füEOWE LEIDSCHE COURANT
van
WOENSDAG 26 SEPT. '28
TWEEDE BLAD.
Gewijde en Ongewijde
Historie.
DE MOZAÏSCHE WETGEVING.
De Wet, zoowel die der Tien Gebo-
den als ook de burgerlijke en ceremo-
nieele wetgeving, uit Mozes' tijd af
komstig!
Er is een tijd geweest, dat men een
dergelijke meening met hoongelach
zou begroet hebben in de kringen dei'
„onbevooroordeelde" wetenschap.
Dat was omstreeks het midden der
vorige eeuw, toen men meende met
het tooverwoord „evolutie" vrijwel al
le raadselen, zoowel op het gebied der
natuurwetenschap als der historievor-
sching en speciaal wat betreft de ont
wikkelingsgang der Oudtestamenti
sche religie, te kunnen oplossen.
Op grond van die evolutietheorie
nam men aan, dat de volgorde der
boeken in de Heilige Schrift een ge
heel andere moest zijn dan tot dusver
steeds was aangenomen.
Het was niet zooals ook Christus
zeide Wet en Profeten, doch: Pro
feten en Wet.
De Wet stond niet aan het begin,
doch aan het einde der religieuze ont
wikkeling; de dekaloog kon niet uit
Mozes' tijd afkomstig zijn, immers
destijds stond men nog niet op zoo
hoogen trap van ontwikkeling.
In den woestijntijd was Israëls gods
dienst nog slechts een nomadenreligie,
die later boerenreligie werd en door
de werkzaamheid der profeten tot nog
hoogeren ontwikkelingsvorm kwam,
waarna zij verstarde tot wetsreligie.
De Pentateuch kon dan ook niet
door Mozes geschreven zijn, doch was
uit veel lateren tijd afkomstig.
Als men met de verkregen resulta
ten bekend is en de zaak onbevooroor
deeld beschouwt aldus Prof. Dr. R.
Dozy in: „De Israëlieten te Mekka",
welk werk in 1864 verscheen dan
kunnen er slechts twee meeningen in
aanmerking komen: volgens de eene
is de Pentateuch samengesteld kort
voor het begin der Babylonische bal
lingschap; volgens de andere is dit
gebeurd na de ballingschap en zijn
er zelfs in den Pentateuch nog latere
toevoegsels.
Prof. Dr. A. Kuenen, in den eersten
druk van zijn: „Historisch-kritisch on
derzoek naar het ontstaan en de ver
zameling van de boeken des Ouden
Verhonds", kwam tot het resultaat,
dat de Pentateuch tusschen de jaren
600 en 590 voor Chr. moet ontstaan
zijn.
De zekerheid en het zelfbewustzijn
waarmede men dergelijke meeiiingen
voordroeg, waren verbijsterend. Wie
het er niet mee eens was, gaf blijk van
„dogmatische vooroordeelen".
Zoo zegt b.v. Prof. Dozy in zijn straks
genoemd werk:
„Meeningen, die op elk ander ge
bied dadelijk als onhoudbaar zouden
zijn ter zijde gesteld, zooals die, dat
de Pentateuch door Mozes zoil ge
schreven zijn, heeft men in allen ernst
en met grooten omhaal van geleerd
heid moeten bestrijden en wederleg
gen.
Waren de boeken, waarover men
handelde, geen Hebreeuwsche geweest
hadden zij niet met de dogmatiek in
verband gestaan, men zou stellig aan
dergelijke kwesties den kostbaren tijd
niet hebben verspild; zij zouden da
delijk zijn uitgemaakt, zoo eenvoudig
en duidelijk waren zij, want in den
grond was de vraag deze: of er een
kritiek bestaan kan en bestaat, dan
wel, of zij een onding is; nog een
voudiger: of de mensch gelijk heeft,
wanneer hij meent datgene te bezitten,
wat hij gezond verstand noemt, dan
wel of hij zich daarin vergist".
Voor ieder, die voldoende gezond
verstand bezit, staat het derhalve on-
omstootelijk vast, dat de Pentateuch
onmogelijk uit Mozes' tijd afkomstig
kan zijn
FEUILLETON.
God is mijn heil.
