NI UWt LEIÜSCHE COURANT
van
ZATERDAG 8 DEC. 1928
TWEEDE BLAD.
UIT DE SCHRIFTEN
■-i
VERWACHTENDE.
En zie, daar was een mensch te
Jeruzalem, wiens naam was Si
meon; en deze mensch was recht
vaardig en godvreezende, ver
wachtende de vertroosting Israels.
Lukas 225.
De adventstijd is niet alleen de tijd
van Jezus' komen, maar ook van ons
verwachten. Ge zult niet alleen in de
ze weken luisteren naar de prediking
van het Licht der lichten, dat uit 's
werelds duistere wolken opgaat, maar
ook met een begeerig hart naar de
stralende glansen van dat licht uit
zien, en advent heeft dan sléchts voor
u waarachtige levenswaarde, wanneer
uw ziel den komenden Jezus tege
moet snelt als een kind zijn vader,
dien het nog niet ziet, maar hoort aan
zijn stap. Uw leven moet een wach
tend leven zijn. Het leven van Chris
tus' gemeente moet zijn één advents-
leven, en dat te meer, wijl Hij, Die
eens kwam in armoede, bezig is om
weder te komen en te verschijnen op
's hemels wolken.
Verwacht gij Hem?
Laat Simeons voorbeeld u tot een
prikkel zijn.
In hem ziet ge vóór Jezus' komst
op aarde 'n blijden advents-christen,
want hij verwacht de vertroosting Is-
raëls.
Die verwachting is wel benijdens
waard.
Want ze is de verwachting van een
grijsaard.
Ze is het idealisme van iemand,
voor wien de levensdag reeds bezig if
te dalen, en dat juist moet u treffr#
Immers wachten en verwachten, ho
pen en verlangen is gemeenlijk het
werk der ouden niet. Dit hoort in de
blijde dagen der jeugd thuis. Zij zijn
de tijd van het stoute idealisme en
van de ontluikende lente. Zij zijn de
tijd VRn springende knoppen en veel
belovende bloesems, maar de oude
van daven idealiseert niet meer. Hij
heeft immers van het leven niets
meer ie verwachten. De dag is ge
daald. De avondschemering valt. en
in die avondstilte treedt hij in wee
moedige herinnering terug in het ver-
léden. en overdenkt den langen weg.
dien hii gegaan is. Maar verwachten?
Waartoe meer dan de wachters op
den morgen: de wachters op den mor
gen (Psalm 130),
Zoo heeft Simeon verwacht.
Zoo is er in Jeruzalem toch advents-
leven geweest eer Jezus komt.
Simon is de man van het heilig ide
alisme. Hij 'staart niet angstig zoe
kend. maar zeker sneurend in de toe
komst. en dit idealisme is mogeliik.
omdat deze grijze niet oud is. De
rechtvaardigen en godvreezenden
worden niet oud Wij noemen ze wel
oud, maar Gnds Woord noemt ze jong.
want: loof Hem. die uw jeugd ver
nieuwt als eens arends (Ps. 1031 en in
hun levend gemaakte zielen is de
eeuwige jeugd. TTit die jeugd bloeit
Pïmeons avondverlangen.
O, dat kind der wereld, heeft in den
avond zijn hoop van zich afgezet, en
hij laat alle toekomstverwachting uit
de handen glipnen. omdat het leven
hem niets meer biedt.
Maar Gods kind bliift idealist. Ziin
nimmer verwelkende ieugd doet hem
hopen, en al daalt de levensdag, dit
zonn^dalen is nevelvrij. On de hoogten-
van Nebö ziet hij de verten van het
beloofde land, en hij schouwt ze als
dichtbij, Simeon mag verwachten, en
schrijft toch al die verwachting niet
toe aan een vrome stemming alleen:
FEUILLETON.
De vreemde landlooper
li) —o—
Hij stond stil en luisterde, hoewel
hij zich eigenlijk schaamde en tot
zichzelf zeide, dat het niet was zooals
't behoorde om voor luistervink te
spelen.
