tüEUWE LEIDSCHE COURAHT
van
WOENSDAG 5 SEPT. 1928
TWEEDE BLAD.
Gewijde en Ongewijde
Historie.
DE TIEN WOORDEN.
De grondwet van het aan den Sinaï
gesloten verbond zijn de tien geboden,
of zooals men het ook wel, en juis
ter noemt, want het zijn niet slechts
g e boden, doch ook ver boden de
tien woorden, met een aan 't Grieksch
ontleende uitdrukking: de dekaloog.
In tweeërlei recensie hebben we den
dekaloog in de Heilige Schrift, en wel
in Ex. 20 vs. 1<17 en in Deut. 5 vs. 4
tot 21.
Dat het juist tien woorden zijn,
blijkt echter niet uit deze hoofdstuk
ken, vandaar het verschil in telling,
waarop wij later nog terug komen.
Op andere plaatsen van Exodus en
Deuteronomium is evenwel spreke
van tien woorden.
In Ex. 34 vs. 28 lezen we:
„Hij (Mozes) schreef op de tafelen de
bepalingen van het verbond: de tien
geboden".
Er zijn evenwel uitleggers, (o.a. Prof.
F. M. Th. Böhl van Leiden) die meenen
dat hier onder de uitdrukking „de
tien geboden" iets anders bedoeld
wordt dan wat wij de tien geboden ple
gen te noemen, m.a.w., dat er twee de-
kalogen zijn: 'n ethische, dien we in
Ex. 20 vinden, en een cultische, die
betrekking heeft op den ©eredienst en
de geboden van Ex. 34 vs. 1426 om
vat.
Wij zullen op deze kwestie thans
niet dieper ingaan, omdat wij het niet
over den cultischen, doch over den ethi
sche deklaoog hebben.
Deze laatste wordt in Deuk 4 vs. 13
en in Deut. 10 vs. 4 de t i n woor
den genoemd; het verband laat geen
twijfel over, dat hier inderdaad spra
ke is van wat wij de „tien gebodeif'
plegen _te noemen.
Wanneer wij de tien woorden in den
tweeërlei vorm waarin ze tot ons ge
komen zijn, met elkaar vergelijken,
merken wij vooral in den oorspron-
kelijken, den Hebreeuwschen tekst
tal van verschilpunten op, die even
wel van zoo geringe beteekenis zijn, dat
zij in de Nederlandsche vertaling óf
niet, óf nauwelijks tot uitdrukking te
brengen zijn. Zij betreffen spelling of
taalvormen of ook omzetting van een
paar woorden of andere veranderin
gen, die geen invloed hebben op de be
teekenis.
Een zakelijk onderscheid bestaat
evenwel alleen ten opzichte van het
sabbathsgebod
In Exodus wordt meer bijzondere
nadruk gelegd op de heiliging
van den wekelijkschen rustdag.
De motiveering luidt hier aldus:
„Want in zes dagen heeft de Heere
den hemel en de aarde gemaakt, de
zee en alles wat zich daarin bevindt,
maar op den zevenden dag heeft H!j
gerust. Daarom heeft de Heere den
Rustdag gezegend en hem voor heilig
verklaard".
In Deuteronomium daarentegen
staat de sabbahts rust meer op den
voorgrond.
Tot tweemaal toe wordt zij voor
slaaf en slavin geëischt en dan volgt:
„Gedenk, dat gij slaaf zijt geweest in
Egypteland en de Heere, uw God, u
van daar met sterke hand en uitge-
strekten arm heeft uitgeleid; daarom
heeft de Heere, uw God, u geboden
den sabbathdag te vieren".
Van sommige zijden heeft men de
ze verschillen tusschen de beide re
censies der tien woorden breed uitge
meten.
Zoo zegt de bekende F. Delitzsch in
zijn: „Zweiter Vortrag übep Babel und
Bibel":
„(Mozes) wijzigt niet alleen enkele
woorden, zet woorden en zinnen om,
en meer dergelijks, maar vervangt
zelfs een lange plaats door een andere,
ofschoon hij ook deze uitdrukkelijk
als Gods eigen woord voorstelt. En
zoo weten wij tot op heden niet, of
God geboden heeft den sabbathdag te
heiligen in herinnering aan Zijn eigen
rust na het zesdaagsche scheppings
werk (Ex. 20 vs. 11, verg. 31 vs. 17) of
in herinnering aan den nooit rusten
den dwangarbeid des volks gedurende
zijn verblijf in Egypte (Deut. 5 vs. .14
e. v.)."
