CHRISTELIJK D AC BLAD voor LEIDEN en OMSTREKEN
Dil nummer bestaat nit TWEE Bladen.
Belanariikste nieuws in dit Kommer.
9<>e JAARGANG DINSDAG 13 NOVEMBER 1928NUMMER 2590
NIEUWE LElDSCHE COURANT
Bureau: Hooigracht 35 - Leiden Telefoonnummer 2778
Postbox 20 Postgiro 58936 Aangesloten op het Streeknet Lisse
ABONNEMENTSPRIJS
In Leiden en buiten Leiden
waar agenten gevestigd zijn
Per kwartaal. 2.50
Per week I 0.19
Franco per post per kwartaal I 2.90
EERSTE BLAD.
Het doel.
Wanneer men zoo hier en daar zijn
oor eens te luisteren legt, dan ver
neemt men nog al eens de vraag: Hoe
staat het nu toch eigenlijk met de
mogelijkheid van samenwerking tus-
schen de groepen die vroeger de Coa
litie vormden? Gaat men wat dieper
daarop in, dan komt al spoedig de ge
dachte boven, dat het toch beter was
zooals vroeger toen men tevoren tot
een accoord kwam en dus de inzet
van den verkiezingsstrijd anders was.
Hoewel ook wij meenen dat er alle
reden is om tevoren de groote richtlij
nen van de politiek der komende pe
riode samen onder de oogen te zien,
meenen wij toch, dat aan de andere
zijde niet vergeten moet worden, dat
vroeger, meer dan nu, aanleiding be
stond om het eigen zelfstandige pa
rool voor het gemeenschappelijke in te
ruilen. Daartegen heeft dr. Kuyper bij
hi rlialing gewaarschuwd.
Maar er is wel iets anders waarop
gelet moet worden. Vooral voor de
groote partijen is het voordeel van de
electorale verkiezingsactie onder het
tegenwoordig stelsel belangrijk. Het
gevolg daarvan is dat men licht toe
geeft aan den drang om een groot
aantal zetels te verwerven en daarbij
over het hoofd ziet de mogelijkheid
om een regeeringsmeerderheid met
anderen te vormen.
Zooals de partijverhouding in ons
land nu is, en naar menschelijke bere
kening nog jaren zijn zal, is het on
mogelijk voor een der politieke par
tijen om zelfstandig een regeering te
vormen. Er zal dus steeds naar sa
menwerking gezocht moeten worden.
Naar onze meening moeten de par
tijen die mogelijkerwijze straks geroe
pen worden om tezamen een regeering
te vormen, veel meer dan tot heden,
rekening houden met betgeen op de
verkiezing volgen moet. Voor ons is
13 zetels in een Kamer waarin de on
derlinge verhouding niet door verkie
zingsmanoeuvres bedorven is, meer
waard dan 14 zetels als vrucht van
een actie gedeeltelijk tegen bondge-
ncoten gevoerd. Hetzelfde geldt ook
voor de Christelijk Historische Unie
en eveneens voor de Roomsch Katho
lieke Staatspartij.
Wij leven nog betrekkelijk kort on
der het stelsel der Evenredige verte
genwoordiging en moeten nog veel
leeren. Z-oolang we een rechtsch par
lementair Kabinet hadden ging de
samenwerking gemakkelijker dan nu
we dat missen.
Daarom moeten wij, en ieder die
prijs stelt op het terugkeeren van een
rechtsch ministerie, in den komenden
vtrkiezingsstrijd ons onthouden van
jacht naar succes ten koste van ande
re partijen.
Dat wil natuurlijk niet zeggen, dat
wij onze beginselen niet voorop stel
len. Integendeel, wij hebben in het
verleden de bewijzen dat juist na een
opgewekten strijd die werd ingezet
met de leuze „Wij Calvinisten" de
hartelijkste samenwerking mogelijk
was. Een' partij die zelf bij het begin
sel leeft wil gaarne met beginselvaste
bondgenooten samenwerken. Die re
gel geldt wederkeerig.
Daarenboven is er thans meer dan
ooit reden om beginsel tegenover be
ginsel te stellen. Het gaat, ook in de
komende verkiezing, om het behoud
of het verlies van den voortbouw aan
de bevestiging van de Christelijke
grondslagen van ons volksbestaan.
Maar in de tactiek zij er gematigd
heid.
Er is spoediger iets te bederven dan
goed te maken, dat heeft óns Novem
ber 1925 geleerd.
