füEOWE LEIDSCHE COURANT van WOENSDAG 26 SEPT. '28 TWEEDE BLAD. Gewijde en Ongewijde Historie. DE MOZAÏSCHE WETGEVING. De Wet, zoowel die der Tien Gebo- den als ook de burgerlijke en ceremo- nieele wetgeving, uit Mozes' tijd af komstig! Er is een tijd geweest, dat men een dergelijke meening met hoongelach zou begroet hebben in de kringen dei' „onbevooroordeelde" wetenschap. Dat was omstreeks het midden der vorige eeuw, toen men meende met het tooverwoord „evolutie" vrijwel al le raadselen, zoowel op het gebied der natuurwetenschap als der historievor- sching en speciaal wat betreft de ont wikkelingsgang der Oudtestamenti sche religie, te kunnen oplossen. Op grond van die evolutietheorie nam men aan, dat de volgorde der boeken in de Heilige Schrift een ge heel andere moest zijn dan tot dusver steeds was aangenomen. Het was niet zooals ook Christus zeide Wet en Profeten, doch: Pro feten en Wet. De Wet stond niet aan het begin, doch aan het einde der religieuze ont wikkeling; de dekaloog kon niet uit Mozes' tijd afkomstig zijn, immers destijds stond men nog niet op zoo hoogen trap van ontwikkeling. In den woestijntijd was Israëls gods dienst nog slechts een nomadenreligie, die later boerenreligie werd en door de werkzaamheid der profeten tot nog hoogeren ontwikkelingsvorm kwam, waarna zij verstarde tot wetsreligie. De Pentateuch kon dan ook niet door Mozes geschreven zijn, doch was uit veel lateren tijd afkomstig. Als men met de verkregen resulta ten bekend is en de zaak onbevooroor deeld beschouwt aldus Prof. Dr. R. Dozy in: „De Israëlieten te Mekka", welk werk in 1864 verscheen dan kunnen er slechts twee meeningen in aanmerking komen: volgens de eene is de Pentateuch samengesteld kort voor het begin der Babylonische bal lingschap; volgens de andere is dit gebeurd na de ballingschap en zijn er zelfs in den Pentateuch nog latere toevoegsels. Prof. Dr. A. Kuenen, in den eersten druk van zijn: „Historisch-kritisch on derzoek naar het ontstaan en de ver zameling van de boeken des Ouden Verhonds", kwam tot het resultaat, dat de Pentateuch tusschen de jaren 600 en 590 voor Chr. moet ontstaan zijn. De zekerheid en het zelfbewustzijn waarmede men dergelijke meeiiingen voordroeg, waren verbijsterend. Wie het er niet mee eens was, gaf blijk van „dogmatische vooroordeelen". Zoo zegt b.v. Prof. Dozy in zijn straks genoemd werk: „Meeningen, die op elk ander ge bied dadelijk als onhoudbaar zouden zijn ter zijde gesteld, zooals die, dat de Pentateuch door Mozes zoil ge schreven zijn, heeft men in allen ernst en met grooten omhaal van geleerd heid moeten bestrijden en wederleg gen. Waren de boeken, waarover men handelde, geen Hebreeuwsche geweest hadden zij niet met de dogmatiek in verband gestaan, men zou stellig aan dergelijke kwesties den kostbaren tijd niet hebben verspild; zij zouden da delijk zijn uitgemaakt, zoo eenvoudig en duidelijk waren zij, want in den grond was de vraag deze: of er een kritiek bestaan kan en bestaat, dan wel, of zij een onding is; nog een voudiger: of de mensch gelijk heeft, wanneer hij meent datgene te bezitten, wat hij gezond verstand noemt, dan wel of hij zich daarin vergist". Voor ieder, die voldoende gezond verstand bezit, staat het derhalve on- omstootelijk vast, dat de Pentateuch onmogelijk uit Mozes' tijd afkomstig kan zijn FEUILLETON. God