CHRISTELIJK D AC BLAD voor LEIDEN en OMSTREKEN Dil nummer bestaat nit TWEE Bladen. Belanariikste nieuws in dit Kommer. 9<>e JAARGANG DINSDAG 13 NOVEMBER 1928NUMMER 2590 NIEUWE LElDSCHE COURANT Bureau: Hooigracht 35 - Leiden Telefoonnummer 2778 Postbox 20 Postgiro 58936 Aangesloten op het Streeknet Lisse ABONNEMENTSPRIJS In Leiden en buiten Leiden waar agenten gevestigd zijn Per kwartaal. 2.50 Per week I 0.19 Franco per post per kwartaal I 2.90 EERSTE BLAD. Het doel. Wanneer men zoo hier en daar zijn oor eens te luisteren legt, dan ver neemt men nog al eens de vraag: Hoe staat het nu toch eigenlijk met de mogelijkheid van samenwerking tus- schen de groepen die vroeger de Coa litie vormden? Gaat men wat dieper daarop in, dan komt al spoedig de ge dachte boven, dat het toch beter was zooals vroeger toen men tevoren tot een accoord kwam en dus de inzet van den verkiezingsstrijd anders was. Hoewel ook wij meenen dat er alle reden is om tevoren de groote richtlij nen van de politiek der komende pe riode samen onder de oogen te zien, meenen wij toch, dat aan de andere zijde niet vergeten moet worden, dat vroeger, meer dan nu, aanleiding be stond om het eigen zelfstandige pa rool voor het gemeenschappelijke in te ruilen. Daartegen heeft dr. Kuyper bij hi rlialing gewaarschuwd. Maar er is wel iets anders waarop gelet moet worden. Vooral voor de groote partijen is het voordeel van de electorale verkiezingsactie onder het tegenwoordig stelsel belangrijk. Het gevolg daarvan is dat men licht toe geeft aan den drang om een groot aantal zetels te verwerven en daarbij over het hoofd ziet de mogelijkheid om een regeeringsmeerderheid met anderen te vormen. Zooals de partijverhouding in ons land nu is, en naar menschelijke bere kening nog jaren zijn zal, is het on mogelijk voor een der politieke par tijen om zelfstandig een regeering te vormen. Er zal dus steeds naar sa menwerking gezocht moeten worden. Naar onze meening moeten de par tijen die mogelijkerwijze straks geroe pen worden om tezamen een regeering te vormen, veel meer dan tot heden, rekening houden met betgeen op de verkiezing volgen moet. Voor ons is 13 zetels in een Kamer waarin de on derlinge verhouding niet door verkie zingsmanoeuvres bedorven is, meer waard dan 14 zetels als vrucht van een actie gedeeltelijk tegen bondge- ncoten gevoerd. Hetzelfde geldt ook voor de Christelijk Historische Unie en eveneens voor de Roomsch Katho lieke Staatspartij. Wij leven nog betrekkelijk kort on der het stelsel der Evenredige verte genwoordiging en moeten nog veel leeren. Z-oolang we een rechtsch par lementair Kabinet hadden ging de samenwerking gemakkelijker dan nu we dat missen. Daarom moeten wij, en ieder die prijs stelt op het terugkeeren van een rechtsch ministerie, in den komenden vtrkiezingsstrijd ons onthouden van jacht naar succes ten koste van ande re partijen. Dat wil natuurlijk niet zeggen, dat wij onze beginselen niet voorop stel len. Integendeel, wij hebben in het verleden de bewijzen dat juist na een opgewekten strijd die werd ingezet met de leuze „Wij Calvinisten" de hartelijkste samenwerking mogelijk was. Een' partij die zelf bij het begin sel leeft wil gaarne met beginselvaste bondgenooten samenwerken. Die re gel geldt wederkeerig. Daarenboven is er thans meer dan ooit reden om beginsel tegenover be ginsel te stellen. Het gaat, ook in de komende verkiezing, om het behoud of het verlies van den voortbouw aan de bevestiging van de Christelijke grondslagen van ons volksbestaan. Maar in de tactiek zij er gematigd heid. Er is spoediger iets te bederven dan goed te maken, dat heeft óns Novem ber 1925 geleerd. Naar het ons voorkomt zijn wij be zig