De overdracht van het rectoraat te Leiden. Rede van Prof. Dr. A. J. Wensinck. De rector magnificus der Leidsche Uni versiteit, prof. dr. A. J. Wensinck, heeft hedenmiddag in het groot auditorium der universiteit verslag uitgebracht van de lotgevallen der Leidsche Hoogeschool in den afgeloopen academischen cursus en daarna de rectorale waardigheid overge dragen aan zijn opvolger, prof. jhr. mr. dr. W. J. M. van Eysinga. De rector ving zijn rede aan met in her innering te brengen, dat 22 September 1927 H. K. H. Prinses Juliana in het al bum studiosorum werd ingeschreven. Tot het einde van het academiejaar heeft H. K. H. aan het universitaire leven in zijn vollen omvang deelgenomen, door bezoe ken aan de voornaamste academische in stellingen van Hare belangsteling voor al les wat de universiteit betreft, blijk gege ven, en daardoor verlevendigd het besef van dén historischen band tusschen het Huis van Oranje en onze gemeenschap, die het zich tot een groot voorrecht re kent te mogen medewerken tot de vor ming van Haar, die geroepen is eenmaal den troon te beklimmen. In schrille tegenstelling tot de verblij dende tegenwoordigheid van onze Prinses staan vele en zware, ja onherstelbare ver liezen. Spr. noemde in de eerste plaats het overlijden van prof. Einthoven. De tweede zware slag was het onverwachte overlijden van prof. Lorentz op 4 Febru ari. De dag van zijn begrafenis was er een van nationalen rouw, een rouw die zich op indrukwekkende wijze voortzette in de op 9 Februari op deze plaats door Ein stein uitgesproken herdenkingsrede, in de oprichting van een nationaal Lorentz-co- mité, in de woorden van hooge waardee ring, te Genève door mannen als Briand, Beelaerts van Blokland en Gilbert Murray aan zijn nagedachtenis gewijd. Wij hebben in Lorentz een man verlo ren zooals de geschiedenis der wetenschap er „slechts enkelen kent, een licht van zeldzame, vaste en gelijkmatige helder heid. Dat licht is niet gedoofd en onze rouw over het gemis van deze verheven persoonlijkheid is vrij van bitterheid bij de gedachte, dat wij haar een halve eeuw in ons midden hebben gehad en dat met namen als die van Seeliger en Boerhaave ook die van Lorentz in de komende eeu wen den klank van den naam onzer uni versiteit zal bepalen. De rector herdacht verder den overle den hoogleeraar prof. Vürtheim, alsmede den oud-hoogleeraar Prof. Oort, den cura tor baron Sweerts de Landas Wyborgh, commissaris der Koningin, die in het af geloopen academiejaar zijn overleden. Met genoegen maakte spr. er melding van, dat de ledige plaats in het college van curatoren is ingenomen door Leidens burgemeester, mr. A. van de Sande Bak- huyzen. De twee andere, zeer belangrijke veran deringen in het college van curatoren hangen in meerdere of mindere mate sa men met de reorganisatie van het beheer der universiteit. Spoediger dan verwacht kon worden bleek van de belangstelling van de bevoegde autoriteiten in deze aan gelegenheid, waardoor de centraliseering van de administratie der universiteit in één bureau, dat onder leiding van den se cretaris van curatoren h e t bureau der universiteit zou zijn, waarvan de draden zoowel curatoren, senaat, faculteitsbestu ren en studenten omvat, werd opgericht. Reeds ten vorigen jare was, in anticipatie op de totstandkoming, gezorgd voor de noodige controle bij de inschrijvingen in het album studiosorum. Voor den vorigen secretaris van cura toren, baron De Vos van Steen wijk, was de totstandkoming van dit büreau aan leiding om zijn ontslag te nemen, omdat daardoor zijn ambt verzwaard zou wor den, gezien dat dit bureau onder zijn lei ding zóu komen te staan, met een toelast van verantwoordelijkheid, als waaronder hij het niet had aanvaard. Mr. P. J. Iden- burg, secretaris van curatoren der ge meentelijke universiteit