is mijn heil. 89) —o— „Dat kan al zoo gebeuren", ant woordde hij zeer bedaard; „over het al gemeen is het beter het niet te doen, want het is een waar spreekwoord: „luistervinken aan den wand, hooren vaak hun eifgen schand", maar men doet het dikwijls zonder het bepaald te willen; wanneer men bijvoorbeeld heel onschuldig naar eenige dames toekomt, in de vaste overtuiging voor af bemerkt te zijn". Weder speelde de sarkastische lach om zijn mond. Johanna beet zich op de lippen en gaf alle moeite om be daard te blijven. Hij verwijderde zich langzaam, maar riep haar nog toe: „Hebt toch een weinig medelijden met den armen vlinderI" Toen hij ver genoeg was en veilig aan de andere zijde van de salon bij de andere heeren aangekomen, riep Johanna uit: ,.die onuitstaanbare man, ik wilde, dat hij mijlen hier van daan was!" „Deze keer zijn wij veel eer onuit staanbaar geweest", zeide He d wig, ..waarom spraken wij over hem ach ter zijn rug; hoe onaangenaam het ook ware, zijn we slechts naar ver diensten gestraft". „Gij behoedt u zeJve waarlijk niet te Maar omstreeks dienzelfden tijd dichtte de Leekendicliter: „Wat ons de wijzen als waarheid ver konden, Straks komt een wijzer, die 't wegre deneert". Er is de laatste decenniën, dank zij vooral de opgravingen in Mesopotamia een algeheele wijziging ingetreden in de beschouwing van Israëls historie en religie, zoodat Prof. Dr. G. Ch. Aalders bij de aanvaarding van het hoogle raarsambt aan de Vrije Universiteit in 1920 een inaugureele rede kon houden over: „Tij-kentering in de Oud-Testa- mefttische Wetenschap". Waren vroeger, op enkele uitzonde ringen na, de critici één in de overtui ging, dat b.v. geboden als in den de kaloog voorkomen, niet kunnen ont staan zijn vóór de 8ste eeuw voor Chr., toen de groote profeten voor dergelijke denkbeelden baanbrekend optraden, dit werd anders, toen men kennis nam van_ de zedelijke denkbeelden van na burige volken als de Assyriërs en de Egyptenaren. In het algemeen kan men zeggen, dat 'de grondfout der vroegere be schouwing was, dat men Israël hield voor een oud volk; de nieuwere ont dekkingen leerden, dat nog vóór Isra els zelfstandig volksbestaan volken als Egyptenaren, Assyriërs, Babyloniërs, Hethieten en anderen op hoogen trap van cultuur stonden. De Israëlieten waren alzoo een jong volk bij hun intrede in de historie en het is dan ook, reeds van natuurlijk standpunt gezien, niet te verwonderen dat ook zij reeds een zekere mate van beschaving bezaten. Het. argument, dat de wetgeving niet uit Mozes' tijd afkomstig kan zijn, ver viel hiermee, vooral toen het wetboek van Chammoerapi ontdekt werd, dat uit Abrahams tijd dateert en vele pun ten van overeenkomst met Israëls wet geving vertoont. Het is vooral de Leidsche hooglee raar Prof. Dr. B D. Eerdmans geweest, die o&. in zijn: „Alttestamentliche Studiën", de gedachte heeft uitgespro ken en gepropageerd, dat de dekaloog, zij het in verkorten vorm, van Mozes afkomstig zou zijn, en niet slechts de dekaloog, maar ook verschillende an dere stukken uit den Pentateuch, met name het z.g. Verbondsboek (Ex. 20 vs. 23—23 vs. 19). Eerdmans heeft tenslotte niet geaar zeld, rondweg te erkennen, dat de plaatsing van de profeten vóór de wet weder moet vervangen worden door de traditioneels volgorde: wet en profe ten. Men moet dit evenwel niet zoo ver