om die les ter harte te nemen. Wij en anderen met ons. STADSNIEUWS. HAARLEMSCHE ORKESTVEREENIGING. Er zijn eigenlijk twee Rosamunde- ouvertures. Dat zit zoo: Een theater- secretaris flanste het libretto van een romantische operette in elkaar: „Die Zauberharfe". Schubert schreef een ouverture en verdere muziek. Dank zij de muziek werd het werk twaalf maal uitgevoerd. Toen werd het niet meer gespeeld. Alleen de ouverture handhaafde zfch als orkeststuk en ging door voor Rosamunde-ouverture. Twee jaar later componeerde Schu bert de eigenlijke „Rosamunde'-ouver- ture, die eerst verscheen als inlei ding van zijn, ook alweer verdwenen opera „Alfonso und Estrella". Dezelf de ouverture gebruikte hij in 1823 voor ..Rosamunde von Cypern". Schubert's dramatische werken wa ren ééndagsvliegen. Zijn symphonische inleidingen hebben glansrijk de wisse lende modes en wsselvalligheden van den muzikalen smaak getrotseerd. Wij hoorden gisteravond de eerstge noemde ouverture. Met breed© ac eoorden zet het Andante in, tweemaal beëindigd voor een fermate. Dan hef fen hobo en klarinet een klagende melodie aan. Het strijkorkest neemt zo over en brengt ze naar een anderen toonaard, waarna allerlei oplossin gen en speelsche verdeelingen van 't motief weer terugleiden naar den do minant. Deze inleiding is droefgeestig. Maar nu heffen de eerste violen het eigenlijke hoofdthema aan, dat echt zonnig en vroolijk is. De fluit jodelt en weldra zingt en bruist het geheele or kest. Een zangerig neventhema wordt vertolkt door klarinet en fagot. Een mooie begeleidingsfiguur van de cello neemt den vorm van een thema aan, dat de reprise, de herhaling, inleidt, die tenslotte voert naar een bruisend slot. Zeldzaam zangerige muziek. Bij wijlen zingt 't heele orkest en schijnt te vallen van 't eene lied in 't andere. Van Beinum had zich blijkbaar ge heel op Schubert ingesteld. De vertol king van de ouverture „Die Zauber harfe" was uitnemend. Hetzelfde mo gen we getuigen van de voordracht van de „Unvollendete Symphonie" van S hubert. Aangezien we de vorige week nog weer tamelijk uitvoerig over dit werk schreven, kunnen we ons ontslagen rekenen, nog eens er een en ander van mede te deelen. De uitvoe ring was correct en muzikaal; niet het minst van het tweede deel, het An dante gaf Van Beinum een zeer poëti sche interpretatie. Er werd zeer mooi gespeeld. Daarna hoorden we „Pastorale Va- rieé" van Gabriël Pimé, voor 7 blaas instrumenten. De bezetting was: Spies, fluit; Nienhuys. hobo- Strikkers, clarinet; Alberts-Schulpzand, fagot; Van der Beek, hoorn; De Vries, trompet. Het werk berust op een thema, waarhij men aan de 18de eeuw wordt herinnerd. Heel mooi is al dadelijk de introductie, waarbij achtereenvol gens hobo, clarinet en fluit optreden, die dan bij tweeën fugatisch worden gecombineerd. Na de inleiding komen de variaties, waar., an 't humoristische niet valt te miskennen, al was het al leen maar door de eigenaardige fi guur van de fagot aan het einde van eike variatie. Een mooi werk, dat heel verdienstelijk werd voorgedragen. Na de pauze de eenige Symphonie (d kl. terts), welke Cesar Franck heeft geschreven. Toen Charles Gounod de eerste keer dat deze Symphonie gespeeld werd, om een oordeel werd gevraagd, ver klaarde hij. 