Ni .UWLEIOSCHE COURANT
van
DINSDAG 20 NOV. 1928
TWEEDE BLAD.
M DE BLADEN ZEGGEN.
Verblinding slechts.
Ds. G. Hofstede, Doopsgezind predi
kant te Blokzijl, schrijft aan de Rotter
dammer:
,.In uw hoofdartikel van Zaterdag 10
dezer: „Overheid en Openbaring"
noemt u het theokratisch ideaal het
ideaal der Wederdoopers en spreekt
van geestelijke theokratie als van het
Doopersch ideaal.
Merkwaardig, hoe ook Ds. Lingbeek
meende, in het Kamerdebat tot be
strijding der anti-revolutionairen zich
te moeten beroepen op de Doopers
maar dan in omgekeerden zin.
Hij beweerde, dat het A. R. stand
punt inzake de verhouding tot Kerk en
Overheid zuiver Doopersch en niet
Calvinistisch is, en uw meening is, dat
juist het theokratisch ideaal van Ds.
Lingbeek c.s. echt Doopersch is.
Ra ra, hoe zit dat?
Het zij mij vergund, deze schijnbare
tegenstrijdigheid op te lossen.
De zaak zit met de oude Doopers
zóó. De eerste Doopers kwamen om
streeks 1523 in Zurich op en dezen ver
zetten zich tegen den kerkstaat, zoo
als den Zwinglianen op het voetspoor
der Roomsche beschouwing weder in
voerden. Zij wilden geen staatskerk,
maar de gemeente Gods, onafhankelijk
van den Staat.
Tot zoover dachten zij, en in navol
ging van hen de Mennonieten, er dus
juist zoo over als wij antirevolutionai
ren van dezen tijd.
Dus: antirevolutionair is Doopersch.
zooals Lingbeek zegt.
Verder gaat evenwel de overeen
komst niet.
Wat was de dwaling dier Doopers?
Dat zij niet zagen de roeping der ge-
loovigen in de wereld, in staat en in
maatschappij: de geloovigen hadden
zich zorgvuldig te onthouden van de
wereld, die in het booze ligt, en bin
nen de omtuining der kerk hunne za
ligheid te werken met vreeze en beven.
Een opvatting, welke verklaarbaar
is in het licht van dien tijd.
Dit was hun dwaling, dat zij niet
zagen de roeping, welke de Christen
heeft, om ook buiten de kerk op het
breede erf der wereld 'n licht te zijn en
daar mede te werken aan de handha
ving van Gods eere en de doorwerking
der beginselen Zijns Woords.
In dit opzicht dus wel een tegen
stelling tusschen Doopersch en Anti
revolutionair of Calvinistisch.
Neen, zegt Ds. Lingbeek, de Anti-re
volutionairen zijn toch Doopersch en
niet Calvinistisch.
Op welken grond?
Wel, zegt hij, Menno Simons profa
neerde den Staat en ook 't Overheids
ambt.
Bedoelt hij met profaneeren naar den
oorspronkelijken zin van het woord:
plaatsen buiten den tempel, derhalve
scheiding maken tusschen Kerk en
Staat, dan heeft hij gelijk; maar be
doelt hij er mee: ontkennen de Godde
lijke roe\ng der Overheid op haar
terrein, orAkennen de gebondenheid
der Overheid op haar terrein aan Gods
ordinantiën, dan heeft hij ongelijk.
Menno en de zijnen stonden volstrekt
niet de meening voor, alsof de Over
heid los stond van God en Zijn Woord.
In al de oude belijdenisschriften der
Doopers wordt van het ambt der Over
heid gesproken als van een Goddelijk
ambt, en wordt zij erkend als dienarf ■»-
se Gods en wordt beleden, dat zij als
zoodanig haar ambt moet uitoefenen.
Alleen: de Christen moet er zich niet
mee inlaten, omdat zulks voor zijn
geestelijk leven gevaarlijk is.
"Zóó was het standpunt, een stand
punt, dat vóór het optreden van de S.
G. P. in sommige oud-Gereformeerde
kringen werd aangetroffen, op welke
kringen Dr. Kuyper het oog had, als
hij sprak van Doopersche denkbeelden
In onzen tijd.
Hoe zit het nu met uw stelling, dat
het theokratische ideaai liet Weder-
doopersche ideaal is, lijnrecht in strijd
met het voorafgaande?
