Mï DE BLODEN ZEGGEN. HIM LE1DSCHE CNIUT van DONDERDAG 13 DEC. 1928 TWEEDE BLAD. Valide en invalide armen. In het orgaan der Staatkundig Ge ref. partij staat te lezen: „Het is wel indroevig, dat Minister Slotemaker de Bruine sprak van pau perisme. Z. Exc. zeide n.l.: als de heer Kersten "zegt: wij' moeten niet hebben een verzekering, maar wij moeten hebben barmhartig heid, dan ontgaat hem het principieele verschil tusschen ellendigen, behoefti- gen, paupers eenerzijds en onzen arbeidenden stand anderzijds, wiens ideaal het is te leven van den arbeid zijner handen'' De gemaakte tegenstelling is on waarachtig, Meent de minister en meenen alle voorstanders van de verzekeringswet ten met hem, nu waarlijk, dat ellen digen, behoeftigen, paupers niet van den arbeid hunner handen willen le ven? Is het hun niet een knagend verdriet, waarin Gods hand hun alleen staande houdt, dat zij niet meer kunnen? Liefde zal olie in deze wonden gieten. Maai' moeten zij als een afzonderlij ke categorie gebrandmerkt? Zijn zij goed genoeg voor armen zorg? Is armverzorging iets minder waardigs? Is liefdezorg in de Kerk des Heer-en pauperisme? De Banier-schrijver begaat hier weer dezelfde zonde, waaraan hij zich zoo menigmaal tegen de A. R. partij schul dig maakt, driestart onze „Maas- en Scheldebode". Hij doet de menschen, met wie hij het niet eens is, geen recht wederva ren. Minister Slotemaker de Bruine zal de laatste zijn om invalide armen als minderwaardig te brandmerken. Dat maakt De Banier er maar van, maar het is niet overeenkomstig de waarheid. Wie het boek van dezen Minister: „Christelijk-sociale Studiën" kent, weet met welk een teedere liefde en barmhartigheid deze man bewogen is over de ellendigen en behoeftigen. Lees maar eens de hoofdstukken uit dat boek, te beginnen bij de „Taak voor de Kerken" e.v.g.! De Banier-schrijver blijkt aan het woord pauperisme een ongunstige be- teekenis te hechten, maar hij kent zijn woordenboek niet, als hij dat meent. Er is een categorie van invalide armen, waartegenover in de eerste plaats naaste bloedverwanten en dan ook de Kerk een dure roeping heeft. Die armenzorg is niet iets minder waardigs en dat zegt Minister Slotemaker niet. Dat maakt de Banier schrijver er maar van. Maar toch is er verschil tusschen valide en invalide armen. Krachtige, gezonde, tot werken in staat zijnde werkloozen vormen een andere categorie, dan de invalide ar men, de ouden, de gebrekkigen, de zieken en alle. door lichamelijke of geestelijke omstandigheden tot werk loosheid veroordeelden. En de roeping der overheid tegen over de valide werkloozen krach tens A. P. beginsel, is niet slechts het postulaat van barmhartigheid, maar evenzeer van het recht dat Godes is. Het gaat niet op, al deze menschen te verwijzen naar diaconale en parti- liere armenzorg, ook al staat voor ons vast, dat- deze armenzorg volstrekt niet iets minderwaardigs of schande lijks is. Want de werkloosheid van valide arbeiders is veelal de wrange vrucht van sociale, economische en vele an dere omstandigheden, waarvan zij het slachtoffer werden. En wie hier onthouding der overheid prediken zou, gaat wel op het oude liberale spoor, maar staat niet op het oude A. R. standpunt, dat gebaseerd is op het Woord van God, dat ons leert dat de Overheid er is om der zónde wille, als vrucht der gemeene gratie om de schrikbare gevolgen