tüEUWE LEIDSCHE COURAHT van WOENSDAG 5 SEPT. 1928 TWEEDE BLAD. Gewijde en Ongewijde Historie. DE TIEN WOORDEN. De grondwet van het aan den Sinaï gesloten verbond zijn de tien geboden, of zooals men het ook wel, en juis ter noemt, want het zijn niet slechts g e boden, doch ook ver boden de tien woorden, met een aan 't Grieksch ontleende uitdrukking: de dekaloog. In tweeërlei recensie hebben we den dekaloog in de Heilige Schrift, en wel in Ex. 20 vs. 1<17 en in Deut. 5 vs. 4 tot 21. Dat het juist tien woorden zijn, blijkt echter niet uit deze hoofdstuk ken, vandaar het verschil in telling, waarop wij later nog terug komen. Op andere plaatsen van Exodus en Deuteronomium is evenwel spreke van tien woorden. In Ex. 34 vs. 28 lezen we: „Hij (Mozes) schreef op de tafelen de bepalingen van het verbond: de tien geboden". Er zijn evenwel uitleggers, (o.a. Prof. F. M. Th. Böhl van Leiden) die meenen dat hier onder de uitdrukking „de tien geboden" iets anders bedoeld wordt dan wat wij de tien geboden ple gen te noemen, m.a.w., dat er twee de- kalogen zijn: 'n ethische, dien we in Ex. 20 vinden, en een cultische, die betrekking heeft op den ©eredienst en de geboden van Ex. 34 vs. 1426 om vat. Wij zullen op deze kwestie thans niet dieper ingaan, omdat wij het niet over den cultischen, doch over den ethi sche deklaoog hebben. Deze laatste wordt in Deuk 4 vs. 13 en in Deut. 10 vs. 4 de t i n woor den genoemd; het verband laat geen twijfel over, dat hier inderdaad spra ke is van wat wij de „tien gebodeif' plegen _te noemen. Wanneer wij de tien woorden in den tweeërlei vorm waarin ze tot ons ge komen zijn, met elkaar vergelijken, merken wij vooral in den oorspron- kelijken, den Hebreeuwschen tekst tal van verschilpunten op, die even wel van zoo geringe beteekenis zijn, dat zij in de Nederlandsche vertaling óf niet, óf nauwelijks tot uitdrukking te brengen zijn. Zij betreffen spelling of taalvormen of ook omzetting van een paar woorden of andere veranderin gen, die geen invloed hebben op de be teekenis. Een zakelijk onderscheid bestaat evenwel alleen ten opzichte van het sabbathsgebod In Exodus wordt meer bijzondere nadruk gelegd op de heiliging van den wekelijkschen rustdag. De motiveering luidt hier aldus: „Want in zes dagen heeft de Heere den hemel en de aarde gemaakt, de zee en alles wat zich daarin bevindt, maar op den zevenden dag heeft H!j gerust. Daarom heeft de Heere den Rustdag gezegend en hem voor heilig verklaard". In Deuteronomium daarentegen staat de sabbahts rust meer op den voorgrond. Tot tweemaal toe wordt zij voor slaaf en slavin geëischt en dan volgt: „Gedenk, dat gij slaaf zijt geweest in Egypteland en de Heere, uw God, u van daar met sterke hand en uitge- strekten arm heeft uitgeleid; daarom heeft de Heere, uw God, u geboden den sabbathdag te vieren". Van sommige zijden heeft men de ze verschillen tusschen de beide re censies der tien woorden breed uitge meten. Zoo zegt de bekende F. Delitzsch in zijn: „Zweiter Vortrag übep Babel und Bibel": „(Mozes) wijzigt niet alleen enkele woorden, zet woorden en zinnen om, en meer dergelijks, maar vervangt zelfs een lange plaats door een andere, ofschoon hij ook deze uitdrukkelijk als Gods eigen woord voorstelt. En zoo weten wij tot op heden niet, of God geboden heeft den sabbathdag te heiligen in herinnering aan Zijn eigen rust na het zesdaagsche scheppings werk (Ex. 20 vs. 11, verg. 31 vs. 17) of in herinnering aan den nooit rusten den dwangarbeid des volks gedurende zijn verblijf in Egypte (Deut. 5 vs. .14 e. v.)