W.. die het
steeds koppelden aan het uitbreidings
plan. Het zou spr. nu echter moeilijk
vallen om weer tegen te stemmen.
Het voorstel-Elkerbout om ook
daaraan te verbinden de verbreeding
van de Plantage en van de Utrecht-
schebrug is een antipode van het
eigenlijke plan.
Spr. beeft met aandacht het Loekje
over de medezeggenschap gelezen, dat
onlangs aan de raadsleden werd uit
gereikt, maar is daardoor niet be
keerd. De voorgestane medezeggen
schap kan ook verkregen worden door
du gemeentecommissies. Voor de uit
eindelijke doelstelling is.wijziging van
de gemeentewet en zelfs van de grond
wet noodig. Laten wij daarom eerst
maar eens die grondwetswijziging af
wachten. De dienstcommissies werken
goed, laten wij-daarbij blijven.
Ten opzichte van het voorstel-Baart
betreffende het badhuis aan de Van
der Werffstraat, daar komt spr. ten
sterkste tegen op.
De wachtdagen van de werkloozen
zijn nu eenmaal een gevolg van de
rijksregeling, daarom kan spr. bet
voorstel-Baart niet steunen.
Spr. is principieel voor het idee-
Huurman tot verplaatsing van de
Waag naar het Kaasmarktterein. Maar
spr. waarschuwt tegen overhaasting,
omdat het Kaasmarkterrein slechte
toegangswegen heeft.
Spr. waarschuwt tegen overijling
ten opzichte van het uitvoeren van
vtrfwerk in den winter.
De heer Bosman (V.B.) heeft met
belangstelling gehoord naar de prin-
cipieele uiteenzetting van den heer
Van Eek, maar hij meent dat het uit
vloeisel de stroom van voorstellen on
juist is.
Wat de Zondagsviering aangaat
staat spr aan de zijde van den heer
Van Eek. Ook spr. wenscht^ vrijheid
voor ieder.
Spr. heeft ter sprake gebracht reor
ganisatie van de diensten, b.v. van
de brugdiensten.
Als voorbeeld van verkwisting van
werkkrachten noemt spr. de Span-
jaardsbrug en de tol daarbij. De tol is
erfpacht, de brug wordt bediend door
eigen personeel; dat kon gecombi
neerd. Spr. meent dat ook bezuinigd
kon worden door één man alle brug
gen te doen bedienen die kon eenvou
dig met een schip meegaan en alle
biuggen bedienen.
Bij den plantsoendienst is alles
mooi, maar het kost te veel. Het lvooi-
paik kost <te veel en daar wordt ge
klaagd. Kan daar nu niet eens een
particuliere vereeniging van de bewo
ners voor zorgen?
Van de straatmakers heeft de ge
meen ie er ook teveel. Spr. zou willen
alleen eigen personeel voor kleine re-
paralies, ai het andere' aanbesteden.
Daardoor kon men de opslagplaatsen
en de exploitatie daarvan besparen.
in de meeste gemeenten zullen in
dustrieën welkom'zijn, ook al omdat zij
andere neveiinedrijveii ook aantrek-
i.cn. roeiden is van ouds industriestad,
daarom moei het gemeentebestuur de
industrie nopen zich mer te vestigen,
r eiden ligt >.eer gunstig aan land- en
waterwegen, ne jjevoliung is gewend
aan industrie. ^Eiectrische stroom is
aanwezig. Alleen hermen wij geen be
paalde industrieterreinen. Men heeft
nog nooit veel moeite gedaan ooi de
industrie te lokken. Spr. wijst op de
stichting van het Laakkwartier en de
.Laaküaven in Den Haag. Dat kan in
Leiden met minder kosten en moeite.
Toen spr.'s fabriek uit Botterdam
wegging kwamen van verschillende
gemeenten aanbiedingen alleen van
Leiden niet.
Men meet terreinen bouwrijp ma
ken voor industrie. Verder moet recla
me gemaakt worden, natuurlijk met
tie noodig© tact.
Wat de werkloosheid aangaat, wij
zijn naar spr.'s meening over de cri
sis heen. De crisismaatregelen kunnen
verdwijnen. Men kan ook het stand
punt innemen, dat er een blijvende
zorg is. Dat is het nu niet. Men koopt
dt zorg af door een som varieerend van
f 14 tot f 22. Wij moeten daarentegen
dt mensehen tot werk aanzetten en in
staat stellen daartoe, desnoods als si
garenmaker of schoenlapper.
Spr. waarschuwt tegen het dogma
erfpacht, vooral ook met het oog op de
overneming van de opstallen. Men kan
dit door hypotheek gedeeltelijk maar
niet geheel vervangen. De woningen
zullen op het eind van den termijn in
verval geraken.