U hebt gelijk met deze restrictie, dat
u daarbij gedacht hebt, niet aan de
ouste Doopers en de latere Mennonie
ten, maar aan dat deel der Doopers,
dat door den druk der vervolgingen
en onder invloed van geestdrijvers het
oorspronkelijk beginsel prijs gaf en in
het andere uiterste verviel kerk en
staat te willen laten samenvallen, de
zuivere theokratie te willen invoeren.
Het antirevolutionaire standpunt is
noch het een, noch het ander.
Ons Program zegt duidelijk, wat
wij willen.
Is dat standpunt niet Calvinistisch,
zooals Ds. Lingbeek beweert?
Ik ben zoo vrij te beweren en meer
bevoegden dan ik hebben het herhaal
delijk aangetoond, dat juist het stand
punt van de H. G. S. niet het ware
Calvinistische is, maar, wat zij willen
veelmeer ligt op de lijn van Luther en
Zwingli.
Een stukje kerkhistorie der 16de
eeuw en dat naar aanleiding van de
algemeene beschouwingen b. d. staats-
begrooting voor 1929!
Is het niet in-droevig, dat in een
hoogst ernstigen tijd als deze, verte
genwoordigers van Protestantsch Ne
derland niet beter weten te doen, dan
op elkaar aan te vallen en de onder
linge verschillen breed uit te stallen
tot vermaak der tegenstanders?
Wat moeten de Roomschen wel den
ken van dat Babel der verwarring?
U meende onlangs, dat ik wat pes
simistisch was; maar zou men het niet
worden, wanneer men ziet, hoe hope
loos verblind sommigen zijn, die leids
lieden des volks willen zijn?
Pessimistisch, neen, niet wat betreft
ons geloof in den uiteindelijken tri
omf van Gods zaak; niet wat betreft
het Koningschap van Christus; maar
wel ten opzichte van de politieke toe
komst der Christelijke partijen in ons
vaderland.
Dezer dagen zeide een vriend tegen
mij: „Wij moeten er weer onder; wij
moeten weer in den druk".
Ik begin het ook te gelooven, want
ons theologisch volk is hardleersch en
schijnt te moeten geslagen worden om
te ontwaken uit zijn heillooze verblin
ding.
Verblinding; een ander woord weet
ik niet voor een uitspraak als van Ds.
Kersten, dat hij elke coalitie zijn steun
zal geven, die de ordinantiën Gods
handhaaft, in geen geval echter aan
een coalitie met de Roomschen.
Als men dat leest, staat men toch
paf!
Ziet de man dan niet, dat geen en
kele coalitie denkbaar is, welke in zijn
geest zal regeeren?
Afbreken, dat kunnen de heeren
Kersten en Lingbeek, en den weg
banen voor de tegenpartij. Ziedaar de
eenige vrucht, welke hun politiek zal
dragen.
KERK EN SCHOOL.
NED. HERV. KERK.
Beroepen: Te Och ten, W. I. Mulder
te Voorthuizen. Te Hien en Dodewaard,
J. Kalshoven te Driewegen. Te Hasker-
horne, M. J. Blanken, te St. Oedenrode.
Aangenomen: Naar Kuinre (toez.)
E. Emmen, cand. te Renswoude.
Bedankt: Voor Zoetermeer en Zeg
waard, H. van Dijken te Leidschendam.
Voor Schalkwijk. N. Warmolts, te Wezep.
Voor Lochem, F. G. N. Nicolai, te Voor
hout. Voor Vleuten, P. Warners, te Ne-
derhorst den Berg.
GEREF. KERKEN.
Beroepen: Te Groote Lindt, W. Veder
te Waddinxveen. Te Boven-Hardinxveld,
J. O. Mulder, cand. te IJsselmonde-West.
Bedankt: Voor Tienhoven, W. Tom,
te Warns (Fr.) (verh. bericht). Voor Bus-
sum (vac. A. J. Mulder), IJ. v. d. Zee, te
Amsterdam-West.
CHR. GEREF. KERK.
Bedankt: Voor Baarn, J. Drenth, te
Broek op Langendijk.
BEVESTIGING, INTREDE, AFSCHEID.
