Mï DE BLODEN ZEGGEN.
HIM LE1DSCHE CNIUT
van
DONDERDAG 13 DEC. 1928
TWEEDE BLAD.
Valide en invalide armen.
In het orgaan der Staatkundig Ge
ref. partij staat te lezen:
„Het is wel indroevig, dat Minister
Slotemaker de Bruine sprak van pau
perisme.
Z. Exc. zeide n.l.:
als de heer Kersten "zegt: wij'
moeten niet hebben een verzekering,
maar wij moeten hebben barmhartig
heid, dan ontgaat hem het principieele
verschil tusschen ellendigen, behoefti-
gen, paupers eenerzijds en onzen
arbeidenden stand anderzijds, wiens
ideaal het is te leven van den arbeid
zijner handen''
De gemaakte tegenstelling is on
waarachtig,
Meent de minister en meenen alle
voorstanders van de verzekeringswet
ten met hem, nu waarlijk, dat ellen
digen, behoeftigen, paupers niet van
den arbeid hunner handen willen le
ven? Is het hun niet een knagend
verdriet, waarin Gods hand hun alleen
staande houdt, dat zij niet meer
kunnen? Liefde zal olie in deze
wonden gieten.
Maai' moeten zij als een afzonderlij
ke categorie gebrandmerkt?
Zijn zij goed genoeg voor armen
zorg?
Is armverzorging iets minder
waardigs?
Is liefdezorg in de Kerk des Heer-en
pauperisme?
De Banier-schrijver begaat hier weer
dezelfde zonde, waaraan hij zich zoo
menigmaal tegen de A. R. partij schul
dig maakt, driestart onze „Maas- en
Scheldebode".
Hij doet de menschen, met wie hij
het niet eens is, geen recht wederva
ren.
Minister Slotemaker de Bruine zal
de laatste zijn om invalide armen
als minderwaardig te brandmerken.
Dat maakt De Banier er maar van,
maar het is niet overeenkomstig de
waarheid.
Wie het boek van dezen Minister:
„Christelijk-sociale Studiën" kent,
weet met welk een teedere liefde en
barmhartigheid deze man bewogen is
over de ellendigen en behoeftigen.
Lees maar eens de hoofdstukken uit
dat boek, te beginnen bij de „Taak
voor de Kerken" e.v.g.!
De Banier-schrijver blijkt aan het
woord pauperisme een ongunstige be-
teekenis te hechten, maar hij kent zijn
woordenboek niet, als hij dat meent.
Er is een categorie van invalide
armen, waartegenover in de eerste
plaats naaste bloedverwanten en dan
ook de Kerk een dure roeping heeft.
Die armenzorg is niet iets minder
waardigs en dat zegt Minister
Slotemaker niet. Dat maakt de Banier
schrijver er maar van.
Maar toch is er verschil tusschen
valide en invalide armen.
Krachtige, gezonde, tot werken in
staat zijnde werkloozen vormen een
andere categorie, dan de invalide ar
men, de ouden, de gebrekkigen, de
zieken en alle. door lichamelijke of
geestelijke omstandigheden tot werk
loosheid veroordeelden.
En de roeping der overheid tegen
over de valide werkloozen krach
tens A. P. beginsel, is niet slechts het
postulaat van barmhartigheid, maar
evenzeer van het recht dat Godes is.
Het gaat niet op, al deze menschen
te verwijzen naar diaconale en parti-
liere armenzorg, ook al staat voor ons
vast, dat- deze armenzorg volstrekt
niet iets minderwaardigs of schande
lijks is.
Want de werkloosheid van valide
arbeiders is veelal de wrange vrucht
van sociale, economische en vele an
dere omstandigheden, waarvan zij het
slachtoffer werden.
En wie hier onthouding der overheid
prediken zou, gaat wel op het oude
liberale spoor, maar staat niet op het
oude A. R. standpunt, dat gebaseerd
is op het Woord van God, dat ons leert
dat de Overheid er is om der zónde
wille, als vrucht der gemeene gratie
om de schrikbare gevolgen van den
zondeval, waaraan wij allen niet
alleen de sociale slachtoffers schul
dig staan, te temperen.
KERK EN SCHOOL.