staan, alsof nu ook de moderne geleer den naderden tot het standpunt der Christelijke Kerk, die de Heilige Schrift erkent als het Woord van God. Integendeel, het ongeloof nam nu weer andere vormen aan, gelijk wij in ons volgend artikel hopen uiteen te zetten. BINNENLAND. AUTORIT DER KONINKLIJKE FAMILIE DOOR DE HOOFDSTAD. H. M. de Koningin, Prins Hendrik en Prinses Juliana zijn gistermiddag te kwart over twee per auto van het paleis op den Dam uitgereden tot het maken van een gro'oten rijtoer, waar hij vooral de nieuwe stadsgedeelten waren uitgekozen, terwijl het tweede gedeelte van den rit door de Indische buurt ging. Het was dien middag voor al de beurt van de schoolkinderen, om van hun enthousiasme blijk te geven. Honderden en nog eens honderden knapen en meisjes stonden langs vrij wel de geheele route, onder leiding van hun onderwijzers of onderwijze ressen opgesteld, en uitbundig klonk hun gejuich, als de auto, waarin de vorstelijke personen hadden plaats genomen, hen passeerde. Vooral de stadsgedeelten, waar de kinderen met vlaggen en vlaggetjes zwaaiden boden een kleurig aspect. Ook de pers werd hier en daar in de vroolijke toejui chingen betrokken; de kinderen ble ken vaak beter te weten, wie die hee ren met hooge hoeden waren dan me nig volwassene. Zelfs v as er een def tig heer, die, op de journalisten wij- beschuldigen", zeide Helena, „gij hebt haast niets gezegd". „Maar ik dacht het juist zoo als gij", antwoordde Hedwig zacht. „Ik moet ook zeggen, Hedwig", riep Johanna uit en alle boosheid was verdwenen, „dat gij vurige kolen op mijn hoofd legde; ik hoop van harte, dat mijn geweten nooit zoo teeder zal worden als het uwe, want als gij in uw geweten bezwaren maakt over uw gedachten, wat moet ik dan niet doen over al die ijdele woorden, die- ik reeds lij mijn leven gesproken heb". „En toch zullen wij van ieder ijdel woord rekenschap moeten geven", zeide Hedwig ernstig. „Gelooft gij dat werkelijk", vraagde Helena op ernstigen toon. „Het staat geschreven", kreeg zij ten antwoord. „Kwel mij toch niet met zulke ge dachten", zeide Johanna, „als ik dat moest gelooven, kon ik nooit meer vroolijk zijn". „Mén is altijd geneigd, om die woor den over het hoofd te zien", zeide Hedwig, „en ik hoop van harte, dat de Heer al mijn ijdele woorden zal uit- wisschen, in het bloed, dat Hij voor mij vergoten heeft, want anders zou ik geen rustig oogenblik meer hebben" „Het is toch bijna altijd goed en ver standig te praten", meende Johanna. „Dan kan men toch zwijgen". „Maar wat zou dat vervelend zijn!" Helena lachte. „Ja, voor u arm kind zende, tot zijn êciga zeide: „En dat is nou de jury!" Te ongeveer vieir uur zwenkte de stoet den Dam op, welke tien minuten later weer „ontvolkt" was, op eenige tientallen kijkers na. die hardnekkig naar de ramen van bet paleis bleven staren, in de twijfelachtige hoop, een glimp van wat daar binnen gebeurde, te kunnen opvangen.... HET BOEK VAN COLIJN. Naar wij vernemen is dezer dagen reeds een 3e druk van het boek van Oud-Minister Colijn, „Koloniale vraagstukken van heden en morgen", ter perse gelegd. In slechts weinige weken zijn van dit belangrijke werk eenige duizend tallen geplaatst. Een succes, waarme de èn de schrijver èn de uitgeefster, drukkerij „De Standaard", zijn geluk te wens ch en. NATIONALE LANDSTORMDAG 1928. Betreffende den