'at dit werk was „de on- m*« bt tot dogma verheven". Latere geslachten hebben anders geoordeeld en thans wordt het beschouwd als een monumentaal meesterwerk waar in Franck aile technische middelen van do groote symphonisten vóór hem b H>ft gebezigd, terwijl hij de klank kleuren uitbre>dt door ook de z.g. En- gelsche hoorn een partij te geven, wat in Syinphonieën niet geoorloofd was. Het aantal motieven is talrijker K »val is; maar daar staat tegenover dan gewoonlijk in een symphonie het dat die in een zeldzaam logisch ver band 7ijn verwerkt Het eerste deel: het lento dat zon der, rust overgaat in het Allegro non troppo, is geweldig zwaar van bouw. Een brok muziek dat alle aandacht en spanning vraagt. Franck was een die pe, mijmerende geest, die aan den die pen ernst van Beethoven en diens voorliefde voor het uitwerken van diepzinnige gedachten, de zucht naar klaarheid van vorm bezat, welke zoo zeer door de Franschen wordt be mind. En voor alles was hij het grootste deel van zijn leven organist aan de St. Clothilde te Parijs een zeer religieus man. Zijn symphonie, hoe stoer van bouw, mist alle zinne lijke effecten. M©n hoort er voortdu rend den orgeltoon uit. Dat spreekt misschien wel het duidelijkst uit het Allegretto, aanvangend met liarpge- tokkel en de pizzicati van 't strijkor kest. Achtereenvolgens hoort men dan engelsche hoorn, alt-violen, waldhoorn en cello boven die begeleiding in een heel mooi thema naar voren komen. Dan valt het strijkorkest in en nu wordt alles steeds voller van klank, gelijk bij een orgel. Heel mooi is ook het vervolg, waar in het strijkorkest con sordine speelt. Alles is even fijn en mooi van struc tuur en zelfs het geestig element ont breekt niet door een figuurtje van de fagot. Aan het slot, de finale, wordt vooral duidelijk, hoe prachti Franck het ge heel bindt tot een eenheid van mach tige structuur. Symphonische muziek is geen kerkmuziek. Maar wij voor ors hebben het gevoel, dat juist deze symphonie, met haar gewijd innerlijk, liet juist in een groote kerk heel goed zou doen. De heer Van Beinum leidde met groote energie en de H.O.V. gaf een alleszins prijzenswaardige en gave vertolking van het grootsche werk. Velen zouden het zeker gaarne nog maals willen hooren, want het is een werk dat herhaalde belangstelling vraagt. Jammer, dat de zaal maar half was bezet. Maar die er waren hebben genpten en hartelijk toegejuicht. HERDENKING WAPENSTILSTANDSDAG. Een van de gulden regelen van den vcrslaggeversarbeid is ongetwijfeld deze, dat men daarbij eigen meening op den achtergrond moet schuiven en volkomen de objectiviteit betrachten. Maarer zijn van die gevallen waarin het vooral voor een orgaan met een bepaalde kleur, zooals het on ze, niet mogelijk is om aan dien gul den regel te voldoen en een van deze uitzonderingen moet helaas zijn het verslag van de vergadering van de afdeeling Leiden der Nooit-meer-oor- log-federatie ter herdenking van den wapenstilstandsda/ (11 Nov. 1918), die gisteravond in het Nut van 't Alge meen is gehouden. Niet alsof dit zou gelden voor vergaderingen met een anti-militairistische strekking in 't algemeen (de driestar van gisteren leert dit wel anders) 'maar slechts in 't bijzonder voor deze vergadering. Hier toch voerden een tweetal spre kers het woord, namelijk de heeren P. G. Beentjes en J. A. van Sijn, uit Rot terdam, waarvan we, wat betreft de laatste, gaarne het gesprokene objec tief weergeven, maar datzelfde kun nen we niet doen ten opzichte van de eerste, eenvoudig omdat het daai* niet vatbaar voor is. Doch laten we de volgorde van de vergadering nemen. Ze stond onder leiding van den voorzitter van de afd. Leiden van de Federatie, dr. v. Thiel, die in een kort openingswoord een woord ter dankbare nagedachtenis wijdde aan den onlangs overleden generaal Kooleman Beynen, die zich betoond heeft een warm pacifist te zijn en er verder op wees dat in de tien jaren van den wapenstilstand nog bitter weinig voor den vrede is tot stand gebracht, aan welke nalatigheid ook Nederland schuldig staat. Omdat de heer Van Sijn nog' niet aanwezig was begon