89) —o—
„Dat kan al zoo gebeuren", ant
woordde hij zeer bedaard; „over het al
gemeen is het beter het niet te doen,
want het is een waar spreekwoord:
„luistervinken aan den wand, hooren
vaak hun eifgen schand", maar men
doet het dikwijls zonder het bepaald
te willen; wanneer men bijvoorbeeld
heel onschuldig naar eenige dames
toekomt, in de vaste overtuiging voor
af bemerkt te zijn".
Weder speelde de sarkastische lach
om zijn mond. Johanna beet zich op
de lippen en gaf alle moeite om be
daard te blijven. Hij verwijderde zich
langzaam, maar riep haar nog toe:
„Hebt toch een weinig medelijden
met den armen vlinderI"
Toen hij ver genoeg was en veilig
aan de andere zijde van de salon bij
de andere heeren aangekomen, riep
Johanna uit: ,.die onuitstaanbare
man, ik wilde, dat hij mijlen hier van
daan was!"
„Deze keer zijn wij veel eer onuit
staanbaar geweest", zeide He d wig,
..waarom spraken wij over hem ach
ter zijn rug; hoe onaangenaam het
ook ware, zijn we slechts naar ver
diensten gestraft".
„Gij behoedt u zeJve waarlijk niet te
Maar omstreeks dienzelfden tijd
dichtte de Leekendicliter:
„Wat ons de wijzen als waarheid ver
konden,
Straks komt een wijzer, die 't wegre
deneert".
Er is de laatste decenniën, dank zij
vooral de opgravingen in Mesopotamia
een algeheele wijziging ingetreden in
de beschouwing van Israëls historie en
religie, zoodat Prof. Dr. G. Ch. Aalders
bij de aanvaarding van het hoogle
raarsambt aan de Vrije Universiteit in
1920 een inaugureele rede kon houden
over: „Tij-kentering in de Oud-Testa-
mefttische Wetenschap".
Waren vroeger, op enkele uitzonde
ringen na, de critici één in de overtui
ging, dat b.v. geboden als in den de
kaloog voorkomen, niet kunnen ont
staan zijn vóór de 8ste eeuw voor Chr.,
toen de groote profeten voor dergelijke
denkbeelden baanbrekend optraden,
dit werd anders, toen men kennis nam
van_ de zedelijke denkbeelden van na
burige volken als de Assyriërs en de
Egyptenaren.
In het algemeen kan men zeggen,
dat 'de grondfout der vroegere be
schouwing was, dat men Israël hield
voor een oud volk; de nieuwere ont
dekkingen leerden, dat nog vóór Isra
els zelfstandig volksbestaan volken als
Egyptenaren, Assyriërs, Babyloniërs,
Hethieten en anderen op hoogen trap
van cultuur stonden.
De Israëlieten waren alzoo een jong
volk bij hun intrede in de historie en
het is dan ook, reeds van natuurlijk
standpunt gezien, niet te verwonderen
dat ook zij reeds een zekere mate van
beschaving bezaten.
Het. argument, dat de wetgeving niet
uit Mozes' tijd afkomstig kan zijn, ver
viel hiermee, vooral toen het wetboek
van Chammoerapi ontdekt werd, dat
uit Abrahams tijd dateert en vele pun
ten van overeenkomst met Israëls wet
geving vertoont.
Het is vooral de Leidsche hooglee
raar Prof. Dr. B D. Eerdmans geweest,
die o&. in zijn: „Alttestamentliche
Studiën", de gedachte heeft uitgespro
ken en gepropageerd, dat de dekaloog,
zij het in verkorten vorm, van Mozes
afkomstig zou zijn, en niet slechts de
dekaloog, maar ook verschillende an
dere stukken uit den Pentateuch, met
name het z.g. Verbondsboek (Ex. 20 vs.
23—23 vs. 19).
Eerdmans heeft tenslotte niet geaar
zeld, rondweg te erkennen, dat de
plaatsing van de profeten vóór de wet
weder moet vervangen worden door de
traditioneels volgorde: wet en profe
ten.
Men moet dit evenwel niet zoo ver
staan, alsof nu ook de moderne geleer
den naderden tot het standpunt der
Christelijke Kerk, die de Heilige
Schrift erkent als het Woord van God.