van Amsterdam, werd tot zijn opvolger benoemd. De uni versiteit bouwt groote verwachtingen op hem. Vervolgens gewaagde de rector er van, dat. mede als gevolg van het totstandko men van. het nieuwe bureau, prof. Krom zich bereid heeft verklaard een deel van het Werk, dat tot dusver op de schouders van den secretaris van den senaat was l, de eerste vijf jaar voor zijn reke ning te nemen. De laatste verandering in de samenstel ling van het college van curatoren het op zijn verzoek aan jhr. De Gijselaar ver leend ontslag als voorzitter en lid staat mede in verband met de opvatting, waar van het universiteitsbureau een uitvloei sel is, de opvatting, dat een grootere effi ciency, in den ruimsten zin, vereischt. is. Reeds spoedig nadat de heer De Gijselaar zich te Wassenaar gevestigd had, heeft hij als zijn meening uitgesproken dat deze verandering van woonplaats het vra gen van ontslag met zich zou dienen me de te brengen. De senaat onderschrijft ge heel zijn opvatting, dat de president en de secretaris van curatoren, zijnde als het ware het dagelijksch bestuur, in Leiden dienen te wonen. Na melding te hebben gemaakt van de veranderingen, die zich hebben voltrok ken in de rij der hoogleeraren, lectoren en privaat-docenten, vervolgde spr. met er op te wijzen, dat de verplichtingen, aan het te zwaar belaste professoraat in de dierkunde verbonden, voor een deel wer den overgebracht op een daartoe inge steld en aan dr. H. Boschina opgedragen lectoraat. Dat hiermede aan alle wen- schen der faculteit voor wis- en natuur kunde zou voldaan zijn, zal niemand meenen. De aanstelling van een tweeden hoogleeraar in de geologie en de uitbrei ding van het geologisch museum laten nog immer op zich wachten. Beschikte onze universiteit over de be scheiden autonomie, die haar dezerzijds bij herhaling is toegedacht, zou dan, zoo vraagt spr. de geologie zulk een langdu- rigen lijdensweg achter zich hebben ge had en zou dan de gewone leerstoel in de wijsbegeerte van het recht en tevens een zetel in de faculteit der rechtsgeleerdheid zooveel jaren onbezet zijn gebleven? Spr. betwijfelt dit. Herhaaldelijk toch heeft de gestie van een lichaam, dat uit onze uni versiteit is gegroeid, n.l. de Universiteits raad van het Leidsch Universiteitsfonds, aan ieder, die daarvoor oog had, doen zien hoe groot reeds de beteekenis is van zelfbestuur binnen de grenzen van een beperkt budget. Na uiteengezet te hebben hoeveel an dere voorzieningen in het onderwijs kon den worden getroffen, doordat de Univer siteitsraad zijn schouders daaronder heeft gezet, betoogde spr., dat, indien het bud get van den Leidschen Universiteitsraad ruimer ware, men er zeker van kon zijn, dat geen enkele papieren brief en geen enkel uur pleitens meer zou behoeven te worden besteed aan de stelling dat zon der behoorlijke voorziening van de z.g. moderne talen de universiteit niet is, wat zij behoort te zijn, een stelling, die in bijna alle beschaafde landen als axioma aan genomen is. Naast het Leidsche Universiteitsfonds traden ook andere lichamen op om aan de belangen der universiteit, dienstbaar te zijn. Spr. noemde in dit verband Teyler's Stichting, welke een bijzonderen leerstoel in de theoretische natuurkunde aan de Leidsche universiteit vestigde, voor het bezetten waarvan prof. A. D. Fokker is benoemd; de Vereeniging voor Tropische Geneeskunde Rotterdam-Leiden, welke haar hoogtepunt bereikte door de opening op 18 October van het uistekend ingerich te ziekenhuis voor scheeps-, haven- en tropische ziekten te Rotterdam, waarvoor als blijk van waardeering, destijds een be drag van 20.000 werd geschonken. Prach tig werk werd ook verricht door het In stituut Kern met het geven van cursussen in levende Oostersche talen en de aan Snouck Hurgronje op 8 Maart 1927 aan geboden