,.We zijn gelukkig dien landlooper
opzichter kwijt", zeide een der man
nen, die door zijn hoogmoed weinig
bemind was. „Die dronken arbeider
heeft ons eigenlijk een grooten dienst
bewezen, toen hij hem op zijn plaats
zette'.
..Maar, mijnheer Nentwig!" viel hem
een ander in de rede.
„Welnu? Laat me eerst eens uit
spreken! Ik moet bekennen, dat ik
telkens een schok kreeg, wanneer de
Eiwitzen met hun Gratzer versche
nen. Zij beroemen er zich nog op, dat
ze een ziel gered hebben en zouden er
geen been in zien ons al dat bedelvolk
en gespuis op den hals te schuiven, 't
Is dus heel goed als er eens iemand
uit 't volk schoon schip maakt".
Gratzer had een gevoel alsof hij
den spreker naar den hals moest vlie
gen en hem moet wurgen. Hij lette er
niet op, dat de andere aanwezigen den
hoogmoedigen zwetser het zwijgen op
legden en zoowel voor Elwitz als voor
hem partij trokken. Hij hoorde niet
die zoo licht tot hoopvolle"" gedachten
leidt. Want, en Hij is de werkmeester
der levensverwachting en der ster-
vensvreugde, de Heilige Geest was op
hem. Die Geest breidt Zijn vleugelen
over hem uit en opent zijn oogen voor
de toekomst. Die Geest leidt hem op
bergtoppen, vanwaar liet uitzicht op
den hemel vrij is, en hij alles ziet stra
len in hemelsch licht, en van dien
Geest heeft hij de verzekering ontvan
gen, dat hij den dood niet zien zou. eer
hij den Christus des Heeren zou- zien.
En Simeon heeft die openbaring met
vreugde aangrepen.
Hij, de grijsaard, twijfelt niet, en
zegt niet: daarvoor ben ik te oud. Hij
lacht niet, gelijk de oude Sara lachte
over de voorzegging van haar moeder
weelde. Hij gelooft, en geloovig mag
hij, als hij ten tempel opgaat, het lied
van den opgang, het lied Hamaaloth,
zingen: ik verwacht den Heere, mijn
ziel verwacht, en ik hoop op Zijn
Woord; mijn ziel wacht op den Heere,
meer dan de wachters op den morgen,
(Psalm 130).
Zoo heeft Simeon verwacht.
Zoo is er in Jeruzalem toch advents
leven geweest eer Jezus komt.
O, wanneer wij letten op Israels don
keren toestand in de volheid der tij
den en op de vervalsching van het
Messiasideaal. zouden wij geneigd zijn
te vragen: de Zoon des menschen,
wanneer hij komt. vindt Hij geloof en
verlangen op aarde
Is er één, die verlangend naar Hem
uitziet?
Ja, Maria, die in haar ziel het teer
geheim van haar schoot bewaart, en
Jozef, die wacht op de vervulling van
het engelenwoord, en misschien de
herders, maar van hen lezen \Ve het
niet, enwie bidt: kom, o Messias?
Zie, hier is een mensch, die wacht.
Hier is er één, neen twee, want de
oude Anna kent hetzelfde verlangen,
die als een wachter tuurt of de eerste
streepen van het mprgenrood niet
lichten, en de Heiland vindt, als Hij
op de aarde nederdaalt, wachtende
zielen, die juichen over Zijn verschij
ning in deze donkere wereld.
En zoo moet ook gij wachten.
Zoo kunt gij ook verwachten.
Wanneer de Geest Gods ook op u
is.
Wanneer Hij uw ziel vervult met
Zijn tegenwoordigheid.
Ja, dan heeft Hij in u geplant de
eeuwige jeugd, die het geheim vormt
van alle waarachtig idealisme en ver
langen naar Christus, en dan stort Hij
in Uw hart h?t heimwee der liefde,
dat buiten den Verlosser niet kan, en
alle snaren van begeeren spant om
Jezus 'te ontmoeten.