vervolgens de heer Beentjes met zijn rede en de ver- tconing van lichtbeelden daarbij, maar spoedig werd hij gestoord door de komst van den heer v. Sijn, die di rect het woord verkreeg. De heer Van Sijn ving zijn rede aan met een voorlezing uit een brochure van den heer Erich Eriksen, een man die den oorlog heeft ondergaan, die den oorlog heeft gezien als een hel omdat hij de gruwelijke passie ervan niet heeft ondergaan. In dien tijd was de gasoorlog er nog niet en was de oor log voor het begrip van de vele men- schen, die nu wel zoo langzamerhand gaan inzien, dat de gasoorlog beest achtig is (dat woord beestachtig wil spr. niet ontleden omdat het de dieren beleedigen zou), nog fatsoenlijk. Maar de .ontzettende tafereelen, die Erick- sen beschrijft leeren dat anders. Spr. leest dan een der tafereelen voor, een aaneenrijging van bloederigheid en lillend vleesch. We herdenken thans de wapenstil stand, gaat spr. dan voort, maar als we om ons heen zien, dan bemerken we, dat de oorlogsstoomketel weer op fluten staat, wat met verschillende bewijzen is aan te toonen. De oorlogs materialen worden uitgebreid. Om den haverklap hebben munitieont- ploffingen plaats. Men leest van lucht- manoeuvres, spiegelgevechten, waar bij vele dooden vallen. Militaire con tracten worden gesloten. Zoo is de toe stand 10 jaar na den wapenstilstand. En waarom dat alles? Waarom ruimt Nederland die oorlogsroromel niet op? Dan zou toch de Volkenbond in beroering worden gebracht en moest er ietg gebeuren. i Kolonel van Munnekrede, die hier gesproken heeft tegen eenzijdige ont wapening, daartoe uitgenoodigd door predikanten (God vergeve het hun) heeft gevraagd of wij geen offers kun nen brengen. Ja zeker kunnen wij dat: Wij willen onze z.g.n. nationale trots ten offer brengen. Maar dat durft men niet. Daar zijn we te dapper voor. Men zegt, dat men niet wil oorlog voeren maar dat het leger is voor af schrikking alsof de landen om ons heen zoo bang zouden zijn en wij zoo dapper. De soldaten worden er toch toe opgeleid om in een bepaald geval oorlog te kunnen voeren. Dat is toch de consequentie. Er was dezer dagen een journalist die schreef: Ik ben ook tegen den oorlog, maar van die laffe eenzijdigheid moet ik niets hebben. Dus zou het moedig zijn om te ont wapenen als allen het deden. Maar van waar is toch die waan, waardoor men het leger verdedigt Het woord onafhankelijkheid heeft a< bijzonder veel kwaad gesticht. Men Leeft aan het nd het karakter van een huis en niet van een weg voor het wereldverkeer. Hoe dikwijls verdedigt men niet zijn standpunt met die be lachelijke vraag: Jij sluit toch ook je deur 's avonds. Mijn antwoord is dan altijd, aldus spr.: Ja zeker en ik leg ook mijn kinderen niet voor de slaap kamerdeur, zooals de overheid doet met haar kinderen. Jij hebt dan ook geen vaderlandsliefde, zegt men. De zulken herinnert spr. aan de recht spraak van Salomo tusschen de twee moeder, die kijf den om een kindje. De echte vaderlandsliefde bestaat daarin, dat men, zooals de echte moe der, alles liever heeft, dan dat het voorwerp van die liefde eenig leed geschiedt. Spr. wijst er verder op, dat Bee- laerts van Blokland, teruggekomen uit Genève gezegd heeft: Wij diploma ten kunnen niets doen. En daarom heeft hij een beroep gedaan op het volk om moreel te ontwapenen. Maar intusschen blijft de dienstplicht be staan. Is dat geen anachronisme. Ge lukkig is er thans aangenomen: De denstweigeringswet (waarom deze naam; is dat ook weer niet gemeen?) En daardoor kan men de weg tot mo reel© ontwapening vinden, terwijl men niet tegen de wet handelt. Deze weg wijst spr de jongeren aan. Hij bindt hen sterk op het hart te trach ten langs