DAG-AGENDA. Vrijdag 5 Oct., 's av. acht uur. „Pre diker". Janvossensteeg, Ledenverga dering der A.-R. Kiesvereeniging. lederen Dinsdag 78.15 uur. Wijk- f.cbouvv „Pniël", Middelstegracht: /it- ting van h2t bestuur v. h. Frot. Bur. voor Soc. Adviezen. De avond- nacht- en Zondagsdienst der apotheken wordt van Donderdag 4 tot en met Zondag 7 October a.s. waargenomen door de apotheek van den heer M. Boekwijt, Vischmarkt 8, Telefoon 55?. En, zooals vanzelf spreekt, moest de fontein op de Vischmarkt ter gelegen heid van den 3den October, het feeste lijk aspect van de stad helpen ver- li oogen. Intusschen nam de gezellige drukte op straat meer en meer toe, vooral in het centrum van de stad, waar overal muziek werd gemaakt door tingelende draaiorgels en schetterende muzikan ten, terwijl „variété-artisten" met al of niet vermeende krachttoeren, hiet publiek bezig hielden. Alleen omtreeks twaalf uur, werd het wat minder druk, omdat men toen nieuwe krachten moest gaan verzame len door 'n flinke portie geurige huts pot. Kerkelijke herdenking. In de morgenuren had in de kerken der verschillende gezindten de kerke lijke herdenking van Leiden's Ontzet plaats. In de Pieterskerk, door de traditie der eeuwen bij uitstek aangewezen voor deze plechtigheid, trad als voor ganger in den dank- en bedestond op Ds. A. D. Meeter, Ned. Herv. predikant hier ter stede, die tot tekst had Ps. 66 vs. 12, het laatste gedeelte: „Maar Gij hebt ons uitgevoerd in een overvloei ende verversching". Spr. belichtte eerst het verband van den tekst en zette uiteen, dat hierin uikwam Israels ellende en verlossing en dankbaarheid. Daarna bracht spr. dit over op Lei den's historie en behandelde de vol gende punten: Leiden's beleg werd Leiden's ellen de. Leiden's ontzet was Leiden's verlos sing, en Leiden's dankbaarheid hleek uit de dankstond, waarin Leiden's volk God den Heere de eere bracht, Die op zoo wonderlijke wijze den vijand had doen vluchten. Elk dezer punten werd aan de hand der historie nader uitgewerkt. Maar een dankstond is niet alleen gedenken. Ook 't Leiden van nu heeft te danken. En dan wijst spr. weder op drie punten: Leiden en Oranje. Leiden en de Universiteit. Leiden en God. Vooral bij het tweede punt mocht spr. danken, waar ditmaal de Univer siteit, zoowel wat curatoren als pro fessoren en studenten betrof, officieel werd vertegenwoordigd. En 't laatste bracht hem tot de slot gedachte: Diezelfde God van verlos sing uit vroeger dagen is er nog. Wor de Hem de dank gebracht door te vra gen naar de oude paden, door zich te richten naar Zijn Woord, 't welk spr. deed eindigen met de hede uit Gezang 178, het 4de vers. De dienst werd door een talrijke schare bijgewoond. Tot de aanwezigen behoorden o.m. H. K. H. Prinses Juliana, die verge zeld was van eenige vriendinnen, da mes-studenten; de burgemeester onzer gemeente, Mr. A. van de Sande Bak- huyzen, en de secretaris, Mr. Dr. C. E. van Strijen, Jhr. Mr. Dr. N. C. de Gij- selaar, oud-burgemeester van Leiden, en lid der Eerste Kamer, wethouder J. Splinter, verschillende raadsleden; en voorts de rector-magnificus, Prof. Jhr. Mr. Dr. W. J. M. van Eysinga, en een groot aantal hoogleeraren der Leid- sche Universiteit, vele studenten, tot verschillende studenten-corporaties behoorende, in het bijzonder ook een groot aantal dames-studenten, enz. In de Hooigrachtkerk had de her- denkingsstond der Geref. Kerk