stichting, die onder den naam „Oostersch Instituut" hare definitieve or ganisatie ontving, aarzelde niet zich vijf kinderen te adopteeren, n.l. de stichting De Goeje, de Adat-recht stichting, het Oos tersch Genootschap in Nederland, het In stituut-Kern en de pas geboren Islam- stichting. Zoo werd zij eensklaps tot één moeder in Israel. Moge de adoptief-vader Van Vollenhoven veel genoegen van haar en haar kinderen beleven. Onder de belangrijke instellingen, die in den loop van het jaar tot stand kwa men of werden in gebruik genomen, noemde spr. het Rechts-Historisch Insti tuut, het instituut voor geschiedenis der genees-, wis- en natuurkunde, het Neder- ïandsch Historisch Natuurwetenschappe lijk Museum (de vrucht van dr. Cromme- FEUILLETON. God is mijn heil. 31) o „Het is vroeger zonder al dat bidden cok wel goed gegaan; de vorige ge slachten dachten daar weinig aan en zijn op hun manier toch ook wel zalig geworden. Ik zie niet in waarom dat nu anders moet zijn", zeide de heer Van Steen dorp. „Wie zalig is kan God alleen weten, en ik wil hopen, dat velen uit de vo rige geslachten het geworden zijn", hernam de leeraar, „maar dit kan ik u bepaald zeggen, uit het geopenbaar de Woord Gods, dat niemand zalig wordt, tenzij hij in den Heer Jezus ge looft, en alleen op Zijn verdiensten verhouwt; hoe groot of Koe klein het geloof zij, dat doet er niet toe, een ge loof als een mosterdzaad is genoeg, rnaa.r geloof moet er zijn". De heer Van Steendorp zweeg, hij wist niet recht wat te antwoorden, daar hij op dien bodem niet vast stond. De aankondiging van het soper was zeer welkom, het gesprek werd meer algemeen, ook de dames namen er deel aan en weldra heerschte er alge meen© vroolijlcheid. Daarop gingen de kinderen naar bed, de kring werd kieiner, de couranten werden te voor schijn gehaald en de- veldtocht naar Sleeswijk besproken. Toe-i hot T.ien uren sloeg nam de heer Van Mengen den bijbel c i gaf hem aan den leeraar, die den IGden psalm voorlas, waarin het lijden en de opstanding van den Christus voorzegd werden. Daarna bad hij vurig, dat de Heer Zijn kerk heerlijk te voorschijn mocht doen treden uit den zwaren strijd, dien zij nu te voeren had, en dat Hij in de harten der Zijnen een waren Paaschzegen mocht doen ach terblijven. Ook gedacht Lij den ko ning, de troepen, die hem in den nood getrouw waren gebleven en hunne Lioeders. die te velde waren getrok ken. Toen stonden allen op; de leeraar ging met Emma naar zijn stille pasto rie. Willem nam hartelijk afscheid van de Van Mengen's en van de oude mevrouw, nam de teugels van Robbert aan, steeg te paard en reed weg. Ofschoon het zeer donker was, bleef Iledwig onder aan de stoep staan en keek liem na. Sedert haar oom over den heer Van Haller geschertst had, was Willem stil geworden, had zich bij de 'heeren gevoegd en I.aar nu ook slechts vluchtig goeden nacht ge- wenscht. Dat deed haar leed, hij had haar beter moeten kennen en geen plagerij voor ernst op te nemen. Zij zag op en trachtte een uarer lievelirjgssterren te vinden, die naar menigmaal vriendelijk tegenblonk, maar de lucht was met zwarte wolken bedekt, en in haar hart wilde het ook li'n's werk) en tenslotte het ten behoeve van het Rijksmuseum voor Oudheden op gerichte Reuvens-Fonds. Na melding te hebben gemaakt van de ingebruikneming van het nieuwe zieken huis het Boerhaavekwartier zeide spr., dat de publieke opinie, die de vol tooiing ad calendas gracca§ had verscho ven, en het geweten van hen die reeds meenden een deel van hun belastingpen- ningen k fonds perdu te hebben gestort, nu zijn gerust gesteld. Nog is het geheel niet voltooid, maar wij vertrouwen, dat het schip, tot voor de haven geloodst, die ook behouden zal binnenloopen. Onze voldoening over het bereikte en ons vertrouwen op de toekomst worden