[beekman] NIEUWE LEIDSCHE COURANT SPEC. AANBIEDING REGENJASSEN REGENMANTELS van VRIJDAG 28 SEPT 19,V>. TWEEDE BLAD. DE TOLLENKWESTIE. Toen wij ons heden in het antiquariaat „Templum Salomonis" van de firma Bur- gersdijk en Niermans alhier bevonden, viel ons oog toevallig op een ordonnantie van de Staten van Holland en West-Fries land uit het jaar 1702, waarbij aan de ge meentebesturen van Amsterdam, Muiden en Naarden octrooi is verleend tot het heffen van tolgeld. In verband met de hangende tollenkwestie vroegen wij en kregen wij verlof van genoemde firma een afschrift van het placcaat, welke deze or donnantie inhoudt, te maken en dit te publiceeren. Het placcaat, dat voor het grootste deel met Gothische letters is gedrukt, luidt als volg: ORDONNANTIE. Gemaakt uyt krachte van 't Octroy by haar Ed. Groot. Mog. Heeren Staten van Holland en West-Vrieslandt, verleent aan de Heeren Burgemeesteren en Regeerders der Steden Amsterdam, Muyden en Naar den, aangaande de Gabellen der Passan ten en Reysende Luyden, soo te Voet als te Paart, ofte die met eenige Beesten of Schuyten, buyten de Ordinaris Veerschuy- ten, de Trekvaart of Santpad tusschen de voorn. Steden gebruyken, welke Gabellen sy sullen gehouden wesen te betalen tel kens als sy een Tol-plaatse sullen passee- ren, op sodanige poenen als by de Condi tiën van Verpagtinge gemelt. Aan de Haeckelaersbrugh. I. Sullen alle persoonen boven de tien Jaer oud, 't voorsz. Santpad te voet ge- bruykende, aldaer moeten betalen 1 stuyver, desdat die van Muyden op Muy- derberg, en van daer op Muyden gaen, betalen sullen half soo veel, ende dat sulx niet alleen plaetse sal hebben van persoo nen die van Naerden op Muyderberg, en van daer op Naerden, ook die van Muy den de Coog opslaen, of van de Coog ko mende daer na toe gaen, maar ook ten insichte van Carossen, Wagens, Cheesen, Karren, Paerden, Ossen, Koeyen, en ver der al het viervoetig beestiael, na ad- venant de Tol die sy, als hierna particu lier gestelt is, betalen moeten, met dien verstande dat van de voorn. Tol geheel exempt sal syn alle de geene die van Muyden tot aan de Haeckelaersbrugh ko men en niet verder gaen, ook die van de Coog af komen en na Muyderberg, of van Muyderberg de Coog op willen gaen, doch die de Coog afkomen en na Muyden of Naerden gaen of ryden, sullen betalen de halve Tol, als mede die voor de voorn. Steden afkomen de selve Coog mede sou- de willen opslaen, alles te rekenen na advenant 't geene daer op yder in dese ordonnantie gestelt is. II. Een man te paert een en een halve stuyver, en voor yder paert of Veulen dat los aan de hant loopt twaalf penningen. III. Van een persoon met Caros, Wagen, Paert, Cheese Cales, en wat rytuig het soude mogen syn een en een halve stuy ver, en voor yder persoon boven de tien Jaren daar op sittende, van gelyken een en een halve stuyver. IV. Van alle persoonen boven de tien jaren oudt 't Santpad te voet gebruykende, 12 penn. ende dié geene die van Weesp of el- den sal vry syn, doch de opgelade per soonen yder betalen een en een halve stuyver, en sullen de Voerluyden voor de Tol moeten instaan; dog de Aernhemsche Postwagen zonder menschen rydende, sal niaer betalen een en een halve stuyver. V. Van yder Paert, Os, Koey, Veers, Pink of Kalf twaalf penn. en voor yder Schaap, Lam of Varken drie