plaats, die geleid werd door Ds. Bouwman. Z. Eerw. had tot tekst: Ps. 77 vs. 12 en 13: „Ik zal de daden des Heeren gedenken, ja, ik zal gedenken Uwe wonderen van oudsher, en zal Uwe werken betrachten, en van Uwe daden spreken". In de Chr. Geref. kerk trad gisteren op Ds. J. W. Geels van Apeldoorn, die des morgens tot tekst had: Ps. 9 vs. 1 tot 3, den bekenden dankpsalm na Leiden's ontzet. Des avonds sprak Z. Eerw. naar aanleiding van Hebr. 11 vs. 30, waar bij hij een parallel trok tusschen Je richo, de sleutelstad van Kanaan en Leiden, de sleutelstad van Holland. In de kerk der Geref. Gemeente, aan de Nieuwe Rijn, sprak de heer W. C. Lamain van Voorschoten. Deze had 's morgens tot tekst Psalm 135 vs. 13: „O Heere, Uw Naam is in eeuwigheid; Heere, Uwe gedachtenis is van geslacht tot geslachten des avonds Micha 6 vs. 5, het laatste ge deelte: „Opdat gij de gerechtigheden des Heeren kent". HET MIDDAGFEEST. De optocht. Het is eigenlijk een gemeenplaats te zeggen, dat de optocht het glanspunt, de clou, of hoe men het ook uitdruk ken mag, der feestelijkheden was. Het is daarom echter niet minder juist. Het onderwerp van den optocht lag dit jaar op cultuurhistorisch gebied: Uit den optocht. Karos der Edelen uit de 17e eeuw. „het vervoerwezen door alle eeuwen heen". Schijnbaar ligt dit nog al ver af van het eigenlijke feit waarom wij gisteren feest vierden: Leiden's ontzet. Toch is dit slechts schijnbaar, want eigenlijk is het er wel zeer nauw bij betrokken, gelijk ieder, die even door denkt, zal toestemmen. Wat is eigenlijk de ellende geweest van Leiden's beleg? Is het niet dit ge weest, dat alle vervoer van levens middelen naar de stad door de Span jaarden werd afgesneden, met het ge volg, dat de honger in steeds erger ma te binnen de benauwde veste begon te heerschen? En toen eenmaal de eerste dagen van Wijnmaand 1574 aanbraken, be stond toen de redding niet daarin, dat door het opkomende water eenerzijds de transportmoeilijkheden voor de Spanjaarden grooter werden, ander zijds echter de Watergeuzen met hun platboomde vaartuigen over de over stroomde landen de stad konden na deren om de gaven te brengen, die wij nog telken jare als feestgave uitreiken haring 6n wittebrood. En in latere jaren, sinds dè 3-Octo- bervereeniging de herdenking van Lei den's ontzet steeds op luisterrijke wij ze georganiseerd heeft, werden telken jare op 3 October alle mogelijke, ja, misschien ook onmogelijke vervoer middelen benut om oud-Leidenaars en vreemdelingen naar de Sleutelstad te brengen, opdat zij Leiden's feest kon den meevieren. Hoe het echter ook zij, als we de op tocht gaan beschrijven, kunnen we beginnen met vast te stellen, dat de hooge verwachtingen, die we er van hadden in het geheel niet zijn teleur gesteld, integendeel veeleer zijn over troffen. Het origineele idee, dat we aan Jan de Quack uit Den Haag hebben te danken, is door denzelfden persoon prachtig uitgewerkt en we hebben voor den architect-sierkunstenaar dan ook niets als lof. Reeds lang voor het aangekondigde uur was het op den Hoogen Rijndijk een drukte van belang, daar de op stelling heel wat zorg vereischte. Maar door de goede zorgen van de commis sarissen van orde, speciaal van den heer Bernard de Koning, die als een koning zijn scepter zwaaide, had allM een ordelijk verloop en zette niet lang na het vastgestelde uur de stoet zich langzaam in beweging. We