Zoo moet het eigenlijk bij u zijn.
Als ge. uw Heiland van harte lief-
hebt, is het ook zoo. Da.n wach,t ge op
Hem, gelijk het liefhebbend hart
wacht op het voorwerp der liefde, en
dan komt Hij nimmer ongelegen en
nooit te vroeg.
Wachtende zielen zijn altoos gereed
om Hem te ontvangen en winden in
blijde verrukking over de aanschou
wing van Zijn zaligheid, de armen
van hun liefde om Hem, hun lieven
Zaligmaker.
Is uw advent zulk een wachtenstijd?
Kunt ge zoo uw Kerstfeest vieren?
Met waarachtig verlangen naar Je
zus?
Dan staat ge met Simeon op een
hoogte, waarop gij zelfs over Bethle
hem heenblikt naar het einde der tij
den, wanneer Hij komt, Die uw heil
volmaakt.
Wacht ge op Hem?
Kent ge de bede: Kom, Heere Jezus?
Bidt gij deze smeeking worstelend
voor den troon der genade?
Ach,, wat is in ons midden de ver
wachting van Christus' toekomst
vaak zwak en flauw!
En dat, waar de dag nadert....
ADVENT.
Het daget in den Oosten,
Het licht schijnt overal!
Hij komt de volken troosten,
Die eeuwig heerschen zal.
hoe een van hen zeide: „Het is toch
wel te waardeeren als iemand, die een
losbandig leven achter zich heeft, zich
zóó houdt als Gratzer: ik heb den man
sieeds gaarne ontvangen en ik geloof,
dat alle goedgezinden, evenals El
witz, de zaak, die bij hem voorgeval
len is, betreuren''.
Gratzer hoorde niets van deze woor
den. Het gonsde en ruischte in zijn
ooren, en hij hoorde nog altijd de
woorden: „landlooper" en „gespuis".
Hij was als verdoofd en had niet eens
bemerkt, dat cr iemand de kleine ka
mer binnengekomen was. Toen hij
jtich haastig omwendde, liep hij tegen
een heer aan.
„Ge zit hier in donker, beste Grat
zer", zeide Elwitz vriendelijk; „ge
zoudt me bijna omver loopen. Gaat ge
mee naar binnen?"
„Ga maar alleen 1" antwoordde
Gratzer met heesche stem; „men
mocht het eens niet gaarne zien, dat
u in gezelschap van landloopers en
bedelvolk verscheen".
„Wat moet dat nu weer beteckenen.
Gratzer?" vroeg Elwitz eenigszins ge
raakt.
Vraag aan de heeren daarbinnen,
wat de heer Nentwig gezegd heeft, en
zeg hen, dat de landlooper-opzichter
aan de deur gestaan heeft als een half
vrijwillige, half onwillige luisteraar".
Voordat Elwitz hem vorder onder
vragen kon, was Gratzer verdwenen.
Toen de eerste de zaal binnentrad en
De duisternis gaat wijken
Van d' eeuwenlangen nacht;
Een nieuwe dag gaat prijken
Met ongekende pracht.
Zij, die gebonden zaten,
In schaduw van den dood,
Naar 't scheen van God verlaten,
Begroeten 't morgenrood.
De zonne voor wier stralen
Het nacht'lijk duister zwicht.
En die zal zegepralen,
Is Christus, 't eeuwig licht.
Gij, Evangelieboden,
Die roemt in Christus' kruis,
Gij moet de volken nooden
Naar 't hemelsch Vaderhuis
Van uit die liooge woning
Daalt alle licht en vree.
Hij Zelf, de groote Koning
Brengt 's hemels gaven mee.
J. RIEMENS.
KERK EN SCHOOL.
NED. HERV. KERK.