NED. HERV. KERK.
Beroepen, te Lemelerveld (toez.):
Y. Alkema, candidaat te Sneek.
Bedankt, voor Wouterswoude: J.
Rouge, te Hoog-Blokland.
GEREF. KERKEN.
Beroepen, te Amsterdam-Noord
(als hulpprediker): W. F. M. Linde
boom, cand. te Amsterdam-Centrum.
Aangenomen, naar Amsterdam-
Noord (als hulpprediker): W. F.
M. Lindeboom, cand. te Amsterdam-
Ctrum.
BEVESTIGING, INTREDE, AFSCHEID.
Het afscheid van ds. W. Seinen van
de Geref. Kerk te Opperdoes is bepaald
cp Zondag 27 Januari; de intrede te
IJmuiden op Zondag 10 Februari 1929.
BEROEPBAAR.
Door de classis Amsterdam der Ge
reformeerde Kerken is praeparatoir
geëxamineerd en met algemeen© stem
men toegelaten om te staan naar den
Dienst des Woords en der Sacramen
ten, cand. mr. G. M. den Hartog, die
gaarne terstond een op hem uitge
bracht beroep in overweging wenscht
te noemen. Zijn adres is Kon. Horten-
selaan 19 II, Apeldoorn.
Ds. A. SCHOUTEN.
Heden herdenkt Ds. A. Schouten, pre
dikant bij de Geref. Kerk van Aalten, den
dag waarop hij voor 25 jaar aldaar zijn
intrede deed.
Adriaan Schouten werd 6 Juni 1804 te
Raamsdonksveer uit ouders uit den land
bouwenden stand geboren. Hij studeerde
aan het Chr. Gymnasium te Zetten en
vervolgens aan de Vrije Universiteit, waar
hij -in 1889 candidaat werd, om 26 Jan. 1890
door wijlen Ds. F. P. L. C. van Lingen, di
rector van het gymnasium te Zetten, te
Charlois in het ambt bevestigd te worden
met een predikatie over Jer. 3 15, waarna
de jubilaris sprekende over Ps. 2:6 al
daar den herdersstaf opnam. In 1892 ver
wisselde Ds. Schouten Charlois met Wil
lemstad, om in1899 naar Rozenburg te
vertrekken. 13 Dec. 1903 bevestigde zijn
collega, Ds. J. Gommer, hem te Aalten als
opvolger van Ds. A. van Dijken, aan wel
ke Kerk de jubilaris zich verbond met een
predikatie over 2 Cor. 214. In de groote
en groeiende gemeente van Aalten vond
Ds. Schouten zeer veel arbeid, zoodat hij
voor buiten-ambtelijk werk niet veel tijd
over had. Toch onttrok hij zich daaraan
niet. Zoo is de jubilaris vice-voorzitter
van de Breukelaarschool en eere-voorzit-
ter van de Geref. J.V. „Calvijn". Ook aan
de zaak van de Geref. Ver. voor Drankbe
strijding gaf hij gaarne zijn gewaardeerde
krachten. Vanwege de classis Zutphen is
Ds. Schouten kerkvisitator; deputaat voor
art. 19 en voor de Evanglisatie, terwijl de
Part. Synode van Gelderland hem be
noemde tot deputaat voor art. 19 en secun-
dus-deputaat voor art. 11.
Een drietal preekenbundels, bevattend
elk 12 preeken, verscheen van de hand
van Ds. Schouten, hoofdzakelijk voor de
ouden van dagen en zieken.
Ter gelegenheid van zijn jubileum zag
heden weer een bundel van 12 overden
kingen van de hand van Ds. Schouten het
licht over de Openbaring van Johannes,
getiteld „Naar de voleinding". Bij het
klimmen zijner jaren is Ds. Schouten een
frisch prediker gebleven, die de gemeente
gaarne hoort en die om zijn persoon en
arbeid aller achting geniet.
Daarom gaat zijn gedenkdag ook niet
onopgemerkt voorbij. Gisteravond hield
Ds. Schouten in de Oosterkerk een gedach
tenispredikatie, terwijl hij hedenmiddag
om 2 uur in de Westerkerk in een samen
komst met de gemeente werd gehuldigd.