hebben toen een plaatsje gezocht ergens in de dichte haag van belang stellenden, om hem te zien voorbij trekken. Het heeft natuurlijk geen zin, om eiken wagen apart te gaan beschrijven In het programma kon men de ver schillende groepen een voor een vin den. Het was een lange, lange stoet, met bonte afwisselingen, die verrassend aandeden. De groote praalwagens, zooals b.v. die, voorstellende de ontwikkeling van het luchtschip, welke symboliseerenöe het spoor- en tramverkeer, vonden we niet zoo bijzonder goed gelukt. Maar tegenover enkele mislukkingen, stond veel, dat daarentegen heel mooi was. Zoo b.v. de Germaansche wagen, waarvan onze woeste voorouders zich bedienden, het vorstelijk rijtuig uit de negende eeuw, waarin deftig waren gezeten een vorstelijk personage met twee hofdames, de arreslede uit de 18de eeuw, de boerenwagens, waarin groepen bruiloftsgasten op de bruiloft van Kloris en Roosje, de trekschuit, waarin schipper Rietheuvel verteld heeft van de onderaardsche schiet- bl aasbalg en niet te vergeten de pon- nywagen van Tom Pouche en de Lilli putter Berliner-Landauer, waarin en kele kinderen meereden, die potsier lijk groote-menschachtig waren uitge- doscht. Ook bijzonder mooi was de praalwa gen, symboliseerend het vreemdelin genverkeer, die den stoet sloot en aan geboden was door de V. V. V. te Leiden en Omstreken. Wanneer men zoo een stoet ziet voorbijtrekken, vraagt men zich af, hoe de menschen vroeger op het idee gekomen zijn, dergelijke ongemakke lijke en vreemdsoortige voertuigen to maken, hoewel aan sommige duide lijk te merken was, dat juist gestreefd was naar het grootst mogelijke gemak. Wij zijn echter gewend wagens te zien of te bezitten als auto's, die ook in den stoet meereden en die juweeltjes zijn van superieure techniek. Duidelijk werd daardoor gedemon streerd, dat het vervoerwezen met zeer groote sprongen is vooruitgegaan en men zou bijna denken, dat wij nu wel bijna het beste op dit gebied hebben bereikt. M isschien dacht men, dat echter ook wel in den tijd van den heer Kegge, die in zijn fraaie barouchette zich ver heven voelde boven alle groote han zen en adellijke heeren. Het spreekt vanzelf, dat de stoet on derweg een geweldige belangstelling ondervond van de zijde van het pu bliek. Sommigen maakten er een sport van om hem zoo dikwijls mogelijk te zien voorbijtrekken. Bij het passeeren van de woning van Dr. Beets aan den Witten Singel bood deze een bloemenhulde aan met het navolgende gedicht: „Op den derden October 1928, vóór den Witten Singel 79, woning van A. Beets. Dat niemand zegge, En op mijn naam de smaadheid legge: De barouchette van J. A. Kegge Is zóó maar aan zijn deur voorbij gegaan. 't Mag niet gebeuren! Dies biedt, in kleuren En zoete geuren, De zoon van Hildebrand zijn hulde U aan. get. A BEETS" Voorts heeft de heer Ch. van Spall bij zijn woning. Stationsweg, het Be stuur der Vereeniging een krans aan geboden. De burgemeester en zijn echtgenoote Mevr. van de Sande Bakhuyzen-Geri- cke, reden ook mee in den stoet, even als, zooals altijd, de commissaris van politie en de verschillende leden van het bestuur der 3-Octobervereeniging. Het middagfeest mag ongetwijfeld volkomen geslaagd heeten. Een woord van hulde is hier wel op zijn plaats voor de uitvoerders van den optocht: de heeren Fons v. d. Vel den, decoratief schilderwerk; Poppe, timmerman; Lau, stoffeerder; Kou- wenberg, kap- en