." Een dergelijke redeneering is even wel zeer oppervlakkig. De beide her inneringen sluiten elkaar immers niet uit? In den eenen tekst wordt gezegd, dat de sabbaths heiliging herin nert aan den heiligen rhythmus in Gods scheppingswerken: na zes dagen arbeid heeft de Heere op den zevenden dag gerust en dien dag gezegend en geheiligd. Volgens den anderen tekst herin nert de sabbaths rust aan de verlos sing uit Egypte. Deze beide moliveeringen, verre van elkaar uit te sluiten, vullen elkand.er juist op schoone wijze aan. De vraag doet zich nu evenwel voor in welken vorm hebben de tien woor den op de steenen tafelen gestaan, Azooals wij ze in Ex. 20 of zooals wij ze in Deut. 5 hebben? Zeer waarschijnlijk moet deze vraag aldus beantwoord worden: noch op de eene, noch op de andere wijze, doch in een korteren vorm, dien we thans niet meer met zekerheid kunnen vast stellen. KERK EN SCHOOL. NED. HERV. KERK. Bedankt, voor Exmorra: G. Ger- brandy te Nieuw YVeerdinge. Voor Beesd: dr. J. J. Woldendorp, te Wol- dendorp, te Warmond. Voor St. Maartensdijk: P. de Looze, te Renkum. GEREF. KERKEN. Drietal, te Arnhem (vac. wijlen J. G. Kunst): J. Douma, te 's-Graven- hage-Oost; dr. K. Dijk, te 's-Gravenha- ge-West; en P. N. Ivruyswijk, te Vlis- singen. Te Sassenheim: F. A. den Boeft, te Amersfoort; P. N. Kruyswijk, te Vlissingen en Y. van der Zee, te Amsterdam-W est. Beroepen, te Schoonebeek. G. F. Hajer. cand. te Zuidland. Te SchoonrewoerdA. P. Lanting: te Wolfaartsdijk. Te Geesteren-Gelse- laar: E. I. F. Na wijn, cand. te Gronin gen. CHR. GEREF. KERK. Beroepen, te Schiedam: K. Groen te Nieuwpoort. BEVESTIGING, INTREDE, AFSCHEID. In het kerkgebouw aan de Rauwen- hofstraat is Zondagavond ds. E. L. S m e 1 i k, komende van Tienhoven, bevestigd als predikant bij de Geref. Kerk van Rotterdam (Hersteld Ver band). Als bevestiger trad op ds. H. C. van den Brink, van Zandvoort. Spr. wees op de beteekenis van de zen dag, op het ontvangen van een eigen dienaar des Woords, op de vrij making van het geestelijk en kerkelijk leven. Hij bepaalde de aanwezigen bij Zacharia 1 717. Na de bevestiging werd den nieu wen leeraar toegezongen Lied 40 1 en 2. Ds. v. d. Brink richtte tenslotte har telijke woorden tot zijn ambtsbroeder, hem bij de gemeente in aller achting en liefde aanbevelende. Hedenavond doet ds.'Smelik in het zelfde kerkgebouw intrede. Zondag deed ds. D. M. Blank- hart, overgekomen van Nijverdal, intrede bij de Ned. Herv. Kerk van Hilligersberg, ter vervulling van de vacature-v. Reeuwijk. Onder de vele belangstellenden be vonden zich ds. G. A. v. d. Hooft, van Overschie, als consulent en bevestiger; vele predikanten uit genabuurde ge meenten en het gemeentebestuur. Tot tekst was gekozen Lucas 3 18. Na de bediening des Woords ri. htte ds. Blankhart zich tot zijn bevestiger, tot den Kerkeraad, kerkvoogden en notabelen, burgemeester, catechisan ten. schoolbestuur, organist en koster. •De heer A. Boom vertolkte de blijd schap van den kerkeraad en de ge meente over de komst van dezen pre dikant. hem wijsheid van God toebid- dende bij zijn moeilijken arbeid. Gezongen werd Psalm 121 4. Ook ds. v. d. Hooft richtte zich nog met eenige hartelijke woorden tot den nieuwen leeraar, waarvoor deze dank zegde. Na des morgens bevestigd