Naar het ons voorkomt zijn wij be
zig om die les ter harte te nemen. Wij
en anderen met ons.
STADSNIEUWS.
HAARLEMSCHE
ORKESTVEREENIGING.
Er zijn eigenlijk twee Rosamunde-
ouvertures. Dat zit zoo: Een theater-
secretaris flanste het libretto van een
romantische operette in elkaar: „Die
Zauberharfe". Schubert schreef een
ouverture en verdere muziek. Dank zij
de muziek werd het werk twaalf
maal uitgevoerd. Toen werd het niet
meer gespeeld. Alleen de ouverture
handhaafde zfch als orkeststuk en
ging door voor Rosamunde-ouverture.
Twee jaar later componeerde Schu
bert de eigenlijke „Rosamunde'-ouver-
ture, die eerst verscheen als inlei
ding van zijn, ook alweer verdwenen
opera „Alfonso und Estrella". Dezelf
de ouverture gebruikte hij in 1823
voor ..Rosamunde von Cypern".
Schubert's dramatische werken wa
ren ééndagsvliegen. Zijn symphonische
inleidingen hebben glansrijk de wisse
lende modes en wsselvalligheden van
den muzikalen smaak getrotseerd.
Wij hoorden gisteravond de eerstge
noemde ouverture. Met breed© ac
eoorden zet het Andante in, tweemaal
beëindigd voor een fermate. Dan hef
fen hobo en klarinet een klagende
melodie aan. Het strijkorkest neemt
zo over en brengt ze naar een anderen
toonaard, waarna allerlei oplossin
gen en speelsche verdeelingen van 't
motief weer terugleiden naar den do
minant. Deze inleiding is droefgeestig.
Maar nu heffen de eerste violen het
eigenlijke hoofdthema aan, dat echt
zonnig en vroolijk is. De fluit jodelt en
weldra zingt en bruist het geheele or
kest. Een zangerig neventhema wordt
vertolkt door klarinet en fagot. Een
mooie begeleidingsfiguur van de cello
neemt den vorm van een thema aan,
dat de reprise, de herhaling, inleidt,
die tenslotte voert naar een bruisend
slot. Zeldzaam zangerige muziek. Bij
wijlen zingt 't heele orkest en schijnt
te vallen van 't eene lied in 't andere.
Van Beinum had zich blijkbaar ge
heel op Schubert ingesteld. De vertol
king van de ouverture „Die Zauber
harfe" was uitnemend. Hetzelfde mo
gen we getuigen van de voordracht
van de „Unvollendete Symphonie" van
S hubert. Aangezien we de vorige
week nog weer tamelijk uitvoerig
over dit werk schreven, kunnen we ons
ontslagen rekenen, nog eens er een en
ander van mede te deelen. De uitvoe
ring was correct en muzikaal; niet het
minst van het tweede deel, het An
dante gaf Van Beinum een zeer poëti
sche interpretatie. Er werd zeer mooi
gespeeld.
Daarna hoorden we „Pastorale Va-
rieé" van Gabriël Pimé, voor 7 blaas
instrumenten.
De bezetting was: Spies, fluit;
Nienhuys. hobo- Strikkers, clarinet;
Alberts-Schulpzand, fagot; Van der
Beek, hoorn; De Vries, trompet.
Het werk berust op een thema,
waarhij men aan de 18de eeuw wordt
herinnerd. Heel mooi is al dadelijk
de introductie, waarbij achtereenvol
gens hobo, clarinet en fluit optreden,
die dan bij tweeën fugatisch worden
gecombineerd. Na de inleiding komen
de variaties, waar., an 't humoristische
niet valt te miskennen, al was het al
leen maar door de eigenaardige fi
guur van de fagot aan het einde van
eike variatie. Een mooi werk, dat heel
verdienstelijk werd voorgedragen.
Na de pauze de eenige Symphonie
(d kl. terts), welke Cesar Franck heeft
geschreven.
Toen Charles Gounod de eerste keer
dat deze Symphonie gespeeld werd,
om een oordeel werd gevraagd, ver
klaarde hij. 'at dit werk was „de on-
m*« bt tot dogma verheven". Latere
geslachten hebben anders geoordeeld
en thans wordt het beschouwd als
een monumentaal meesterwerk waar
in Franck aile technische middelen
van do groote symphonisten vóór hem
b H>ft gebezigd, terwijl hij de klank
kleuren uitbre>dt door ook de z.g. En-
gelsche hoorn een partij te geven,
wat in Syinphonieën niet geoorloofd
was. Het aantal motieven is talrijker
K »val is; maar daar staat tegenover
dan gewoonlijk in een symphonie het
dat die in een zeldzaam logisch ver
band 7ijn verwerkt
Het eerste deel: het lento dat zon
der, rust overgaat in het Allegro non
troppo, is geweldig zwaar van bouw.