Daarna recipieerdeDs. Schouten met de
zijnen in „Irene".
BEGRAFENIS lis. SMALLEGANGE.
Gistermiddag is op Oud Eik en Duinen
bij Den Haag ter ruste gelegd het stoffe
lijk overschot van Ds. D. Smallegange, em.
predikant van de Geref. Kerk van den
Briel.
Onder de aanwezigen was o.a. Ds. M.
Schuurman, terwijl in den stoet o.a. nog
mede kwamen Ds. Los en namens den
kerkeraad van Almelo, Ds. bouman.
Aan de groeve sprak eerst Ds. Los, die
eenige woorden sprak naar aanleiding
van den tekst: Ga in tot de vreugde des
Heeren, gij goede en getrouwe dienst
knecht. Over weinig zijt gij getrouw ge
weest; over veel zal ik u zetten.
Spr. herinerde aa i het vele leed, dai Ds.
Smallegange onderwonden heeft in zijn
leven, dat hem in zijn geloof gesterkt
heeft.
Een troost vond spr. dat allen die den.
overledene gekend hebben, familie en
vrienden, weten dat zijn stoffelijk over
schot aan de aarde is toevertrouwd, maar
dat zijn ziel bij God is.
Ds. Bouman herinnerde aan den tijd,
dien de ontslapene van 1884—19UO in de
Gemeente van Almelo heeft doorgebracht.
Hij was daar trouw in zijn ambtelijken
arbeid, die niet ijdel is geweest voor d?n
Hemel.
Tot slot sprak broeder Ardesch, waarin
deze herinnerde aan hetgeen Ds. Smalle
gange altijd tot zijn catechisanten zei:
toont het in uw daden, jongens en meis
jes, dat gij kinderen van Christus zijt. Ook
hij dankte voor alles wat de ontslapene
gedaan had.
Ten slotte heeft de ouiiste zoon voor de
belangstelling bedankt.
DEN STATENBIJBEL AANGEBODEN
Uit New-York wordt door Reuter ge
meld, dat Koningin Wilhelmina en de
Nederl. Regeering aan de in aan
bouw zijnde Joliannes-kathedraal te
iNew-York (die de grootste kerk der
Ver. Staten zal worden) een fraai ge
bonden exemplaar van de Statenver
taling van 168ö geschonken hebben.
Maandag heeft op plechtige wijze de
ISederlandsche -ezant het geschenk
aan bisschop T. Manning, O.D., over
handigd.
PROF. HEPP CONTRA
DR. VAN DER VAART SMIT.
Naar aanleiding van de circulaire
van twee leden der Geref. Kerk van
Zuid-Beijerland aan alle kerkeraden
der Geref. Kerken, omtrent de wijze
van polemiseeren yan „De Reformatie"
(prof. Hepp tegen dr. H. W. van der
Vaart Smit, Gèref. predikant te Zuid-
Beijerland), heeft het Geref. orgaan
„De Wachter", instemming met deze
circulaire betuigend, medegedeeld, dat
de kerkeraad der Geref. lverk van 's-
Gravenhage-Oost over den inhoud de
zer circulaire voorzoover die opkomt
voor de eer van den predikant zijn
waardeering heeft uitgesproken, en 't
stuk niet voor kennisgeving heelt aan
genomen, maar het gesteld heeft in
handen van de redactie van het kerk
blad van de Geref. Kerken van 's-Gra-
venhage-Oost en -West.
Prof. Hepp oefent in het jongste
nr. van „De Reformatie" critiek op
de bedoelde circulaire, verohderstelt,
dat de stellers niet zelf haar hebben
geschreven. Voorts deelt prof. H. me
de, dat hij tot den kerkeraad van
'c-Gravenhage-Oost „zich op andere
wijze wenden zal", daar z.i. kerkera
den deze kwestie niet kunnen behan
delen omdat hun werkzaamheid vol
gens de Kerkenorde tot kerkelijke za
ken beperkt is. Eindelijk verzekert hij,
het karakter van dr. v. d. V. S. om zijn
werkzaamheid als predikant niet te
hebben aangetast, en beweert, dat deze
de anonienje Geref. medewerker is
van de „N. R. Crt.", hem daarbij de
vraag voorleggend, of bij verzekeren
kan, dat noch in dit blad, noch in het
„Handelsblad' 'ooit eenig stuk van
hem werd ingeleid met „men schrijft
ons van Gereformeerde zijde" of fets
dergelijks.