penn. sullende de Dryvers tot twee in getal vry syn, en die meerder syn yder betalen e'en en een hal ve stuyver. VI. Van alle persoonen met de Schuyt van Muyden, of met die van Naerden na Muy den komen te varen, en aan de voorsz. Haeckelaersbrugh uitgaen om 't Santp^dt aan d'een of andere syde te gebruyken, twaalf penningen. Van alle Schepen, Schuyten, Jachten, Pramen, of Veltschuyten, de brug passee- rende, een en een halve stuyver, dog meer als twee persoonen in hebbende, sal voor yder persoon moeten betalen mede een en een halve stuyver, en die van Muyden varen tot aan de brug, of van de brug na Muyden, insgelylcs van Naerden tot de brug en van de brug na Naerden sullen betalen 12 penn. Aan de Papelaansbrng* I. Een Voerman met vracht komende ry- ders langs de Papelaan op 't Santpad ko men na Muyden; als mede die alsoo ko men, en willen gaan na de Hooy, Vinke of -Diemerbrug zes penningen, 't welk ook plaats sal hebben als iemant van de voorsz. Kooy, Vinke of Diemerbrugh elders van daan komen en de voorn. Papelaan opslaan, maar niet wanneer ymant de Papelaan afkomt en de brug over wil gaan en ryden, sonder 't Santpad aan de eene of andere kant te gebruyken, dog de voorz. zes penn. sal ook betaald moeten worden by al die gene die wonen tussen de Vinke-brug, Muyden 't Tolhek, wan neer sy de Tol komen te passeeren. II. Sal de ses penn. niet alleen betaalt wor den in maniere als vooren van de voet gangers, maar ook van Carossen, Wagens, Cheesen, Karren, Paerden, Koeyen en Os sen, en verder viervoetig Beestiael, en de persoonen die in of bij de selve gevonden worden, wanneer sy 't Santpad invoegen als in 't voorgaande Artikel gesegt is, ko men te gebruyken, en mits dat die ses penningen wort na advenant, 't geene hier na tot laste van yder particulier ge stelt is. m. Van een Paert onder de man twaalf penn- en van yder Paert of Veulen dat by de hant of los daar by gaat, ses penn. IV. Van een persoon met Caros, Wagen, Paert en Cheese, of ander Rijtuig twaalf penn. en voor yder persoon boven de 10 Jaren daar op sittende van gelyken 12 penn. V. Een Voerman met vracht komende ry den sal als dan vry syn, dog sullen de opgeladene persoonen yder betalen twaalf penn.; een Wagen of Karre met Goederen geladen een en een halve stuyver, van een ledige Wagen of Karre 12 penn., sul lende de Voerluydën voor de Tol moeten instaan; dog de Aernhemse Postwagen, zonder mensen rydende, sal maar beta len 12 penn. VI. Van yder Paart, Os, Koey, Pink, Veeis of Kalf ses penn., en van yder Schaap, Lam of Varken een en een halve penn., sullende onder de Dryvers twee vry syn en yder persoon daar en boven betalen 12 Van alle Schepen, Schuyten, Pramen of Veltschuyten de brug paseerende een stuyver, en meer als twee persoonen in- hebbende, sal daar boven voor yder per soon betalen 12 penn. voor van het uyt- gaan en varen als Artikel 7 melt. Aan de Vinkebrngh. I. Van alle persoonen boven de tien Ja ren om het Santpadt te voet gebruykende, sal men betalen 12 penn, en voorts vol gens het eerste Artikel aen de Papelaans- burg, wel-verstaende, dat die van de Stammerdyck na Over-Diemen en van Over-Diemen de Stammersdyck opgaende, of rydende, sullen worden gerekent gelyk als die van de Papelaensweg de brug over. II. En sullen wyders betalen alle persoo nen boven de tien Jaeren