Een brok muziek dat alle aandacht en
spanning vraagt. Franck was een die
pe, mijmerende geest, die aan den die
pen ernst van Beethoven en diens
voorliefde voor het uitwerken van
diepzinnige gedachten, de zucht naar
klaarheid van vorm bezat, welke zoo
zeer door de Franschen wordt be
mind. En voor alles was hij het
grootste deel van zijn leven organist
aan de St. Clothilde te Parijs een
zeer religieus man. Zijn symphonie,
hoe stoer van bouw, mist alle zinne
lijke effecten. M©n hoort er voortdu
rend den orgeltoon uit. Dat spreekt
misschien wel het duidelijkst uit het
Allegretto, aanvangend met liarpge-
tokkel en de pizzicati van 't strijkor
kest. Achtereenvolgens hoort men dan
engelsche hoorn, alt-violen, waldhoorn
en cello boven die begeleiding in een
heel mooi thema naar voren komen.
Dan valt het strijkorkest in en nu
wordt alles steeds voller van klank,
gelijk bij een orgel.
Heel mooi is ook het vervolg, waar
in het strijkorkest con sordine speelt.
Alles is even fijn en mooi van struc
tuur en zelfs het geestig element ont
breekt niet door een figuurtje van de
fagot.
Aan het slot, de finale, wordt vooral
duidelijk, hoe prachti Franck het ge
heel bindt tot een eenheid van mach
tige structuur. Symphonische muziek
is geen kerkmuziek. Maar wij voor
ors hebben het gevoel, dat juist deze
symphonie, met haar gewijd innerlijk,
liet juist in een groote kerk heel goed
zou doen.
De heer Van Beinum leidde met
groote energie en de H.O.V. gaf een
alleszins prijzenswaardige en gave
vertolking van het grootsche werk.
Velen zouden het zeker gaarne nog
maals willen hooren, want het is een
werk dat herhaalde belangstelling
vraagt. Jammer, dat de zaal maar half
was bezet. Maar die er waren hebben
genpten en hartelijk toegejuicht.
HERDENKING
WAPENSTILSTANDSDAG.
Een van de gulden regelen van den
vcrslaggeversarbeid is ongetwijfeld
deze, dat men daarbij eigen meening
op den achtergrond moet schuiven en
volkomen de objectiviteit betrachten.
Maarer zijn van die gevallen
waarin het vooral voor een orgaan
met een bepaalde kleur, zooals het on
ze, niet mogelijk is om aan dien gul
den regel te voldoen en een van deze
uitzonderingen moet helaas zijn het
verslag van de vergadering van de
afdeeling Leiden der Nooit-meer-oor-
log-federatie ter herdenking van den
wapenstilstandsda/ (11 Nov. 1918), die
gisteravond in het Nut van 't Alge
meen is gehouden. Niet alsof dit zou
gelden voor vergaderingen met een
anti-militairistische strekking in 't
algemeen (de driestar van gisteren
leert dit wel anders) 'maar slechts in
't bijzonder voor deze vergadering.
Hier toch voerden een tweetal spre
kers het woord, namelijk de heeren P.
G. Beentjes en J. A. van Sijn, uit Rot
terdam, waarvan we, wat betreft de
laatste, gaarne het gesprokene objec
tief weergeven, maar datzelfde kun
nen we niet doen ten opzichte van de
eerste, eenvoudig omdat het daai* niet
vatbaar voor is.
Doch laten we de volgorde van de
vergadering nemen. Ze stond onder
leiding van den voorzitter van de afd.
Leiden van de Federatie, dr. v. Thiel,
die in een kort openingswoord een
woord ter dankbare nagedachtenis
wijdde aan den onlangs overleden
generaal Kooleman Beynen, die zich
betoond heeft een warm pacifist te
zijn en er verder op wees dat in de
tien jaren van den wapenstilstand nog
bitter weinig voor den vrede is tot
stand gebracht, aan welke nalatigheid
ook Nederland schuldig staat.