te zijn door ds. 11 .Mondt, van Leiderdorp, inet een predikatie over Ex. 32 34a. deed Zondag jl.l. ds. II. W. I. o v i n k, gekomen van Scharnegoutum, zijn in trede bij do Ned. Ilerv. Gein. te Grams- bergen, sprekende naar aanleiding van Rom. 19 8b en 9. De nieuwe leeraar werd toegespro ken door den consulent ds. Scheden- berg van Lutten, door ds. Israël, van Angerlo, zijn voorganger; door ds. Visbeek, van Heemse, namens den ring Ommen; en daarna door ouderl. Ten Zijthoff, namens kerkeraad en de gemeente. Na des morgens bevestigd te zijn door ds. G. Stap, van Groningen, deed as. D. W. Telkam p, overgekomen van Oude Pekela, Zondagavond zijn intrede in de Vrije Evang. Gem. te Leeuwarden met een predikatie over Jes. 6 18. Hij werd verwelkomd na mens kerkeraad en gemeente door ouderling Stolte. Aan het eind volgden de gebruike lijke toespraken. Op Zondag 16 Sept. e.k. hoopt ds. D J. Dippel afscheid te nemen van de Ned. Herv. Gem. te Kamperveen om den d.a.v. Zondag zijn intrede te doen bij de Ned. Herv. Gem. te Nieu- werkerk a. d. IJssel, na bevestigd te zijn door het Tweede Kamerlid Joh. Langman, em. predikant te Voorburg. Ds. F. M. Mulle r, predikant der Ned. Herv. Kern. te Gorinchem, nam Zondag j.l .afscheid van zijn gemeen te. wegens vertrek naar Eindhoven. Tot af scheidstekst was gekozen 2 Tim. 3 14. Na een toespraak van ouderling Mortier, werd ds. Muller toegezongen Ps. 121 4. Ds. J. C. SCHULLER. Ds. J. C. Schuller, Ned. Herv. predi kant te 's-Gravenhage, die met een ziekteverlof van 4 maanden naar Zwitserland vertrokken is, schrijft in de 's-Gravenh. Kerkb." in goeden wel stand te Gstaad te zijn aangekomen. De dokter schreef hem daar nog eeni ge weken rust voor. Prof. Dr. H. H. KUYPER. Naar de Stand, meldt is prof. dr. H. Ii Kuyper, hoogleeraar aan de Vrije Universiteit te Amsterdam, Maandag opgenomen in het Diaconessenhuis „Bronovo" te 's-Gravenhage. De hoog leeraar zal eenigen tijd ter observatie in deze inrichting verblijven. JUBILEUM. Ds. K. Jansen, een der oudste Ned. Herv. predikanten, viert 15 Sept. a.s. zijn gouden ambtsjubileum, hetgeen samenvalt met zijn vijftigjarige werk zaamheid in zijn gemeente Veessen (cl. Zwolle). Den 15en September 1878 deed ds. Jansen intrede in Veessen, welke gemeente hij niet verliet HET KERKENCONGRES TE PRAAG. In de eergister gehouden vergade ringen van het kerken congres te Praag inzake kwesties van practisch chris tendom heeft de secretaris-generaal van het instituut voor sociaal-weten- schappelijk onderzoek een uitgebreid program voor de voortzetting van het sociale werk der kerken voorgelegd. Prof. dr. Titius, uit Berlijn, lichtte een plan toe om een internationale credietinstelling der kerken te stich ten. De kapitaalkrachtige christenen aller landen moesten opgeroepen wor den tegen voldoende zekerheid, maar matige rente geld ter leen te geven. Het doel van de instelling moet be strijding van den woningnood zijn. In Zwitserland bestaat al iets dergelijks. HET CONGRES VAN STOCKHOLM. Gistermiddag is te Praag de bijeen komst van het Voortzettingscomité van het Wereldcongres van Stockholm („Life and Work"), wel te onderscheiden van den Wereldbond van Kerken,, die verle den week te Praag en in 1925 ook te Stockholm vergaderd heeft), plechtig ge opend. De leider der Duitsche delegatie waartoe ook de president van het „Reichs- gericht", dr. Simons en dr. Ihmels, Luth. bisschop van Saksen, behooren