Nartionalen Land- stormdag, die op Donderdag a.s. te 's-Gravenhage op Houtrust wordt ge houden, is nog het volgende mede te deelen. Het aantal extra treinen, die aan het Staatsspoorstaitïon en het station van de Hollandsche spoor aankomen. Ledragen gezamenlijk 19 treinen. Het ligt in de bedoeling, dat de trein-colonnes dezelfde marschroute door 's-Gravenhage zullen volgen, n.l. van het Hollandsche spoor naar het Staatsspoor en daarna Rijnstraat. Ko ningskade (langs Hertenkamp), Korte Voorhout, Tournooiveld, Lange Vij verberg, Kneuterdijk, Heulstraat, Noordeinde, Zeestraat, Oude Scheve- ringsche ..jg, Carnegielaan, Tobias jan, Johan de Wittlaan, Corne lls de Wittlaan (noordzijde), Stadhou- cftrsplein (noordzijde), Houtrust. Bovengenoemde rout- zal evenwel niet worden gevolgd door de Vrijwil ligers, welke aan het Hollandsche spoor met de laatste drie extra trei nen eerst tegen 12 uur zullen arrivee- itn. Deze zullen naar Ho" trust mar ei, eeren langs Stationsweg, Van Ho- t ndorpstraat, Spinozastraat, Pavil- •t - ^Tracht, Lutberscho Burgwal, Groote Markt, Prinsestraat, Prinsesse- wal, Anna Paulownastraat, Carnegie laan, Tobias Asserlaan, Johan de Witt laan, Cornelis de Wittlaan, Stadhou dersplein, Houtrust. De trein-collonnes worden op Hout rust omgezet in Verbands-colonnes, in welke formatie voor de Koningin bij de Duinoordkerk wordt gedefileerd. Het uur, waarop de Landstormaf- d'éelingèn voor H. M. de Koningin zullen defileeren, is nader bepaald op. kwart voor vieren. Hiertoe zullen de Landstormtroepen om 3.10 van Houtrust vertrekken en den navolgenden weg kiezen: Sp-ort- laan, Stadhoudersplein, Stadhouders laan, Willem Frederiklaan, Ernst Ca- simirlaan, langs Duinoordkerk. Johan de Wittlaan, Tobias Asserlaan, Carne gielaan. Aan het einde van de Carnegielaan, zullen dè oneven genummerde Lahd- stormkorpsen naar het Malieveld door marcheeren langs Timorstraat Laan Copes van Cattenburgh, Karei van Bylandtlaan, Oostduinlaan. Jozef Israëlsplein, Jozef Israëlslaan, Malie veld. •De even genummerde Korpsen zul len van het einde der Carnegielaan doormarcheeren langs Carneigiepleiin, Scheveningsche weg, Javastraat, Alexanderstraat. Plein 1813, Maurits- kade, Dr. Ivuyperstraat, Koninginne gracht, Malieveld. Het Malieveld is op 27 September a.s. uitsluitend ter beschikking van den Bijzonderen Vrijwilligen Land storm. Op het Malieveld worden de Ver bands-colonnes weer omgezet in trein- colonnes en vandaar naar de stations afgemarcheerd. De Prins zal hoogstwaarschijnlijk te voren de bijeenkomst op Houtrust voor een gedeelte bijwonen. Ook zul len daar alle Ministers aanwezig zijn, Lcnevens tal van militaire en burger lijke autoriteiten. SPOORWEGVERKEER GESTOORD. De stoomtrein uit het Zuiden, welke in Den Haag om 11 u. 40 moet aanko- zou het zeker haast onmogelijk zijn; maar," voegde zij er ernstig bij, „ik geloof toch, dat men er naar trachten moet, met zijn tong niet te zondigen, en als men goed zijn best doet, kan het zoo erg moeilijk niet zijn. De vaste wil van den mensch vermag alles". „Dan is het maar het beste dade lijk naarhet Trappistenklooster te giaan, daar kan men ten minste met zijn tong niet zondigen; daar zegt men nooits iets anders dan „memen to mori", zeide Johanna, haar krullen r.aar achteren schuddende, als om daarmede de ernstige gedachten te verdrijven. „Hedwig