NIEUWE LEIOSCHE COURANT
van
WOENSDAG 14 NOV. 1928.
TWEEDE BLAD.
Gewijde en Ongewijde
Historie.
EEN HF.H.IGDOM AAN DEN SINA
Op de vraag, van welk volk de ver-
eeringr van Jahweh, den God Israels,
oorspronkelijk afkomstig is,, is in den
nieuweren tijd door verschillende
Oudtestamentische geleerden een ver
schillend antwoord gegeven.
Délitzsch heeft de meening verkon
digd, dat Jahweh een oorspronkelijk
Amoritische Godheid zou zijn, die
reeds een tiental eeuwen voor Mozes
in Babylonië vereerd werd.
De feiten hebben evenwel, gelijk we
de vorige week aantoonden, Délitzsch
niet in het gelijk gesteld. Er heeft
nooit een Babylonische god Jahoe of
Jahwe bestaan; dit behoort tot het rijk
der phantasie.
Anderen hebben de opvatting verde
digd, dat de Jahweh-vereering van het
Sinaï-schiereiland afkomstig is, met
name dat Jethro, Mozes' schoonvader,
reeds Ben Jahwehvereerder zou zijn
geweest.
Dé voornaamste tekst, waarmede
men deze meening staaft, is Ex. 3 vs. 5.
Toen Mozes het brandend braam
bosch zag, waarin hem de Engel van
Jahweh verscheen, en hij zich daar
heen begaf om dat buitengewone ver
schijnsel wat nader te bezien, om te
weten te komen, waarom dat bran
dend braambosch niet verbrandde
riep God tot hem midden "uit het
braambosch: „Mozes! Mozes!"
Mozes antwoordde: „Hier ben ik!"
God zeide: „Kom niet naderbij! Doe%
uw sandalen van uw voeten, want de
grond, waarop gij staat, is heilig
land!"
Prof. Böhl vertaalt deze laatste
woorden aldus: „De grond waarop gij
staat, behoort tot het terrein van een
heiligdom!"
Of deze vertaling juist is zullen wij
straks zien.
Eerst zullen wij een uiteenzetting
geven van de theorie, waarvan deze
vertaling een uitvloeisel is.
De Horeb of Sinaï aldus Prof.
Böhl is reeds vóór Mozes een plaats
van Godsvereering geweest, gewijd
aan den dienst van den God Jahoe.
Deze God werd hier vereerd als de
vro.a van het verterend vuur. Daaraan
ontleent de „berg Gods" zijn dubbelen
naam: Horeb ziet op Jahweh als
den Verwoester- Sinaï op Dengene,
Die „in het braambosch woont".
Mozes betreedt het heilige terrein
zonder het te weten. Nieuwsgierig wil
dij de plaats naderendaar ver
neemt hij een stem, die hem roept, die
hem waarschuwt. En die geheimzinni
ge stem roept hem bij zijn eigen naam,
al meent hij in die streek een vreem
deling te zijn, eenzaam en onbekend.
Hij mag de heilige plaats, die hij
onbewust heeft betreden, niet roeke
loos naderen; ook mag hij het stof der
steppe niet overbrengen naar het ter
rein van het heiligdom. Hij moet dus
zijn sandalen losdoen: tevens het zin
nebeeld voor het achterlaten van alle
aardsche beslommeringen.
En nu openbaart de God, Die hier
In het eeuwig brandende vuur ver
eerd wordt, zich aan Mozes, niet als
een onbekende God, maar als de God
van zijn vader en van de -tamvaderen
van zijn eigen volk en geslacht!
Vol ontzag omhult Mozes zijn gelaat
en thans ontvangt hij de goddelijke
roeping tot bevrijder van zijn onder
drukt volk.
Biedt het Schriftverhaal voldoenden
grond voor een verklaring van Ex. 3
vs. 5 ais In bovenstaande gegeven
wordt?
Wij gelooven van niet, doch achten
integendeel dat hier den tekst geweld
wordt aangedaan door een vooropge
zette theorie.
FEUILLETON.
God is mijn heil.
80) —o—
Elize had de correspondentie bijge
houden en raad gegeven, terwijl Ma
rie zeer nauwkeurig alles had uitge
voerd.