van den zondeval, waaraan wij allen niet alleen de sociale slachtoffers schul dig staan, te temperen. KERK EN SCHOOL. NED. HERV. KERK. Beroepen, te Lemelerveld (toez.): Y. Alkema, candidaat te Sneek. Bedankt, voor Wouterswoude: J. Rouge, te Hoog-Blokland. GEREF. KERKEN. Beroepen, te Amsterdam-Noord (als hulpprediker): W. F. M. Linde boom, cand. te Amsterdam-Centrum. Aangenomen, naar Amsterdam- Noord (als hulpprediker): W. F. M. Lindeboom, cand. te Amsterdam- Ctrum. BEVESTIGING, INTREDE, AFSCHEID. Het afscheid van ds. W. Seinen van de Geref. Kerk te Opperdoes is bepaald cp Zondag 27 Januari; de intrede te IJmuiden op Zondag 10 Februari 1929. BEROEPBAAR. Door de classis Amsterdam der Ge reformeerde Kerken is praeparatoir geëxamineerd en met algemeen© stem men toegelaten om te staan naar den Dienst des Woords en der Sacramen ten, cand. mr. G. M. den Hartog, die gaarne terstond een op hem uitge bracht beroep in overweging wenscht te noemen. Zijn adres is Kon. Horten- selaan 19 II, Apeldoorn. Ds. A. SCHOUTEN. Heden herdenkt Ds. A. Schouten, pre dikant bij de Geref. Kerk van Aalten, den dag waarop hij voor 25 jaar aldaar zijn intrede deed. Adriaan Schouten werd 6 Juni 1804 te Raamsdonksveer uit ouders uit den land bouwenden stand geboren. Hij studeerde aan het Chr. Gymnasium te Zetten en vervolgens aan de Vrije Universiteit, waar hij -in 1889 candidaat werd, om 26 Jan. 1890 door wijlen Ds. F. P. L. C. van Lingen, di rector van het gymnasium te Zetten, te Charlois in het ambt bevestigd te worden met een predikatie over Jer. 3 15, waarna de jubilaris sprekende over Ps. 2:6 al daar den herdersstaf opnam. In 1892 ver wisselde Ds. Schouten Charlois met Wil lemstad, om in1899 naar Rozenburg te vertrekken. 13 Dec. 1903 bevestigde zijn collega, Ds. J. Gommer, hem te Aalten als opvolger van Ds. A. van Dijken, aan wel ke Kerk de jubilaris zich verbond met een predikatie over 2 Cor. 214. In de groote en groeiende gemeente van Aalten vond Ds. Schouten zeer veel arbeid, zoodat hij voor buiten-ambtelijk werk niet veel tijd over had. Toch onttrok hij zich daaraan niet. Zoo is de jubilaris vice-voorzitter van de Breukelaarschool en eere-voorzit- ter van de Geref. J.V. „Calvijn". Ook aan de zaak van de Geref. Ver. voor Drankbe strijding gaf hij gaarne zijn gewaardeerde krachten. Vanwege de classis Zutphen is Ds. Schouten kerkvisitator; deputaat voor art. 19 en voor de Evanglisatie, terwijl de Part. Synode van Gelderland hem be noemde tot deputaat voor art. 19 en secun- dus-deputaat voor art. 11. Een drietal preekenbundels, bevattend elk 12 preeken, verscheen van de hand van Ds. Schouten, hoofdzakelijk voor de ouden van dagen en zieken. Ter gelegenheid van zijn jubileum zag heden weer een bundel van 12 overden kingen van de hand van Ds. Schouten het licht over de Openbaring van Johannes, getiteld „Naar de voleinding". Bij het klimmen zijner jaren is Ds. Schouten een frisch prediker gebleven, die de gemeente gaarne hoort en die om zijn persoon en arbeid aller achting geniet. Daarom gaat zijn gedenkdag ook niet onopgemerkt voorbij. Gisteravond hield Ds. Schouten in de Oosterkerk een gedach tenispredikatie, terwijl hij hedenmiddag om 2 uur in de Westerkerk in een samen komst met de gemeente werd gehuldigd. Daarna recipieerdeDs. Schouten met de zijnen in „Irene". BEGRAFENIS lis. SMALLEGANGE. Gistermiddag