Integendeel, het ongeloof nam nu
weer andere vormen aan, gelijk wij in
ons volgend artikel hopen uiteen te
zetten.
BINNENLAND.
AUTORIT DER KONINKLIJKE
FAMILIE DOOR DE HOOFDSTAD.
H. M. de Koningin, Prins Hendrik
en Prinses Juliana zijn gistermiddag
te kwart over twee per auto van het
paleis op den Dam uitgereden tot het
maken van een gro'oten rijtoer, waar
hij vooral de nieuwe stadsgedeelten
waren uitgekozen, terwijl het tweede
gedeelte van den rit door de Indische
buurt ging. Het was dien middag voor
al de beurt van de schoolkinderen, om
van hun enthousiasme blijk te geven.
Honderden en nog eens honderden
knapen en meisjes stonden langs vrij
wel de geheele route, onder leiding
van hun onderwijzers of onderwijze
ressen opgesteld, en uitbundig klonk
hun gejuich, als de auto, waarin de
vorstelijke personen hadden plaats
genomen, hen passeerde. Vooral de
stadsgedeelten, waar de kinderen met
vlaggen en vlaggetjes zwaaiden boden
een kleurig aspect. Ook de pers werd
hier en daar in de vroolijke toejui
chingen betrokken; de kinderen ble
ken vaak beter te weten, wie die hee
ren met hooge hoeden waren dan me
nig volwassene. Zelfs v as er een def
tig heer, die, op de journalisten wij-
beschuldigen", zeide Helena, „gij hebt
haast niets gezegd".
„Maar ik dacht het juist zoo als gij",
antwoordde Hedwig zacht.
„Ik moet ook zeggen, Hedwig", riep
Johanna uit en alle boosheid was
verdwenen, „dat gij vurige kolen op
mijn hoofd legde; ik hoop van harte,
dat mijn geweten nooit zoo teeder zal
worden als het uwe, want als gij in
uw geweten bezwaren maakt over uw
gedachten, wat moet ik dan niet doen
over al die ijdele woorden, die- ik reeds
lij mijn leven gesproken heb".
„En toch zullen wij van ieder ijdel
woord rekenschap moeten geven",
zeide Hedwig ernstig.
„Gelooft gij dat werkelijk", vraagde
Helena op ernstigen toon.
„Het staat geschreven", kreeg zij
ten antwoord.
„Kwel mij toch niet met zulke ge
dachten", zeide Johanna, „als ik dat
moest gelooven, kon ik nooit meer
vroolijk zijn".
„Mén is altijd geneigd, om die woor
den over het hoofd te zien", zeide
Hedwig, „en ik hoop van harte, dat de
Heer al mijn ijdele woorden zal uit-
wisschen, in het bloed, dat Hij voor
mij vergoten heeft, want anders zou
ik geen rustig oogenblik meer hebben"
„Het is toch bijna altijd goed en ver
standig te praten", meende Johanna.
„Dan kan men toch zwijgen".
„Maar wat zou dat vervelend zijn!"
Helena lachte. „Ja, voor u arm kind
zende, tot zijn êciga zeide: „En dat is
nou de jury!"
Te ongeveer vieir uur zwenkte de
stoet den Dam op, welke tien minuten
later weer „ontvolkt" was, op eenige
tientallen kijkers na. die hardnekkig
naar de ramen van bet paleis bleven
staren, in de twijfelachtige hoop, een
glimp van wat daar binnen gebeurde,
te kunnen opvangen....
HET BOEK VAN COLIJN.
Naar wij vernemen is dezer dagen
reeds een 3e druk van het boek van
Oud-Minister Colijn, „Koloniale
vraagstukken van heden en morgen",
ter perse gelegd.
In slechts weinige weken zijn van
dit belangrijke werk eenige duizend
tallen geplaatst. Een succes, waarme
de èn de schrijver èn de uitgeefster,
drukkerij „De Standaard", zijn geluk
te wens ch en.
NATIONALE LANDSTORMDAG 1928.
Betreffende den Nartionalen Land-
stormdag, die op Donderdag a.s. te
's-Gravenhage op Houtrust wordt ge
houden, is nog het volgende mede te
deelen.