Maar nu had zich over dat alles een
waas van weemoed verspreid, zoodat
zij zich de b^ste daden en kleine ge
noegens en teleurstellingen, in dezen
tijd ondervonden, liever niet te binnen
riepen, want zij hadden alles gedaan
met het oog op een blijde vereeni-
ging met de haren.
Zoo zaten de zusters lang bijéén,
zich wederzijds haar gedachten over
den verloopen tijd mededeelende en
troost zoekend ebij Hem, op wien haar
grootmoeder haar altijd gewezen had
Breede schaduwen breidden zich
over liet gras uit, de schemering hul
de de boomen in een grauwen sluier,
de rijtuigen der gasten reden weg, en
zij zwegen langzamerhand, ieder bij
nchzelve alle^ overwegende wat zij
ondervonden hadden, terwijl de kin
deren, bij wie de smart zoo voorbij
gaande is, in de laan samen speelden.
Vóórdat z'ii echter naar huis terug
keerden vilden zij nog eenmaal het
graf bezoeken.
Toen zij het hek van het kerkhof ge
opend hadden en binnentraden, zagen
In de eerste plaats merken wij op,
dat, als Jahweh de Naam is van den
God, naar Wien de Horeb de „berg
Gods" genoemd werd, de Naam van
dézen Berpgod toch aan Mozes bekend
had moeten zijn.
Dan had hij juist bij dezen berg niet
behoeven te vragen, hoe de Naam
van den God was, Die Zich aan hem
openbaarde, gelijk Hij deed blijkens
Ex. 3 vs. 13.
Hieruit blijkt reeds, dat de gedachte
alsof er hij den Sinaï een aloud heilig
dom van Jahweh zoU zijn, geen steun
vindt in het verhaal, dat de Heilige
Schrift ons betreffende de roeping van
Mozes mededeelt.
Nu komen we tot de kwestie der
vertaling van Ex. 3 vs.*5
Wanneer we eenige andere vertalin
gen openslaan, blijkt ons, dat Prof.
Böhl met zijn overzetting van dezen
VB.kst alleen staat.
Zoowel de Statenvertaling als de
moderne Leidsche vertaling hebben
hier: heilig land (heilige grond).
De Kantteekenaren merken terecht
bij deze plaats op, dat er in het He-
breeuwsch staat: „is aerde der heylig-
heyt". Te weten geheylight door de
tegenwoordigheyt ende verschijninge
Godes, buyten dewelke het was als
ander lant".
Dat deze vertaling juist is, blijkt
ook, als wij Schrift met Schrift verge
lijken.
Toen Jozua den aanvoerder van het
heir des Heeren ontmoette, sprak de
ze tot Jozua: „Doe uw sandalen van
uw voeten, want de plaats, waarop gij
staat, is heilig". (Joz. 5 vs. 15).
Wel niemand zal uit dezen tekst de
conclusie trekken, dat er bij Jericho
een heiligdom van Jahweh bestaan
heeft!
Nu rest ons nog even de vraag te
behandelen, waarom de Horeb reeds
vóór de verschijning des Heeren de
„berg Gods" genoemd wordt.
Dit is te verklaren uit het spraakge
bruik der Heilige Schrift, die zich op
het standpunt der te-boek-stelling
plaatst, die soms in veel later tijd
plaats had, dan de medegedeelde fei
ten plaats vonden. In dien zin spreekt
Mozes. als hij de verschijning des
Heeren bij dezen berg in de herinne
ring terugroept, reeds proleptisch (van
te voren) van den „Berg Gods".
zij iemand tegen Jen muur geleund
staan. Het was de heer Van Haller.
Zij hadden hem des morgens onder
het gfoote aantal menschen niet opge
merkt; eigenlijk haddên zij niemand
herkend. Zijn gelaat droeg de sporen
van diepe aandoening, hij groette
haar hartelijk maar ging dadelijk
heen, waarschijnlijk om haar niet
door zijn tegenwoordigheid te storen.
Nadat zij gebeden hadden keerden
zij terug en vondèn hem bij het hek
staan, waar hij haar afgewacht had.