is op Oud Eik en Duinen bij Den Haag ter ruste gelegd het stoffe lijk overschot van Ds. D. Smallegange, em. predikant van de Geref. Kerk van den Briel. Onder de aanwezigen was o.a. Ds. M. Schuurman, terwijl in den stoet o.a. nog mede kwamen Ds. Los en namens den kerkeraad van Almelo, Ds. bouman. Aan de groeve sprak eerst Ds. Los, die eenige woorden sprak naar aanleiding van den tekst: Ga in tot de vreugde des Heeren, gij goede en getrouwe dienst knecht. Over weinig zijt gij getrouw ge weest; over veel zal ik u zetten. Spr. herinerde aa i het vele leed, dai Ds. Smallegange onderwonden heeft in zijn leven, dat hem in zijn geloof gesterkt heeft. Een troost vond spr. dat allen die den. overledene gekend hebben, familie en vrienden, weten dat zijn stoffelijk over schot aan de aarde is toevertrouwd, maar dat zijn ziel bij God is. Ds. Bouman herinnerde aan den tijd, dien de ontslapene van 1884—19UO in de Gemeente van Almelo heeft doorgebracht. Hij was daar trouw in zijn ambtelijken arbeid, die niet ijdel is geweest voor d?n Hemel. Tot slot sprak broeder Ardesch, waarin deze herinnerde aan hetgeen Ds. Smalle gange altijd tot zijn catechisanten zei: toont het in uw daden, jongens en meis jes, dat gij kinderen van Christus zijt. Ook hij dankte voor alles wat de ontslapene gedaan had. Ten slotte heeft de ouiiste zoon voor de belangstelling bedankt. DEN STATENBIJBEL AANGEBODEN Uit New-York wordt door Reuter ge meld, dat Koningin Wilhelmina en de Nederl. Regeering aan de in aan bouw zijnde Joliannes-kathedraal te iNew-York (die de grootste kerk der Ver. Staten zal worden) een fraai ge bonden exemplaar van de Statenver taling van 168ö geschonken hebben. Maandag heeft op plechtige wijze de ISederlandsche -ezant het geschenk aan bisschop T. Manning, O.D., over handigd. PROF. HEPP CONTRA DR. VAN DER VAART SMIT. Naar aanleiding van de circulaire van twee leden der Geref. Kerk van Zuid-Beijerland aan alle kerkeraden der Geref. Kerken, omtrent de wijze van polemiseeren yan „De Reformatie" (prof. Hepp tegen dr. H. W. van der Vaart Smit, Gèref. predikant te Zuid- Beijerland), heeft het Geref. orgaan „De Wachter", instemming met deze circulaire betuigend, medegedeeld, dat de kerkeraad der Geref. lverk van 's- Gravenhage-Oost over den inhoud de zer circulaire voorzoover die opkomt voor de eer van den predikant zijn waardeering heeft uitgesproken, en 't stuk niet voor kennisgeving heelt aan genomen, maar het gesteld heeft in handen van de redactie van het kerk blad van de Geref. Kerken van 's-Gra- venhage-Oost en -West. Prof. Hepp oefent in het jongste nr. van „De Reformatie" critiek op de bedoelde circulaire, verohderstelt, dat de stellers niet zelf haar hebben geschreven. Voorts deelt prof. H. me de, dat hij tot den kerkeraad van 'c-Gravenhage-Oost „zich op andere wijze wenden zal", daar z.i. kerkera den deze kwestie niet kunnen behan delen omdat hun werkzaamheid vol gens de Kerkenorde tot kerkelijke za ken beperkt is. Eindelijk verzekert hij, het karakter van dr. v. d. V. S. om zijn werkzaamheid als predikant niet te hebben aangetast, en beweert, dat deze de anonienje Geref. medewerker is van de „N. R. Crt.", hem daarbij de vraag voorleggend, of bij verzekeren kan, dat noch in dit blad, noch in het „Handelsblad' 'ooit eenig stuk van hem werd ingeleid met „men schrijft ons van Gereformeerde zijde" of fets