Het aantal extra treinen, die aan
het Staatsspoorstaitïon en het station
van de Hollandsche spoor aankomen.
Ledragen gezamenlijk 19 treinen.
Het ligt in de bedoeling, dat de
trein-colonnes dezelfde marschroute
door 's-Gravenhage zullen volgen, n.l.
van het Hollandsche spoor naar het
Staatsspoor en daarna Rijnstraat. Ko
ningskade (langs Hertenkamp), Korte
Voorhout, Tournooiveld, Lange Vij
verberg, Kneuterdijk, Heulstraat,
Noordeinde, Zeestraat, Oude Scheve-
ringsche ..jg, Carnegielaan, Tobias
jan, Johan de Wittlaan, Corne
lls de Wittlaan (noordzijde), Stadhou-
cftrsplein (noordzijde), Houtrust.
Bovengenoemde rout- zal evenwel
niet worden gevolgd door de Vrijwil
ligers, welke aan het Hollandsche
spoor met de laatste drie extra trei
nen eerst tegen 12 uur zullen arrivee-
itn. Deze zullen naar Ho" trust mar
ei, eeren langs Stationsweg, Van Ho-
t ndorpstraat, Spinozastraat, Pavil-
•t - ^Tracht, Lutberscho Burgwal,
Groote Markt, Prinsestraat, Prinsesse-
wal, Anna Paulownastraat, Carnegie
laan, Tobias Asserlaan, Johan de Witt
laan, Cornelis de Wittlaan, Stadhou
dersplein, Houtrust.
De trein-collonnes worden op Hout
rust omgezet in Verbands-colonnes, in
welke formatie voor de Koningin bij
de Duinoordkerk wordt gedefileerd.
Het uur, waarop de Landstormaf-
d'éelingèn voor H. M. de Koningin
zullen defileeren, is nader bepaald op.
kwart voor vieren.
Hiertoe zullen de Landstormtroepen
om 3.10 van Houtrust vertrekken en
den navolgenden weg kiezen: Sp-ort-
laan, Stadhoudersplein, Stadhouders
laan, Willem Frederiklaan, Ernst Ca-
simirlaan, langs Duinoordkerk. Johan
de Wittlaan, Tobias Asserlaan, Carne
gielaan.
Aan het einde van de Carnegielaan,
zullen dè oneven genummerde Lahd-
stormkorpsen naar het Malieveld
door marcheeren langs Timorstraat
Laan Copes van Cattenburgh, Karei
van Bylandtlaan, Oostduinlaan. Jozef
Israëlsplein, Jozef Israëlslaan, Malie
veld.
•De even genummerde Korpsen zul
len van het einde der Carnegielaan
doormarcheeren langs Carneigiepleiin,
Scheveningsche weg, Javastraat,
Alexanderstraat. Plein 1813, Maurits-
kade, Dr. Ivuyperstraat, Koninginne
gracht, Malieveld.
Het Malieveld is op 27 September
a.s. uitsluitend ter beschikking van
den Bijzonderen Vrijwilligen Land
storm.
Op het Malieveld worden de Ver
bands-colonnes weer omgezet in trein-
colonnes en vandaar naar de stations
afgemarcheerd.
De Prins zal hoogstwaarschijnlijk te
voren de bijeenkomst op Houtrust
voor een gedeelte bijwonen. Ook zul
len daar alle Ministers aanwezig zijn,
Lcnevens tal van militaire en burger
lijke autoriteiten.
SPOORWEGVERKEER GESTOORD.
De stoomtrein uit het Zuiden, welke
in Den Haag om 11 u. 40 moet aanko-
zou het zeker haast onmogelijk zijn;
maar," voegde zij er ernstig bij, „ik
geloof toch, dat men er naar trachten
moet, met zijn tong niet te zondigen,
en als men goed zijn best doet, kan
het zoo erg moeilijk niet zijn. De vaste
wil van den mensch vermag alles".