Hij deed het achter haar toe, en nadat
hij een wijle zwijgend naast haar had
geloopen zeide hij tot Hedwig: „Ik zou
zoo gaarne woorden vinden om u te
troosten in deze zware beproeving,
maar daar ik 'er zelf al de diepte van
ondervind, gevoel ik ook de ongenoeg
zaamheid van allen troost. Wat heb ik
niet aan de zalige ontslapene te dan
ken! Zij was het, die mij het eerst de
nietigheid der aardsche vreugde en de
heerlijkheid van den smallen levens
wee aantoonde. O, had God haar toch
nog langer gespaard om mij tot raads.
vjouw te verstrekken en om te bele
ven, dat ik werkelijk met vaste schre
den dat pad bewandelde!"
Hedwig zweeg dewijl zij zijn aan
doening eerbiedigde en deelde: hij
sprak slechts de gevoelens van haar
eigen hart uit en zij wist niet, hoe zij
woorden zou vinden om hem te ant
woorden. Maar hij verwachtte, dat zij
iets zou zeggen, zij herinnerde zich
Cand. J. Dijk te 's Gravenhage is
voornemens Zondag 13 Januari a.s.
zijn intrede te doen bij de Geref. Kerk
van Sellingen, na vooraf te zijn beves
tigd door zijn neef, Dr. K. Dijk van
's Gravenhage-West. V
Ds. M. Overduin hoopt a.s. Zon
dag afscheid te nemen van de Oud-Ge-
ref. Gem. te Utrecht, om Zondag 35
Nov. d.a.v. te Dordrecht zijn intrede te
doen, na vooraf te zijn bevestigd door
Ds. J. van Wier, van Rijssen.
Zondagmorgen nam Ds. J.G. L.
Brouwer, wegens vertrek naar Alohen
aan den Rijn afscheid van de Ned.
Herv. Gem. te De Meern.
Hij bepaalde de gemeente, die in
Srooten getale was opgekomen, bij 1
Petrus 1 vs. 25.
Na afloop hield hij toespraken tot
de verschillende corporaties en perso
nen, o.a. tot den burgemeester van
Oudenriin, die mede aanwezig was.
Als consulent en vertegenwoordiger
van den Kring Utrecht sprak Ds. Grol-
le van Utrecht, namens de gemeente
Oudenrijn Oskam, die verzocht toe te
zingen Psalm 121 "vs., 4.
Na afloopmaakten velen van de
gelegenheid gebruik om Ds. en Mevr.
Brouwer nog voor hét laatst de hand
ie drukken.
Dr. J. H. BAVINCK.
Naar Ds. K. van Anken in de Delft-
sche Kerkbode" mededeelt, ligt het in
de bedoeling, dat Dr. J. H. Bavinck,
met ingang van 1929 zijn werk te
Heemsiede zal beëindigen om dan zijn
volle kracht te geven aan zijn voorbe
reiding voor zijn taak: studie van het
Javaansch en dan voorts de missionai
re vakken, waarin het Zendings-exa-
men hem zal hebben te onderzoeken.
Een vol jaar denkt hij zich hieraan
te geven, om dan wel toegerust, naar
gehoopt wordt begin 1930 zijn bestem
ming te volgen naar Solo. waar hij d&p
nog eenige maanden kan werken, in
genwoordigheid van Dr. van Andel,
vóór deze met verlof naar Holland
komt, gelijk in. het.plan ligt.
BETHSAiDA,
Gisteren is Ds. J. A. Tazelaar, Ge
ref. predikant te Rotterdam, voor 10
dagen naai Dieppe vertrokken, om al
daar in opdracht van de vereeniging
„Bethsaïda" onder de Hollandsche
visschers te arbeiden.
dat haar grootmoeder het zeker zou
gewenscht hebben. En in deze dagen
van groote droefheid was zij minder
verlegen en kostte het haar minder
moeite vrij uit te'spreken. Zij ant
woordde zacht:
,.De aardsche leidsvrouw is ons ont
nomen, maar de barmhartige hemel-
scfie Vader, die de eeuwige liefde is,
blijft bii ons. Hij heeft haar misschien
uit onze oogen verwijderd om ons
meer met Hem te vereenigen, die de
eenige is, die ons in leven en dood
bijblijft. Hij zal ons troosten, Hij doet
het reeds en zal-ook u bijstaan".