is reeds op weg en mijn verstandige zuster „Maar dat is een monnikenkloos ter", zeide deze bestraffend, „en wij zijn toch niet van plan roomsch te worden". „Dat is juist een antwoord voor u"; sprak Johanna, .,gij neemt alles voor goede munt op, alsof ik in ernst ge sproken had. Maar nu zeg ik niet me mento mori, maar mementoja hoe is het ook weder? vivere geloof ik. Kom laat ons het leven genieten en in den tuin gaan, het weder is zoo heer lijk". Zij opende de deur en liep de stoep af door de anderen gevolgd. Mevrouw Van Steendorp en Anna gingen ook mede. Ja zelfs de oude mevrouw. De heer Van Haller droeg haar voeten bankje, daar zij onder den kastanje- men 's avonds, is gisteravond bij den Is ley weg onder Rijswijk vastgeloopen. Er zijn twee rangeermachines uit Den Haag heengezonden. Achter den vast geloopen stoomtrein zaten twee elec- trisch'e treinen uit Rotterdam, welke in de stagnatie moesten deelen. Even voor half twee is de stoomtrein uit Rotterdam binnengekomen. De oorzaak van de vertraging blijkt een gebroken drijfstang der locomotief te zijn geweest. Kort daarna zijn de.beide electrische Treinen ook binnengekomen. ONZE ONBEWAAKTE OVERWEGEN Op de vragen van mevrouw Bakker Nort, betreffende het opnieuw in stellen van bewaking op de onbewaak te spoorwegoverwegen in verband met het onlangs plaats gehad hebbend ongeval bij den onbewaakten spoor weg bij Heiligerlee, heef.t de minister van waterstaat geantwoord: Ingevolge art. 106 van het A.R.D. is den minister mededeeling gedaan van bet op 6 September j.l. op den onbe waakten overweg bij K.M. 111.506 van de stopplaats Heiligerlee plaats gehad hebbend ongeval. De vraag van algemeenen aard, in hoeverre op onbewaakte overwegen opnieuw bewaking moet worden inge steld, zal behooren te worden overwo gen. nadat de commissie, ingesteld overeenkomstig de in de zitting van de Tweede Kamer der Staten-Gene- raal van 9 December 1927 aangeno men motie, verslag zal hebben uitge bracht, behalve voor zooveel betreft gevallen, waarin nader mocht zijn ge bleken, dat de toestand ter plaatse voorziening eischt. In dit geval is daarvan echter geen sprake. Het uit zicht op den overweg is zeer goed. Uit een door het Rijkstoezicht inge steld onderzoek is gebleken, dat het ongeval moet worden toegeschreven aan onachtzaamheid van den auto bestuurder. DE TOEKENNING VAN UITKEERINGEN INGEVOLGE DE ONGEVALLENWET. Het lid van de Eerste Kamer, de lieer Hermans, beeft aan den Minister van Arbeid. Handel en Nijverheid de volgende vragen gesteld: 1. Is de Minister met ondergeteeken- de van meening, dat de toekenning van ongevallenuitkeering aan hen, die daarop igevolge de Ongevallenwetten aanspraak hebben, met den meesten spoed dient te geschieden? 2. Zoo ja, is het den Minister bekend, dat o.a. den werkman Struiwig te Arnhem, wien op 13 Juli j.l. in ver band met zijn dienstbetrekking een ongeval is overkomen als gevolg waarvan hij sedert 6 Aug. d.a.v. niet meer heeft kunnen werken nog steeds (dus tot heden, 22 September 1928) de hem toekomende uitkeering, trots herhaalde aanvraag, is onthou den? 3. Acht Z. E. een zoodanige vertra ging in de uitbetaling der ongevals- uitkeering niet in strijd met de bedoe ling van den wetgever en met een be hoorlijke administratieve uitvoering eener sociale verzekeringswet? 