GEREF. KERKEN IN H. V.
Te Zaandam is Dinsdag en Woens
dag een classis-vergadering van de
Geref. Kerken in Nederland (Herst.
Verhand) gehouden. Voorzitter was
ds. G. W. van Deth, Zaandam; scriba
ds. P. A. E. Sillevis Smit, Haarlem; as
sessor ds. II. Hasper, 's-Gravenliage.
De heer J_. Schegget, theol. cand. aan
de Vrije Universiteit, werd volgens
art. 4 en 5 K.O. geëxamineerd en met
algemeen© stemmen beroepbaar ge
steld.
Het beroep van ds. J. J. Buskes, Am
sterdam-Zuid naar Oosterend (Texel),
wordt geapprobeerd.
Besloten werd niet tot classissplit-
sing over te gaan, doch wel vier krin
gen te vormen, n.l. Amsterdam,
Utrecht. Rotterdam en Leeuwarden,
wier taak en bevoegdheid nader werd
geregeld.
De vergadering besloot op grond van
practische overwegingen, den Kerken
aan te raden, alleen waar dit voor het
optreden naar buiten noodig is, ter
nadere aanduiding van den naam
„Gereformeerde Kerk" tusschen haak
jes toe te voegen: de naam van het ge
bouw waar de kerk vergadert, of, in
dien dit niet mogelijk is, de naam der
straat waarin dit gebouw is gelegen,
oi indien noch het een noch het an
der mogelijk is, de hoofdletters H. V.
Besloten werd, in Soerabaja, en met
deze stad als uitgangspunt, in het ge
heels ressort Oost-Java den zendings-
arbeid onder de Chineezen ter hand te
nemen.
Inzake het voorstel van de Kerk van
Amsterdam-Centrum om in aanslui
ting aan de gedachte van den schrijver
der brochure: „Zijn de mannen van
Assen zelf aanranders van het Schrift
gezag?" de geheele kwestie van
Schriftbeschouwing en Schriftgezag te
overzien en daartoe een commissie te
benoemen, waarin zoo ruim en breed
mogelijk de Geref. gezindheid zou zijn
vertegenwoordigd, sprak de vergade
ring uit, dat zij er geenszins bezwaar
tegen had, wanneer alsnog de Geref.
Kerken (in het verband van Assen) in
gaan op bet voorstel, dat indertijd op
de Synode van Assen dienaangaande
gedaan is door dr. J. G. Geelkerken, en
dat zij voor haar deel ook gaarne wil
medewerken met alle pogingen, die
binnen de Geref. gezindheid mochten
gedaan worden om gemeenschappelijk
te komen tot een juister inzicht in de
vaagstukken van Schriftbeschouwing
er. Schriftgezag.
ZENDING.
Bij de Ned. Zend. Vereeniging zullen
do volgende veranderingen onder de
Zendingsarbeiders plaats hebben:
Mej. dr. J. A. de Jonge is naar Mod-
jowarno vertrokken om daar als zen-
delinge-arts aan het ziekenhuis te
v/orden verbonden.
De lieer en mevrouw dr. Kethel van
het ziekenhuis te Modjowarno kwa
men met verlof in Nederland.
De heer en mevrouw KruytOoster-
lee zijn naar Poso teruggekeerd.
Aan den heer B. Eerends ten Kate
werd op zijn verzoek om gezondheids
redenen tegen 1 Februari 1929 eervol
oi tslag verleend als directeur der nor
maalschool te Ivoeranga (Minahassa).
Aan den heer D. TL. Notten werd om
gezondheidsredenen eervol ontslag
verleend als directeur der Ambachts
school te Kakas (Minahassa).
ATTESTATIES NAAR INDIë.
De Kerkeraad der Geref. Kerk van
Medan (praeses ds. C. Mak en scriba
G. v. Wijngaarden Hzn.), wil, in de
hoop, dat de kerkelijke pers dit zal
overnemen, er nogmaals bij de zuster
kerken in Holland op aandringen, dat
bij vertrek van een harer leden naar
Indië bericht gezonden worde aan de
betrokken kerk met opgave van adres
of vermoedelijke bestemming en zoo
mogelijk boot met datum van aan
komst.