Beroepen: Te Brandwijk, H. J.
van Schuppen te Oudewater. Te Nij-
kerkerveen, W. J. Keiler te Nieuw
koop. Te Heeg, J. F. Th. v. d. Linden,
te Wissekerke. Te Parrega, J. van
Woerden te Marken. Te Wapenveld
(toez.), W. Deur te Schoonhoven. 1
Aangenomen: Naar Ten Boer
(Gron.), Ch. de Beus, cand. te Wasse
naar. Naar Hien en Dodewaard, J.
Kalshoven te Ovezande, c.a. Naar
Drachten (Herv. Evangelisatie), A. J.
Splinter te Lent.
Bedankt: Voor Ochten, W. L.
Mulder te Voorthuizen. Voor Oudega
c.a., J. Kalshoven te Ovezande, c.a.
geref. kerken.
Beroepen; Te Zweeloo, D. v. Enk
cand. te Kampen.
Bedankt: Voor Ermelo (2e pred.-
pl.), S. Neerken te Ulrum.
OHR. GEREF. KERK.
Aangenomen: Naar Alphen aan
den Rijn (2de maal), P. Zwier te Pa-
pendrecht. Naar Utrecht, P. de Smit
te Boskoop.
GEREF. GEMEENTEN.
Bedankt: Voor Zoetermeer, J.
Overduin te Zegwaard.
BEROEPBAAR.
De heer D. van Enk, theologisch
candidaat te Kampen, deelt mede, dat
in verband met het beroep van de Ge
ref. Kerk van Zweeloo, de datum van
15 Januari 19*29 de dag waarop hij
gaarne een eventueel beroep in over
weging wilde nemen vervalt.
Van nu aan zal hij dit gaarne doen.
Zijn adres is Oudestraat 140 I, Kam
pen.
Ds. J. F. COLENBRANDER
Ds. J. F. Colenbrander, sedert 1909
missionair predikant te Melolo op
Soemba, vanwege de Geref. Kerken in
de drie noordelijke provinciën, zal
met het oog op den gezondheidstoe
stand van zijn echtgenoote, niet meer
naar Soemba terUgkeeren.
Na afloop van zijn verlof, 1 April
1929, zal hij zich beroepbaar stellen
in de Geref. Kerken in Nederland.
OOK DAAR SCHEURING.
Te Tholen hebben, naar De Zeeuw
verneemt, Dinsdagavond j.l. bezwaar
den uit de Geref. Gemeente vergaderd
in het sociëteitsgebouw „Non Sem
per", teneinde plannen te bespreken
om tot eigen kerkformatie over te
gaan.
Men zegt, dat een financieel© com
missie is benoemd, teneinde met de
eigenaars van „Non Semper" een ac
toord te treffen tot overname van
dit gebouw en hierin een kerk in te
richten.
Het zal dan de bedoeling zijn, den
heer W. Baay, welke laatst voor het
beroep naar de Vrije Gereformeerde
Gemeente te Rotterdam bedankte,
hierin te doen optreden.
eenige verklaring vroeg, ontstond er
een hevige opschudding. Algemeen
werd Nentwig veroordeeld. Met een
trotsch gezicht zeide deze: „Het is ge
meen van Gratzer om to luisteren, en
het verwondert me zeer, dat de heeren
zijn partij trekken. Ik dacht dat in be
schaafde kringen zulk een handelwij
ze, welke juist alleen op straat geleerd
wordt, niet gebillijkt zou worden!"
„Ik neem het in elk opzicht voor
mijn opzichter op", zeide Elwitz be
daard, „en laat met genoegen het oor
deel omtrent mijn handelwijze aan u
over".
Daarbuiten stond Gratzer bij het rij
tuig op Elwitz te wachten. Geen woord
werd onder den terugrit tusschen hen
gewisseld. Toen zij in Waltersdorp
aangekomen waren, vroeg Gratzer:
„Mag ik nog een oogenblik bij u bin
nen komen?"
„Gaarne".
De opzichte volgde Elwitz naar zijn
kamer on zeide zonder te gaan zitten:
Indien ik thans uitspreek, wat ik de
zen zomer reeds heb willen zeggen,
zult u er wel niets tegen hebben. Ik
moet weg, mijnheer Elwitz, ik moet
weg". Haastig stiet hij de laatste woor
den uit.