grimeerwerk; Schip pers, costumier. Het Bestuur mocht ook groote me dewerking ondervinden van den ex pediteur Schravendijk, Garenmarkt, en wat bespanningen aangaat, komt alle lof toe aan den adjudant-onder officieer Nanning, die de leiding had en zijn staf van goede helpers. De ponnywagen van Tom Pouche was aangeboden geworden door den heer L. J. Beuk, stalhouder te Noord- wijk aan Zee. HET AVONDFEEST. Des avonds werd het feest voortge zet op verschillende punten van de stad, hoewel de meeste drukte zich concentreerde op en in de buurt van het Schuttersveld. De meer bezadigden gingen kalm naar de Stadsgehoorzaal, waar een vroolijke avond werd gegeven, die, en kele nummers uitgezonderd, op een zeer hoog peil stond, zoodat men dan ook flink heeft genoten. Chr. Oranjevereeniging. De groote zaal van „Prediker was gisteravond te klein om de schare te bevatten, die de feestvergadering der Chr. Oranjevereeniging wenschte bij te wonen. De voorzitter der vereeniging, Ds. H. Thomas, opende de vergadering, liet zingen Ps. 68 vs. 1G, ging voor in gebed en heette vervolgens de aanwezigen welkom, in het bijzonder wethouder T. S. Goslinga, en degenen, die zouden medewerken tot opluistering van de zen avond: de heer Siebesma door zijn voordrachten, Mej. de Graaf, door haar zang en de heeren Plu, Bouhuys en Stoute door hun muziek. Namens het bestuur der Chr. Oran- je-vereeniging feliciteert spr. den heer en Mevr. Boekkooi met hun" zilveren huwelijksfeest. De burgemeester, die juist binnen treedt, en met een geestdriftig applaus door de aanwezigen wordt begroet, wordt door spr. op hartelijke wijze welkom geheeten. Spr. verzekert den burgemeester, van wien wij weten, dat zijn hart warm klopt voor de zaak, waarvoor wij hedenavond bijeen zijn, dat hij in het hart van het volk, dat voor God en Zijn Woord beeft, een ruime plaats der eere inneemt. (Applaus.) Spr. eindigt zijn openingswoord met een peroratie op H. M. de Koningin, om wier troon wij trouw blijven ge schaard, waarna door de aanwezigen staande het eerste couplet van het „Wilhelmus" gezongen wordt. Hierna speelde de muziek „Vivat Oranje!" Ds. H. Thomas sprak vervolgens de feestrede uit, waarin hij in krachtige, gespierde taal de historiefeiten, die wij thans gedenken, de revue deed pas seeren. De inneming Van Leiden had betee- kend de finale nederlaag in de groote worsteling om de vrijheid. Het kwam bij het beleg op uithouden aan, want verslaan van den overmachtigen vij and was niet mogelijk, men moest een ontzet afwachten. Al nauwer en nau wer had Valdez den ijzeren mantel rondom de stad getrokken, en nu liet hij zijn geschut spelen. Echter niet in eigenlijken zin, want zijn bedoeling was de stad uit te hongeren, wat blijkt uit de glippersbrieven, waarvan spr. er een voorleest. Dit geschut heeft evenwel geen bres in de muren der stad kunnen schie ten. Soms gelukte het den vrijbuiters een hoeveelheid victualiën en kleeding in de stad te brengen, doch de aanwe zige voorraad levensmiddelen was te gering voor de bevolking. Er was in die dagen een gedurige briefwisseling tusschen de overheden onzer stad en den Prins, waaruit spr. een en ander citeert. De Prins wekte de stad op, vol te houden tot er red ding zou komen, en de burgemeeste- ren antwoordden, dat zij al het moge lijke zouden doen om de courage er in te houden. De ellende werd echter steeds