te paert sitten de, los of by de hant loopende, van de Carossen, Wagens, Cheesen, ofte eenig andere rytuig; mitsgaders een Voerman met vracht geladen karren en wagens en ledige wagens of karren, Paert, Os, Koey, Pink. Veers, Kalf, Schaep, Lam of Var ken, gelyk hier voren aen de Papelaens- burgh geheven wort, volgens de Articelen twee, drie, vier, vyf en ses. III. Alle persoonen die met de Schuyt va ren, sullen betalen als hier vooren gemelt Art. 7 aen de Papelaen, IV. Van alle Schepen,. Schuyten, Jachten, Pramen of Veltschuyten de Brug passee- rende, een en een halve stuyver, en meer als twee persoonen in hebbende, sal daer en boven voor yder persoon betaalt moe ten worden 12 penn. voorts van het uyt- gaen en varen, als Art. 7 gemelt. De uytlegginge ofte interpretatie deser Ordonnantie, voor sooveel die eenige duys- terheyt soude mogen contineren, houden de Heeren Gecommitteerden aen haer. Aldus geordonneert ende gearresteert by de Heeren Burgemeesteren en Regeer ders der Steden Amsterdam, Muyden en Naerden, den 3en September 1702. In kennisse van myn Secretaris P. VAN LOON. Te Amsterdam, by Samuel Lamsveld, Ordinaris Stads Drukker en Boekverko per,'aen de Nieuwe Kerk. KERK EN SCHOOL. NED. HERV. KERK. Beroepen, te 's-Gravenhage (vac. A. Troelstra): J. Nauta, te Sexbierum. Te Rijnsaterwoude: J. Lekkerk er ker, candidaat te Snelrewaard. Te Barneveld: B. Batelaan, te Utrecht. Te Charlois (vacature D. A. van Ha- s elen): M. G. Gerritsen, te Amersfoort Aangenomen, naar 's-Grave- moer: L. G. Bolkestein. te Otterloo. Naar Hoogmade c.a.: Th. G. Tonnon, candidaat te 's-Gravenhage. Bedankt, voor Hoogvliet: Th. G. Tonnon, candidaat te 's-Gravenhage. Voor Mastenbroek: J. Enkelaar, te Ouderkerk aan de IJssel. Voor Oost- hem: C. J. Schweitzer, te Workum. GEREF. KERKEN. Beroepen, te Dragtster Compag nie: R. Schippers, candidaat te IJssel- monde. Te Zandvoort: H. A. Wier- singa, te Medan, thans hier te lande. CHR. GEREF. KERK. Tweetal, te Utrecht (vacature-G. Wisse): Bijleveld, te Haarlem en De Smit, te Boskoop. Beroepen, te '-Gravenzande: K. Groen, te Nieuwpoort. NIEUW DRIETAL. De kerkelijke (conf.) kiesvereeni- ging Evangelie en Belijdenis heeft in de vacature-ds. Vermeer te 's-Graven hage op het drietal geplaatst de predi kanten J. J. v. d. Wall, te Groningen; G. B. Westenburg, te Feijenoord; P. Veen, te Utrecht (allen rechts eth.). Ds. NAUTA OPVOLGER VAN Ds. TROELSTRA. Gisteravond heeft het kiescollege der Ned. Herv. gemeente in Den Haag vergaderd ter benoeming van een pre dikant in de vacature-ds. Troelstra. Het kiescollege, dat 300 stemmen kan uitbrengen, bracht 235 geldige stem men uit, zoodat de kiesdeeler 118 was. Ds. J. Nauta uit Sexbierum verkreeg 135 stemmen, ds. L. D. Poot, te Haar lem 35 en ds. I. Voorsteegh te Gouda 85. Bij tweede vrije stemming werden uitgebracht 236 geldige stemmen, zo,odat de kiesdeeler 119 was. Alsnu verkreeg ds. Nauta 142 stemmen, ds. Poot 13 en ds. Voorsteeg 81. Derhal ve is beroepen ds. J. Nauta te Sexbie rum (conf.). Ds. Nauta is 47 jaar en is in 1906 candidaat in Groningen geworden. 