„Ge hebt gelijk, Gratzer, en ik zal
u daarin helpen",
VIJFDE HOOFDSTUK.
De goederen van baron Demnitz
wuiVen door de r.vier de Spree be-
eri; J en gedeeltelijk doorstroomd.
Naar gemeld wordt, zal meer dan de
helft van de leden der bestaande Ge
ref. Gemeente zich hij de nieuwe kerk
formatie aansluiten.
Dr. K. DIJK.
Gisteren was het VZK jaar geleden,
dat Dr. K. Dijk, de nestor der predi
kanten van de Geref. Kerk van 's Gra-
venhage-West, in de residentie zijn in
trede deed.
Dr. Dijk, die tevoren 4 jaar de kerk
van Rijswijk diende, deed 7 Juni 1910
in de Nieuwe Zuiderkerk te Den Haag.
zijn intrede als opvolger van wijlen
Dr. de Moor.
Zijn gedenkdag is voor Dr. Dijk niet
onopgemerkt voorbijgegaan.
De Wijkraad heeft hem deze week
gehuldigd en bij monde van ouderling
J. H. Ruytendorp, een geschenk aan
geboden.
DE KOSTER ALS HULPPREDIKER.
Wij lezen in „Die Wartburg", dat in
Bessarabië er voor 125 dorpen met
bijna 68.000 leden der Prot. Kerk maar
12 predikanten zijn, zoodat elk 516
gemeenten met samen 240012000 le
den te verzorgen heeft.
Bovendien liggen deze gemeenten
ver uit elkaar, soms 40 tot 50 K.M. en
zijn de reizen moeilijk.
De predikant kan practisch niet va
ker dan een keer of vier tot zes de ge
meenten bezoeken.
En zoodoende is in Bessarabië
practisch de koster de hulp van den
predikant geworden; hij leest 's Zon
dags een preek voor de gemeente,
neemt een groot deel van den predik
dienst waar en groeit allengs uit tot
hulpprediker.
Hierdoor is onder de kosters een be
weging gegroeid. Zij hebben dezen zo
mer reeds een congres van twee dagen
gehouden en formuleerden daar een
program voor de organisatie van het
kostersambt, in dier voege, dat ieder
„volledig bevoegd" koster de Werner-
school te Sarata of gymnasium door-
loopen moet hebben en dan daarna 'n
practisch examen voor het eigenlijke
ambt af te leggen heeft.
De „Wartburg" voegt hieraan toe,
dat deze ontwikkeling in elk geval
dit goede heeft, dat niet alleen de ge
meenten verzorgd worden, maar bo
vendien ook, waar de predikanten
staatsambtenaren, zijn, een stand van
onafhankelijke geestelijke arbeiders
op deze wijze bezig is te ontstaan.
KERKELIJKE SPRAAK
VERWARRING.
Het vorige jaar overleed te Lemmer
Mevr. Leempoell van der Brug, die in
haar testament o.m. bepaalde, dat 'n
legaat, groot 1000 aan de Geref. Ge
meente zou worden gelegateerd.
Daar de overledene lidmate van de
Geref. Kerk was, was men algemeen
van gevoelen, dat met Gereformeerde
Gemeente de Geref. Kerk was bedoeïd.
Thans heeft de kerkoraad der Geref.
Gemeente, uitgaande van de veronder
stelling, dat het hier een spraakver
warring betreft, afstand van het legaat
gedaan.
Hiermede is thans de Geref. Kerk
in het bezit van dit legaat gekomen.
PROF. DU PLESSIS IN STAAT VAN
BESCHULDIGING.
De Synode der Ned. Herv. Kerk van
Zuid-Amerika heeft, zoo meldt de Xel.,
uitspraak gedaan in de opzienbaren
de zaak van Prof. J. du Plessis van
Stellenbosch, die, naar men weet, de
onfeilbare inspiratie van den Bijbel
heeft ontkend.