„Dan is het maar het beste dade
lijk naarhet Trappistenklooster te
giaan, daar kan men ten minste met
zijn tong niet zondigen; daar zegt
men nooits iets anders dan „memen
to mori", zeide Johanna, haar krullen
r.aar achteren schuddende, als om
daarmede de ernstige gedachten te
verdrijven. „Hedwig is reeds op weg
en mijn verstandige zuster
„Maar dat is een monnikenkloos
ter", zeide deze bestraffend, „en wij
zijn toch niet van plan roomsch te
worden".
„Dat is juist een antwoord voor u";
sprak Johanna, .,gij neemt alles voor
goede munt op, alsof ik in ernst ge
sproken had. Maar nu zeg ik niet me
mento mori, maar mementoja
hoe is het ook weder? vivere geloof ik.
Kom laat ons het leven genieten en in
den tuin gaan, het weder is zoo heer
lijk".
Zij opende de deur en liep de stoep
af door de anderen gevolgd. Mevrouw
Van Steendorp en Anna gingen ook
mede. Ja zelfs de oude mevrouw. De
heer Van Haller droeg haar voeten
bankje, daar zij onder den kastanje-
men 's avonds, is gisteravond bij den
Is ley weg onder Rijswijk vastgeloopen.
Er zijn twee rangeermachines uit Den
Haag heengezonden. Achter den vast
geloopen stoomtrein zaten twee elec-
trisch'e treinen uit Rotterdam, welke
in de stagnatie moesten deelen.
Even voor half twee is de stoomtrein
uit Rotterdam binnengekomen. De
oorzaak van de vertraging blijkt een
gebroken drijfstang der locomotief te
zijn geweest.
Kort daarna zijn de.beide electrische
Treinen ook binnengekomen.
ONZE ONBEWAAKTE OVERWEGEN
Op de vragen van mevrouw Bakker
Nort, betreffende het opnieuw in
stellen van bewaking op de onbewaak
te spoorwegoverwegen in verband
met het onlangs plaats gehad hebbend
ongeval bij den onbewaakten spoor
weg bij Heiligerlee, heef.t de minister
van waterstaat geantwoord:
Ingevolge art. 106 van het A.R.D. is
den minister mededeeling gedaan van
bet op 6 September j.l. op den onbe
waakten overweg bij K.M. 111.506 van
de stopplaats Heiligerlee plaats gehad
hebbend ongeval.
De vraag van algemeenen aard, in
hoeverre op onbewaakte overwegen
opnieuw bewaking moet worden inge
steld, zal behooren te worden overwo
gen. nadat de commissie, ingesteld
overeenkomstig de in de zitting van
de Tweede Kamer der Staten-Gene-
raal van 9 December 1927 aangeno
men motie, verslag zal hebben uitge
bracht, behalve voor zooveel betreft
gevallen, waarin nader mocht zijn ge
bleken, dat de toestand ter plaatse
voorziening eischt. In dit geval is
daarvan echter geen sprake. Het uit
zicht op den overweg is zeer goed.
Uit een door het Rijkstoezicht inge
steld onderzoek is gebleken, dat het
ongeval moet worden toegeschreven
aan onachtzaamheid van den auto
bestuurder.
DE TOEKENNING VAN
UITKEERINGEN INGEVOLGE DE
ONGEVALLENWET.
Het lid van de Eerste Kamer, de
lieer Hermans, beeft aan den Minister
van Arbeid. Handel en Nijverheid de
volgende vragen gesteld:
1. Is de Minister met ondergeteeken-
de van meening, dat de toekenning
van ongevallenuitkeering aan hen, die
daarop igevolge de Ongevallenwetten
aanspraak hebben, met den meesten
spoed dient te geschieden?
2. Zoo ja, is het den Minister bekend,
dat o.a. den werkman Struiwig te
Arnhem, wien op 13 Juli j.l. in ver
band met zijn dienstbetrekking een
ongeval is overkomen als gevolg
waarvan hij sedert 6 Aug. d.a.v. niet
meer heeft kunnen werken nog
steeds (dus tot heden, 22 September
1928) de hem toekomende uitkeering,
trots herhaalde aanvraag, is onthou
den?
3. Acht Z. E. een zoodanige vertra
ging in de uitbetaling der ongevals-
uitkeering niet in strijd met de bedoe
ling van den wetgever en met een be
hoorlijke administratieve uitvoering
eener sociale verzekeringswet?