17 Februari aanvaardde hij het predik ambt in Zoeterwoude, vanwaar hij in 1910 naar Parrega vertrok. In 1914 kwam hij in Mijnsheerenland en in 1917 in Wlorkum. In 1923 deed hij zijn intrede in Katwijk aan Zee, welke standplaats hij vorig jaar met zijn te genwoordig© verwisselde. Ds. G. WISSE. Ds. G. Wisse, laatstelijk predikant bij de Chr Geref. Kerk van Utrecht, zal op Dinsdag 2 Oct., des namiddags 2 uur zijn hoogleeraarsambt aan de Theol. School te Apeldoorn aanvaar den met het uitspreken van een rede; deze plechtigheid zal plaats hebben in een voor ieder toegankelijke sa menkomst in de Chr. Geref. Kerk aan de Marialaan. Des avonds van te voren zal om 7.30 in hetzelfde kerkgebouw de in stallatie plaats hebben waarbij als voorganger zal optreden ds. R. E. Sluiter van Assen. EMERITAAT AANGEVRAAGD. Ds. G. van Dorssen, predikant der Ned. Herv. Gem. te St. Johannesga (Fr.), voor dien tijd te Zevenhoven heeft wegens voortdurende ongesteld heid tegen 1 Jan. a.s. eervol emeritaat aangevraagd. VER. VAN CHR. ONDERWIJZERS. Het Hoofdbestuur van de Vereeni- ging van Chr. onderwijzers heeft in de vacature, die in zijn midden ontstaan zou, door de periodieke aftreding van mej. H. L. J. Rijken, te Rotterdam, ge- candideerd de dames J. Ph. van Dru- nen te Alphen aan den Rijn; M. W. v. Eek, te Wateringen en S. Voogd, te Schiedam. LUTHER-HERINNERINGEN TE ERFURT Erfurt is niet alleen de stad der bloe men. Het is de stad der Luther-herinne- ringen. Wittenberg was de stad, van waaruit Luther zijn leer verkondigde. Er furt was de stad, waarin hij als student en monnik leefde en zich wijdde aan de studie van de wetenschap. Aan deze stu die heeft hij het voor een ruim deel te danken gehad, dat hij in 1508 tot hooglee raar aan de Universiteit van Erfurt werd benoemd. In 1501 kwam de jonge Luther naar Er furt, na eerst de Latijnsche school te Eise nach te hebben bezocht. Te Erfurt wilde hij studeeren, aan de wereldvermaarde Universiteit der stad. Het oude gebouw der Universiteit, dat Luther nog heeft ge kend, werd verwoest bij een studentenop stand. Het tegenwoordige gebouw dagtee- kent van 1512. In zijn vermaarde „Tischre- den" heeft Luther herhaaldelijk met be wondering gesproken over de Universi teit van Erfurt. „De Universiteit van Er furt", zeide hij, „genoot een dergelijk aan zien, dat alle andere universiteiten daar bij vergeleken als kleine scholen werden beschouwd". In het archief van het stad huis van Erfurt wordt het formulier be waard, dat Luther invulde, toen hij zich bij de Universiteit liet inschrijven. Het is de eerste oorkonde uit het leven van den grooten hervormer, die bewaard is gebleven. Luther was reeds „Magister der vrije kunsten" toen hij besloot het vroo- lijke studentenleven vaarwel te zeggen en zijn intrek te nemen in het klooster der Augustijners, om monnik te worden. Reeds in 1563 werd de „Luther-cel" in dit klooster vermeld als een bezienswaardig heid. Van heinde en ver stroomden de aanhangers van Luther, de „vrije Chris- tenmenschen" samen om de cel te bezich tigen. Het was een eenvoudig, klein ver trekje. Een breede stoel staat voor een ru we tafel, waarop een groote bijbel ligt. In deze cel, zooals oók in den klooster tuin, leeft men ver van de wereld. Op den Zaterdag voor Paschen van het jaar 1507 werd de jonge Augustijner in den heerlijken dom van Erfurt door bis schop von Lasphe tot priester gewijd. Den 2en Mei van hetzelfde jaar las hij, aan het hoogaltaar der kerk der Augus tijners, zijn eerste mis. Na een korte af wezigheid keert hij in 1509 