4. Is de Minister bereid te onderzoe ken of hier sprake is van nalatigheid van de zijde van de Rijksverzekerings bank of van den betrokken Raad van Arbeid en is de Minister voorts bereid om maatregelen te nemen, opdat den hierbedoelden getroffene alsnog on verwijld recht worde gedaan en waar door tevens in de toekomst gevallen als deze voorkomen worden? 5. Wil de Minister ten slotte het re sultaat zijner bemoeiingen in deze Ka mer meedeelen? BE CULEMBORGSCHE MOORDZAAK Het naar aanleiding van de Culem- borgsche moordaffaire ingestelde on derzoek heeft tot resultaat gehad, dat overeenkomstig de verklaringen van rtej. Haverman de gebr. Collé, de schrijvers van de anonieme brieven zijn. In verband daarmede is tegen ben rechtsingang verleend ter zake van meineed. De verdedigers hebben van den Mi nister van Justitie een schadevergoe ding voor hun cliënt gevorderd. Het Volk verneemt nog, dat dezer dagen van het departement van Jus- boom dicht bij het huis wilde gaan zitten. De heer Van Mengen noodigde zijn gast uit met hem naar de te velde staande gewassen te gaan zien, en de meisjes gingen naar de pastorie om Emma te halen, die eerst des namid dags den tijd had zich bij baar,aan te sluiten, en terugkomende zetten zij zich met haar werk naast de andere dames. Het gezelschap werd spoedig ver groot door Elise en Marie, wier school uren voorbij waren en die het zeer aangenaam vonden buiten te zitten. De oude mevrouw sloeg voor een boek te lezen, zij waren er door de menigvuldige couranten nog niet toe gekomen en Anna vraagde of de jon ge meisjes Dunallan kenden; dat was zoo mooi en de oefening in het En- gelsch voor allen zeer goed. Alleen Hedwig had het gelezen, maar wilde het gaarne nog eens hooren. Het werd dus gehaald en Helena, die het best Engelsch kendie. begon voor te lezen. Zij waren echter pas begonnen, toen een lichte sigarendamp de nade ring der heeren aankondigde, en ook spoedig kwamen zij de laan uit; de jenge dames vonden de stoornis niet zeer aangenaam en Helena legde het boek met een zucht op de tafel. „Laat ons u niet hinderen", riep de heer Van Mengen haar uit de verte toe. „Ik heb nog brieven te schrijven en wil met mijn huisbakken proza AAN HET ZOEKLICHT. Leiden, 26 Sept. 1928. In ons land gaat de Sociaal Demo cratie nog gestadig vooruit. De roode Zondag heeft ons wel geleerd dat men de duizenden op de been brengen kan. Maar in het buitenland gaat bet niet zoo florissant. De Duitsdie So iaal Democratie zit leeüjk met de pantserkruiser-kwestie in d'r maag om met de Houten Pomp te spreken. Nu las ik weer van de verkiezina-m in Zweden, die de Sociaal Democra ten een leelijke klap brachten. Van 105 zetels in de Zweedsche Tweede Kamer gingen ze op 90 terug. 't Is daar allicht ook weer een ge volg van de practijk. Toen de Sociaal Democraten aan de regeering kwa men viel hun beheer erg tegen. Op merkelijk is dan ook dat zij juist aan de Conservatieven en de Communis ten 12 van de verloren 15 zetels heb ben moeten afstaan. 