is dr. Kapler uit Berlijn, voorzitter van den Duitschen Evang. Kerkenbond. De beteekenis van deze bijeenkomst be rust voor een groot deel op haar officieel karakter, daar alleen officieele vertegen woordigers der Kerkgenootschappen uit alle landen er aan deelnemen. Interna tionale vraagstukken van socialen en an deren aard zullen er behandeld worden. Tot voorzitter van het congres wez*d aartsbisschop Germanos der Oost. Orth. Kerk aangewezen. In zijn openingsrede constateerde deze, dat de gedachte van hereeniging der Chr. Kerken in het afge- loopen jaar groote vorderingen heeft ge maakt. Het Sociaal-Ethische Instituut der Kerken, dat dit jaar te Genève gevestigd is, noemde spr. een actief centrum der internationale kerkelijke beweging. De eerste zittingsdag werd besteed aan de rapporten der Britsche, Amerikaan- sche en Oost-Orthodoxe delegaties. Voor de continentale groep van Europa zal dr. Kapler rapport uitbrengen. Het Voortzettingscomité bestaat uit ongeveer 70 leden, die daartoe te Stock holm zijn aangewezen. DE HOLLANDSCHE GEMEENTE TE LONDEN. Ds. A. Vis, Doopsgezind predikant in Den Burg op Texel, is uitgenoodigd op 9 en 16 dezer een spreekbeurt te vervullen in de kerk der Hollandsche gemeente te Londen. Ds. B. J. Aris, Hervormd predikant te Hoogezand, is eveneens uitgenoo digd om voor bovengenoemde gemeen te te preeken op Zondag 23 en 30 dezer. Het viertal voor de aanstaande va cature bestaat nu uit: ds. B. J. Aris, Hoogezand; ds. J. F. Kruyt, Herv. predikant te Assen; dr. L. J. van Holk, Rem. predikant te Utrecht; en ds. A. Vis, Doopsgez. predikant in Den Burg (Texel). Ds. J. R. Immink te Heeren veen beeft zich teruggetrokken.' KERKINSTITUEERING. Zondag heeft ds. J. E. Reyenga. van Ureterp, de nieuwe ambtsdragers tei Siegerswoude in het ambt bevestigd, waarmede de institueering eener Geref. Kerk aldaar een feit is gewor den. Het aantal leden van de nieuwe gemeente bedraagt 140, n.l. 60 belijden de en 80 doopleden. Siegerswoude ressorteerde vroeger oi der Ureterp, welke gemeente de laatste jaren in ledental sterk is ver meerderd. GIFTEN EN LEGATEN. Voor het fonds „Derde predikant en tweede kerk"-ontving de Remonstrant- sche Gemeente te Amsterdam toezeg ging van een gift van f 20.000 in tien termijnen. Aan verdere giften kwam totaal reeds in f 87.794. VERDACHTE KNAPHEID. In „Het Kind" vertelt A. v. d. K. het volgende: Een jongen, die moeite had met ta len leeren. pleegt te spieken als hij bij een proefwerk geen raad weet. Nu staat weer een repetitie voor de deur en de jongen heeft hoop, dat thema 28 of 29 zal worden, gegeven en hij be reidt zich op die beide thema's voor. Inder.daad worden die beide thema's als proefwerk gegeven. De jongen krijgt een tien, die evenwel onder de opmerking: ,,'t Is mij te mooi en we kennen elkander, is 't niet?" door den leeraar wordt teruggebracht tot een nul. De redactie van „Het Kind" teekent bierbij terecht aan: „Natuurlijk had de docent onderzoek moeten doen vóór zijn vonnis. Maar de schuld ligt niet minder bij den jongen dan bij hem. Die had door z'n bedrog op ande re tijden het vertrouwen van den leeraar geschokt. UIT ONZE INDIEN. OM EEN GULDEN., De speelzucht van een%inlander is in direct de reden geworden van een moord op een Chinees die dezen inlander voor het dobbelspel speelgeld geleend had, dat deze. waar hij het geld natuurlijk verloor, niet op 't afgesproken tijdstip, den