4. Is de Minister bereid te onderzoe
ken of hier sprake is van nalatigheid
van de zijde van de Rijksverzekerings
bank of van den betrokken Raad van
Arbeid en is de Minister voorts bereid
om maatregelen te nemen, opdat den
hierbedoelden getroffene alsnog on
verwijld recht worde gedaan en waar
door tevens in de toekomst gevallen
als deze voorkomen worden?
5. Wil de Minister ten slotte het re
sultaat zijner bemoeiingen in deze Ka
mer meedeelen?
BE CULEMBORGSCHE MOORDZAAK
Het naar aanleiding van de Culem-
borgsche moordaffaire ingestelde on
derzoek heeft tot resultaat gehad, dat
overeenkomstig de verklaringen van
rtej. Haverman de gebr. Collé, de
schrijvers van de anonieme brieven
zijn.
In verband daarmede is tegen ben
rechtsingang verleend ter zake van
meineed.
De verdedigers hebben van den Mi
nister van Justitie een schadevergoe
ding voor hun cliënt gevorderd.
Het Volk verneemt nog, dat dezer
dagen van het departement van Jus-
boom dicht bij het huis wilde gaan
zitten.
De heer Van Mengen noodigde zijn
gast uit met hem naar de te velde
staande gewassen te gaan zien, en de
meisjes gingen naar de pastorie om
Emma te halen, die eerst des namid
dags den tijd had zich bij baar,aan te
sluiten, en terugkomende zetten zij
zich met haar werk naast de andere
dames.
Het gezelschap werd spoedig ver
groot door Elise en Marie, wier school
uren voorbij waren en die het zeer
aangenaam vonden buiten te zitten.
De oude mevrouw sloeg voor een
boek te lezen, zij waren er door de
menigvuldige couranten nog niet toe
gekomen en Anna vraagde of de jon
ge meisjes Dunallan kenden; dat was
zoo mooi en de oefening in het En-
gelsch voor allen zeer goed. Alleen
Hedwig had het gelezen, maar wilde
het gaarne nog eens hooren. Het werd
dus gehaald en Helena, die het best
Engelsch kendie. begon voor te lezen.
Zij waren echter pas begonnen,
toen een lichte sigarendamp de nade
ring der heeren aankondigde, en ook
spoedig kwamen zij de laan uit; de
jenge dames vonden de stoornis niet
zeer aangenaam en Helena legde het
boek met een zucht op de tafel.
„Laat ons u niet hinderen", riep de
heer Van Mengen haar uit de verte
toe. „Ik heb nog brieven te schrijven
en wil met mijn huisbakken proza
AAN HET ZOEKLICHT.
Leiden, 26 Sept. 1928.
In ons land gaat de Sociaal Demo
cratie nog gestadig vooruit. De roode
Zondag heeft ons wel geleerd dat
men de duizenden op de been brengen
kan. Maar in het buitenland gaat bet
niet zoo florissant.
De Duitsdie So iaal Democratie zit
leeüjk met de pantserkruiser-kwestie
in d'r maag om met de Houten Pomp
te spreken.
Nu las ik weer van de verkiezina-m
in Zweden, die de Sociaal Democra
ten een leelijke klap brachten. Van
105 zetels in de Zweedsche Tweede
Kamer gingen ze op 90 terug.
't Is daar allicht ook weer een ge
volg van de practijk. Toen de Sociaal
Democraten aan de regeering kwa
men viel hun beheer erg tegen. Op
merkelijk is dan ook dat zij juist aan
de Conservatieven en de Communis
ten 12 van de verloren 15 zetels heb
ben moeten afstaan.
'k Zou haast zeggen als wij 't hier
ook eens met een rood Ministerie pro
beerden, misschien waren vele roode
kiezers dan voorgoed bekeerd.
OBSERVATOR.
titie de toezegging is ontvangen, dat
er een bedrag van f 1500 zal worden
uitgekeerd.
KERK EN SCHOOL.
NED. HERV. KERK.
Beroepen: Te Oudega en Kolderwol-
de, B. S. Dijkstra, te Sloten (Fr.).
Aangenomen: Naar Hoofddorp, J.