zacht getemperd door de gedachte, dat de overgang van academisch ziekenhuis tot Boerhaavekwartier den samenhang onzer gemeenschap eer losser dan hechter zal maken. Een organisch geheel is trouwens onze universiteit sinds lang niet meer; zij is een spiegel van onze gespecialiseerde cultuur. Hoe losser de innerlijke samen hang is, des te sterker moet men die uiterlijk trachten te maken. Patriarchale toestanden maken plaats voor de inrich ting van een modern bedrijf. Het acade misch bureau omvat, behalve den secre taris van curatoren en den pro-secretaris van den senaat,,_een achttal ambtenaren. De tijd, dat de pedellen alle studenten kenden, is voorbij, ook de tijd, dat alle studenten als zoodanig bekend waren. In den patriarchalen tijd was de inschrijving van de studenten een eenvoudige zaak en met de technische en financieele controle behoefde niet veel omslag te worden ge maakt. Wanneer dan op eens controle noodig blijkt, wil dat zeggen dat het oude systeem niet meer voldoet. De vraag, wie dit het eerst had behooren in te zien, de rector magnificus, bet college van cura toren, het betrokken departement of de Rekenkamer, en op welk tijdstip dit had dienen te geschieden, zou misschien als prijsvraag op het gebied van het admini stratief recht kunnen worden uitgeschre ven. Intusschen is de practisclre moeilijke zaak thans opgelost: eenerzijds zijn maat regelen genomen om te 'oorkomen, dat eenig bewijs van inschrijving wordt af gegeven zonder dat aan de financieele verplichting is voldaan, anderzijds Is er zooveel mogelijk voor gezorgd, dat geen colleges worden bijgewoond door onbe voegden. Op verzoek van den secretaris van curatoren heeft de burgemeester van Leiden de hulp van de Leidsche recher che tot zijn beschikking gesteld. Zij heeft in enkele gevallen proces-verbaal opge maakt, waarop veroordeeling door den kantonrechter gevolgd is. De inrichting van het universiteitsbu reau zal tot gevolg moeten hebben, het beschikbaar stellen van localiteiten voor de ambtenaren met hunne dossiers en re gisters. Een voorloopige voorziening is ge troffen door een kleine verbouwing. De groote academische verhuizing wacht nu nog op de voltooiing van het Boerhaave kwartier. Dat deze spoedig plaats hebbe zonder storende verwikkelingen, is een eisch, nog dringender geworden door de overbrenging van vele klinieken naar het nieuwe terrein. De tegenwoordige toestand het dubbel complex op den Rijnsbur- gerweg en bij den Stationsweg, bovendien gescheiden door de bekende barrière van de spoor komt weer op een dubbele ex ploitatie. Welk een verlies aan arbeid, tijd en geld hiervan het gevolg is, laat zich makkelijk begrijpen. Zijn eenmaal de ziekenhuisgebouwen aan den Stationsweg vrijgekomen, dan zou het Prentenkabinet de plaats kunnen vinden, zijner waardig, en dan zou in de tegenwoordige behuizing van het Pren tenkabinet en van het Ethnografisch Mu seum de noodige ruimte worden gevonden voor het onderbrengen van alles, waar voor thans het academiegebouw geen of nagenoeg geen gelegenheid biedt. O.m. zouden dan eindelijk de faculteiten der godgeleerdheid en der letteren voor hare colleges de noodige ruimte verkrijgen, waarop zij meer dan vijftig jaar met jobs geduld gewacht hebben. Mede in dit verband bepleitte de rector de voltooiing van het museum voor Nat. Historie en een betere huisvesting van de verzamelingen voorwerpen uit Oost-Azië in bet Ethnographisch Museum, op den ouhoudbaren toestand waarvan reeds tot in den treure is gewezen. Herstel der auto nomie al maakt zij niet klakkeloos een eind aan alle misstanden zou, zij het ook een beperkte, aan de universiteit een gevoel van herademing geven. Na melding te hebben gemaakt van de talrijke geschenken, welke de musea enz. in het afgeloopen jaar ontvingen, alsmede van enkele