dergelijks. GEREF. KERKEN IN H. V. Te Zaandam is Dinsdag en Woens dag een classis-vergadering van de Geref. Kerken in Nederland (Herst. Verhand) gehouden. Voorzitter was ds. G. W. van Deth, Zaandam; scriba ds. P. A. E. Sillevis Smit, Haarlem; as sessor ds. II. Hasper, 's-Gravenliage. De heer J_. Schegget, theol. cand. aan de Vrije Universiteit, werd volgens art. 4 en 5 K.O. geëxamineerd en met algemeen© stemmen beroepbaar ge steld. Het beroep van ds. J. J. Buskes, Am sterdam-Zuid naar Oosterend (Texel), wordt geapprobeerd. Besloten werd niet tot classissplit- sing over te gaan, doch wel vier krin gen te vormen, n.l. Amsterdam, Utrecht. Rotterdam en Leeuwarden, wier taak en bevoegdheid nader werd geregeld. De vergadering besloot op grond van practische overwegingen, den Kerken aan te raden, alleen waar dit voor het optreden naar buiten noodig is, ter nadere aanduiding van den naam „Gereformeerde Kerk" tusschen haak jes toe te voegen: de naam van het ge bouw waar de kerk vergadert, of, in dien dit niet mogelijk is, de naam der straat waarin dit gebouw is gelegen, oi indien noch het een noch het an der mogelijk is, de hoofdletters H. V. Besloten werd, in Soerabaja, en met deze stad als uitgangspunt, in het ge heels ressort Oost-Java den zendings- arbeid onder de Chineezen ter hand te nemen. Inzake het voorstel van de Kerk van Amsterdam-Centrum om in aanslui ting aan de gedachte van den schrijver der brochure: „Zijn de mannen van Assen zelf aanranders van het Schrift gezag?" de geheele kwestie van Schriftbeschouwing en Schriftgezag te overzien en daartoe een commissie te benoemen, waarin zoo ruim en breed mogelijk de Geref. gezindheid zou zijn vertegenwoordigd, sprak de vergade ring uit, dat zij er geenszins bezwaar tegen had, wanneer alsnog de Geref. Kerken (in het verband van Assen) in gaan op bet voorstel, dat indertijd op de Synode van Assen dienaangaande gedaan is door dr. J. G. Geelkerken, en dat zij voor haar deel ook gaarne wil medewerken met alle pogingen, die binnen de Geref. gezindheid mochten gedaan worden om gemeenschappelijk te komen tot een juister inzicht in de vaagstukken van Schriftbeschouwing er. Schriftgezag. ZENDING. Bij de Ned. Zend. Vereeniging zullen do volgende veranderingen onder de Zendingsarbeiders plaats hebben: Mej. dr. J. A. de Jonge is naar Mod- jowarno vertrokken om daar als zen- delinge-arts aan het ziekenhuis te v/orden verbonden. De lieer en mevrouw dr. Kethel van het ziekenhuis te Modjowarno kwa men met verlof in Nederland. De heer en mevrouw KruytOoster- lee zijn naar Poso teruggekeerd. Aan den heer B. Eerends ten Kate werd op zijn verzoek om gezondheids redenen tegen 1 Februari 1929 eervol oi tslag verleend als directeur der nor maalschool te Ivoeranga (Minahassa). Aan den heer D. TL. Notten werd om gezondheidsredenen eervol ontslag verleend als directeur der Ambachts school te Kakas (Minahassa). ATTESTATIES NAAR INDIë. De Kerkeraad der Geref. Kerk van Medan (praeses ds. C. Mak en scriba G. v. Wijngaarden Hzn.), wil, in de hoop, dat de kerkelijke pers dit zal overnemen, er nogmaals bij de zuster kerken in Holland op aandringen, dat bij vertrek van een harer leden naar Indië bericht gezonden worde aan de betrokken kerk met opgave van adres of vermoedelijke bestemming en zoo mogelijk boot met datum van aan komst. Telkens toch blijkt hem, dat er