De heer Bergers (H.-K.) noemt de
begrotingsbehandeling in de week
voor Kerstmis voor zakenmenschen
zeer ongelukkig gekozen.
Met het voorstel inzake de wethou
derssalarissen kan spr. meegaan.
Spr. is tegen het voorstel-Van Eek
betreffende de zakelijke bedrijfsbelas
ting. Het zal noodzakelijk een slechten
terugslag op de loonen meebrengen.
Eveneens is spr. tegen de gemeente
lijke bemoeiing met de levensmidde
lenvoorziening. De gemeentelijke gas
toonkamer is niet als winkel bedoeld,
die moet tot de oorspronkelijke bedoe
ling teruggebracht worden. Bovendien
verkoopt de gemeente op afbetaling,
dat is het verkeerde systeem.
Verlaging van prijzen der lichtfa
brieken mag alleen als het kan. Spr. is
wel voor verlaging van de etalage-ver-
lchting.
Spr. is bevreesd, dat demping van de
Mare het verkeer te water zal belem
meren. Spr. is meer voor verbreeding
van de straat.
Eveneens dringt hij aan cp verbete
ring van de toegangswegen tot de
Kaasmarkt.
Spr. meent dat combinatie van po
litie en brandweer op den duur goed
zal werken.
Wat de medezeggenschap aangaat
de Commissie heeft gewacht op de de
finitieve regeling.
Spr vvenscht, dat de gemeente de
huizen zal verlcoopen en er grond voor
terugkoopen.
Spr. dringt aan op spoedige asphal-
teering van straten om moddervor-
ming op te heffen.
Een verder waschlijstje van wen-
schen zal spr. aanhouden.
De heer Eikerbout (A.-R.) drukt
er zijn spijt over uit, dat B. en W.
geen weg aangeven om tot doelmatige
beroepskeuze en voorlichting te komen
zooals door een adres van den Chr. Be
sturenbond gevraagd. Een goede rege
ling zal ook medewerken tot verbete
ring van economische toestanden.
Verlaging van tarieven is eigenlijk
maar van rokzak naar broekzak over
brengen dus het helpt ons niet.
Spr. begrijpt niet het verhand tus
schen het tekort van f 160.000 en de
fondsvorming van f 195.000. Is er geen
reden om de laatste tot f 35.000 terug
te brengen? Spr. meent dat het fonds
niet mag worden gebruikt voor brug
gen, maar in de eerste plaats moet
wo-rden gebruikt voor de woningen.
Het rechtshouden schijnt niet voor
wielrijders te gelden. De politie dient
er tegen te waken. Ook het voorbij
rijden van stilstaande trams moet
worden tegengegaan.
Spr. steunt het voorstel inzake de
Zijlpoort omdat het verkeer daar ge
vaarlijk is. Eveneens dient de brug
verbreed te worden.
Zoo staat het ook met de Utrecht-
schebrug. Ook die is veel te smal. De
daarbij aansluitende Plantage is ook
te smal. De rooilijn van den Hoogen
Rijndijk dient aangehouden.
De demping van de Korte Mare is
slechts een halve maatregel. Een ver
keersweg Noord-Zuid zal noodzakelijk
zrln en daar staat de demping van de
Mare in het nauwste verband mee.
De demping van de Langegracht
staat hier ook mee in verband. Het is
toekomstmuziek, maar dient met het
uitbreidingsplan verband te houden.
Ook de Volmolengracht is gedempt,
dat had toch ook een bedoeling. Spr.
geeft een andere route voor schippers
aan, zoodra de Mare gedempt is.
De trechter aan de Hoogewoerd
moet noodzakelijk verbeterd. Maar de
mededeelingen van den Wethouder
kunnen nog belangrijke wijzigingen
brengen in de denkwijze. Daarom wil
spr. zich niet blootgeven hoe hij zal
stemmen over het Levendaal. Spr.
meent dat zijn voostel te juister tijd
is omdat het zich aansluit hij de voor
stellen van het uitbreidingsplan.
De woningpolitiek gaat nog niet in
de goede richting. Er zijn teveel wo-
nngen van te hooge huur. Daarom is
het noodig meer verruiming te krij
gen. Steun aan de bouwvereenigingen
is noodig. Op regeeringssteun moet
aangedrongen worden. Er mag niet
langer gedraald. Spr. heeft nog geen
antwoord gehad op zijn verzoek om
gegevens over de getallen der gezin
nen die huizen bewonen, met hooger
dan normale huur in verband met
hun loon.
Spr. heeft zich grootelijks verwon
derd over de houding van den Weth.
inzake de brief aan een bepaalde
bouwvereeniging.
Spr. meent, dat bet antwoord van
den Burgemeester inzake de klasse-
indeeling niet moet leiden tot het niet
toekennen van het hoogere loon.