Telkens toch blijkt hem, dat er leden
zijn, die bij hun vertrek geen attestatie
opvroegen of, zoo dit nog geschiedde,
deze nooit indienden. En zijn deze
broeders en zusters eenmaal uit het
oog verloren naar menschelijke be
rekening zijn ze dan ook geestelijk
verloren. In een verstrooiden gebied
als Medan is het onmogelijk hen terug
te vinden en dat soms iemand „bij ge
val" ontdekt wordt doet temeer hui
veren voor die altijd onbekend blijven
mede door de nalatigheid in Hol
land!
Soms is b.v. vagelijk bekend, dat er
een „Gereformeerde" aan boord was,
ntaar niemand weet later iets van zijn
standplaats af. Laatsit nog hoorde de
kerkeraad den naam van een jonge
man, die kerkélijk gehuwd was voor
zijn vertrek in een der grootste steden.
Zelfs bij navraag aan de betrokken
kerk kwam geen antwoord in.
Alle kerkeraden dienen te beseffen,
dat zij bij vertrek harer leden naar
Indië zonder accurate kennisgeving
daarvan, niet verantwoord zijn jegens
den grooten Herder der schapen 1
De kerkeraad publiceert dit schrijven
in de bladen, opdat broeders en zus
ters, die verwanten of vrienden in de
ze landen hebben, waarvan zij weten
of vermoeden, dat zij leven zonder
eenige band aan de kerk, hun adressen
misschien gaarne willen mededeelen
STATEN-GENERAAL.
TWEEDE KAMER.
(Vergadering van gisteren).
Motie-Van Braambeek.
De motie-Van Braambeek (S. D.),
om den minister te verzoeken stappen
te doen tot herstel van het contact
tusschen de bij de werkgeversvereni
gingen aangesloten trams en de vak
organisaties wordt verworpen met 52
tegen 21 stemmen.
De heer L. DE VISSER (C. P.) trekt
zijn interpellatie-aanvraag over de
toestanden van den Boven Digoel in.
Spr. zal deze zaak hij de Indische be
grooting behandelen.
Begrooting van Financiën.
Voortgezet wordt de behandeling
van de begrooting van financiën.
De heer L. DE VISSER dient drie
moties in, vragende:
1. premievrij pensioen voor 't rijks
personeel;
2. vaste aanstelling voor hen, die
langer dan een jaar op contract wer
ken;
3. pensioensverhooging voor oud-ge-
pensionneerden ten einde aan de
steunregeling een einde te maken.
De heer HEEMSKERK (A. R.) be
strijdt de vrijstelling van de personee-
le belasting voor de Vrijmetselaarsloge
te Nijmegen.
Ten aanzien van het algemeen be
lang, bij vrijmetselaarsloges betrok
ken, wijst spr. op het bestaan van twee
contraire Koninklijke besluiten; hij
dringt er op aan, dat opnieuw het ad
vies van den Raad van State zal wor
den uitgelokt.
De heer VAN GIJN (Lib.) bepleit do
instelling van nikkelen pasmunt, ook
voor hoogere waarden, hetgeen goed-
kooper is voor den staat.
De heer BAKKER (C. H.) bestrijdt
de decentralisatie bij de belasting-in
ning op het platteland en dringt aan
op ruimer standpunt ten aanzien van
de oud-gepensionneerden.
De heer ARTS (R. K. Volksp.) ves
tigt de aandacht op de ontduiking van
de inkomstenbelasting door de oprich
ting van vennootschappen, op de be
zwaren tegen de Tabakswet (banderol-
le-systeem) en het verkoopen van si
garen en sigaretten onder banderolle-
prijs.
De heer SCHOUTEN (A. R.) acht de
handhaving van de bestaande regeling
voor oudgepensionneerden niet wen-
schelijk.
De heer K. TER LAAN (S. D.) be
pleit eveneens een andere regeling.