Een dergelijke redeneering is even
wel zeer oppervlakkig. De beide her
inneringen sluiten elkaar immers niet
uit? In den eenen tekst wordt gezegd,
dat de sabbaths heiliging herin
nert aan den heiligen rhythmus in
Gods scheppingswerken: na zes dagen
arbeid heeft de Heere op den zevenden
dag gerust en dien dag gezegend en
geheiligd.
Volgens den anderen tekst herin
nert de sabbaths rust aan de verlos
sing uit Egypte.
Deze beide moliveeringen, verre van
elkaar uit te sluiten, vullen elkand.er
juist op schoone wijze aan.
De vraag doet zich nu evenwel voor
in welken vorm hebben de tien woor
den op de steenen tafelen gestaan,
Azooals wij ze in Ex. 20 of zooals wij ze
in Deut. 5 hebben?
Zeer waarschijnlijk moet deze vraag
aldus beantwoord worden: noch op de
eene, noch op de andere wijze, doch
in een korteren vorm, dien we thans
niet meer met zekerheid kunnen vast
stellen.
KERK EN SCHOOL.
NED. HERV. KERK.
Bedankt, voor Exmorra: G. Ger-
brandy te Nieuw YVeerdinge. Voor
Beesd: dr. J. J. Woldendorp, te Wol-
dendorp, te Warmond. Voor St.
Maartensdijk: P. de Looze, te Renkum.
GEREF. KERKEN.
Drietal, te Arnhem (vac. wijlen
J. G. Kunst): J. Douma, te 's-Graven-
hage-Oost; dr. K. Dijk, te 's-Gravenha-
ge-West; en P. N. Ivruyswijk, te Vlis-
singen. Te Sassenheim: F. A. den
Boeft, te Amersfoort; P. N. Kruyswijk,
te Vlissingen en Y. van der Zee, te
Amsterdam-W est.
Beroepen, te Schoonebeek. G. F.
Hajer. cand. te Zuidland. Te
SchoonrewoerdA. P. Lanting: te
Wolfaartsdijk. Te Geesteren-Gelse-
laar: E. I. F. Na wijn, cand. te Gronin
gen.
CHR. GEREF. KERK.
Beroepen, te Schiedam: K. Groen
te Nieuwpoort.
BEVESTIGING, INTREDE, AFSCHEID.
In het kerkgebouw aan de Rauwen-
hofstraat is Zondagavond ds. E. L.
S m e 1 i k, komende van Tienhoven,
bevestigd als predikant bij de Geref.
Kerk van Rotterdam (Hersteld Ver
band). Als bevestiger trad op ds. H. C.
van den Brink, van Zandvoort.
Spr. wees op de beteekenis van de
zen dag, op het ontvangen van een
eigen dienaar des Woords, op de vrij
making van het geestelijk en kerkelijk
leven. Hij bepaalde de aanwezigen bij
Zacharia 1 717.
Na de bevestiging werd den nieu
wen leeraar toegezongen Lied 40 1 en
2. Ds. v. d. Brink richtte tenslotte har
telijke woorden tot zijn ambtsbroeder,
hem bij de gemeente in aller achting
en liefde aanbevelende.
Hedenavond doet ds.'Smelik in het
zelfde kerkgebouw intrede.
Zondag deed ds. D. M. Blank-
hart, overgekomen van Nijverdal,
intrede bij de Ned. Herv. Kerk van
Hilligersberg, ter vervulling van de
vacature-v. Reeuwijk.
Onder de vele belangstellenden be
vonden zich ds. G. A. v. d. Hooft, van
Overschie, als consulent en bevestiger;
vele predikanten uit genabuurde ge
meenten en het gemeentebestuur.
Tot tekst was gekozen Lucas 3 18.
Na de bediening des Woords ri. htte
ds. Blankhart zich tot zijn bevestiger,
tot den Kerkeraad, kerkvoogden en
notabelen, burgemeester, catechisan
ten. schoolbestuur, organist en koster.