volgen den dag, kon terug geven. Deze moord is intusschen nog frappanter, wanneer men bedenkt, det het geleende geld de somma van één gulden bedroeg, schrijft de „Su- m a tra-Post". Den avond van 15 Febr. leende de inlan der Otoer van den Chinees Lim Kie Hook een gulden om daarmede ee» kansje te wegen, hetgeen mislukte. Den volgenden dag ontmoette Oetoer, die toen in gezelschap was van een zeke ren Atjils, den Chinees Lim Kie Hook, die hem om den gulden vroeg, dien Oe toer beloofd liad dien c^g te zullen terug geven. Hetgeen Oetoer onmogelijk was, waarop tusschen beide mannen een hef tige woordenwisseling ontstond. Het drietal is toen in de richting van kebon Bandang Pagar Kawat een eind opgeloopen, waarbij de woordenstrijd zoo hoog liep, dat, naar Oetoer voor den Landraad te Medan verklaarde, de Chi nees hem met zijn pikol te lijf wilde. Uit zelfverdediging had Oetoer toen eon stuk hout, dat zich daar toevallig langs den weg bevond, opgeraapt en daarmee Lim Kie I-look afgeweerd. Intusschen was van dit „Zelfverdedigingsmotief" wel wat te veel gevergd. Immers het bleek, dat Oetoer daarna den Chinees nog met een mes toegetakeld had, zoodat zijn lichaam wel een tiental wonden vertoonde, tenge volge van welke verwondingen Lim Kee Ilook bijna onmiddellijk is overleden. De Landraad bevond Oetoer dan ook schuldig aan moord en veroordeelde hem tot vijftien paar gevangenisstraf. Zijn ka- wan werd vrijgesproken. VECHTPARTIJ IN DE RECHTSZAAL. Te Soerabaja heeft, naar het Soer. Hbl. meldt, een eigenaardige rechtszitting plaats gehad voor den Landraad. Behan deld zou worden de zaak van Hadji Oe- mar van Wonokoesoemo, die er van werd beschuldigd twee briljanten te hebben verduisterd; deze sieraden behoorden toe aan een Chinees, die aan zeere oogen had geleden en bij beklaagde hulp was komen zoeken. Tijdens het heilbrengende gebed waren de briljanten verdwenen. Verdach te werd er van verdacht, het verdwijnen der blinkende dingetjes in de hand te hebben gewerkt. Dien ochtend diende de kwestie voor den Landraad. Verdachte werd bijgestaan door een procureur-hamboe (zaakwaar nemer), zekeren Fransen. Het begin was al goed, toen deze heer met een sigaret in den mond en den hoed op, de zaal bin nenwandelde. De president gaf het heer schap onmiddellijk een schrohboering 'en gebood hem het decorum niet te schen den. Een nieuw incident had plaats toen de zaakwaarnemer de geheele beschuldiging onjuist achtte. Verdachte had niet ge woond in de opgegeven kampong. Ten einde een bter inzicht in de zaak te krij gen, werd de zitting geschorst en begaf de Landraad zich naar het huis van den verdachte, men begaf zich daarheen per auto! Nadat de leden van den Landraad terug waren, deelde de President jnede, dat verd. daar wel degelijk had gewoond. Dg procureur-bamboe wond zich tijdens de verdediging van zijn cliënt zoo op, dat hij met de vuist op de tafel sloeg. Dit haalde hem een nieuwe waarschuwing van den president op den hals. Een oogenblik daarna was hij zoo ruw en onbeleefd in zijn uitlatingen jegens den Landraad, dat de president hem kort weg gelastte, de zaal te verlaten, waaraan hij ten slotte had te voldoen. Een nog ernstiger incident deed zich voor, toen eenige getuigen werden ge hoord. De getuige Ismail kreeg het aan den stok met een Chineeschen getuige en wilde dezen te lijfl Eenige supporters van den Chinees, die blijkbaar zoo iets verwacht, hadden