Ds. E. J. Wientjes van Oudshoorn is
Zondagavond in de overvolle Prins Wil
lemskerk te Scheveningen als predikant
der Geref. kerk bevestigd door zijn zwa
ger Ds. Avan 'I Sant, van 's-Gravenhage-
NVest. Ds. van 't Sant deed dit met een
predikatie over Joh. 4 46.
In een inleidend woord wees te beves
tiger op de groote beteekenis van deze ure
voor de gemeente van Scheveningen, die
thans haar vierden 1 eeraar ontvangt en
evenzeer voor Ds. Wientjes, die een trou
we gemeente, waar hij 9 jaar lang geze
gend mocht werken* verliet.
Na de bevestiging, waarbij Ds. Wientjes
staande Ps. 2U 1 werd toegezongen, sprak
Ds. van 't Sant nog een enkel persoon
lijk woord, terwijl hij vóór het uitspre
ken van den zegen de gemeente verzocht
Ps. 132 als een bede voor al haar lee
raars op te zenden.
Woensdagavond doet Ds. Wientjes in
de Bethelkerk zijn intrede.
In een tot de nok gevuld kerkgebouw
heeft Ds. O. S. Jellema, de gewezen Ne-
derlandsche predikant te Davos, zich Zon
dag in zijn nieuwe standplaats Beilen aan
zijn gemeente verbonden met een predi
katie aan de hand van Joh. 12 49. Ver
schillende sprekers voerden bij deze
plechtigheid het woord, waarna de ge
meente den nieuwen leeraar de bede uit
Ps. 134 3 heeft toegezongen.
In een ochtenddienst was Ds. Jellema
vooraf bevestigd door Ds. L. J. Casimir
uit Gieterveen.
Ds. J. A. C. RULLMANN.
Ds. J. A. C. Rullmann van Weltevreden,
beroepen missionair D. d. W. voor het
zendingsterrein van Rotterdam, zal op 24
April a.s. met de Sibajak repatrieeren. Hij
zal zich te Soest vestigen, om zich aan de
Universiteit te Utrecht voor zijn toekom
stige taak voor te bereiden.
KERK EN RAADSGEBED.
Te Soest geeft het verslag van den Ker-
keraad der Geref. Kerk het volgende te
lezen:
Over het besluit van den Gemeenteraad
om het „Onze Vader" te bidden bij den
aanvang zijner vergaderingen, werd afkeu
ring uitgesproken door een broeder en be
sloten werd, over deze zaak nader te han
delen.
Inderdaad, voor een vergadering op het
terrein der gemeene gratie is het aller"-
volmaakste gebed niet geëigend.
HET LEIDERSCHAP VAN
HET LEGER DES HEILS-
Met betrekking tot de geruchten en
meeningen in de pers over den vermoede-
lijken opvolger (1ste) van den zwaar zie
ken generaal Booth (die aan zenuwuitpui-
ting lijdt) heeft, naar Te War Cr/ in 17
dezer meldt, de chef van den generalen
staf Higgins een verklaring gepubliceerd,
dat elke strijd daarover voorbarig en on
gepast is, omdat de generaal nog leeft en
alle hoop nog niet behoeft te worden op
gegeven. Bovendien is het uitermate ver
keerd in deze omstandigheden over zijn
opvolger te twisten. Dé stafchef vertrouwt,
dat heel het Leger hierin zijn meening is
toegedaan.
PROF. HEPP, DE ANONYMUS EN
Ds. SMELIK.
Prof. Dr. V. Hepp heeft in zijn beoordee
ling van de anonyme brochure „Zijn de
mannen van Assen" enz., geschreven over
een „herkauwende" consciëntie die de on
bekende schrijver zou bezitten. In het on
langs verschenen „Naschrift" op de be
doelde brochure, zegt de schrijver dat
deze „geestigheid" van den prof. hem
niet deert. De critiek op zijn brochure
verwondert hem overigens niet.
Toen ds. Wisse destijds zijn be
zwaren uitte tegen de Geref. Kerken,
schreef toen prof. Hepp niet, dat we
hier te doen hadden met een psycho
pathologisch gevoel; een uitdrukking
die hij schijnbaar zoo prachtig vond,
dat hij ze later nog eens herhaalde (nie
mand spreke hier van een herkauwen
den professor!)