naar Erfurt terug. In het „Auditorium coelicum" bo ven den kruisgang van den Dom geeft hij zijn eerste colleges over dogmatiek. Een eenvoudige tafel herinnert daar ter plaat se aan deze gebeurtenis. In de Lente van 1516 verschijnt Luther opnieuw te Erfurt. Hij heeft intusschen zijn reis naar Rome ondernomen en is districtsvikaar der Augustijners te Wit tenberg geworden. Toen hij in 1521 op den weg van Wittenberg naar Worms zijn oude universiteit bezocht, was hij reeds een beroemd man. Plechtig werd hij ont vangen door den Raad der stad en door de Universiteit. Een dag vóór zijn ver trek, den zevenden April, preekte hij in de kerk der Augustijners. Het volgende jaar komt hij weer naar Erfurt, alwaar hij afstapt in het hotel „Zur hohen Lilie". In October van hetzelfde jaar luisterden honderden aandachtige geloovigen naar zijn preeken in de „Michaeliskirche" en in de „Kauffmannskirche", twee prachti ge gebouwen, die behouden zijn gebleven. Lange jaren duurde het, vooraleer Lu ther weer naar Erfurt terugkeerde. Het was in 1529, toen hij er preekte in de „Barfüsser Kirche". In 1537 stapt hij er ziek af bij een vriend, als hij van de kerk- RECLAME. KOREVAARSTRAAT Van 25 Sept. tot 15 Oct. IN EN vergadering van Schmalkalden huis waarts keert. Op 4 en op 27 Juli 1540, op de heenreis naar en op de terugreis van Eisenach, bracht Luther zijn laatste be zoeken aan de stad, waarin hij de beslis sende jaren van zijn leven had doorge bracht. GIFTEN EN LEGATEN. Ds. A. M. Donner te 's-Gravenhage, penningmeester van de Theol. School te Kampen, ontving een legaat van wijlen mej. H. J. Bruins te Wije groot f 1000, waarvan f 500 voor de TheoL School en f 500 voor haar studiefonds. DE NATIONALE LANDSTORMDAG (Vervolg). Te ruim 2 uur vond de officieele opening van den Landstormdag op Houtrust plaats door den heer L. F. Duymaer van Twist, voorzitter van de Nat. Landstormcommissie, die in zijn rede dank bracht aan de Koningin en den Prins, voor de gelegenheid, wel ke de bijzondere vrijwilligers zouden krijgen om voor het Koninklijk echt paar te mogen defileeren, waarmede, naar hij zeide, een der vurigste wen- schen van de landstormers wordt ver vuld. In het bijzonder bracht spr. ook dank aan den Prins voor 't aanvaarden van het voorzitterschap van het e ere-co mité. Vervolgens bracht spr. dank aan alle autoriteiten, die hij de feestelijk heid tegenwoordig waren, waarna hij de mannen van den Bijz. Vrijw. Land storm begroette. Hij was er trotsch op, dat zoovelen, uit alle deelen des lands, zoowel van de Wadden als uit Zeeuwsch-Vlaande ren, uit Limburg, van de Noordzeekust en van de Duitsche grens, naar de re sidentie waren gekomen, dikwijls met groote opoffering om het feit te ber denken, dat de Landstorm 10 jaren ge leden gereed stond ter handhaving van het gezag en ter bescherming van de grondwettelijke rechten en vrijhe den van het Nederlandsche volk. Dr. J. Th. de Visser, lid der tweede Kamer, het woord verkrijgende, noem de het een verheffenden aanblik zoo vele jonge mannen, uit alle oorden des lands en van de meest verschillende godsdienstige en staatkundige richtin gen geestdriftig en ordelijk hijeen te zien, doch mede, dat de beteekenis van dezen dag vooral ligt in het doel, dat in de volle beteekenis nationaal mag genoemd worden. De landstormbeweging is