leden zijn, die bij hun vertrek geen attestatie opvroegen of, zoo dit nog geschiedde, deze nooit indienden. En zijn deze broeders en zusters eenmaal uit het oog verloren naar menschelijke be rekening zijn ze dan ook geestelijk verloren. In een verstrooiden gebied als Medan is het onmogelijk hen terug te vinden en dat soms iemand „bij ge val" ontdekt wordt doet temeer hui veren voor die altijd onbekend blijven mede door de nalatigheid in Hol land! Soms is b.v. vagelijk bekend, dat er een „Gereformeerde" aan boord was, ntaar niemand weet later iets van zijn standplaats af. Laatsit nog hoorde de kerkeraad den naam van een jonge man, die kerkélijk gehuwd was voor zijn vertrek in een der grootste steden. Zelfs bij navraag aan de betrokken kerk kwam geen antwoord in. Alle kerkeraden dienen te beseffen, dat zij bij vertrek harer leden naar Indië zonder accurate kennisgeving daarvan, niet verantwoord zijn jegens den grooten Herder der schapen 1 De kerkeraad publiceert dit schrijven in de bladen, opdat broeders en zus ters, die verwanten of vrienden in de ze landen hebben, waarvan zij weten of vermoeden, dat zij leven zonder eenige band aan de kerk, hun adressen misschien gaarne willen mededeelen STATEN-GENERAAL. TWEEDE KAMER. (Vergadering van gisteren). Motie-Van Braambeek. De motie-Van Braambeek (S. D.), om den minister te verzoeken stappen te doen tot herstel van het contact tusschen de bij de werkgeversvereni gingen aangesloten trams en de vak organisaties wordt verworpen met 52 tegen 21 stemmen. De heer L. DE VISSER (C. P.) trekt zijn interpellatie-aanvraag over de toestanden van den Boven Digoel in. Spr. zal deze zaak hij de Indische be grooting behandelen. Begrooting van Financiën. Voortgezet wordt de behandeling van de begrooting van financiën. De heer L. DE VISSER dient drie moties in, vragende: 1. premievrij pensioen voor 't rijks personeel; 2. vaste aanstelling voor hen, die langer dan een jaar op contract wer ken; 3. pensioensverhooging voor oud-ge- pensionneerden ten einde aan de steunregeling een einde te maken. De heer HEEMSKERK (A. R.) be strijdt de vrijstelling van de personee- le belasting voor de Vrijmetselaarsloge te Nijmegen. Ten aanzien van het algemeen be lang, bij vrijmetselaarsloges betrok ken, wijst spr. op het bestaan van twee contraire Koninklijke besluiten; hij dringt er op aan, dat opnieuw het ad vies van den Raad van State zal wor den uitgelokt. De heer VAN GIJN (Lib.) bepleit do instelling van nikkelen pasmunt, ook voor hoogere waarden, hetgeen goed- kooper is voor den staat. De heer BAKKER (C. H.) bestrijdt de decentralisatie bij de belasting-in ning op het platteland en dringt aan op ruimer standpunt ten aanzien van de oud-gepensionneerden. De heer ARTS (R. K. Volksp.) ves tigt de aandacht op de ontduiking van de inkomstenbelasting door de oprich ting van vennootschappen, op de be zwaren tegen de Tabakswet (banderol- le-systeem) en het verkoopen van si garen en sigaretten onder banderolle- prijs. De heer SCHOUTEN (A. R.) acht de handhaving van de bestaande regeling voor oudgepensionneerden niet wen- schelijk. De heer K. TER LAAN (S. D.) be pleit eveneens een andere regeling. De heer RUTTEN (R. K.) bepleit ver schillende wijzigingen in de belasting wetgeving. De aanslagen in de vermo gensbelasting zijn veel te hoog, voor namelijk1 door de schatting naar te