dezen weg het ideaal: nooit meer oorlog, te bereiken. Een hartelijk applaus volgde op de ze redevoering. De heer Beentjes begon met te zeg gen, dat de herdenking van een wa penstilstand ons een voldaan gevoel geeft. Er is een internationale stroo ming ontstaan om den oorlog uit te bannen. Echter de haan des vredes kraaide te vroeg koning. De oorlogs- cultus heeft al te diep wortel gescho ten. In school wordt weliswaar niet aangebeden god Mars, maar men leert daar dan toch de kinderen knielen voor god De Ruyter, god Tromp en god Oranje. Daarna begon spr. met de vertoo ning van de lichtbeelden. En daarme de werd het geheel mis. We willen daarlaten dat de spreker zich niet uiten kon (hij radbraakte ons Hol- landsch allertreurigst) maar de wijze waarop hij de plaatjes verklaarde was beneden peil. De bedoeling was waar schijnlijk om de menschen onder den indruk te brengen en op hun senti ment te werken en dat was dan ook met al die verschrikkelijke tafereelen wel mogelijk geweest, maar zooals hij het deed grensde het dikwijls aan het belachelijke. De spreker was in 't ge heel niet voor zijn taak berekend en op 't laatst bijna niet meer aan te hoo ren. De plaatjes vertoonden hoofdza kelijk een reeks gruwelijkheden, die ongetwijfeld aan enkele zenuwachtige bezoekers een 9lapeloozen nacht zul len hebben bezorgd, maar of de zaak van den vrede hiermee nu wordt ge diend betwijfelen we, vooral met die zoutelooze opmerkingen van den heer Beentjes, die op elk gewoon nuchter rnensch niet den minsten indruk maakten al waren ze soms nog zoo revolutionair. Aan 't eind van de vergadering dankte de voorzitter de beide sprekers voor hun redevoerngen en de aanwe zigen voor hun tegenwoordigheid. Er waren een 50-tal menschen te genwoordig. ONZE OVERWEG AAN DEN RIJNSBURGERWEG. De Kamer van Koophandel en Fa brieken voor Rijnland zal, wanneer de vergadering van 14 November daar in meegaat, aan Zijne Excellentie den Minister van Waterstaat het volgende adres doen toekomen: Zooals Uwe Excellentie bekend zal zijn, ondervindt het gewone wegver keer te Leiden door de kruising van de spoorlijn Amsterdam-—Roterdam met den Rijnsburgerweg uitermate veel hinder van het Snooi"* verkeer. De overlast en hinder op dezen toe gangsweg tot Leiden zijn van bijzon der ernstigen aard. Ook de schade, door het lange wachten ondervonden, begint groote afmetingen aan te ne men. De ernst van den toestand heeft de Kamer er toe gebracht om een onder zoek in te stellen naai' de vraag, krachtens welke wettelijke bepalingen de Spoorwegen gerechtigd zijn om de wegen en daarmede ook dergelijke hoofdverkeerswegen al te sluit i. Krachtens art. 33 van de wet op de Spoorwegen, zooals dit artikel is ge wijzigd bij wet van 6 Mei 1922 S. 270, wordt door de Spoorwegen op bij Al- gemeenen Maatregel van Bestuur te bepalen wijze en behoudens daarbij te omschrijven uitzonderingen de spoor baan afgesloten. De kosten dezer af sluiting komen ten la>te van de Spoor wegen. De betreffende Algemecne Maatre gel van Bestuur is vervat in het Be sluit van 9 Augustus 1922, S. 490, be treffende de wijze van afsluiting der ADVERTENTIE-PRIJS Gewon» Advert en tién per regel 22l/« cent Ingezonden Mededeelingen dobbel terlei Bij contract belangrijke redactie Kleine Advertentiën bij vabrnitbetaling van ten hoogste 30 woorden, worden da gelijks geplaatst ad. 40 cents Binnenland. De Voorzitter van de Tweede Kamer ziek. Het vijfde vliegtnig dat de reis naar Indië maakte en op den terugweg is, wordt Zaterdag op Schiphol verwacht. De najaarszitting van de Provinciale Staten van Zuid Holland is geopend. Buitenland. Een Britsch stoomschip gezonken. Alle opvarenden zijn gered. Het debat