De heer Van Haller zag haar bewo-
wandelden zij zwijgend naar huis,
Het was daar ledig geworden; alle
gasten waren vertrokken behalve één,
wiens tegenwoordigheid Hedwig meer
vermoed dan geweten had: Willem.
Hij stond met den heer Van Mengen
aan het venster van de eetkamer, toen
Hedwig en haar zusters met den heer
Van Haller binnentraden. Hedwig
voelde dat zijn blik op haar rustte.
Haar bleek gelaat, dat zoo veel meer
uitdrukking had verkregen en welks
scnoonheid door de diepe smart nog
verhoogd was, boeide hem onwille
keurig.
Toen de heer Van Mengen zijn gast
uitgeleide deed, kwam hij naar haar
toe. Hij was eentgszms verlegen, want
li-et was de eerste maal dat hij hafir
wederzag, omdat hij gemeend had
Ook de formulieren- en gezangen-
boeken zullen herzien worden.
SCHOOL EN KARAKTER.
Bij gelegenheid van een prijsuitdee
ling heeft Dr. Bond, een vooraanstaan
de figuur aan de Universiteit van
Cambridge, een rede gehouden over
den dienst van de school in de vor
ming van het karakter.
Hij verklaarde, dat het hoogste,
goed, dat een school aan haar leer
lingen mede kan geven is het vermo
gen om vol te houden met werk, ooli
nadat het vervelend of onaangenaam
is geworden.
Het ia volgens hem onzin, dat alles
interessant moet gemaakt worden
voor den leerling. En vooral voor die
genen. die zich later a^ji wetenschap-
pelijken arbeid zullen zetten, is. het
leeren volharden ook onder onaange
name of vervelende omstandigheden
uiterst gewenscht.
Het met lepeltjes vol voorzetten
van de onderwijsstof vormt een ge
slacht, dat onbekwaam is zelf beslis
singen te nemen,
De tegenwoordige richtingen in de
opvoeding kan men rangschikken on
der twee hoofdstroomingen: óf men
maakt het den leerlingen al te gemak
kelijk en te interessant, óf de leerlin
gen genieten een volkomen vrijheid
om zichzelf op te voeden en te onder
wijzen onder zeer geriefelijke on>
standigheden.
Dit alles zal leiden tot een volkomen
vermijding van alles wat minder pret
tig is, hetgeen fataal is voor de op
groeiende jeugd, die leeren moet ook
het minder prettige routinewerk met
lust te volbrengen.
Het kan zijn, dat de nieuwe metho
den even goede of zelfs hetere resuUa-
ten afwerpen op intellectueel gebied,
maar dat zij een uitstekende gelegen
heid tot karaktervorming verwaarloo-
zen, acht deze Engelschman buiten
kijf.
SCHOOLBORDEN VAN LINOLEUM
Voor schoolborden maakt men in
den laatsten tijd ook gebruik van lino
leum. Zwart Waltonlinoleum, dik 3
3.6 m.M„ moet daarvoor zeer geschikt
zijn: het is gelijkmatig van oppervlak,
gemakkelijk met krijt te beschrijven
en goed te reinigen.
Het linoleum wordt met harskit op
het vooraf met lijmwater bestreken
muurvlak geplakt. Na het plakken
moet het goed en gelijkmatig op het
muurvlak worden gewreven, zoodat
het zich daarmede innig verbindt en
geen holle plekken ontstaan. Zoo noo-
dig kan een metalen of houten lijst
ter bescherming van de randen wor
den aangebracht.
Men gebruikt ook schoolborden van
linoleum, die zonder eind over rollen
loopen. Het reinigen geschiedt in het
algemeen met een vochtige, schoone
spons. Indien na verloop van tijd door
minder zorgvuldig reinigen een sterke
vervuiling intreedt, kan het oorspron
kelijke aanzien weer worden verkre
gen door afwassching met een meng
sel van 60 pet. brandspiritus. 33 pet.
water en 5 pet. geconcentreerd zout
zuur. Na deze reiniging moet met hel
der water flink worden nagewasschen.
In plaats van zwart kan men ook het
voor de oogen aangenamere donker
groene linoleum gebruiken.
C. HATTINK. f
Te Haarlem is in den euderdom van
69 jaar overleden ds. C. Hattink, em.-
predikant te Apeldoorn en het'Loo,
ridder in de Huisorde van Oranje.