hooge verkoopwaarde. De Minister van Financiën, de heer DE GEER, betoogt ten aanzien van de aanslagen in de personeele belasting, voor bedrijfslokalen, dat het thans niet het oogenblik is om in de wet wijziging te brengen met het oog op de a.s. regeling der financieele ver houding. Herclassificatie zal binnenkort moe ten plaas hebben. Ook deze komt ech ter ter sprake bij genoemd wetsont werp. Gaat de personeele belasting niet naar de gemeenten over. dan zal een thans gereedliggend ontwerp worden ingediend ten einde op 1 Jan. 1930 in werking te kunnen treden. Spr. geeft toe, dat in Drente rigou reus is opgetreden door de belasting inspecteurs. Hieraan is een einde ge maakt. FEUILLETON. De vreemde landlooper 15) O „Beste Gratzer", zeide hij, hem ter zijde nemend, „één vraag 1 Neem mij r.'et kwalijk, mijnheer Hartmann! Als die man u onaangenaam is", fluisterde Li! Griiizer toe, „laat hem dan loopen, eii ga liever weer naar de dames te rn Gratzer luisterde niet naar wat We- l ng zeide, hij hoorde hoe Hartmann den heeren een verhaal van een land looper vertelde; en ving nog juist de woorden „schooier" en „vagebond" op, voordat hij de kamer verliet. Het was hem alsof hij sterven zou; een rilling voer hem door de leden en zijn borst was zoo beklemd, dat hij nauwelijks adem ken halen. In de oogen, die zoo even tintelden van een nauw denk baar geluk, gloeide thans een haat, die onrustbarend afstak tegen de doo dt Jijke bleekheid van zijn gelaat. Gra zer wist, dat van dit oogenblik al ook hier zijn toekomst ondermijnd en zijn geluk verloren was, maar hij verzette zich met kracht tegen dit ge voel en nam zich voor tot 't laatst toe te si rijden tegen het dreigende nood lot. Thans wist hij, dat het beter voor hem geweest ware, thuis te blijven. Nu werd er in de rookkamer over den landlooper gefluisterd; luider, steeds luider zou er over gesproken worden, en weldra zouden ook de dames er van hooren. Over enkele minuten zou in en aan tafel gaan, en dan zouden al ler oogen op hem gericht worden. Hij balde de vuist. Zou het geliik, dat hij reeds gegrepen had, hem ontrukt wor den, ontrukt door één enkele laaghar- tigen man? Hij wist wat er volgen zou. Allen, die met genoegen met hem om gegaan waren, zouden zich schou derophalend van hem terugtrekken. Geen enkele hunner zou zich aan zijn zijde scharen. O, hoe haatte hij de menschen, die elke zonde, welke in een schoon kleed gehuld is, vergeven, maar niemand vergiffenis schenken, die, zooals, hij, door eerlijken arbeid van bedelaar, fatsoenlijk man gewor- «•en is. Zonde en schuld worden, mits in een schoon gewaad gestoken, aan iedere tafel toegelaten; maar het is ge heel iets anders met een voormaligen landlooper aan denzelfden disch te zitten. Gratzer was bij de jonge dames te ruggekomen en Anna Gahde zag hem verschrikt aan. Wat was er met hem gebeurd? „Zijt ge ziek?" vroeg ze zacht, en uit haar oogen sprak zulk een innige be zorgd fieid, dat Gratzer het wel uit had kunnen schreeuwen van verdriet. liet geluk was zóó nabij, dat hij het slechts behoefde te grijpen, en toch, zoo hij het nu greep, zou het maar voor één oogenblik in zijn bezit zijn; de hand, die het hem wilde ontrukken, was reeds uitgestrekt. Hij had gemeend, reeds aan het doel te zijn gekomen; doch in één seconde was alles veran derd. Hij voelde, dat de bodem hem onder de voeten wegzonk, en