•De heer A. Boom vertolkte de blijd
schap van den kerkeraad en de ge
meente over de komst van dezen pre
dikant. hem wijsheid van God toebid-
dende bij zijn moeilijken arbeid.
Gezongen werd Psalm 121 4.
Ook ds. v. d. Hooft richtte zich nog
met eenige hartelijke woorden tot den
nieuwen leeraar, waarvoor deze dank
zegde.
Na des morgens bevestigd te zijn
door ds. 11 .Mondt, van Leiderdorp,
inet een predikatie over Ex. 32 34a.
deed Zondag jl.l. ds. II. W. I. o v i n k,
gekomen van Scharnegoutum, zijn in
trede bij do Ned. Ilerv. Gein. te Grams-
bergen, sprekende naar aanleiding
van Rom. 19 8b en 9.
De nieuwe leeraar werd toegespro
ken door den consulent ds. Scheden-
berg van Lutten, door ds. Israël, van
Angerlo, zijn voorganger; door ds.
Visbeek, van Heemse, namens den
ring Ommen; en daarna door ouderl.
Ten Zijthoff, namens kerkeraad en de
gemeente.
Na des morgens bevestigd te zijn
door ds. G. Stap, van Groningen, deed
as. D. W. Telkam p, overgekomen
van Oude Pekela, Zondagavond zijn
intrede in de Vrije Evang. Gem. te
Leeuwarden met een predikatie over
Jes. 6 18. Hij werd verwelkomd na
mens kerkeraad en gemeente door
ouderling Stolte.
Aan het eind volgden de gebruike
lijke toespraken.
Op Zondag 16 Sept. e.k. hoopt ds.
D J. Dippel afscheid te nemen van
de Ned. Herv. Gem. te Kamperveen
om den d.a.v. Zondag zijn intrede te
doen bij de Ned. Herv. Gem. te Nieu-
werkerk a. d. IJssel, na bevestigd te
zijn door het Tweede Kamerlid Joh.
Langman, em. predikant te Voorburg.
Ds. F. M. Mulle r, predikant der
Ned. Herv. Kern. te Gorinchem, nam
Zondag j.l .afscheid van zijn gemeen
te. wegens vertrek naar Eindhoven.
Tot af scheidstekst was gekozen 2 Tim.
3 14. Na een toespraak van ouderling
Mortier, werd ds. Muller toegezongen
Ps. 121 4.
Ds. J. C. SCHULLER.
Ds. J. C. Schuller, Ned. Herv. predi
kant te 's-Gravenhage, die met een
ziekteverlof van 4 maanden naar
Zwitserland vertrokken is, schrijft in
de 's-Gravenh. Kerkb." in goeden wel
stand te Gstaad te zijn aangekomen.
De dokter schreef hem daar nog eeni
ge weken rust voor.
Prof. Dr. H. H. KUYPER.
Naar de Stand, meldt is prof. dr. H.
Ii Kuyper, hoogleeraar aan de Vrije
Universiteit te Amsterdam, Maandag
opgenomen in het Diaconessenhuis
„Bronovo" te 's-Gravenhage. De hoog
leeraar zal eenigen tijd ter observatie
in deze inrichting verblijven.
JUBILEUM.
Ds. K. Jansen, een der oudste Ned.
Herv. predikanten, viert 15 Sept. a.s.
zijn gouden ambtsjubileum, hetgeen
samenvalt met zijn vijftigjarige werk
zaamheid in zijn gemeente Veessen
(cl. Zwolle). Den 15en September 1878
deed ds. Jansen intrede in Veessen,
welke gemeente hij niet verliet
HET KERKENCONGRES TE PRAAG.
In de eergister gehouden vergade
ringen van het kerken congres te Praag
inzake kwesties van practisch chris
tendom heeft de secretaris-generaal
van het instituut voor sociaal-weten-
schappelijk onderzoek een uitgebreid
program voor de voortzetting van het
sociale werk der kerken voorgelegd.
Prof. dr. Titius, uit Berlijn, lichtte
een plan toe om een internationale
credietinstelling der kerken te stich
ten. De kapitaalkrachtige christenen
aller landen moesten opgeroepen wor
den tegen voldoende zekerheid, maar
matige rente geld ter leen te geven.
Het doel van de instelling moet be
strijding van den woningnood zijn. In
Zwitserland bestaat al iets dergelijks.