Ds. Hattink werd candidaat te
Utrecht in 1881, predikant te Nieuw-
Vennep in Augustus 1882 en 9 Augus
tus 1885 te Apeldoorn. Sinds korten
tijd had ds. Hattink wegens ziekte
eervol emeritaat aangevraagd.
De teraardebestelling, een ander be
richt spreekt van crematie, zal plaats
hebben Donderdag 15 November a.s. te
Westerveld, na aankomst van trein
1.45 uur.
STATEN-GENERAAL.
TWEEDE KAMER.
Vergadering van gisteren.
Aigemeene beschouwingen.
De VOORZITTER, de heer J. H. Schaper
spreekt bij (Ie. opening van de vergadering
zijn beste wenschen uit voor het herstel
voor goed afscheid van haar t© ne
men; maar bij deze gelegenheid stelde
hij alle bedenkingen ter zijde.
Met de oude hartelijkheid drukte hij
haar de hand en ofschoon zij meende
reeds lang haar genegenheid over
wonnen te hebben en door de treurige
gebeurtenissen der laatste dagen al
liet andere te hebben ter zijde gesteld,
toch sloeg haar hart sneller en kwam
er een onmerkbaar gevoel van vreug
de, smart en verlegenheid over haar,
toen zij zich weder in zijn nabijheid
bevond.
„Gij hebt veel ondervonden, Hed
wig", zeide hij, „sedert wij elkaar
voor het laatst zagen; de lieve groot
moeder heeft er i»'j over gesenreven
en ik heb veel aan u gedacht en nu
zijn stem beefde nu gaan wij ge
bukt onder dezelfde smart".
„Grootmama heeft nog op het laat
ste oogenblik over u gesproken", ant
woordde Hedwig zacht.
„Ja, ik heb wel het meest verloren",
zeide hij op een wanhopigen toon, die
liaar hart deed inéén krimpen. „Zij
vervulde voor mij de plaats van mijn
ouders, mdjn tehuis, van het liefste, ja
l^et eenige wat ik op aarde bezat". Hij
wendde alle moeite aan om zijn ont
roering meester te worden en Hedwig
leed meer door het zien van zijn smart
clan door haar eigen droefheid,
Vroeger was Willem steeds haar
raadsman en trooster geweest en nu
moest zij hem moed en kracht inspre-
van den heer Ruys de Beerenbrouck.
De aigemeene beschouwingen over de
rijksbegrooting worden voortgezet.
De heer VERAAR'l (R.K.) 'ziet het parle
mentair herstel in de vorming van een
parlementair programma ministerie en
wijst op de belangrijke sociale paragraaf
van het katholieke programma, dat vele
punten bevat, waarop een combinatie te
vinden zou zijn.
De heer VAN RAPPARD (Lib.) wijst op
den ongelukkigen toestand van den land
bouw en dringt aan op verbetering door
internationale regeling, bestrijding van
besmettelijke veeziekten, verbetering van
de voorlichting en het zoeken van nieu
we afzetgehieden.
De heer KERSTEN (S.G.P.) betoogt, dat
de overheid niet regeert bij de gratie des
volks, doch bij de gratie Gods. Hij kan
zich dan ook niet vereenigen met hen, die
op revolutionair standpunt staande, klaag
den dat de volkswil in deze regeering niet
voldoende tot zijn recht komt. Spreker ziet
wel een antithese, maar een andere dan
de coalitie, de antithese n.l. tusschen hen,
die staan tegenover de ordinant'ën Gods
en hen, die zich daaraan willen onderwer
pen.
De antirevolutionair0 partij, die ontkent,
dat de overheid het recht heeft den Anti
christ ter aarde te w erpen, verminkt art.
36 der geloofsbelijdenis. Spr. verdedigt Da-
thenus, den grooten gereformeerde, tegen
aanvallen denr anti-revolutionairen thans
op hem gedaan. Spr. wil de' gereformeer
de grondslagen gehandhaafd zien, niet de
christelijke waaronder men alles kan ver
staan. Spr. bepleit samengaan van de pro-
testantsche partijen op den grondslag van
de aloude gereformeerde belijdenis. Spr
besluit met den luiden roep, dat ons volk
wederkeere tot, de verlaten wegen.