Omdat de heer Van Sijn nog' niet
aanwezig was begon vervolgens de
heer Beentjes met zijn rede en de ver-
tconing van lichtbeelden daarbij,
maar spoedig werd hij gestoord door
de komst van den heer v. Sijn, die di
rect het woord verkreeg.
De heer Van Sijn ving zijn rede aan
met een voorlezing uit een brochure
van den heer Erich Eriksen, een man
die den oorlog heeft ondergaan, die
den oorlog heeft gezien als een hel
omdat hij de gruwelijke passie ervan
niet heeft ondergaan. In dien tijd was
de gasoorlog er nog niet en was de oor
log voor het begrip van de vele men-
schen, die nu wel zoo langzamerhand
gaan inzien, dat de gasoorlog beest
achtig is (dat woord beestachtig wil
spr. niet ontleden omdat het de dieren
beleedigen zou), nog fatsoenlijk. Maar
de .ontzettende tafereelen, die Erick-
sen beschrijft leeren dat anders. Spr.
leest dan een der tafereelen voor, een
aaneenrijging van bloederigheid en
lillend vleesch.
We herdenken thans de wapenstil
stand, gaat spr. dan voort, maar als
we om ons heen zien, dan bemerken
we, dat de oorlogsstoomketel weer
op fluten staat, wat met verschillende
bewijzen is aan te toonen. De oorlogs
materialen worden uitgebreid. Om
den haverklap hebben munitieont-
ploffingen plaats. Men leest van lucht-
manoeuvres, spiegelgevechten, waar
bij vele dooden vallen. Militaire con
tracten worden gesloten. Zoo is de toe
stand 10 jaar na den wapenstilstand.
En waarom dat alles? Waarom
ruimt Nederland die oorlogsroromel
niet op? Dan zou toch de Volkenbond
in beroering worden gebracht en
moest er ietg gebeuren. i
Kolonel van Munnekrede, die hier
gesproken heeft tegen eenzijdige ont
wapening, daartoe uitgenoodigd door
predikanten (God vergeve het hun)
heeft gevraagd of wij geen offers kun
nen brengen. Ja zeker kunnen wij dat:
Wij willen onze z.g.n. nationale trots
ten offer brengen. Maar dat durft men
niet. Daar zijn we te dapper voor.
Men zegt, dat men niet wil oorlog
voeren maar dat het leger is voor af
schrikking alsof de landen om ons
heen zoo bang zouden zijn en wij zoo
dapper. De soldaten worden er toch
toe opgeleid om in een bepaald geval
oorlog te kunnen voeren. Dat is toch
de consequentie. Er was dezer dagen
een journalist die schreef: Ik ben ook
tegen den oorlog, maar van die laffe
eenzijdigheid moet ik niets hebben.
Dus zou het moedig zijn om te ont
wapenen als allen het deden.
Maar van waar is toch die waan,
waardoor men het leger verdedigt
Het woord onafhankelijkheid heeft
a< bijzonder veel kwaad gesticht. Men
Leeft aan het nd het karakter van
een huis en niet van een weg voor het
wereldverkeer. Hoe dikwijls verdedigt
men niet zijn standpunt met die be
lachelijke vraag: Jij sluit toch ook je
deur 's avonds. Mijn antwoord is dan
altijd, aldus spr.: Ja zeker en ik leg
ook mijn kinderen niet voor de slaap
kamerdeur, zooals de overheid doet
met haar kinderen. Jij hebt dan ook
geen vaderlandsliefde, zegt men. De
zulken herinnert spr. aan de recht
spraak van Salomo tusschen de twee
moeder, die kijf den om een kindje.
De echte vaderlandsliefde bestaat
daarin, dat men, zooals de echte moe
der, alles liever heeft, dan dat het
voorwerp van die liefde eenig leed
geschiedt.
Spr. wijst er verder op, dat Bee-
laerts van Blokland, teruggekomen
uit Genève gezegd heeft: Wij diploma
ten kunnen niets doen. En daarom
heeft hij een beroep gedaan op het
volk om moreel te ontwapenen. Maar
intusschen blijft de dienstplicht be
staan. Is dat geen anachronisme. Ge
lukkig is er thans aangenomen: De
denstweigeringswet (waarom deze
naam; is dat ook weer niet gemeen?)
En daardoor kan men de weg tot mo
reel© ontwapening vinden, terwijl
men niet tegen de wet handelt. Deze
weg wijst spr de jongeren aan. Hij
bindt hen sterk op het hart te trach
ten langs dezen weg het ideaal: nooit
meer oorlog, te bereiken.