Zij is tot de conclusie gekomen, dat
er voldoende gronden aanwezig zijn
voor de opstelling van een acte van
beschuldiging tegen Prof. du Plessis.
Indien de Ring van Stellenbosch,
die deze acte van beschuldiging zal
moeten opstellen, weigert dit te doen,
zal een speciale ziting der Synode bij
eengeroepen worden.
DE Dr. DE VISSERSCHOOL TE
SCHIEDAM.
Maandag 10 Dec., 's avonds 7 uur,
wordt te Schiedam de nieuwe Dr. De
Visserschool geopend.
Ds. Bokma, predikant aldaar, zal de
plechtigheid leiden, terwijl Dr. de Vis-
Prachtige pijnbosschen, waarin her
ten en reeën huizen, behooren bij het
landgoed. Door weiden, die langs de
Spree liggen, vergeet men, dat men
zich in de Mark bevindt en van den
beruchten Markschen zandgrond is
niets to zien. Overal noemde men den
eigenaar van deze schoono streek zeer
gelukkig. De jonge baron scheen ech
ter dit geluk niet recht te waardeeen,
noch er van te genieten. Hij werd voor
een zonderling uitgemaakt en weini
gen kenden hem. Hij reisde voel, was
dan hier, dan daar, kwam alleen 's
zomers enkele weken buiten, liet zich
bij niemand zien en kwam in 't najaar
weer terug voor de jacht. Alléén met
zijn administrateur wijdde hij zich
aan deze sport, lag urenlang op de
loer op herten, verdween weer zooals
hij gekomen was en gaf den buren
telkens reden hun hoofd over hem te
schudden. Velen dachten, dat hij een
ongelukkige liefde had; anderen zei
den, clat hij in 't geheim met een een
voudig, maar beeldschoon meisje ge
trouwd was,1 doch de meesten meen
den, dat hij niet goed bij 't hoofd was.
Overigens trok men er zich niet veel
van aan, dat de baron zoo ongenaak
baar was. Zijn rentmeoster Gratzer,
die sedert twee jaar de goederen be
heerde, was een aanwinst en iedereen
zag hem gaarne.
Deze jonge man was voor de heeren
een welkcme vermeerdering van hun
kring. Hij was kalm en verstandig,
ser persoonlijk aanwezig hoopt te zijn
en een woord te spreken.
NIEUW GEBRUIK VOOR EEN
SCHOOL.
In „De school met den Bijbel" ver
telt A. K. de volgende „niet kwaad
uitgevoerde oplichterstruc", die doet
denken aan die van den pseudo-gees-
telijke uit Goldsmith's „Vicar of Wa
kefield"; deze loopt met enkele Griek -
sche Bijbelcitaten alle dominees af,
om hen met veel succes op te lichten:
„Een nette man komt vragen, om
plaatsing van drie kinderen, omdat
hij weldra verhuist van. D. naar H. De
man verstrekt alle gegevens; namen,
geboortedata, toekomstig adres, en be
trekking.
Hij vraagt naar allerlei op kerkelijk
gebied en blijkt een „ijverig medele
ver te zijn in zijn woonplaats.
Hij is o.a. bestuurslid van een Chr.
school geweest en leider van de jeugd
beweging (in houtsnijwerk).
Hij is omtrent de richtingen in de
Ned. Herv. Kerk en de predikanten
uitstekend op de hoogte en verbergt
niet, welke zijn eigen opvattingen zijn.
Hij vertelt van het ziekbed van zijn
vrouw „die gelukkig nog gespaard
werd" waarbij hij met een paar do
minees onaangename ervaringen op
gedaan heeft, Hij hoopt zich in zijn
nieuwe omgeving spoedig thuis te ge
voelen.
„Ik had onderwijl aan zijn spraak
meenen te hooren, dat hij wel uit de
buurt van R. afkomstig zou zijn.
Het bleek zoo te zijn en van de dor
pen uit de buurt noemde hij voor mij
bekende namen en sprak over de daar
heerschende toestanden.