Ds. E. L. Smelik schrijft nu in het jong
ste nummer van „Woord en Geest":
Prof. Hepp beging de ruwe onvoor
zichtigheid van een „herkauwende
consciëntie te spreken, daarmede on
bedoeld prijzende dit geweten, dat spre
ken bleef over en getuigen van een
schuld, die niet was weggedaan, terwijl
zoovele gewetens, die eerst spraken, nu
het onverteerbare brok bleken te hebben
doorgeslikt.
Ds. Smelik meent verder, dat het voor
stel van den brochur^ -schrijver een com
missie te benoemen om net vraagstuk der
schriftbeschouwing te onderzoeken, hoe
sympathiek ook, nooit eenig rifect kan
hebbentenzij de „AsserKerken" erken
nen, dat haar decreten niet gehandhaafd
kunnen worden.
„Assen zal scheurend, scheidend en
vernietigend voortwerken", zegt de schrij
ver, „of Assei moet zelf worden vernie
tigd en onschadelijk gemaakt. Dit oogen-
blik zal wel samenvallen met het moment
waarop Luther door de Roomsche Kerk
zal worden heilig verklaard!"
Zoolang nog zulke taal gesproken
wordt, is de eenheid verre te zoeken.
CENTR. BOND VOOR INWENDIGE
ZENDING EN CHRISTELIJK PHIL.
INRICHTINGEN.
De Bond voor Inwendige Zending en
Chr. Philanthropische InricI tingen
heeft gisteren te Amsterdam zijn ver
gadering gehouden onder leiding van
ds. J. Groenegeg.
Besloten werd aan den voorzitter,
dr. J. Th. de Visser, telegrafisch de
beste wenschen van den Bond te doen
toekomen voor zijn spoedig herstel
van de lichte ongesteldheid, welke
hem belette deze vergadering te lei
den.
De aftredende bestuursleden wer
den herkozen; het bestuur is uitge
breid door de verkiezing van mr. B.
de Gaay Fortman, ds. J. A. v. Leeuwen
en den heer W. F. H. v. d. Wart. Po
ging enom een vertegenwoordiger van
het Leger des Heils in het bestuur te
krijgen zijn nog niet tot een resultaat
gekomen.
Des ecretaris van den Bond, de heer
A J. da Costa, heeft het jaarverslag
uitgebracht; wij ontleenen hieraan,
dat de Bond thans 132 aangesloten
vereenigingen e. d. telt.
Daarna heeft de directeur, jhr. mr.
C. F. v. Lennep uitvoerige beschou
wingen gehouden over de uitgebreide
bemoeiingen in verband met de Olym
pische Spelen. Zijn mede-secretaris
van het Christelijk Sociaal Comité,
hetwelk deze werkzaamheden meer in
bet bijzonder verricht heeft, de heer
mr. dr. P. H. W. G. v. d. Helm, zal la
ter rapport uitbrengen over het gehee-
!e verloop daarvan met statistische ge
gevens.
Jhr. van Lennep gaf in zijn betoog
het standpunt aan. hetwelk naar zijn
meening de kerken ten aanzien van
de sportbeoefening moeten innemen;
van haar moet ook op dit gebied meer
leiding uitgaan tot de christelijke
jeugd. De Inwendige Zending in den
vorm van de Jeugdvereenigingen kan
hierbij krachtige hulp verleenen.
Het verslag van den penningmeester
vermeldde dat het nadeelig saldo van
3601 terug is geloopen op f 534.
UIT DE OMGEVING.
LISSE.
A.R. Kiesvereeniglng.
Nadat de vergadering door den voorzit
ter, den heer Statema, op de bekende wij
ze was geopend, spreekt deze een wel
komstwoord, ontwikkelt de plannen voor
de a.s. campagne en wekt op tot actie,
waaraan de Heere Zijn zegen verbinden
moge.
De Notulen worden vastgesteld. Voorle
zing geschiedt van een ingekomen stuk
van den Statenkieskring Leiden. In ver
band hiermede doet de heer Noorlandt
verslag van de laatste vergadering van
dezen kieskring. Als candidaten voor den
Kamerkieskring zullen worden opgegeven
de H.H. Herrewijn, Koppenaal en Noor-
landt.
Ter bespreking op het as. Centralen
Convent worden de volgende punten opge
geven: vaccinatie-dwang, stemdwang en
beperking van den tereinenloop op Zon
dag.