grooter in de stad; er werden noodmunten uitgegeven met deze op schriften: „God behoede Leiden", „Ik vecht voor het vaderland" (men was toen zoo sentimenteel niet als tegen woordig!) en: „Heere, ontfermt Hol land en zaligt Leiden". Spr. schetst den ontzaglijken nood binnen de benarde veste door den hon ger, waarbij nog kwam de pest, die 6000 menschen, het derde deel der toenmalige bevolking, wegrukte. Doch op Zijn tijd schonk God uit komst. De dijken waren doorgestoken („beter bedorven land dan verloren land") doch over de' winden kon de Prins niet beschikken, dat moest God doen. Eerst een Noordwester-, daarna een Zuidwesterstorm deed het water stijgen tot 28 duim. De vijand nam de vlucht en de wees jongen, die voor 6 bereid was een on derzoek i h loco in te stellen, kon met zijn muts naar de Leidenaars zwaaien, ten teeken, dat de vijand weg was. De weg was vrij voor de watergeu zen niet hun kielen, met goud belaan, de Oranjevlag wapperde in de stad boven alles uit, en God werd gedankt voor de uitredding. De ontroering was velen te machtig, toen in de Pieterskerk werd aangehe ven Psalm 9, naar de berijming van Petrus Datheen: „In U wil ik wesen verbleydt". Na de rede van Ds. Thomas, waarop een daverend applaus volgde, hield de burgemeester een korte toespraak. Mr. A. van de Sande Bakhuyzen zegt dat hij niet minder dan vanmorgen in de kerk, vanavond is geroerd geweest door de wijze, waarop de geschiedenis van 1574 door Ds. Thomas is verhaald, in wiens borst zulk een warm Oranje- hart klopt. Spr. is blij, dat hij op zijn traditio- neelen Pelgrimstocht van den 3den October, die begint 's morgens bij Van der Werff en eindigt vele uren later in de Sociëteit Minerva, waar het laatste feest wordt gevierd, ook hier in de Oranjevereeniging is gekomen en hij dankt hartelijk voor de allervriende lijkste wijze, waarop hij hier ontvan gen is, waarvan hem bij zijn binnen komen het ondubbelzinnig bewijs ge geven is. Spr. heeft in vele plaatsen in de we reld gewoond, doch hij heeft de over tuiging, dat er geen plaats is, waar men zoo gelukkig kan zijn als hier. De 3-Octoberdag roept den geest wakker, die alle Leidenaars bezielt; er is een band, die allen samenbindt. Spr. heeft vanmorgen gehoord, dat er drieërlei band is, die uit 1574 is overgebleven: de band tusschen Lei den en God, tusschen Leiden en de Uni versiteit en tusschen Leiden en Oran je, welke laatste band in deze vereeni- ;ing wordt vereerd. Spr. geeft de ver zekering, dat ook hij dezen band in zich omdraagt en vereert. Een daverend applaus volgde op de ze woorden van den burgemeester, die hierna de vergadering verliet. Het verdere van den avond werd op gezellige wijze doorgebracht met mu ziek, zang en declamatie. Mej. de Graaf zong op verdienstelij ke wijze enkele vaderlandsche liede ren. De heer W. Siebesma van Voorburg declameerde eerst „De geslachte hit" van Dr. Laurillard: de tragiek van den man, wiens hit, waaraan hij zoo ge hecht was, juist een dag voor het ont zet geslacht werd, zoodat het dus eigenlijk niet noodig was; vervolgens; „De tocht van de dippetaasie", een stukje tintelend van humor. Mej. M. v. d. Wel van Den Haag, een leerlinge van den heer Siebesma, declameerde daarna, eveneens ver dienstelijk „Bart en Elsje", van Wil- huys. De uitnemend geslaagde vergade ring vverd tenslotte besloten met het staande zingen van „Oorlof, mijn arme schapen" en