HET CONGRES VAN STOCKHOLM.
Gistermiddag is te Praag de bijeen
komst van het Voortzettingscomité van
het Wereldcongres van Stockholm („Life
and Work"), wel te onderscheiden van
den Wereldbond van Kerken,, die verle
den week te Praag en in 1925 ook te
Stockholm vergaderd heeft), plechtig ge
opend.
De leider der Duitsche delegatie
waartoe ook de president van het „Reichs-
gericht", dr. Simons en dr. Ihmels, Luth.
bisschop van Saksen, behooren is dr.
Kapler uit Berlijn, voorzitter van den
Duitschen Evang. Kerkenbond.
De beteekenis van deze bijeenkomst be
rust voor een groot deel op haar officieel
karakter, daar alleen officieele vertegen
woordigers der Kerkgenootschappen uit
alle landen er aan deelnemen. Interna
tionale vraagstukken van socialen en an
deren aard zullen er behandeld worden.
Tot voorzitter van het congres wez*d
aartsbisschop Germanos der Oost. Orth.
Kerk aangewezen. In zijn openingsrede
constateerde deze, dat de gedachte van
hereeniging der Chr. Kerken in het afge-
loopen jaar groote vorderingen heeft ge
maakt. Het Sociaal-Ethische Instituut der
Kerken, dat dit jaar te Genève gevestigd
is, noemde spr. een actief centrum der
internationale kerkelijke beweging.
De eerste zittingsdag werd besteed aan
de rapporten der Britsche, Amerikaan-
sche en Oost-Orthodoxe delegaties. Voor
de continentale groep van Europa zal dr.
Kapler rapport uitbrengen.
Het Voortzettingscomité bestaat uit
ongeveer 70 leden, die daartoe te Stock
holm zijn aangewezen.
DE HOLLANDSCHE GEMEENTE TE
LONDEN.
Ds. A. Vis, Doopsgezind predikant
in Den Burg op Texel, is uitgenoodigd
op 9 en 16 dezer een spreekbeurt te
vervullen in de kerk der Hollandsche
gemeente te Londen.
Ds. B. J. Aris, Hervormd predikant
te Hoogezand, is eveneens uitgenoo
digd om voor bovengenoemde gemeen
te te preeken op Zondag 23 en 30 dezer.
Het viertal voor de aanstaande va
cature bestaat nu uit: ds. B. J. Aris,
Hoogezand; ds. J. F. Kruyt, Herv.
predikant te Assen; dr. L. J. van Holk,
Rem. predikant te Utrecht; en ds. A.
Vis, Doopsgez. predikant in Den Burg
(Texel). Ds. J. R. Immink te Heeren
veen beeft zich teruggetrokken.'
KERKINSTITUEERING.
Zondag heeft ds. J. E. Reyenga. van
Ureterp, de nieuwe ambtsdragers tei
Siegerswoude in het ambt bevestigd,
waarmede de institueering eener
Geref. Kerk aldaar een feit is gewor
den. Het aantal leden van de nieuwe
gemeente bedraagt 140, n.l. 60 belijden
de en 80 doopleden.
Siegerswoude ressorteerde vroeger
oi der Ureterp, welke gemeente de
laatste jaren in ledental sterk is ver
meerderd.
GIFTEN EN LEGATEN.
Voor het fonds „Derde predikant en
tweede kerk"-ontving de Remonstrant-
sche Gemeente te Amsterdam toezeg
ging van een gift van f 20.000 in tien
termijnen.
Aan verdere giften kwam totaal
reeds in f 87.794.
VERDACHTE KNAPHEID.
In „Het Kind" vertelt A. v. d. K. het
volgende:
Een jongen, die moeite had met ta
len leeren. pleegt te spieken als hij bij
een proefwerk geen raad weet. Nu
staat weer een repetitie voor de deur
en de jongen heeft hoop, dat thema 28
of 29 zal worden, gegeven en hij be
reidt zich op die beide thema's voor.
Inder.daad worden die beide thema's
als proefwerk gegeven. De jongen
krijgt een tien, die evenwel onder de
opmerking: ,,'t Is mij te mooi en we
kennen elkander, is 't niet?" door den
leeraar wordt teruggebracht tot
een nul.