een be weging des vredes, omdat bet eerste, wat een volk behoeft, om rustig zijn taak te kunnen volbrengen, is vrede. Evenals van het geweten, bemerkt men van den vrijwilligen landstorm niet veel, zoolang alles goed is, maar als er kwaad geschiedt, als de revolu tionaire geest zich zou willen doen gelden, dan staan deze duizenden mannen gereed om den omwentelings geest te helpen bezweren. Provoceeren doen zij niet, zij hebben in stilte hun wachtpost betrokken om als een of ander bet zou wagen den vrede te verstoren, hem een krachtig „halt" toe te roepen, en, zoo hij niet FEUILLETON. God is mijn heil. 41) —o— Ik kan niet eens bidden, maar Heer Jezus! ik wilde U zoo gaarne kennen c-n liefhebben; help Gij mij toch". Zij bleef nog een oogenblik stil zit ten; sedert haar kindsheid had zij zich niet zoo vredig en kalm gevoeld. Opgewekt verliet zij de kamer en sprong de trappen af; het was haar alsof zij zich heden over niets - hoos kon maken. Haar goede voornemens zouden echter spoedig een moeilijke proef hebben te doorstaan. De heer Van Halier kwam naar haar toe met een doosje in de hand, en nadat hij haar goeden morgen ge- wenscht had, vertelde hij haar, dat hij zoo gelukkig was geweest den vo- rigen avond een goede vangst in zijn kamer te doen, die hij haar hiernevens overhandigde, in de hoop, haar een aangename verrassing te bereiden. Jo-hanna begreep dadel ijk d at hier i'-ts achter stak, en nam zich voor goed op te passen. Toen zij het doosje een opende zag zij een grooten, goudgelen vlinder met zwarte vlek ken, wiens bijzondere lichaamsbouw verried, dat hij tot het geslacht der nachtvlinders behoorde Het liefst had zij het geschenk zonder een woord te spreken weder aan den gever over handigd, die haar met een ondeugen- den blik aankeek, maar zij had zich vast voorgenomen zacht te zijn; zij hjeld zich met geweld in en zeide zoo vriendelijk mogelijk: ,.Daar ge u mijn liefde voor vlinders zoo goed herinnert, zal ik ook uw raad volgen en barmhartig jegens hem zijn". Zij opende het venster, nam de deksel van het doosje en schudde het een weinig; de gevangene spreid de de vleugels uit en fladderde op een rozenstruik, die tegen het huis groeide. „Hij verheugt zich in zijn vrijheid", zeide zij, en toen zij het doosje aan jenkheer Van Halier teruggaf, die naast haar was gebleven en al haar bewegingen oplettend gevolgd had, zag zij hem zoo vriendelijk aan. als zij nog nooit te voren gedaan had. Hij gevoelde, dat hij zich tegen haar ver gist had, en zeide op beleefden, eer biedigen toon tot haar: „Vergeef me deze scherts". Johanna was zoo verheugd over de zege, die zij over haar eigen humeur behaald had, dat zij allen wrok uit haar hart verbande. Vroolijk zette zij zich aan de ontbijttafel, die haar he den bijzonder gezellig voorkwam. Je gens allen, zelfs jegens den heer Rothe was zij zeer vriendelijk, en trachtte tegen haar gewoonte anderen van al les te voorzien, zoodat mevrouw ^'an Stcevulorp en Hedwig niet wisten wat er met haar gebeurd was; alleen He lena begreep wat biervan de oorzaak was. Het kwam haar zeer bijzonder voor. dat juist dezen morgen de 145ste psalm werd gelezen, waarin deze woorden voorkomen: „de Heer is na bij allen, die Hem aanroepen, die Hem aanroepen in waarheid". Zij gevoelde voor het eerst den ge- beimzinnigen band