dankgebed door Ds. Tho mas. Op en om het Schuttersveld. Zooals we zoo straks reeds zeiden, de meeste drukte concentreerde zich op en in de buurt van het Schutters veld. De trein voerde stroomen feestgan gers aan, die echter dadelijk verloren gingen in de groote massa menschen, die zich bewogen op den Stationsweg. Van deze massa scheidden zich weer stroomen af, die opeengepakt de wel wat nauwe doorgang naar het Schut tersveld passeerden. Daar bereikte de feestjool het hoog tepunt. De muziekkorpsen wierpen vroolijke deuntjes in de lucht, die de beenen in beweging brachten op den vermaarden hosvlonder, waar uitgela ten menschen, met een wel eenigszins heesche stem beweerden, dat het over al, waar de meisjes zijn bal is, dat er maar één goeie Leienaar is en dat men er de moed maar in moet houden. Aan deze laatste vermaning gaf men dan ook algemeen gehoor. Ook van de klatergouden vergenoe- gingspaleizen met hun schitterlichten die zich speciaal op draaien schenen te hebben toegelegd, werd een druk gebruik gemaakt. Er heerschte overal 'n allergenoeg lijkste stemming, die door geen wan klank werd gestoord. Het vuurwerk. Tegen 11 uur ging de menigte lang zamerhand naar het gereserveerde ge deelte van het terrein om het vuur werk goed te kunnen zien. Daarin werd men echter wel eenigs zins teleurgesteld, omdat de wind de geweldige rook die ontwikkeld werd, juist naar de toeschouwers toewaaide. Evenwel het gezicht was nog fraai genoeg, hoewel de geweldige massa menschen, die zich samengepakt had op den Maredijk er ongetwijfeld veel meer van genoten heeft. Het vuurwerk was dit jaar bijzonder mooi en de Fa. A. J. Kat heeft er dan ook alle eer van. Vooral de Friesche chais met be spanning en de Leidsche peuëraar, een heel mooi mechanisch nummer, vielen bij het publiek zeer in den smaak. De groote slot-decoratie, bestaande uit een vliegmachine in gekleurd dia- mantvuur, met de woorden „Modern Vervoer" waaromheen een groot de coratief vuurwerk ontbrandde, was in één woord prachtig. Naar huls. Toen het vuurwerk afgeloopen was, begaf 90 pet. van de menigte zich rechtstreeks naar huis, hoewel dat rechtstreeks een zeer betrekkelijk be grip is. Want eer dat men van het Schuttersveld of van de Maredijk afge dragen was kan men bijna wel zeg gen, ging nog al eenigen tijd heen. Spoedig daarna echter daalde de stilte neer op de stad, die slechts nog een enkele maal door eenige ongearti culeerde geluiden van nog erg late feestgangers werd gestoord. STADSNIEUWS. HET POLITIERAPPORT OVER DEN DERDEN OCTOBER. Uit het politierapport over den derden October is vast te stellen, dat de dag een zeer mooi verloop heeft gehad, Behalve een paar heele kleine, hebben geen onge lukken plaats gehad. Als eenige dissonant moet gemeld wor den een kloppartijtje in een der café's. Op een gegeven moment omstreeks half twee in den afgeloopen nacht ontstond daar ruzie waarbij de 20-jarige chauffeur W. S. uit Haarlem, die geassisteerd werd door de 20-jarige mej. A. K., eveneens te Haar lem, den 22-jarigen A. S. uit Warmond met een mes in den linkerarm heeft ge stoken, waardoor hij niet ernstig gewond werd. De dader is naar het politiebureau gebracht en na verhoor op vrije voeten gesteld. A. S. is op het politiebureau ver bonden. Het mes, waarmee gestoken is, werd gevonden achter een plank, die ge-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1928 | | pagina 2