en zich reeds gevechts- klaar hadden opgesteld, sprongen naar voren en sloegen den Inlandschen geiui- ge, zekeren Ismail, waar zij maar raken konden. Het werd een verwoed handge meen. Eenige luid-gillende Chineesche vrouwen zorgden voor begeleidende mu ziek. De griffier sprong tijdens het ge vecht op de groene tafel en wilde zoo de vechtenden scheiden. Eindelijk slaagde men daarin met behulp van ijlings toege schoten politie. Na een pauee werd de „rechtszitting" hervat. Achter de getuigen stonden nu politie agenten voor het bewaren der orde. FEUILLETON. God is mijn heil. 21) —o— Zij deelde mede hoe het hun in den nacht van den 17den op den 18den ge gaan was; men had zich meester ge maakt van al de wapenen van haar vader, en daar men wist, dat zij in be trekking stonden tot de militairen, •had men eenige mannen bij hen inge kwartierd om alle gemeenschap met het leger af te snijden. Zoo hadden zij als gevangenen in de hoogste spanning den nacht doorgebracht. Eerst tegen den morgen was het aan haar vader gelukt eenig bericht in te winnen, de soldaten op te zoeken en zich te ver heugen over hun goede stemming. Later was ook het gerucht, en spoe dig de bevestiging, der zedelijke ne derlaag tot hen doogedrongen, en dien avond was haar broeder verkleed, evenals Willem, afscheid van haar komen nemen. De sympathie, die tusschen hen al len bestond, deed hun wederkeerig goed. De jongere leden van het gezel schap begonnen weder iets van de cude vroolijkheid te herkrijgen, door het luisteren naar het verhaal der uit gestane gevaren en van den moed door hen allen betoond. Kort daarop kwam Robbert terug, die eens was gaan zien, hoe de zaken stonden, en die hun verhaalde dat de burgers vrij verlegen waren hoe zij zich zonder soldaten zouden redden. De heer Rothe was ook binnengeko men met de twee jóngens. In den loop van het gespek wendde Johanna zich ook tot hem, om aan de gevoelens van haar vaderlandslievend hart lucht te geven, en vraagde hem wat hij wel van al die verschrikkelijke dingen dacht. Tevergeefs wenkte Hedwig haar, zij merkte er niets van, totdat de heer Rothe vrij scherp antwoordde: „Ik geloof freule, dat wij niet anders dan ons te verheugen hebben over de ze vólksmanifestatie; zij bewijst de ontwikkeling van het vrijheidsgevoel onder de tot nu toe verdrukte volks klassen, het werd hoog tijd dat zij het oude juk afschudden". Johanna bleef eenige oogenblikken sprakeloos luisteren, en zag hem aan met groote glinsterende oogen, die, zoo als haar zuster wel wist. weinig goeds voorspelden. Toch hield zij zich in en vraagde koeltjes. „Hoe meent gij dat mijnheer?" „Ik meen, dat door dezen opstand van het volk, dat voor zijn rechten strijdt, het kastewezen en de bespot telijke voorrechten van sommige standen zulk een geduchten schok ge kregen hebben, dat zij spoedig ver dwijnen zullen en er eindelijk gelijk heid en broederschap zal heerscnen onder gelijk geschapen menschen, die dus ook gelijke rechten hebben". „Rekent gij ons zoo als wij hier zit ten ook onder de bevoorrechte stan den, die met zulk een goeden uitslag bestreden zijn?" vraagde Johanna, terwijl haar blauwe oogen flikkerden en een hoog rood haar wangen over dekte. „Ik heb niemand in het bijzonder bedoeld", zeide de heer Rothe, eenigs- zins verlegen glimlachend, „velen zijn met de uitgestrektheid van het kwaad niet bekend, waaraan zij medeplichti gen zijn; de grootste