Het kiezen bij volmacht heeft de aan
dacht van het Bestuur; eenige ledeh, die
op den stemdag vermoedelijk afwezig zul
len zijn, hebben reeds maatregelen geno
men.
Alsnu wordt het woord verleend aan Dr.
Ruys, die een causerie zal houden over
de vraag: „Hoe moet ons oordeel lulden
over de beteekenis van Datheen?"
Spr. begint met de opmerking, dat Da
theen tot voor kort bij de groote massa
alleen maar bekend was als een der be-
rijmers van de Psalmen. Aan Ds. Kersten
is het min of meer te danken, dat hierin
verandering is gekomen. Deze toch heeft
bij de opening van een school in Rotter
dam, welke Petrus Dathenus waa
genoemd, een rede gehouden, waarin hij
uiteen zette, waarom deze naam gekozen
was. Die rede is toen aanleiding geworden
voor den heer de Wilde tot het schrijven
van zijn bekende brochure „Om de vrij
heid", waarna Ds. Kersten weer het land
ia ingetrokken met een rede over de refor
matorische beteekenis van Datheen, ter
bestrijding van de brochure-de Wilde.
Spr. wil thans nagaan, welke beschou
wing van Datheen voor de meest juiste
dient gehouden, waartoe hij eerst een kort
overzicht van Datheen's leven geeft.
Datheen, een der Reformatoren uit de
16de eeuw, werd uit Roomsche ouders ge
boren, kwam vroegtijdig in een klooster,
doch werd reeds spoedig gewonnen voor
de „nye leere". Door de vervolgingen ge
noodzaakt het vaderland te verlaten, ging
hij eerst naar Engeland, maar moest, toen
Maria Tudor aan de regeering kwam, ook
vanhier vluchten en kwam toen na
eenige omzwervingen in Frankfort. De
Overheid was hier echter Luthersch en
daarom de Calvinisten minder gunstig
gezind, zoodat Datheen na eenigen tijd
ook Frankfort verlaten moest en toen
naar de Paltz trok. Daar werden hij en
zijn geloofsgenooten door den Calvinisti-
schen Keurvorst Frederik de Groote gast
vrij ontvangen en werd hun Frankenthal
als woonplaats aangewezen. Hier bewerkte
hij de Liturgie, vertaalde den Heidelberg-
schen Catechismus in het Hollandsch en
berijmde de Psalmen.
Door verscheidene gemeenten in de
Zuidelijke Nederlanden beroepen, trok Da
theen in 1566 derwaarts en predikte er
met vrucht. Tegelijk zamelde hij echter
ook gelden in voor een leger tegen Spanje.
Het bevel over dit leger werd aan Oranje
aangeboden, die dit aanbod echter afwees,
waarop Brederode ermede werd belast. De
aanbieding van het smeekschrift der Ede
len aan Margaretha van Parma scheen
aanvankelijk eenig succes te zullen heb
ben; de hertogin zegde althans matiging
der vervolging toe. Helaas kwam toen de
Beeldenstorm, die aan de gekoesterde
hoop den bodem insloeg. Spr. staat bij den
Beeldenstorm wat uitvoeriger stil, acht
hem verklaarbaar doch niet te verdedigen.
Vooral d-e heffe des volks heeft er zich
schuldig aan gemaakt. Historisch valt aan
te toonen dat Datheen er onschuldig aan
staat. Direct heeft hij er althans niet
toe aangezet. En toen hij uitbrak, verkeer
de hij in het buitenland. De zaak der
Hervorming is er grootelijks door ge
schaad.
Toen Margaretha alle gedane toezeggin
gen weer ingetrokken had en de vervol
ging weer met kracht ter hand werd ge
nomen, keerde Datheen weer terug naar
Frankenthal.
Van hieruit vergezelde hij het leger van
Johan Casimir, dat door den Keurvorst
naar Frankrijk werd gezonden ter bescher*
ming der Hugenoten, als veldprediker.
Het verblijf aldaar heeft vermoedelijk in
vloed geoefend op zijn houding, later aan
genomen tegen Oranje, toen deze bij
Frankrijk hulp zocht tegen Spanje.
Na 1572 klaart in Holland de politieke
horizont wat op. Oranje noodigde toen
Datheen uit over te willen komen om
orde op de kerkelijke anken te stellen,
aan welk verzoek deze met toestem
ming van den keurvorst, wiens hofpredi
ker hij nog steeds was voldeed. De
Prins voelt zich inmiddels al meer en
meer tot het Calvinisme aangetrokken en
sluit zich ten slotte in 1573 bij de Geref.