Ook pleit spr. voor betere belooning
van de hoofdagenten en vraagt be
spreking met de organisaties.
Zich aansluitende bij het betoog van
den heer .Van Es van gisteren wil spr.
nog spijt uitspreken, dat een verslapte
toepassing der Zondagswet is inge
voerd. Deze eerste stap zal door andere
word engevolgd.
Inzake de 48-urige werkweek, waar
over de heer Wilmer een principieel©
beschouwing hield, daarmede is spr.
het niet eens.
Spr. heeft verleden jaar gestemd te
gen de verhooging van het presentie
geld. maar dit zal spr. nu niet beïn
vloeden. Toch zal spr. tegen stemmen,
omdat nog heel wat ambtenaren-be-
langen zijn te behartigen.
De heer Kooistra (S.D.) zegt, in
antwoord op een interruptie van gis
teren van den heer Heemskerk, dat de
Soc.-Dem., wanneer zij wethouder wer
den, in de eerste plaats hun program
zouden doen uitvoeren. De Soc.-Dem.
durven de regeering aan. Amsterdam
en Den Haag zijn voorheelden. Men
spant dan echter alles in om de Soc.-
Dem. daar weer vandaan te krijgen.
Spr. verwijst naar Haarlem, waar de
uitbreiding de omliggende gemeenten
beeft ingesloten en zou wenschen dat
ook Leiden zich zoo uitbreidde.
Ook verwijst spr. naar Arnhem en
Kampen, Dordrecht en andere steden.
Leiden heeft geen uitbreiding, die
daarmede gelijk gesteld kan worden.
Spr. bespreekt b.v. een verbinding van
den singel naar de Haarlemmerweg of
vrn de Kooi naar de Haarlemmerweg
of van de Kooi naar de Sophiastraat.
LegJ daar straten aan en bouw al vast
een openbare school.
„En een kerk" roepen sommige le
den.
Dat zou spr. niet dadelijk van ge
meentewege willen doen.
Voorts wijst hij op een verbinding
FEUILLETON.
De vreemde landlooper
20) —o—
Het stemde hem niet zachter, dat
Anna hem beminde, integendeel, het
wond hem nog meer op. Plotseling
sloeg hij de armen om Anna's middel
en kuste haar op den mond en de
oogen. Daarop liep hij de kamer op en
neer, terwijl zijn hart tot berstens toe
klopte. Vruchteloos trachtte hij zijn
kalmte te herkrijgen.
Daar werd geklopt en de baron trad
binnen. Hij zag de opwinding, waarin
Gratzer verkeerde, maar deed alsof hij
't niet bemerkte, en trad met een be
leefden groet cp Anna toe: „Eenige
jaren geleden heb ik de eer gehad aan
u voorgesteld te worden, freule, maar
slechts vluchtig. Het spijt me zeer dat
u een ongeluk gehad heeft; u is zeker
erg geschrokken
Anna boog zwijgend; zij had tijd
noodig om haar kalmte terug te krij
gen.
„U kunt niet in uw eigen rijtuig
naar huis gaan, en uw paarden zijn te
wild. Ik ben zoo vrij geweest mijn rij
tuig voor te laten komen en als u 't
veroorlooft, breng ik u veilig thuis.
Uw koetsier is ondertusschen weer
verschenen".
„Dank u zeer, mijnheer Demnitz",
seide Anna met eenige inspanning.
„Het is een wonder, dat u zich niet
meer bezeerd heeft", voer de baron
voort.
„Toen de paarden in eens op hol
gingen en de koetsier van den bok
viel, was ik half bewusteloos van
schrik", antwoordde Anna; „op eens
voelde ik een hevige schok, het portier
vloog open en ik weet niets anders,
dan dat ik uit 't rijtuig viel".
Juffrouw Pohl bracht een glas wijn,
dat Anna gretig opdronk.
„Het is 't best", met deze woorden
wendde de baron zich tot Gratzer, „dat
ik met de freule mee ga. Vergeef mij,
dat ik zoo, zonder meer, 't recht van
„Zoo is het 't best, mijnheer", viel
Gratzer hem in de rede;
„Dan ben ik tot uw dienst, freule",
zeide de heer Demnitz tot Anna.
Deze was bereid te vertrekken en
reikte Gratzer de hand.
Gratzer voelde hoe deze beefde, en
drukte haar krachtig in de zijne.
„Vaarwel!" zei hij nauwelijks hoor
baar. „Morgen verlaat ik deze streek
vcor altijd, en zeg aan uw vader",
voegde hij er luider aan toe, „dat de
omtrek van den landlooper bevrijd
wordt".
Anna was niet in staat iets te ant
woorden; aan den am. van den baron
verliet zij het vertrok, terwijl Gratzer
hij het raam bleef staa. Het portier
werd gesloten.