C. Salverda, te Heino.
Bedankt: Voor Heer Hugo waard, J.
J. van Meurs, te Amsterdam, laatstelijk te
Zuid-Scharwoude.
GEREF. KERKEN.
Beroepen: Te Doornspijk, F. Tolle
naar te Pernis. Te Drachten (vacature, J.
C. Hakman), R. Oosterhoff, te Hemelum.
ANTI-KERMIS-ACTIE TE WOERDEN.
In een vergadering te Woerden van de
Kerkeraden der Ned. Herv., Chr. Geref. en
Geref. Kerk werd besloten om tijdens de
Kermis in October een groote Anti-kermis
actie te voeren. Een comité werd benoemd
om dit plan verder uit te werken.
VERBAND VAN EV. COMMISSIES DER
GEREF. KERKEN.
In de dezer dagen gehouden bestuurs
vergadering van het Verband van Evan
gelisatie Commissies der Geref. Kerken
in Nederland (opgericht 3 Juli 1918) werd
besloten een circulaire te richten tot alle
kerkeraden en evangelisatiecommissies,
waarin zal worden opgewekt als lid van
het Verband toe te treden. Verder werd
besloten om in overleg te treden met re
dactie en uitgever van het Evangelisatie
blad „Witte velden" om zoo mogelijk te
komen tot oprichting van een officieel or
gaan ten behoeve van den georganiseer-
den Evangelisatiearbeid.
De bestuursfuncties werden voorloopig
als volgt verdeeld: Ds. T. J. Hagen, te
Delft, voorzitter; Ds. J. R. Goris, te Apel
doorn, secretaris; Ds. W. A. Wiersinga, te
Weesp, penningmeester (giro 108172).
GEREF. ZENDINGSARBEIDERS.
De gezondheidstoestand van Ds. L. Ne
telenbos, miss. predikant der Geref Kerk
te Utrecht, arbeidende de Poerworedjo, is
aanmerkelijk verbeterd, zoodat er goede
verwachting is, dat hij zijn arbeid niet
vóór den bestemden tijd heeft te onder
breken om te repatrieeren.
De gezondheidstoestand van Mevr.
Colenbrander de echtgenoote van Ds. J. F.
Colenbrander te Melolo (Soemba) met
verlof hier te lande, schijn: niet zoo zorg
wekkend als eerst gedacht werd. De te
rugkeer naar het arbeidsveld op Soemba
van het echtpaar Colenbrander schijnt
niet uitgesloten. Zij zullen dan echter al
hun kinderen in het Vaderland moeten
achterlaten.
RADIO-KERKDIENST.
Nu de Generale Synode der Chr. Geref.
Kerk zich heeft uitgesproken tegen radio
grafische uitzending van preeken op Zon-
uw romantische stemming niet ver
drijven, en mijn gast behoort nog tot
den leeftijd, waarop men van zulke
.boeken houdt".
De heer Van Haller glimlachte en
vraagde aan de dames oï zij hem wil
den toestaan zich bij haar te voegèn?
De oude mevrouw en mevrouw Van
Steendorp verklaarden zich hierdoor
vereerd; Anna ruimde hem vriendelijk
een plaats in, en alleen de jonge meis
jes wisselden onvergenoegde blikken.
Vooral Johanna fronsde de wenk
brauwen en fluisterde Hedwig in:
„gij zult zien, dat hij op alles wat aan
te merken zal hebben en alles tot pro
za maken".
Hedwig, wie zijn komst ook niet
aangenaam was. haalde de schouders
op.
„Mag ik weten wat gij leest?"
vraagde de heer Van Haller aan zijn
buurvrouw.
„Dunallan van Miss Kennedy; kent
gij het misschien?"
„Neen", antwoordde hij; „ik zie dat
gij reeds begonnen zijt, zoudt gij zoo
goed willen zijn, mij op de hoogte te
brengen van het gelezene?"
Anna verhaalde in korte woorden
het gesprek van Catharina met haar
nicht Elisabeth, over de gevreesde
komst van haar aanstaanden echtge
noot.
„Er is dus sprake van een onwelko-
men gast", zeide hij, en een glimlachje
vloog over zijn gelaat.