over het metaalconflict in den Doitschen Rijksdag. De troonsbestijging van den Keizer van Japan. Maatregelen der Italiaansche regee ring tot ondersteuning der slachtof fers van de uitbarsting van den Etna. Spoorwegen. Art. 2 van dit Besluit be paalt in lid I: „Ter plaatse waar een spoorweg ge lijkvloers door een weg wordt ge kruist, moeten zich beweegbare af sluitingen bevinden, die onmiddellijk aansluiten aan de in art. 1 bedoelde afsluiting". Lid 4 van dit artikel luidt als volgt: „De openbare overw*egen moeten worden afgesloten door sterke sluit- beomen of andere door den Minister van Waterstaat goed te keuren af- sluitmiddelen. De sluitboomen moe ten, indien de Minister van Water staat zulks bepaal:, voorzien zijn van inrichtingen tegen het bij gesloten stand onder de boomen doorgaan en tegen het opheffen der boomen door onbevoegden". Uit dit alles blijkt, dat, afgezien van de veiligheidsmaatregelen, bij deze t palingen uitsluitend schijnt gedacht te zijn aan de belangen van een re gelmatig doorgaand spoorwegverkeer, terwijl de belangen van een „regel matig doorgaand" wegverkeer niet de minste bescherming vinden. Den Spoorwegen wordt de vrijheid gelaten om openbare wegen af te sluten tel kens wanneer zij meenen, dat dit voor hun dienst wordt geëischt. Daarbij zijn geen voorwaarden gesteld om te voorkomen, dat aan bet wegverkeer meer dan strikt noodzakelijke en in verband met de plaatselijke omstan digheden onvermijdelijke binder wordt berokkend. Ook wordt zelfs niet de verplichting opgelegd, om alle re delijke maatregelen te treffen, opdat eventueel op andere wijze dan over den overweg het wegverkeer ongehin derd kan doorgaan. Aan de Spoorwegen wordt de zeer groote faciliteit verleend, dat haar verkeer steeds den voorrang heeft bo ven het wegverkeer. Hoezeer dit in het algemeen ook thans nog is te billijken, tcch had dit in vroeger tijden zeer zeker meer reden van bestaan dan nu. De enkele malen, dat voorheen een trein voorbijkwam, moest het langza me en betrekkelijk weinig beteeke- nende wegverkeer wachten. Het weg verkeer is echter thans op tal van we gen zoo intensief en zoo belangrijk geworden, dat mag worden geëischt, dat de daardoor gewijzigde verhoudin gen en belangen opnieuw zuiver tegen elkander worden afgewogen. De Kamer is er van overtuigd, dat alsdan het wegverkeer vooral ten op zichte van zijn economische belang rijkheid niet meer als quantité négli- geable kan worden beschouwd, maar als gelijkwaardig aan het spoorweg verkeer moet worden geacht. De aan de Spoorwegen verleende fa ciliteit zal echter alleen dan als billijk kunnen worden aangemerkt, indien de Spoorwegen tegenover het verleenen van voorrang bij 't verkeer al het re delijke doen, om de schade en hinder, daardoor anderen toegebracht, weg te nemen. Naar de meening der Kamer moeten de Spoorwegen dan ook ver plicht kunnen worden om krachtig mede te werken tot opheffing der ver- kc-ersbelemmeringen. Alleen wanneer dergelijke bepalin gen zullen zijn vastgesteld, zal het verkeersprobleem op de punten, waar een druk spoorweg- en wegverkeer el kander kruisen, volgens recht en bil lijkheid kunnen worden opgelost. Als bijkomende omstandigheid geldt wat Leiden betreft nog het vol gende. De lijn Amsterdam—Leiden-— s-GravenhageDelftRotterdam is een druk bezette lijn met goed gevul de treinen, derhalve een lijn met groo te verkeersdichtheid, waardoor de kosten per eenheid laag zijn en de op brengst boog is. De exploitatiecoëffi- eient is daarom gunstig. Deze lijn wordt vaak genoemd de goudmijn der Nederlandsche Spoorwegen. Bekend ie oa. de uitspraak van jhr.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1928 | | pagina 1