voorname gebeurtenissen en van de onderscheidingen, aan professoren en andere docenten te beurt gevallen, noemt spr. het natuurkundig laborato rium, dat, wat de buitenlandsche belang stelling betreft, in de eerste plaats naast de Noord- en de Zuidpool het experimen teerterrein is van allen, die de lage tem peraturen opzoeken. Uit vele landen kwa men bok dit jaar weer geleerden, om een tijdlang van het cryögeen laboratorium, voor hun onderzoekingen gebruik te ma ken, de grootste eer, die aan Onnes' nage dachtenis kan bewezen worden. Op die kleine plek van nu reeds historische be teekenis beramen zij tezamen met Keesom hun tochten in het gebied van het onbe kende. Daar vinden zij, dank zij de her haalde gift van den International Educa tion Board, een steeds; groeiend aantal in strumenten voor cryogene experimenten. Intusschen is de in 1917 ontworpen ver bouwing van het laboratorium ten behoe ve van de electromagnetische studiën nu gereed gekomen. Onder leiding van prof. de Haas heeft de groote electromagneet de grootste ter wereld zijn plaats ge kregen in een opzettelijk daarvoor ge bouwde en ingerichte zaal. Doch in de elf jaren, die er sinds de uitwerking van het plan zijn verloopen, heeft de theoretische natuurkunde onder Ehrenfest niet alleen in de diepte, doch ook in de breedte ge^ werkt, zoodat voor de leeskamer Bosscha het brandpunt van de mathematische physica, de haar toegestane ruimte niet langer voldoende is. In verband hiermede doet spr. uitkomen, hoe moeilijk bet is, gedaan te krijgen, voor de plek, die wel haast als een nationaal heiligdom wordt beschouwd, iets gedaan te krijgen ter voorkoming van verwaarloozing. Om het daarheen te sturen, dat- de gebouwen niet langer overwoekerd worden door distels en ander tot manshoogte groeiend on kruid, daartoe is evenveel tijd en geduld noodig als om de b.v. eenm- al gesloten rijwielbewaarplaats der bibliotheek her opend te krijgen. Het vigeerende systeem bij onze regeering schijnt er op berekend, alle energie en initiatief te dooden. Spr. zet vervolgens uiteen, wat er op het gebied van het internationaal wetenschap pelijk verkeer in het afgeloopen jaar is gedaan en wie er aan hebben medege werkt. Blijvende beteekenis voor de inter nationale betrekkingen verwacht spr. van de nieuwe wetsbepaling, waarbij de vrij stelling van bepaalde examens, die tot nog toe geval bij geval vastgesteld zijn, bij algemeenen maatregel van bestuur zal geregeld worden in dier voege, dat aan bet bezit van bepaalde getuigschriften van bepaalde hoogescholen of universitei ten vrijstelling van hetzij candidaats- het zij doctoraal examens hier te lande ver leend wordt. Voortaan zal men dus in het buitenland volkomen zekerheid hebben aangaande de mogelijkheid om voorzien van de doctorsbul eener Nederlandsche universiteit naar huis terug te keeren. Spr. stelt zich voor dat met name in Ame rika en Zuid-Afrika de nieuwe wetsbepa ling, bij doelmatige bekendmaking, de aandacht zal trekken. Zeker zal de com missie voor internationale studieaangele genheden hare zich reeds uitbreidende taak ook tot dit deel der internatio nale betrekkingen willen uitstrekken en daardoor werkzaam zijn in een rich ting tegengesteld aan die van de reiscom missie der Alg. Senaten Vergadering, wel ke aan Nederlandsche studenten het on dernemen van réizen naar het buitenland makkelijk maakt. Dat ook Nederland de beschikking over een deel der cité uni versitaire te Parijs ontvangt, zal bet stu- deeren van Nederlanders aldaar kunnen bevorderen. Wat het vereenigingsleven betreft, ver meldde de rector o.m., dat de a.s. Ned.