Een hartelijk applaus volgde op de
ze redevoering.
De heer Beentjes begon met te zeg
gen, dat de herdenking van een wa
penstilstand ons een voldaan gevoel
geeft. Er is een internationale stroo
ming ontstaan om den oorlog uit te
bannen. Echter de haan des vredes
kraaide te vroeg koning. De oorlogs-
cultus heeft al te diep wortel gescho
ten. In school wordt weliswaar niet
aangebeden god Mars, maar men leert
daar dan toch de kinderen knielen
voor god De Ruyter, god Tromp en
god Oranje.
Daarna begon spr. met de vertoo
ning van de lichtbeelden. En daarme
de werd het geheel mis. We willen
daarlaten dat de spreker zich niet
uiten kon (hij radbraakte ons Hol-
landsch allertreurigst) maar de wijze
waarop hij de plaatjes verklaarde was
beneden peil. De bedoeling was waar
schijnlijk om de menschen onder den
indruk te brengen en op hun senti
ment te werken en dat was dan ook
met al die verschrikkelijke tafereelen
wel mogelijk geweest, maar zooals hij
het deed grensde het dikwijls aan het
belachelijke. De spreker was in 't ge
heel niet voor zijn taak berekend en
op 't laatst bijna niet meer aan te hoo
ren. De plaatjes vertoonden hoofdza
kelijk een reeks gruwelijkheden, die
ongetwijfeld aan enkele zenuwachtige
bezoekers een 9lapeloozen nacht zul
len hebben bezorgd, maar of de zaak
van den vrede hiermee nu wordt ge
diend betwijfelen we, vooral met die
zoutelooze opmerkingen van den heer
Beentjes, die op elk gewoon nuchter
rnensch niet den minsten indruk
maakten al waren ze soms nog zoo
revolutionair.
Aan 't eind van de vergadering
dankte de voorzitter de beide sprekers
voor hun redevoerngen en de aanwe
zigen voor hun tegenwoordigheid.
Er waren een 50-tal menschen te
genwoordig.
ONZE OVERWEG AAN DEN
RIJNSBURGERWEG.
De Kamer van Koophandel en Fa
brieken voor Rijnland zal, wanneer
de vergadering van 14 November daar
in meegaat, aan Zijne Excellentie den
Minister van Waterstaat het volgende
adres doen toekomen:
Zooals Uwe Excellentie bekend zal
zijn, ondervindt het gewone wegver
keer te Leiden door de kruising van
de spoorlijn Amsterdam-—Roterdam
met den Rijnsburgerweg uitermate
veel hinder van het Snooi"* verkeer.
De overlast en hinder op dezen toe
gangsweg tot Leiden zijn van bijzon
der ernstigen aard. Ook de schade,
door het lange wachten ondervonden,
begint groote afmetingen aan te ne
men.
De ernst van den toestand heeft de
Kamer er toe gebracht om een onder
zoek in te stellen naai' de vraag,
krachtens welke wettelijke bepalingen
de Spoorwegen gerechtigd zijn om de
wegen en daarmede ook dergelijke
hoofdverkeerswegen al te sluit i.
Krachtens art. 33 van de wet op de
Spoorwegen, zooals dit artikel is ge
wijzigd bij wet van 6 Mei 1922 S. 270,
wordt door de Spoorwegen op bij Al-
gemeenen Maatregel van Bestuur te
bepalen wijze en behoudens daarbij te
omschrijven uitzonderingen de spoor
baan afgesloten. De kosten dezer af
sluiting komen ten la>te van de Spoor
wegen.
De betreffende Algemecne Maatre
gel van Bestuur is vervat in het Be
sluit van 9 Augustus 1922, S. 490, be
treffende de wijze van afsluiting der
ADVERTENTIE-PRIJS
Gewon» Advert en tién per regel 22l/« cent
Ingezonden Mededeelingen dobbel terlei
Bij contract belangrijke redactie
Kleine Advertentiën bij vabrnitbetaling
van ten hoogste 30 woorden, worden da
gelijks geplaatst ad. 40 cents
Binnenland.
De Voorzitter van de Tweede Kamer
ziek.
Het vijfde vliegtnig dat de reis naar
Indië maakte en op den terugweg is,
wordt Zaterdag op Schiphol verwacht.
De najaarszitting van de Provinciale
Staten van Zuid Holland is geopend.
Buitenland.