De redactie van „Het Kind" teekent
bierbij terecht aan: „Natuurlijk had
de docent onderzoek moeten doen
vóór zijn vonnis. Maar de schuld ligt
niet minder bij den jongen dan bij
hem. Die had door z'n bedrog op ande
re tijden het vertrouwen van den
leeraar geschokt.
UIT ONZE INDIEN.
OM EEN GULDEN.,
De speelzucht van een%inlander is in
direct de reden geworden van een moord
op een Chinees die dezen inlander voor
het dobbelspel speelgeld geleend had, dat
deze. waar hij het geld natuurlijk verloor,
niet op 't afgesproken tijdstip, den volgen
den dag, kon terug geven. Deze moord is
intusschen nog frappanter, wanneer men
bedenkt, det het geleende geld de somma
van één gulden bedroeg, schrijft de „Su-
m a tra-Post".
Den avond van 15 Febr. leende de inlan
der Otoer van den Chinees Lim Kie Hook
een gulden om daarmede ee» kansje te
wegen, hetgeen mislukte.
Den volgenden dag ontmoette Oetoer,
die toen in gezelschap was van een zeke
ren Atjils, den Chinees Lim Kie Hook,
die hem om den gulden vroeg, dien Oe
toer beloofd liad dien c^g te zullen terug
geven. Hetgeen Oetoer onmogelijk was,
waarop tusschen beide mannen een hef
tige woordenwisseling ontstond.
Het drietal is toen in de richting van
kebon Bandang Pagar Kawat een eind
opgeloopen, waarbij de woordenstrijd zoo
hoog liep, dat, naar Oetoer voor den
Landraad te Medan verklaarde, de Chi
nees hem met zijn pikol te lijf wilde.
Uit zelfverdediging had Oetoer toen eon
stuk hout, dat zich daar toevallig langs
den weg bevond, opgeraapt en daarmee
Lim Kie I-look afgeweerd. Intusschen was
van dit „Zelfverdedigingsmotief" wel wat
te veel gevergd. Immers het bleek, dat
Oetoer daarna den Chinees nog met een
mes toegetakeld had, zoodat zijn lichaam
wel een tiental wonden vertoonde, tenge
volge van welke verwondingen Lim Kee
Ilook bijna onmiddellijk is overleden.
De Landraad bevond Oetoer dan ook
schuldig aan moord en veroordeelde hem
tot vijftien paar gevangenisstraf. Zijn ka-
wan werd vrijgesproken.
VECHTPARTIJ IN DE RECHTSZAAL.
Te Soerabaja heeft, naar het Soer. Hbl.
meldt, een eigenaardige rechtszitting
plaats gehad voor den Landraad. Behan
deld zou worden de zaak van Hadji Oe-
mar van Wonokoesoemo, die er van werd
beschuldigd twee briljanten te hebben
verduisterd; deze sieraden behoorden toe
aan een Chinees, die aan zeere oogen had
geleden en bij beklaagde hulp was komen
zoeken. Tijdens het heilbrengende gebed
waren de briljanten verdwenen. Verdach
te werd er van verdacht, het verdwijnen
der blinkende dingetjes in de hand te
hebben gewerkt.
Dien ochtend diende de kwestie voor
den Landraad. Verdachte werd bijgestaan
door een procureur-hamboe (zaakwaar
nemer), zekeren Fransen. Het begin was
al goed, toen deze heer met een sigaret
in den mond en den hoed op, de zaal bin
nenwandelde. De president gaf het heer
schap onmiddellijk een schrohboering 'en
gebood hem het decorum niet te schen
den.
Een nieuw incident had plaats toen de
zaakwaarnemer de geheele beschuldiging
onjuist achtte. Verdachte had niet ge
woond in de opgegeven kampong. Ten
einde een bter inzicht in de zaak te krij
gen, werd de zitting geschorst en begaf
de Landraad zich naar het huis van den
verdachte, men begaf zich daarheen per
auto! Nadat de leden van den Landraad
terug waren, deelde de President jnede,
dat verd. daar wel degelijk had gewoond.
Dg procureur-bamboe wond zich tijdens
de verdediging van zijn cliënt zoo op, dat
hij met de vuist op de tafel sloeg. Dit
haalde hem een nieuwe waarschuwing
van den president op den hals.