'k Zou haast zeggen als wij 't hier ook eens met een rood Ministerie pro beerden, misschien waren vele roode kiezers dan voorgoed bekeerd. OBSERVATOR. titie de toezegging is ontvangen, dat er een bedrag van f 1500 zal worden uitgekeerd. KERK EN SCHOOL. NED. HERV. KERK. Beroepen: Te Oudega en Kolderwol- de, B. S. Dijkstra, te Sloten (Fr.). Aangenomen: Naar Hoofddorp, J. C. Salverda, te Heino. Bedankt: Voor Heer Hugo waard, J. J. van Meurs, te Amsterdam, laatstelijk te Zuid-Scharwoude. GEREF. KERKEN. Beroepen: Te Doornspijk, F. Tolle naar te Pernis. Te Drachten (vacature, J. C. Hakman), R. Oosterhoff, te Hemelum. ANTI-KERMIS-ACTIE TE WOERDEN. In een vergadering te Woerden van de Kerkeraden der Ned. Herv., Chr. Geref. en Geref. Kerk werd besloten om tijdens de Kermis in October een groote Anti-kermis actie te voeren. Een comité werd benoemd om dit plan verder uit te werken. VERBAND VAN EV. COMMISSIES DER GEREF. KERKEN. In de dezer dagen gehouden bestuurs vergadering van het Verband van Evan gelisatie Commissies der Geref. Kerken in Nederland (opgericht 3 Juli 1918) werd besloten een circulaire te richten tot alle kerkeraden en evangelisatiecommissies, waarin zal worden opgewekt als lid van het Verband toe te treden. Verder werd besloten om in overleg te treden met re dactie en uitgever van het Evangelisatie blad „Witte velden" om zoo mogelijk te komen tot oprichting van een officieel or gaan ten behoeve van den georganiseer- den Evangelisatiearbeid. De bestuursfuncties werden voorloopig als volgt verdeeld: Ds. T. J. Hagen, te Delft, voorzitter; Ds. J. R. Goris, te Apel doorn, secretaris; Ds. W. A. Wiersinga, te Weesp, penningmeester (giro 108172). GEREF. ZENDINGSARBEIDERS. De gezondheidstoestand van Ds. L. Ne telenbos, miss. predikant der Geref Kerk te Utrecht, arbeidende de Poerworedjo, is aanmerkelijk verbeterd, zoodat er goede verwachting is, dat hij zijn arbeid niet vóór den bestemden tijd heeft te onder breken om te repatrieeren. De gezondheidstoestand van Mevr. Colenbrander de echtgenoote van Ds. J. F. Colenbrander te Melolo (Soemba) met verlof hier te lande, schijn: niet zoo zorg wekkend als eerst gedacht werd. De te rugkeer naar het arbeidsveld op Soemba van het echtpaar Colenbrander schijnt niet uitgesloten. Zij zullen dan echter al hun kinderen in het Vaderland moeten achterlaten. RADIO-KERKDIENST. Nu de Generale Synode der Chr. Geref. Kerk zich heeft uitgesproken tegen radio grafische uitzending van preeken op Zon- uw romantische stemming niet ver drijven, en mijn gast behoort nog tot den leeftijd, waarop men van zulke .boeken houdt". De heer Van Haller glimlachte en vraagde aan de dames oï zij hem wil den toestaan zich bij haar te voegèn? De oude mevrouw en mevrouw Van Steendorp verklaarden zich hierdoor vereerd; Anna ruimde hem vriendelijk een plaats in, en alleen de jonge meis jes wisselden onvergenoegde blikken. Vooral Johanna fronsde de wenk brauwen en fluisterde Hedwig in: „gij zult zien, dat hij op alles wat aan te merken zal hebben en alles tot pro za maken". Hedwig, wie zijn komst ook niet aangenaam was. haalde de schouders op. „Mag ik weten wat gij leest?" vraagde de heer Van Haller aan zijn buurvrouw. „Dunallan van Miss Kennedy; kent gij het misschien?" „Neen", antwoordde hij; „ik zie dat gij reeds begonnen zijt, zoudt gij zoo goed willen zijn, mij op de hoogte te brengen van het gelezene?" Anna verhaalde in korte woorden het gesprek van Catharina met haar nicht Elisabeth, over de gevreesde komst van haar aanstaanden echtge noot. „Er is dus sprake van een onwelko- men gast", zeide hij, en een glimlachje vloog over zijn gelaat.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1928 | | pagina 5