„Hij ging vertrekken en vroeg me
den weg naar de straat; hij had n.l. bij
het vertrek met de schuit hij moest
werkzaamheden gaan verrichten voor
„Waterstaat" geen geld bij zich ge
stoken.
Hij wilde daar bij een kennis reis
geld vragen, omdat hij met den trein
terug moest.
De straat was heel ver weg, zoodat
ik hem aanbood, die kleinigheid voor
te schieten. Hij weerstreefde nog maar
nam toch aan.
Ik hoorde daarna niets meer.
Toen liet ik op het opgegeven adres
kijken; van een nieuwen bewoner was
niets bekend!
Ik schreef daarna aan den predi
kant, die hem naar mijn school moest
hebben verwezen; „absoluut onbe
kend" schreef deze.
Uit het buitengewoon kleine bedrag
moet ik haast afleiden, dat ik als 'n
proefkonijn heb moeten dienen.
Vandaar dat ik doorgeef, opdat niet
anderen van een dergelijke truc in
derdaad slachtoffer zouden worden.
Hij is reeds eenigen tijd een bekende
bij de politie. Hij „werkt" speciaal op
Kerk- en Schoolgebied. Met veel af
wisseling in zijn werkwijzel"
BINNENLAND.
ZILVERBONS.
De Minister van Financiën maakt
bekend, dat in de maand November
1928 bij de Algemeen© Rekenkamer
zijn overgebracht:
50.000 stuks onbrudkbaar geworden
zilverbons A f 1 van den bij Koninklijk
besluit van 19 Februari 1920 (Staats
blad no. 82) bepaalden vorm;
800.000 stuks onbruikbaar geworden
zilverbons a f 2.50 van den bij Konink
lijk besluit van 14 Juni 1918 (Staats
blad no. 357) bepaalden vorm.
DE LAATSTE RUSTPLAATS VAN
GRAAF WILLEM II.
Donderdag is te Middelburg in alle
stilte het gebeente van Graaf Willem
II van Holland, Roomscb koning, ge
sneuveld bij Hoogwoude 28 Januari
1256 tegen de Friezen, in het daar
voor door het Rijk in de Gothische
Kerk gerestaureerde graf bijgezet.
Zonder eenig officieel vertoon en
zonder dat publiek aanwezig was,
werden zonder een woord te spreken
de overblijfselen in het graf neerge
laten, waarop op een wenk van den
districtsbouwkundige van de Rijksge
bouwen, het graf met de dekzerk werd
gesloten.
scheen sedert lang vaarwel te hebben
gezegd tot de dwaasheden der jeugd,
was een flinke landbouwkundige, al
tijd op zijn post, studeerde ijverig en
trachtte op allerlei wijze en door aller
lei verbeteringen de goederen van
den baron in waarde te doen stijgen,
liet was voor de heereboeren een ge
noegen, een rit door de goederen van
den lieer Demnitz te doen.
Niet alleen door de heeren was
Gratzer bemind; de dames vonden
hem een aantrekkelijke verschijning.
De oudere dames vooral hadden hem
gaarne en er. waren er onder, die hem
in gedachten naast haar dochters
plaatsten, en meenden, dat die beiden
een heel aardig paartje zouden zijn.
Gratzer's betrekking was van dien
aard, dat geen enkele moeder zich
tweemaal bedacht zou hebben, hem
het levensgeluk harer dochter toe te
vertrouwen. Zijn wei-verzorgde baard
en zijn mooi, donker haar werden zeer
door de jonge meisjes bewonderd, en
zijn zwarte, schitterende oogen had
den reeds bij velen harer diepen in
druk gemaakt.
Het eerste half jaar was bij ontoe
gankelijk en somber; men veront
schuldigde hem, wetende dat personen
van gewicht gewoonlijk eerst eenigs-
zin terughoudend zijn, om het terrein,
waar zij zich bewegen, te verkennen.
Het was een heldere, mooie Decem
berdag, toen Gratzer in zijn kamer zat
tó schrijven.