De heer RUTTEN (R. K.) bepleit ver
schillende wijzigingen in de belasting
wetgeving. De aanslagen in de vermo
gensbelasting zijn veel te hoog, voor
namelijk1 door de schatting naar te
hooge verkoopwaarde.
De Minister van Financiën, de heer
DE GEER, betoogt ten aanzien van de
aanslagen in de personeele belasting,
voor bedrijfslokalen, dat het thans
niet het oogenblik is om in de wet
wijziging te brengen met het oog op
de a.s. regeling der financieele ver
houding.
Herclassificatie zal binnenkort moe
ten plaas hebben. Ook deze komt ech
ter ter sprake bij genoemd wetsont
werp.
Gaat de personeele belasting niet
naar de gemeenten over. dan zal een
thans gereedliggend ontwerp worden
ingediend ten einde op 1 Jan. 1930 in
werking te kunnen treden.
Spr. geeft toe, dat in Drente rigou
reus is opgetreden door de belasting
inspecteurs. Hieraan is een einde ge
maakt.
FEUILLETON.
De vreemde landlooper
15) O
„Beste Gratzer", zeide hij, hem ter
zijde nemend, „één vraag 1 Neem mij
r.'et kwalijk, mijnheer Hartmann! Als
die man u onaangenaam is", fluisterde
Li! Griiizer toe, „laat hem dan loopen,
eii ga liever weer naar de dames te
rn
Gratzer luisterde niet naar wat We-
l ng zeide, hij hoorde hoe Hartmann
den heeren een verhaal van een land
looper vertelde; en ving nog juist de
woorden „schooier" en „vagebond" op,
voordat hij de kamer verliet. Het was
hem alsof hij sterven zou; een rilling
voer hem door de leden en zijn borst
was zoo beklemd, dat hij nauwelijks
adem ken halen. In de oogen, die zoo
even tintelden van een nauw denk
baar geluk, gloeide thans een haat,
die onrustbarend afstak tegen de doo
dt Jijke bleekheid van zijn gelaat.
Gra zer wist, dat van dit oogenblik
al ook hier zijn toekomst ondermijnd
en zijn geluk verloren was, maar hij
verzette zich met kracht tegen dit ge
voel en nam zich voor tot 't laatst toe
te si rijden tegen het dreigende nood
lot. Thans wist hij, dat het beter voor
hem geweest ware, thuis te blijven. Nu
werd er in de rookkamer over den
landlooper gefluisterd; luider, steeds
luider zou er over gesproken worden,
en weldra zouden ook de dames er
van hooren. Over enkele minuten zou
in en aan tafel gaan, en dan zouden al
ler oogen op hem gericht worden. Hij
balde de vuist. Zou het geliik, dat hij
reeds gegrepen had, hem ontrukt wor
den, ontrukt door één enkele laaghar-
tigen man? Hij wist wat er volgen zou.
Allen, die met genoegen met hem om
gegaan waren, zouden zich schou
derophalend van hem terugtrekken.
Geen enkele hunner zou zich aan zijn
zijde scharen. O, hoe haatte hij de
menschen, die elke zonde, welke in
een schoon kleed gehuld is, vergeven,
maar niemand vergiffenis schenken,
die, zooals, hij, door eerlijken arbeid
van bedelaar, fatsoenlijk man gewor-
«•en is. Zonde en schuld worden, mits
in een schoon gewaad gestoken, aan
iedere tafel toegelaten; maar het is ge
heel iets anders met een voormaligen
landlooper aan denzelfden disch te
zitten.
Gratzer was bij de jonge dames te
ruggekomen en Anna Gahde zag hem
verschrikt aan. Wat was er met hem
gebeurd?
„Zijt ge ziek?" vroeg ze zacht, en uit
haar oogen sprak zulk een innige be
zorgd fieid, dat Gratzer het wel uit had
kunnen schreeuwen van verdriet. liet
geluk was zóó nabij, dat hij het slechts
behoefde te grijpen, en toch, zoo hij
het nu greep, zou het maar voor één
oogenblik in zijn bezit zijn; de hand,
die het hem wilde ontrukken, was
reeds uitgestrekt. Hij had gemeend,
reeds aan het doel te zijn gekomen;
doch in één seconde was alles veran
derd. Hij voelde, dat de bodem hem
onder de voeten wegzonk, en toch wil
de hij zich als een drenkeling aan een
stroohalm vastklemmen.