- Ind. bestuurs- en rechterlijke ambtenaren tot het vormen van een faculteit over gingen. Het aantal der als studenten of als toe hoorders ingeschrevenen bedroeg dit jaar 2236, een getal,dat naar spr. meent nog aan geen enkele Nederlandsche universi teit is bereikt. Ook wanneer men dit ge tal vermindert met het gezamenlijk aan tal leden van de algemeene studentenor ganisatie, blijft er nog een gro-ep van vele honderden over, voornamelijk gevormd door hen, die in de universiteitsstad hun domicilie niet hebben en hun bezoeken per trein liefst op de uren tusschen 10 en 4 plaatsen. Misschien zullen zij in een na bije toekomst die bezoeken wel geheel kunnen opgeven, wanneer zij door middel RECALME van radio colleges en vergaderingen zul len kunnen bijwonen zonder een voet te verzetten.Zoolang wij echter dien hoogen graad van mechanisatie nog niet bereikt hebben, zou spr. hun met allen aandrang willen raden: Compenseert de nadeelen, die aan uw misschien onvermijdelijk treinstudentschap verbonden zijn, zooveel u mogelijk is. Een dit jaar door het be stuur van den senaat gehouden enquête beeft niet den indruk gegeven, dat de be trokkenen de behoefte aan een nauweren band met de universiteitsstad en daar door ook met de universiteit sterk ge voelden. Mogelijk zal de juiste weg om ben te helpen hierin bestaan, dat bun de hand toegestoken wordt zonder dat vooraf gevraagd is, of zij wel zal worden aange grepen. Het aantal promoties bedroeg dit jaar, afgezien van de doctoraten honoris caüsa in de wis- en natuurkunde verleend aan Prof. Deslandres te Parijs en Prof. Köst- ner te Bonn, 66, tegen 59 in het vorige jaar. Toch is het aantal promoties tot dat der inschrijvingen vrij gering. Rekent men dat per jaar 400450 studenten voor de eerste maal worden ingeschreven, en een ongeveer gelijk aantal de academie verlaat, dan zijn er van dezen stoet dus ongeveer 15 ten honderd met de doctors- kap getooid. Onder hen zijn zij te zoeken, die onze wetenschappelijke traditie zul len moeten hooghouden, en tot ben be hooren zij, die de universiteit eenmaal zal behoeven om de open plaatsen in te ne men. Geen wonder, dat niet altijd gemak kelijk de rechte mannen voor deze plaat sen te vinden zijn. Van de 85 pet. niet-gepromoveerden zijn zeker een aanzienlijk deel in staat tot het schrijven van een behoorlijk proefschrift. Dat dit niet geschiedt, is te betreuren. Aangenomen dat deze categorie van dis sertaties geen bijzondere wetenschappe lijke waarde zou bezitten, moreele betee kenis zou zij zeker hebben voor baar schrijvers. Wie eenmaal een onderwerp van eenigen omvang tot voorwerp van zijn onderzoek heeft gemaakt, zijn uitkom sten beoordeeld en tot een geheel vol tooid heeft, verlaat de academie als een ander mensch dan degenen, die zich uit sluitend tot examens voorbereid hebben. Met een hartelijke toespraak droeg hier op prof. Wensinck de rectorale waardig heid aan zijn opvolger, prof. van Eysinga, over. Na afloop van de plechtigheid van de rectoraatsoverdracht, heeft de nieuwe rec tor magnificus, prof. v. Eysinga, in huize Bruins receptie gehouden. KERK EN SCHOOL. NED. HERV. KERK. Beroepen: Te Hillegersberg, (Vrljz. Herv.) H. W. Bloemhoff te Warfhui- zen (Gron.); te Rozenburg, L. M. Herf- kens te Drachten (Fr.); te Eestrum (Fr.), H. C. J. van Deelen te Adorp en Harsens (Gr,). Bedankt: Voor Wouterswoude, D. Plantinga te Linschoten. GBRCF. KERKGN. Beroepen: Te Gauw, J. H. Beu nee te Tweede Exloërmond; te Olde- broek, L. J. Allaart, te Hillegersberg. Te Den Helder, F. Tollenaar te Pernis; te Maastricht, E. I. F. Nawijn, cand. te Groningen; te Surhuisterveen, C. Stam te Alteveer; te Wans werd a. d. Streek, P. v. d. Marei te Krabbendam; Te Zierikzee, Dr. J. v. Lonkhuyzen te Chicago, met verlof te Oosterbeek. Bedankt: Voor Anna-Jacobapol- der en Lutjegast, H. v. d. Zanden te Wapenveld. CHR. GEREF. KERK. Bedankt: Voor Dordrecht, A. M. Berkhoff, te Amsterdam. BEVESTIGING, INTREDE. AFSCHEID. Ds. W. J. Kolkert is voornemens op Zondag 