Een Britsch stoomschip gezonken.
Alle opvarenden zijn gered.
Het debat over het metaalconflict in
den Doitschen Rijksdag.
De troonsbestijging van den Keizer
van Japan.
Maatregelen der Italiaansche regee
ring tot ondersteuning der slachtof
fers van de uitbarsting van den Etna.
Spoorwegen. Art. 2 van dit Besluit be
paalt in lid I:
„Ter plaatse waar een spoorweg ge
lijkvloers door een weg wordt ge
kruist, moeten zich beweegbare af
sluitingen bevinden, die onmiddellijk
aansluiten aan de in art. 1 bedoelde
afsluiting".
Lid 4 van dit artikel luidt als volgt:
„De openbare overw*egen moeten
worden afgesloten door sterke sluit-
beomen of andere door den Minister
van Waterstaat goed te keuren af-
sluitmiddelen. De sluitboomen moe
ten, indien de Minister van Water
staat zulks bepaal:, voorzien zijn van
inrichtingen tegen het bij gesloten
stand onder de boomen doorgaan en
tegen het opheffen der boomen door
onbevoegden".
Uit dit alles blijkt, dat, afgezien van
de veiligheidsmaatregelen, bij deze
t palingen uitsluitend schijnt gedacht
te zijn aan de belangen van een re
gelmatig doorgaand spoorwegverkeer,
terwijl de belangen van een „regel
matig doorgaand" wegverkeer niet de
minste bescherming vinden. Den
Spoorwegen wordt de vrijheid gelaten
om openbare wegen af te sluten tel
kens wanneer zij meenen, dat dit voor
hun dienst wordt geëischt. Daarbij
zijn geen voorwaarden gesteld om te
voorkomen, dat aan bet wegverkeer
meer dan strikt noodzakelijke en in
verband met de plaatselijke omstan
digheden onvermijdelijke binder
wordt berokkend. Ook wordt zelfs niet
de verplichting opgelegd, om alle re
delijke maatregelen te treffen, opdat
eventueel op andere wijze dan over
den overweg het wegverkeer ongehin
derd kan doorgaan.
Aan de Spoorwegen wordt de zeer
groote faciliteit verleend, dat haar
verkeer steeds den voorrang heeft bo
ven het wegverkeer. Hoezeer dit in het
algemeen ook thans nog is te billijken,
tcch had dit in vroeger tijden zeer
zeker meer reden van bestaan dan nu.
De enkele malen, dat voorheen een
trein voorbijkwam, moest het langza
me en betrekkelijk weinig beteeke-
nende wegverkeer wachten. Het weg
verkeer is echter thans op tal van we
gen zoo intensief en zoo belangrijk
geworden, dat mag worden geëischt,
dat de daardoor gewijzigde verhoudin
gen en belangen opnieuw zuiver tegen
elkander worden afgewogen.
De Kamer is er van overtuigd, dat
alsdan het wegverkeer vooral ten op
zichte van zijn economische belang
rijkheid niet meer als quantité négli-
geable kan worden beschouwd, maar
als gelijkwaardig aan het spoorweg
verkeer moet worden geacht.
De aan de Spoorwegen verleende fa
ciliteit zal echter alleen dan als billijk
kunnen worden aangemerkt, indien de
Spoorwegen tegenover het verleenen
van voorrang bij 't verkeer al het re
delijke doen, om de schade en hinder,
daardoor anderen toegebracht, weg te
nemen. Naar de meening der Kamer
moeten de Spoorwegen dan ook ver
plicht kunnen worden om krachtig
mede te werken tot opheffing der ver-
kc-ersbelemmeringen.
Alleen wanneer dergelijke bepalin
gen zullen zijn vastgesteld, zal het
verkeersprobleem op de punten, waar
een druk spoorweg- en wegverkeer el
kander kruisen, volgens recht en bil
lijkheid kunnen worden opgelost.
Als bijkomende omstandigheid
geldt wat Leiden betreft nog het vol
gende. De lijn Amsterdam—Leiden-—
s-GravenhageDelftRotterdam is
een druk bezette lijn met goed gevul
de treinen, derhalve een lijn met groo
te verkeersdichtheid, waardoor de
kosten per eenheid laag zijn en de op
brengst boog is. De exploitatiecoëffi-
eient is daarom gunstig. Deze lijn
wordt vaak genoemd de goudmijn
der Nederlandsche Spoorwegen.
Bekend ie oa. de uitspraak van jhr.