schuld moet men bij het hoofd van den staat zoeken". „Maar ik meen u wel in het bijzon der". riep Johanna uit, terwijl zij zich hoog oprichtte en hem met stralende oogen aanzag. „Ik zeg u, dat het schande is voor een theoloog om tegen Gods gebod te handelen, dat zegt: „Zijt allen machten, die over u gesteld zijn, onderdanig, en geef den keizer wat des keizers is". Het is lafhartig om, nu de slechte beginselen zegevieren, om het hardst mee te schreeuwen en de goede zaak te verlaten; trouweloos, om den Lening onder wiens nestuur men tot nog toe in vrede geleefd heeft, in het ongeluk af te vallen. Ik zeg, dat zij, die alzoo handelen, loon naar werken zullen krijgen en dat ik in onze moe dertaal geen woorden vinden kan, krachtig genoeg om mijn verontwaar diging over zulk een gedrag uit te drukken!" „Bravo! bravo!" riep de heer Van Steendorp, ,,'t is jammer freule, dat gij geen man zijt om die woorden in het openbaar uit te spreken; 't is het eer ste goede woord, dat ik sedert gisteren vi-rnomen heb. En wat antwoordt gij wel daarop, mijnheer Rothe?" vraagde hij, zich tot dezen wendende. De gouverneur was zeer bleek ge worden, hij stond op en antwoordde met waardigheid: „op zulke beleedi- gingen door een dame geuit, kan ik niets antwoorden; maar als in deze familie dezelfde gevoelens omtrent mij heerschen, dan is het veel beter dat ik mijn betrekking nederleg", en zich voor het gezelschap buigende, verliet hij de kamer. „Hij wil vurige kolen op mijn hoofd leggen", zeide Johanna, „maar ik voel er nog niets van". „Die arme mijnheer Rothe", zeide de oude mevrouw. „Maar mama", riep de heer Van Steendorp uit, ,hoe 1". het nu mogelijk dat gij met uwe inzichten medelijden met zoo iemand kunt hebben". „Misschien", antwoordde de cude mevrouw, „omdat ik daardoor des te beter gevoelen kan hoe treurig het voor hem zijn moet, op zulke dwaal wegen te zijn". „Als mijnheer Rothe nu maar niet om Johanna's woorden weggaat", bracht Helena bezorgd in het midden. „Wees daar maar niet bang voor", antwoordde de heer Van Steendorp. „hij zou nu niet licht een plaats vin den, zijn vrienden hebben geen geld om hem te helpen en buitendien zou het mij niet onaangenaam zijn als hij aftrok. Voorloopig houd ik hem, om dat de kinderen het goed met hem vinden kunnen en hij anders ook een goed mensch is, maar hoe lang het gaan zal, moeten wij zien. Op dit oogenblik ben ik van plan mijn vrouw en kinderen, behalve Robbert, die zoo lang het gymnasium niet kan verzui men, met mijnheer Rothe naar Schön- heide te zenden, daar is hij goed be zorgd en kan geen gekheden beginnen. Misschien kunnen mama en Ernst hem dan bekeeren", voegde hij er spottend bij. De kinderen hieven een vreugdege schreeuw aan bij het vooruitzicht naar Schönheide te gaan, maar Helena Bergheim sprak op droevigen toon: „Wat zullen wij beginnen als gij ons allen verlaat?" Hedwig omhelsde haar hartelijk en trachtte haar te troosten door de be lofte van vele brieven en een spoedig wederzien. Johanna echter riep hartstochtelijk uit: „Ik blijf hier alleen achter om klaagliederen te zingen, zooals Jere- mia op de bouwvallen van Jeruzalem; wie weet wat ons nog te wachten staat en hoevele vrienden men nog als te genstanders zal moeten leeren kennen men zou zoo iets niet van dien stil len, bescheiden heer Rothe gedacht bebben". (Wordt vêrvolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1928 | | pagina 5