Een oogenblik daarna was hij zoo ruw
en onbeleefd in zijn uitlatingen jegens
den Landraad, dat de president hem kort
weg gelastte, de zaal te verlaten, waaraan
hij ten slotte had te voldoen.
Een nog ernstiger incident deed zich
voor, toen eenige getuigen werden ge
hoord. De getuige Ismail kreeg het aan
den stok met een Chineeschen getuige
en wilde dezen te lijfl Eenige supporters
van den Chinees, die blijkbaar zoo iets
verwacht, hadden en zich reeds gevechts-
klaar hadden opgesteld, sprongen naar
voren en sloegen den Inlandschen geiui-
ge, zekeren Ismail, waar zij maar raken
konden. Het werd een verwoed handge
meen. Eenige luid-gillende Chineesche
vrouwen zorgden voor begeleidende mu
ziek. De griffier sprong tijdens het ge
vecht op de groene tafel en wilde zoo de
vechtenden scheiden. Eindelijk slaagde
men daarin met behulp van ijlings toege
schoten politie. Na een pauee werd de
„rechtszitting" hervat.
Achter de getuigen stonden nu politie
agenten voor het bewaren der orde.
FEUILLETON.
God is mijn heil.
21) —o—
Zij deelde mede hoe het hun in den
nacht van den 17den op den 18den ge
gaan was; men had zich meester ge
maakt van al de wapenen van haar
vader, en daar men wist, dat zij in be
trekking stonden tot de militairen,
•had men eenige mannen bij hen inge
kwartierd om alle gemeenschap met
het leger af te snijden. Zoo hadden zij
als gevangenen in de hoogste spanning
den nacht doorgebracht. Eerst tegen
den morgen was het aan haar vader
gelukt eenig bericht in te winnen, de
soldaten op te zoeken en zich te ver
heugen over hun goede stemming.
Later was ook het gerucht, en spoe
dig de bevestiging, der zedelijke ne
derlaag tot hen doogedrongen, en dien
avond was haar broeder verkleed,
evenals Willem, afscheid van haar
komen nemen.
De sympathie, die tusschen hen al
len bestond, deed hun wederkeerig
goed. De jongere leden van het gezel
schap begonnen weder iets van de
cude vroolijkheid te herkrijgen, door
het luisteren naar het verhaal der uit
gestane gevaren en van den moed
door hen allen betoond.
Kort daarop kwam Robbert terug,
die eens was gaan zien, hoe de zaken
stonden, en die hun verhaalde dat de
burgers vrij verlegen waren hoe zij
zich zonder soldaten zouden redden.
De heer Rothe was ook binnengeko
men met de twee jóngens. In den loop
van het gespek wendde Johanna zich
ook tot hem, om aan de gevoelens van
haar vaderlandslievend hart lucht te
geven, en vraagde hem wat hij wel
van al die verschrikkelijke dingen
dacht. Tevergeefs wenkte Hedwig
haar, zij merkte er niets van, totdat
de heer Rothe vrij scherp antwoordde:
„Ik geloof freule, dat wij niet anders
dan ons te verheugen hebben over de
ze vólksmanifestatie; zij bewijst de
ontwikkeling van het vrijheidsgevoel
onder de tot nu toe verdrukte volks
klassen, het werd hoog tijd dat zij het
oude juk afschudden".
Johanna bleef eenige oogenblikken
sprakeloos luisteren, en zag hem aan
met groote glinsterende oogen, die,
zoo als haar zuster wel wist. weinig
goeds voorspelden. Toch hield zij zich
in en vraagde koeltjes. „Hoe meent gij
dat mijnheer?"
„Ik meen, dat door dezen opstand
van het volk, dat voor zijn rechten
strijdt, het kastewezen en de bespot
telijke voorrechten van sommige
standen zulk een geduchten schok ge
kregen hebben, dat zij spoedig ver
dwijnen zullen en er eindelijk gelijk
heid en broederschap zal heerscnen
onder gelijk geschapen menschen, die
dus ook gelijke rechten hebben".
„Rekent gij ons zoo als wij hier zit
ten ook onder de bevoorrechte stan
den, die met zulk een goeden uitslag
bestreden zijn?" vraagde Johanna,
terwijl haar blauwe oogen flikkerden
en een hoog rood haar wangen over
dekte.