De heer BULTEN (R.K.) bespreekt het
salarisvraagstuk. 1-Iij betwijfelt or er een
oplossing is gevonden.
De heer KORTENHORST (R.K.) wijst cp
de evolutie der denkbeelden op het gebied
der handelspolitiek. Spr. wenscht een dub-
beltarief, waarin zooveel mogelijk artike
len moeten worden opgenomen, die hiér
niet worden vervaardigd of artikelen van
weelde.
De heer J. TER LAAN (S.D.) betoogt
dat in het land twee personen een slech
ten naam hebben: Colijn en De Geer, maar
hij wil de meening post doen vatten, dat
men niet personen, doch partijen verant
woordelijk moet sizlien.
Deze Regeering heeft belastingverlaging
ingevoerd, waarvan de kleinen niet of zoo
goed als niet hebben geprofiteerd- Spr.\
meent dat er een andere politiek moet ge
voerd worden en hoopt, dat de uitslag van
de stembus dit mogelijk zal maken.
De heer SCHOUTEN CA.R.) betoogt, dat
z.i. op te -uime schaal personeel op ar-
beidscontrac. wordt aangesteld en dringt
er op aan, dat daarin spoedig verandering
komt. Gaarne zou spr. zien, dat, in af-'
«.•achting van de totstandkoming van een
regeling, geen uitbreiding werd gegeven
aan de aanstelling van personeel op ar
beidscontract.
Spr. maakt nog eenige opmerkingen
aan het adres van de heeren Kersten en
Lingbeek. In de rede van den eerste had
hij wel het advies gehoord: zoekt elkau
der, maar van hei zoeken had hij daarin
overigens niet veel bespeurd. De heer
Lingbeek heeft van de rede van den heer
Heemskerk een onjuiste resumtie gegeven
en daarop een bestrijding gebaseerd. In
strijd met alle historische gegevens wai
het toen de heer Lingbeek zeide, dat de
uit'.irevolutionairen van de wederdoopers'
afstammen, maar laster was het toen hij
den antirevolutionairen verweet, dat zij
hun gedragslijn hebben gewijzigd om re-
geeringszetels te kunnen bezetten.
De VOORZITTER kan het woord „las
ter" niet toelaten.
De heer SCHOUTEN zal dan zeggen, dat
de heer Lingbeek, na een onjuiste con
structie van historische gegevens te heb
ben gegeven, een nieuwe onjuistheid heeft
geconstrueerd, die nergens op steunde,
dan op zijn eigen fantasie. Voortzetting
van de discussie met zulk een afgevaar
digde is in de toekomst niet mogelijk dan
nadat hij van deze bestrijdinsgwijze af
stand heeft gedaan of zijn bewering heeft
bewezen.
De heer Kersten heeft gezegd, dat de an
tirevolutionaire politiek de jeugd in de
armen van het socialisme drijft. Wie dit
beweert, moet bev» ijzen, dat de actie der
anti-revolutionaire partij de jeugd af
houdt van de chr. sociale actie en dat met
name de staatkundig-gereformeerde poli
tiek haar daartoe wel brengt. Wat art 36
ken, maar zij gevoelde, dat zij zelve
daardoor sterker werd en verplicht
zichzelve te vergeten en op te zien
naar den eenigen Trooster. Zij sprak,
niet over haar eigen droefheid, maar
over de ontslapene, haar geloof, haar
troost, haar kracht, over de woorden
van de heilige Schrift waaruit zij
sterkte geput had. Zij werd hierdoor
zelf rustiger en kalmer en zag, dat ook
Willem zijn bedaardheid herkreeg.
De heer Van Mengen kwam terug,
ging naar hem toe en zeide: „Willem,
mijn moeder, die u als een zoon lief
had, is wel niet meer, maar mijn wo
ning is de uwe, mijn tehuis het uwe,
mijn familie de uwe, dat weet gij; al
les blijft bij het oude, behalve, dat wij
allen een smartelijke leegte zullen on
dervinden".
De twee heeren drukten elkaar de
hand. Hedwig ging het vertrek uit en
liet hen alleen.
Gedurende de volgende dagen had
de heer Van Mengen een zware taak
te vervullen en toch de eenige daar hij
?ich toe zetten kon en waarbij Willem
heüi steeds de behulpzame hand bood:
Let schikken van de papieren der oude
mevrouw.