toch wil de hij zich als een drenkeling aan een stroohalm vastklemmen. „Zijt ge ziek?" vroeg Anna wederom zachtjes. „Ziek? Neen, freule. In de rookka mer heeft men mij zooeven de betee- kenis van „va banque" duidelijk ge maakt, en ik geloof, dat de heeren ge oefend zijn in het geven van dergelijke verklaringen. Maar zij vergeten, dat n& „va banque" „vogue la galère" komt. „Dat begrijp ik niet", antwoordde freule Gahde, terwijl zij hem angstig aanzag. „Begrijpt ge mij niet?" antwoordde de rentmeester, „misschien is dat ook maar beter", en terwijl hij haar een blik toewierp, die haar deed sidderen, vervolgde hij: „Mag ik de eer hebben u aan tafel te geleiden? Ik ben mijn- lieer Von Weling dankbaar voor dit geluk". „Va banque" is een uitdrukking Lij het roulette-spel en beteekent „de kas van den bankhouder staat op 't spel' zoo ook „vogue la galère" zooals t gaat, zoo gaat tl In de rookkamer had zich intus- schen een vrij stormachtig tafereel afgespeeld. Nadat Gratzer vertrok ken was, waren allen verbaasd opge sprongen en werd Hartmann over stelpt met vragen. „Van waar kent u den rentmeester?" „Wat mankeert hem?" Waarom doet hij zoo vreemd?" „Vertel ons toch eens wat dit alles be teekent". „Houdt u bedaard, heeren!" zeide Hartmann lachende. „Ik ben hier een vreemdeling en een gast, die slechts toevallig binnengewaaid ben, doch misschien zult gij de Voorzienigheid nog dankbaar zijn, dat dit gebeurd is. Het toeval speelt soms wonderlijke parten". „Wilt ge ons niet eens een verkla ring geven?" zeide Weling, die de eer ste opmerkingen van Hartmann niet gehoord had. „Wij moeten aan tafel". „Welnu, mijne heeren, ik geef toe, ''dat ik verwonderd ben in uw gezel schap 'n man te ontmoeten, die, naar 't schijnt in uw kring gezien is, die een avontuurlijk leven achter zijn rug heeft, en die ik met eigen oogen als een vagebond, bedelende, hongerig en half bevroren, voor de deur van een mijner bekenden heb gevonden; een man, dien mijn vriend Elwitz van de straat heeft opgeraapt, om hem, zooals ik mij toen verbeeld heb, voor zichzelf te houden; en nu vind ik hem hier in een zeer goede betrekking terug. Hebt Mi dan niet geweten wat hij vroeger j was?" De meest verschillende uitroepen weerklonken. „Wel, wel, wat u zegt!" ,,'t Is onge- looflijkl" „En die kerel heeft mijn dochter het hof gemaakt?" ,,'t Is een schurkenstreekl" Er was niet één dergenen, die het gezelschap van Gratzer 't meest gezocht had, en die zich thans niet schaamde hem te kennen. Een landlooper, een man, die op straat gelegen had neen, 't was werkelijk ongelooflijk 1 „Mijne heeren", zeide Weling plotse ling, „mag ik u verzoeken eenige oogenblikken naar mij te willen luis teren? Ik begrijp uw opwinding niet. Al kon ik 't ook begrijpen, zou ik 't niet goedkeuren, zoo ge u wildet af wenden van iemand, die tot onzen kring behoord heeft, en dien ge ineens cp straat als landlooper zoudt ont moeten. Ge zoudt bij uzelf denken dat de man er zelf schuld aan hebben moest. Indien ge echter verontwaar digd zijt, over iemand, die een vage bonden-leven achter den rug heeft, die zich opwerkt tot een fatsoenlijke posi tie, zoodoende zijn verleden uitwischt, en toont, dat hij in staat is iets dege lijks tot stand te kunnen brengen, dan lijkt mij dat verkeerd. (Wordt vervolgd].

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1928 | | pagina 5