14 Oct. a.s. afscheid te nemen niet weder zoo licht worden als het des morgens geweest was; zij was ver ward en droevig gestemd en toch was het Paschen en had zij heden gezegd, dat men op dien dag niet anders dan vroolijk kon zijn. En dat wilde zij wor den; zij wilde haar ziel boven de be kommernissen der aarde verheffen en zich verblijden over den verrezen Hei land en Hem dienen, en vurig vraag de zij Hem haar te zegenen. Zij vergat dat het koud was, dat de lichten in de slaapkamers reeds sedert geruimen tijd opgestoken waren en dat het geluid van de hoefslagen van Willem's paard zich reeds lang in de verte verloren had. Robbert wekte haar uit haar over peinzing en vraagde haar verwonderd wat zij deed. Zij gevoelde zich zeer zondig; het was haar heden duidelijk geworden, dat zij haar hart toch nog niet onver deeld aan God had overgegeven, wat zij zoo gaarne had geloofd, en zij ver wonderde zich, dat zij des morgens Eohbert had willen onderwijzen. Mis schien was hij \Vel verder gevor lerd dan zij; onwillekeurig herhaalde zij hij zichzelve de woorden: Uit diepen nood roep ik U aan Let, Vader, op mijn klagen; Wil mij genadig gadeslaan, En me in Uw liefde dragen; Want zoo Gij in 't gericht wil treên. Waar herg ik mij. waar vlucht ik heên! Waar zou ik veilig wezen! Spoedig vond zij de verlangde rust voor ziel en lichaam, vredig daalde de nacht over Schönheide en zijn be woners en de engelen hielden over haar de wacht. Over geheel Duitschland breidde zich diezelfde nacht uit, maar hoe ge heel anders zag het er in het Noorden uit, waar ook de Duitsche taal gespro ken werd en Duitsche harten sloegen, op het nauwst vereenigd met hen, die dezen avond nog zoo vurig voor hen gebeden hadden en. die nu onbewust sluimerden. Daar bescheen de maan een bloedig slag-veld, want dien dag was menige band verstijfd en menig moedig hart had opgehouden te klop pen, en was, God geve het! geloovig de eeuwige Paaschvreugde ingegaan. De smaad, die ten minste schijnbaar op Pruisen's leger rustte, was op dezen l'aaschdag glorierijk gewroken; onge schonden was zijn eer uit den kamp te voorschijn getreden en straalde met i ieuwen glans, zoodat zelfs de vijan den erkennen moesten, dat men dien nooit in twijfel had moeten trekken. Maar menigeen was als offer gevallen en spoedig maakte de vreugde der overwinning plaats voor diepen rouw en smart. Op Paaschzondag den 23sten April was Sleeswijk door de Pruisen ver overd. Het bezoek. De feestdagen waren nauwelijks voorbij, toen de tijding van de inne ming van Sleeswijk ook tot Schönhei de doordrong. Vreugdegevoel ver vulde aller harten, en men kon niet genoeg bijzonderheden booren. De overwinning scheen alle eensge- zinden, van welken stand zij ook zijn mochten, nader tot elkaar te brengen; öe band van het gemeenschappelijk vaderland en van hetzelfde bloed, dat allen door de aderen stroomde, werd nauwer dan ooit te voren aangehaald; zoo gemeenzaam waren heeren, boe ren en daglooners nog nooit met al kander geweest, als nu terwijl :.ii el- ki nder geluk wenschten met de zege, door de dappere troepen behaald. ~e heer Van Mengen vergezelde den heer Van Steendorp en Robbert naar Berlijn, om zooveel mogelijk berichten in te winnen. Toen hij terug kwam wachtten al de huisgenoot en hem op de stoep op, om het eerst al het be langrijke nieuws te hooren. Hij zag er zoo ernstig uit, dat er een algemeene stilte ontstond, en alleen Anna, hem do hand reikende, vraagde: „Brengt gij treurige tijdingen mede?" „Geen zege zonder bloed", antwoord de hij; „natuurlijk hebberi wij vele verliezen geleden, maar laat mij u eerst vertellen, dat onze troepen wer kelijk een volkomen' overwinning heb ben behaald, en zich zeer moedig gehouden hebben. v (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1928 | | pagina 5