Mevrouw Van Steendorp hield
zich daar ook van tijd tot tijd mede
bezig, maar het kostte haar altijd veel
moeite de brieven na te lezen^ die zij
vroeger in de banden harer moeder
had gezien, zoodat haar broeder haar
vriendelijk verzocht het sa te laten.
KERK EN SCHOOL.
NED. HERV. KERK.
Aangenomen: Naar Oosterhau-
le en' Scharsterbrug, F. G. Willekes te
Drogeham.
te1?1
GEREF. KERKEN.
Beroepen: Te Maastricht, K. W.
Dercksen, cand. te Gouda. Te Nieuwer-
oord, A. H. Piersma te Sleen
EVANG. LUTH. GEM.
Beroepen: Te Groede, H. L. G.
Ouwerkerk, proponent te Amsterdam.
EERVOL ONTSLAG.
Het Provinciaal Kerkbestuur van
Zeeland heeft aan Ds. G. C. Postma,
predikant te Biggekerke (Classis Mid
delburg) wegens zijn benoeming tot
Algemeen Secretaris van bet Neder-
landsch Jongelingsverbond, eervol
ontslag verleend uit zijn bediening
met toekenning van de emeritaats-
bevoegdheid.
TOT DE EVANGELIE-BEDIENING
TOEGELATEN.
Het provinciaal kerkbestuur van
Noord-Brabant met Limburg heeft tot
de Evangeliebediening in de Ned. Her
vormde Kerk toegelaten de candidaten
H. van Reken in Den Haag en G. W.
K. Hugenholtz te Utrecht.
BEVESTIGING, INTREDE EN
AFSCHEID.
--- Ds. J. L. de Vries, die Zondag j.l.
afscheid nam van de Chr. Geref. Kerk
te 'Rijnsburg, hoopt Zondagavond 2b
November dus niet op 28 Novem
ber intrede te doen in de Chr. Geref.
Kerk te BussumNaarden, na des
morgens bevestigd te zijn door Ds.
Joh. Jansen van Leiden'.
KAN EEN GEMEENTE ONDER EEN
BONDSDOMINé BLOEIEN?
Men weet, dat Ds. C. A. Lingbeek,
de vragenbus-redaeteur van het con
fessioneel weekblad^ „De Geref. Kerk"
niet zeer vriendelijk, denkt over predi
kanten der Ned. Herv. Kerk, die tot
den Gereformeerden Rond behopren.
Te begrijpen is, dat de „Waarheids
vriend". het Bondsorgaan, daarover
niet zoo erg te spreken is.
Nu troffen we dezer dagen, zegt de
ftotterd., in laatstgenoemd blad een
mededeeling uit Hilversum aan.
Sinds kort is daar werkzaam Ds. W.
van Lokhorst, voorheen te Delf sha
ven.
„Het heeft daar in Hilversum lang
geduurd", zoo schrijft Ds. M. Jonge-
breur in de „Waarheidsvriend", „eer
zij een Bondsdomïnée hadden. Vroe
ger waren de Confessioneelen daar
o zoo bang voor zoo'n „Kerk-verwoes-
ter".
Maar nu zij, met veel strijd, er
eenmaal een hebben, valt het bUj'k-
baar niet tegen. Van dat verwoesten
der Kerk wordt nog maar weinig be
speurd.
IntegfcJidee-1, ik hoorde laatst eens,
dat de Hilversumsche gemeente nu
juist bloeide.
Zou dat mogelijk zijn?
Dat kan een vraag worden voor de
Vragenbus van Ds. Lingbeek in „De
Geref. Kerk", n.l.: „Kan een Gemeente
onder een Bondsdominée bloeien? 1
Als hij er een goed antwoord op geeft
stuur ik hem een guldon voor de kas
van deH. G. S. (Hervormd Geref.
Staatspartij)!"
DE LUTHEH-BIJBEL.
De Duitsch-Evangelische Kerk heeft
een herziening van den Luther-bijbel
in voorbereiding, waarbij tevens ge
tracht za! worden, bekende Bijbel
plaatsen, waaraan de Gemeente ge
hecht is, ongewijzigd te: laten.