„Wee hen, die mij alles ontnomen
hebben!" mompelde li ij.
TWEEDE DEEL.
NEGENDE HOOFDSTUK.
Het was drie uur in den namiddag
op een somberen Januaridag. De ne
vel hing zwaar over Berlijn en hulde
straten en huizen in een asch-grauw
kleed. Slechts enkele uren was het
werkelijk dag geweest; slechts enkele
uren was het lamplicht in de huizen
uitgedoofd; in de kelder- en zolderka
mertjes moest het licht, voortdurend
branden.
Op de derde verdieping van een wo
ning in de Koningstraat, zat een man
in zijn kamer aan de schrijftafel, waar
op een brandende lamp stond. Zijn
hoofd was diep over zijn werk gebo
gen; zonder ophouden schreef hij het
eone blad papier na het andere vol, en
heele stapels dagbladen en kopy la
gen op tafels en stoelen verspreid. Het
vertrek maakte een eenzamen, onge
zellige n indruk, en droeg het kenmerk
van een rusteloozen, onbevredigden
arbeid. De schrijver nam nu eens een
blauw en dan weder een rood potlood,
streepte hier en daar iets aan, en dan
vloog de pen weer verder, altijd verder.
Daar trad een man in hemdsmou
wen binnen; dat het een der drukkers
was, koil men dadelijk aan zijn zwar
te handen zien. „Mijnheer Gratzer",
zei hij, „is het artikel klaar?"
„Eén ©ogenblik", antwoordde de
schrijver. Nogmaals las hij de bladen
u\ert voegde er hier en daar een woord
aan toe, en reikte den ander zijn werk
over. Toen haalde hij diep adem en
keek naar de klok. Juist had hij nog
twee uren tot zijn beschikking; hij
trok zijn overjas aan, deed de lamp
uit en snelde weg.
Sedert meer dan een jaar is Gratzer
in Berlijn als verslaggever en onder
redacteur aan een sociaal-democra
tisch dagblad verbonden. Slechts één
gedachte vervult hem, sedert hij in de
hoofdstad woont, en deze laat hem
dag noch nacht met rust: hij wil het
vuur aanblazen, dat nog onder de
asoli verborgen ligt; hij wil den toorn
die onder het volk sluimert en nog
slechts hier en daar losbarst, opwek
ken; hij wil zijn eigen haat bevredigen,
de maatschappij ondermijnen en het
volk opruien. Voor elk hoonend woord,
dat hem toegevoegd is, wil hij er dui
zend teruggeven. Aan openbare verga
deringen neemt hij geen deel; hij
weet, ejlat de worm, die in 't geheim
knaagt, veel kans van slagen heeft. Hij
heeft geen plan moeite te krijgen met
tie politie, en kiest zijn woorden zoo,
dat niemand vat op hem heeft. Waar
eenige gelijkgezinden bij een glas bier
of wijn hij elkander zitten, neemt hij
bij hen plaats en vertelt met gebalde
vuist en bliksemende oogen zijn le
vensgeschiedenis; vertelt, hoe 'men
k-rm, die flink gewerkt heeft, met hoon
en. spot beloond heeft. Zijn woorden
en verhalen maken indruk en zegevie
rend zegt hij bij zichzelf, dat hij zijn
doel wel bereiken zal.
Maar rust en vrede zijn gasten, die
zijn drempel wel nooit zullen over
schrijden; hij heeft den Heere den
oorlog verklaard, haat alles wat
„Kerk" heet en uit zijn pen vloeien
woorden vol gal en gif tegen God en
Zijn gemeente. Doch meer dan eens,
wanneer hij zijn sombere gedachten in
woorden uitdrukt, is hem, bijna tast
baar, een treurig gelaat verschenen,
uat hem biddend en smeekend heeft
aangekeken. Dikwijls heeft hij de pen
neer moeten leggen en onwillekeurig
hebben zijn woorden dan iets van huji
venijn verloren. Maar ook dit is thans
voorbij, want heden had hij in de cou
rant gelezen, dat Anna Gahde met een
officier verloofd was. Hij had het dag
blad als een prop in elkander gekne
pen en in den versten hoek der kamer
geworpen; daarop was hij met opeen-
geperste lippen weer aan 't schrijven
gegaan, terwijl het in zijn slapen ha
merde en bonsde, alsof de aderen zou
den barsten.
Nu wilde hij naar buiten, de straat
op, om wat frissche lucht te krijgen;
dat stilzitten maakte hem razend.
Haastig, alsof hij geen minuut te
verliezen had, gng hij de brug over,
over de binnenplaats van het slot, den
Dom en het museum voorbij en kwam
langs de rivier terug. Op de slotbrug
stond hij peinzend stil. Waarheen zou
hij gaan?
(Wordt vervolgd).