tusschen de men- schelijke ziel en de goddelijke genade; zij nam zich voor, ernstig te zoeken naar hetgeen haar nu zoo heerlijk en gemakkelijk toescheen. Na het ontbijt ging zij met de oude mevrouw naar haar kamer, om haar gevoelens daar lucht te geven, want vcor deze kon zij dat alles onmogelijk verzwijgen. „Grootmoeder!" zeide zij, toen de vriendelijke oude dame haar gewone plaats bij het raam had ingenomen, „van lieden af aan ga ik anders wor den; niet meer opvliegend en trotsch, maar zacht en vrouwelijk". De oude mevrouw lachte. „Weet gij clat zoo zeker?" „Ja, ik heb er om gebeden", ant woordde Johanna, en een levendig rood overtoog haar gelaat. „Dat is goed kindlief; bidden is een eerste vereischte, maar waken is de tweede, opdat men niet in verzoeking valle", „Ik zal waken", zeide Johanna ern stig. „Moge de Heer u zegenen; een vaste wil vermag veel, maar vertrouw niet alleen op eigen kracht. Gods genade alleen kan het hart veranderen, en terwijl men waakt en bidt moet men dagelijks tegen de zonde strijden. Men verflauwt zoo gemakkelijk in een en ander, en valt terwijl men meende te staan". Dat wilde Johanna niet gelooven. Zij meende dat de overwinning licht behaald was en het voornaamste reeds gedaan, zo>o moedig gevoelde zij zich. „Grootmoeder, gij moet mij helpen, maar ik hoop het beste", zeide zij en verliet vroolijk de kamer. Zij sloot zich bij Hedwig aan, toen deze heden haar zieken ging bezoeken en deze droeg haar op naar een oude vrouw te gaan, die zij dikwijls voor las; zij had heden zoo veel te doen, dat zij vreesde er den tijd niet toe te hebben. Johanna vond dat zeer aangenaam. Hopende de oude vrouw een vroolijk uurtje te bereiden, trad zij opgeruimd de woning binnen. De oude vrouw keek de vreemde bt zoekster een weinig verwonderd aan, maar heette haar welkom en vraagde haar of zij een van de vreem de freules was, die op het buitengoed logeerden. Toen Johanna dit toestem mend beantwoordde, vertelde zij haar met tal van woorden, dat zij in haar jeugd bij de groote lui in de stad ge diend had, toen getrouwd was en na den dood van haar man, die lang ziek had gelegen, met haai* kinderen in grooten nood had verkeerd. Zij had hard moeten werken, daardoor waren haar oogen zoo slecht geworden, dat het niet meer doen kon. Zij spaarde Johanna zelfs de ge schiedenis harer kinderen niet, waar van sommige getrouwd waren en an deren dienden; en deze, die het dia- lekt niet goed verstond terwijl de oude vrouw ook onduidelijk sprak, hoorde haar half ongeduldig, half verlegen aan. Zij had dien woordenvloed gaarne gestuit, maar wist niet hoe en wilde ook geduldig blijven; zij vond echter dat zij van weinig nut was, en toen ae oude vrouw een oogenblik zweeg nam zij den Bijbel, die op de tafel lag, en vraagde haar of zij haar wilde voorlezen. Maar nu werd het eerst waarlijk moeilijk voor Johanna, want deze had tot nog toe zoo onregelmatig in de Heilige Schrift gelezen, dat zij er een vreemdelinge in was; in haar behoef te om wat te doen, die voortsproot uit het nieuwe inwendige leven, had zij geen tijd genomen om dat te beden ken. Zij bladerde dus onrustig in het boek, beschaamd en verlegen, dat de oude vrouw haar onwetendheid scheen te bemerken. Cy/.or'dt vervolgd)*

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1928 | | pagina 5