„Ik heb niemand in het bijzonder
bedoeld", zeide de heer Rothe, eenigs-
zins verlegen glimlachend, „velen zijn
met de uitgestrektheid van het kwaad
niet bekend, waaraan zij medeplichti
gen zijn; de grootste schuld moet men
bij het hoofd van den staat zoeken".
„Maar ik meen u wel in het bijzon
der". riep Johanna uit, terwijl zij zich
hoog oprichtte en hem met stralende
oogen aanzag. „Ik zeg u, dat het
schande is voor een theoloog om tegen
Gods gebod te handelen, dat zegt: „Zijt
allen machten, die over u gesteld zijn,
onderdanig, en geef den keizer wat des
keizers is". Het is lafhartig om, nu de
slechte beginselen zegevieren, om het
hardst mee te schreeuwen en de goede
zaak te verlaten; trouweloos, om den
Lening onder wiens nestuur men tot
nog toe in vrede geleefd heeft, in het
ongeluk af te vallen. Ik zeg, dat zij,
die alzoo handelen, loon naar werken
zullen krijgen en dat ik in onze moe
dertaal geen woorden vinden kan,
krachtig genoeg om mijn verontwaar
diging over zulk een gedrag uit te
drukken!"
„Bravo! bravo!" riep de heer Van
Steendorp, ,,'t is jammer freule, dat gij
geen man zijt om die woorden in het
openbaar uit te spreken; 't is het eer
ste goede woord, dat ik sedert gisteren
vi-rnomen heb. En wat antwoordt gij
wel daarop, mijnheer Rothe?" vraagde
hij, zich tot dezen wendende.
De gouverneur was zeer bleek ge
worden, hij stond op en antwoordde
met waardigheid: „op zulke beleedi-
gingen door een dame geuit, kan ik
niets antwoorden; maar als in deze
familie dezelfde gevoelens omtrent mij
heerschen, dan is het veel beter dat
ik mijn betrekking nederleg", en zich
voor het gezelschap buigende, verliet
hij de kamer.
„Hij wil vurige kolen op mijn hoofd
leggen", zeide Johanna, „maar ik voel
er nog niets van".
„Die arme mijnheer Rothe", zeide
de oude mevrouw.
„Maar mama", riep de heer Van
Steendorp uit, ,hoe 1". het nu mogelijk
dat gij met uwe inzichten medelijden
met zoo iemand kunt hebben".
„Misschien", antwoordde de cude
mevrouw, „omdat ik daardoor des te
beter gevoelen kan hoe treurig het
voor hem zijn moet, op zulke dwaal
wegen te zijn".
„Als mijnheer Rothe nu maar niet
om Johanna's woorden weggaat",
bracht Helena bezorgd in het midden.
„Wees daar maar niet bang voor",
antwoordde de heer Van Steendorp.
„hij zou nu niet licht een plaats vin
den, zijn vrienden hebben geen geld
om hem te helpen en buitendien zou
het mij niet onaangenaam zijn als hij
aftrok. Voorloopig houd ik hem, om
dat de kinderen het goed met hem
vinden kunnen en hij anders ook een
goed mensch is, maar hoe lang het
gaan zal, moeten wij zien. Op dit
oogenblik ben ik van plan mijn vrouw
en kinderen, behalve Robbert, die zoo
lang het gymnasium niet kan verzui
men, met mijnheer Rothe naar Schön-
heide te zenden, daar is hij goed be
zorgd en kan geen gekheden beginnen.
Misschien kunnen mama en Ernst
hem dan bekeeren", voegde hij er
spottend bij.
De kinderen hieven een vreugdege
schreeuw aan bij het vooruitzicht naar
Schönheide te gaan, maar Helena
Bergheim sprak op droevigen toon:
„Wat zullen wij beginnen als gij
ons allen verlaat?"
Hedwig omhelsde haar hartelijk en
trachtte haar te troosten door de be
lofte van vele brieven en een spoedig
wederzien.
Johanna echter riep hartstochtelijk
uit: „Ik blijf hier alleen achter om
klaagliederen te zingen, zooals Jere-
mia op de bouwvallen van Jeruzalem;
wie weet wat ons nog te wachten staat
en hoevele vrienden men nog als te
genstanders zal moeten leeren kennen
men zou zoo iets niet van dien stil
len, bescheiden heer Rothe gedacht
bebben".
(Wordt vêrvolgd).