Kerk aan. De band tusschen hem en Da
theen wordt daardoor ook hechter.
In 1576 begint echter de verwijdering
te komen tusschen Oranje en Datheen.
Door verschillende omstandigheden, o.m.
door de z.g.n. Spaansche furie te Ant
werpen, vond de Prins n.l. de gelegenheid
gunstig, een poging te wagen tot afwer
ping van het Spaansche juk. Maar daartoe
diende dan eerst eenige toenadering tot
de Roomschen te worden gezocht, hetgeen
hij trachtte te bereiken door de Pacificatie
van Gent, volgens welke in de Noordelijke
provinciën de Gereformeerde godsdienst,
in de Zuidelijke de Roomsche de open
bare zou zijn. Omgekeerd zouden dan in
het Noorden de Roomschen en in het Zui
den de Gereformeerden besloten sa
menkomsten mogen houden.
Het Eeuwig Edict, dat deze Pacificatie
heette te bekrachtigen, ondermijnde haar
in werkelijkheid, daar Don Jan van Oos
tenrijk wèl bereid bleek de bepalingen na
te komen, die gunstig voor de Roomschen
waren, doch niet die, welke in het voor
deel der Gereformeerden waren.
Datheen, die van deze overeenkomst
FEUILLETON.
God is mijn heil.
85) —o—
Eerst toen hij te Schönheide kwam
en de oude mevrouw leerde kennen,
waren in hem gevoelens opgewekt,
die sedert den dood zijner vrome moe
der gesluimerd hadden.
Toen was hij weder begonnen in
den bijbel te lezen en naar de kerk te
gaan, maar was in veel twijfel verval
len en dikwijls ter neer geslagen ge
weest; toch had hij steeds gevoeld
dat het de eenige weg was, die tot wa
ren vrede leidde. Maar de Heer had
hem niet verlaten, en hem ten tijde
der zwaarste verzoeking de belofte
doen verstaan die hij behoefde. Reeds
van het eerste oogenblik af aan, dat
hij haar in Schönheide had leeren
kennen, had hij zich t ot haar aange
trokken gevoeld, en o-fscoon hij zag,
dat zijn tegenwoordigheid haar niet
aangenaam was, had hij aan den
drang zijns harten geen weerstand
kunnen bieden, en nu was hij zich
zeiven bewust, dat zij zijn levensge
luk in handen hield.
Toen hij haar nog eens half aarze
lend half vertrouwend vraagde of zij
hem haar levensgeluk wilde toever
trouwen, duizelde haar alles voor de
oogen, zij wist niet of zij waakte of
'droomde, zij gevoelde alleen dat het
heerlijk was, en dat zij niet verdiende,
dat de man, dien zij reeds lang in stil
te had geacht en liefgehad, haar, on
beduidend, kinderachtig meisje als zij
was, dit alles mededeelde en zij kon
maar geen woorden vinden, totdat hij
opstond en op droevigen toon zeide:
„Moet ik dan zonder antwoord weg
gaan?"
Toen legde zij haar hand in de zijne
en sprak zacht maar vast: „Ja, ik wil".
En toen hij haar in de armen sloot
fluisterde zij diep beschaamd: „Maar
gij moet den Heer voor en met mij
bidden, dat Hij mij uwer waardig
make".
Hij drukte haar hartelijk de hand
en zij beloofden elkaar al hun krach
ten in te spannen om den Heiland na
te volgen, die de eerste in hun ver
bond was.
Drie jaren later en weder onder
den eik.
Drie jaren verloopen sedert de oude
dame gestorven is en de haren als
weezen heeft achtergelaten; wij zijn
in den zomer van 1852. Door de don
kere wolken, die nog over Pruisen's
politieken horizon zijn uitgebreid, be
gint hier en daar het licht te breken.
De opstand is gedempt, oude rust en
veiligheid heerschen, het ministerie
geniet het vertrouwen van alle goed-
gezinden en men schijnt alle recht te
hebben om te verwachten, dat de toe
stand van 1848 voor goad geweken is.
De staatkunde neemt niet meer zooals
destijds aller gedachten in, en het ge
zellige leven eischt als van ouds hoofd
en hart. maar met de oude gewoonten
zijn ook weder de oude gebreken voor
den dag gekomen.