„Zijt ge ziek?" vroeg Anna wederom
zachtjes.
„Ziek? Neen, freule. In de rookka
mer heeft men mij zooeven de betee-
kenis van „va banque" duidelijk ge
maakt, en ik geloof, dat de heeren ge
oefend zijn in het geven van dergelijke
verklaringen. Maar zij vergeten, dat
n& „va banque" „vogue la galère"
komt.
„Dat begrijp ik niet", antwoordde
freule Gahde, terwijl zij hem angstig
aanzag.
„Begrijpt ge mij niet?" antwoordde
de rentmeester, „misschien is dat ook
maar beter", en terwijl hij haar een
blik toewierp, die haar deed sidderen,
vervolgde hij: „Mag ik de eer hebben
u aan tafel te geleiden? Ik ben mijn-
lieer Von Weling dankbaar voor dit
geluk".
„Va banque" is een uitdrukking
Lij het roulette-spel en beteekent „de
kas van den bankhouder staat op 't
spel' zoo ook „vogue la galère"
zooals t gaat, zoo gaat tl
In de rookkamer had zich intus-
schen een vrij stormachtig tafereel
afgespeeld. Nadat Gratzer vertrok
ken was, waren allen verbaasd opge
sprongen en werd Hartmann over
stelpt met vragen. „Van waar kent u
den rentmeester?" „Wat mankeert
hem?" Waarom doet hij zoo vreemd?"
„Vertel ons toch eens wat dit alles be
teekent".
„Houdt u bedaard, heeren!" zeide
Hartmann lachende. „Ik ben hier een
vreemdeling en een gast, die slechts
toevallig binnengewaaid ben, doch
misschien zult gij de Voorzienigheid
nog dankbaar zijn, dat dit gebeurd
is. Het toeval speelt soms wonderlijke
parten".
„Wilt ge ons niet eens een verkla
ring geven?" zeide Weling, die de eer
ste opmerkingen van Hartmann niet
gehoord had. „Wij moeten aan tafel".
„Welnu, mijne heeren, ik geef toe,
''dat ik verwonderd ben in uw gezel
schap 'n man te ontmoeten, die, naar
't schijnt in uw kring gezien is, die een
avontuurlijk leven achter zijn rug
heeft, en die ik met eigen oogen als
een vagebond, bedelende, hongerig en
half bevroren, voor de deur van een
mijner bekenden heb gevonden; een
man, dien mijn vriend Elwitz van de
straat heeft opgeraapt, om hem, zooals
ik mij toen verbeeld heb, voor zichzelf
te houden; en nu vind ik hem hier in
een zeer goede betrekking terug. Hebt
Mi dan niet geweten wat hij vroeger j
was?"
De meest verschillende uitroepen
weerklonken.
„Wel, wel, wat u zegt!" ,,'t Is onge-
looflijkl"
„En die kerel heeft mijn dochter het
hof gemaakt?"
,,'t Is een schurkenstreekl" Er was
niet één dergenen, die het gezelschap
van Gratzer 't meest gezocht had, en
die zich thans niet schaamde hem te
kennen. Een landlooper, een man, die
op straat gelegen had neen, 't was
werkelijk ongelooflijk 1
„Mijne heeren", zeide Weling plotse
ling, „mag ik u verzoeken eenige
oogenblikken naar mij te willen luis
teren? Ik begrijp uw opwinding niet.
Al kon ik 't ook begrijpen, zou ik 't
niet goedkeuren, zoo ge u wildet af
wenden van iemand, die tot onzen
kring behoord heeft, en dien ge ineens
cp straat als landlooper zoudt ont
moeten. Ge zoudt bij uzelf denken dat
de man er zelf schuld aan hebben
moest. Indien ge echter verontwaar
digd zijt, over iemand, die een vage
bonden-leven achter den rug heeft, die
zich opwerkt tot een fatsoenlijke posi
tie, zoodoende zijn verleden uitwischt,
en toont, dat hij in staat is iets dege
lijks tot stand te kunnen brengen, dan
lijkt mij dat verkeerd.
(Wordt vervolgd].