Alle Christenen hadden een ernstige
waarschuwing ontvangen om te letten
op de teekenen der tijden, die het na
derend oordeel des Heeren voorspel
den; velen hadden ze ter harte geno
men, zich losgemaakt van de banden
der wereld en den breeden weg des
verderfs verlaten voor den smallen
weg die ten leven leidt. Slechts wei
nigen volhardden hierin met getrouw
heid, maar die het deed werd door
den Heer versterkt en ging voort van
kracht tot kracht.
Onder degenen, die naar Gods stem
geluisterd hadden, bevond zich de
heer Van Halier, en Hij, die hem ge
roepen had heeft hem ook staande
gehouden. Vele moeilijkheden stonden
Van Haller in den weg: hij moest zich
op éénmaal afscheiden van al zijn
vroegere vrienden, over zijn plotselin
ge vroomheid veel spotternijen hooren,
maar hij genoot daarbij den zegen,
welke de Heer schenkt aan allen, die
Hem belijden voor de menschen. De
onverschilligheid omtrent het oordeel
van anderen, die hem altijd eigen was
geweest, kwam hem nu als wapen
goed te pas, maar hij liep tevens ge
vaar zich daarop te verheffen en zich
tegen zijn tegenstanders te verharden.
Zijn geheel© leven was veranderd; hij
schepte nu niet langer behagen in
het genot, dat pracht en weelde schen
ken, maar hij trachtte de dingen de
zer wereld te bezitten als niet bezit
tende, want zij waren geen noodzake
lijkheid meer voor hem sedert hij de
ééne parel van grooten prijs gevonden
had, wier bestaan hij vermo'ed had
toen ze hem nog onbekend was.
Johanna, die reeds meer dan twee
jaren zijn vrouw was, hielp hem naar
haar krachten zijn huishouden in te
richten naar de voorschriften van
Gods Woord, terwijl zij zelve het
ideaal trachtte nabij te komen, dat
Petrus ons voor oogen stelt; maar dit
gelukte haar niet altijd, want zij had
veel strijd te voeren tegen haar karak
ter, en de kalme rust, die te Schön
heide heerschte, ontbrak nog maar al
te veel in haar huis. Gewoonlijk was
het één of ander niet in orde en wan
neer zij dan om den mond van haar
man den spotachtigen glimlach zag
spelen, die haar vroeger zoo ergerde,
vloog het bloed haar naar de wangen
en antwoordde zij wel eens op scher
pen toon, hetgeen zij echter dadelijk
weder door verdubbelde zachtmoedig
heid trachtte goed te maken.
De stilte, die zoo menig jaar te Beu
kenheuvel geheerscht had, was ver
dwenen, het huis stond voor allen
open, maar het meest voor geloofsge
nooten.
Johanna's ouders en haar zuster.
brachten er het grootste gedeelte van
den zomer door, de oude graaf bracht
den winter liever in den gezelligen
kring zijner vrienden te Berlijn do<>r
en in het voorjaar gingen zjj geregeld
naar Karlsbad. Helena hield haar
ouders daar gezelschap; zij was nog
altijd even werkzaam als vroeger.
Haar voornaamste streven was een
maal tot de maagden te behooren,
wier lampen brandende zullengevon
den worden als de Bruidegom komt.
Ook voor den tijd, dien zij te Beuken-
heuvel doorbracht, had zij een werk
kring gezocht; zij was voor Johanna
een groote hulp bij het bezoeken der
dorpsbewoners; deze had hiertoe wei
nig geschiktheid en had met al haar
zorgen voor haar man en haar zoon
tje en de trouwe waarneming barer
huishoudelijke plichten de handen vol.
Te Schönheide heerschte nog altijd
denzelfden geest, daar was nog steeds
het Woord Gods een lamp voor den
voet en een licht op het pad; allen ge
voelden echter nog de leemte door
den dood der oude dame veroorzaakt
en haar kamer werd nog steeds als
een heiligdom beschouwd. - Allen on
dervonden het gemis van haar troost
woorden en van haar liefdevollen
raad, en Anna en de heer Van Men
gen gingen nog menigmaal naar haar
kamer, alsof zij hun daar nader was
dan ergens anders.
(Wordt vervolgd).