Meisjes PUROL Aan het einde der Week Het is de laatste jaren reeds meer malen gebeurd, dat we zeggen kon den: de week die achter ons ligt is een week van wereldhistorische beteeke- nis geweest. Dit is ook thans weer het geval. Maandag had in de Salie de l'Hor- loge te Parijs, waar bijna 10 jaar ge leden de vredesonderhandelingen be gonnen, welke echter geen duurzamen vrede hebben kunnen tot stand bren gen, de onderteekening plaats van het Pact tot buiten-de-wet-stellinv van den oorlog. Na het verdrag van Locarno beteekent dit verdrag weer een nieuwe stap in de richting van een duurza men, laten we maar liever zeggen langdurigen vrede. Dit kan er althans het gevolg van zijn; of het zoo is, dient te worden afgewacht. We zullen ons evenwel maar geen al te groote illusies maken. Kellogg zelf heeft te Parijs reeds eenig commentaar gemaakt om al te overdreven verwachtingen te tempe ren. Het Pact is ontworpen, zeide hij, „om den oorlog moeilijker te maken". Nog altijd worden plechtige overeen komsten op verscheurbaar papier ge schreven en de wereldkring om het Pact heen zal niet voltallig zijn, al zal hij spoedig welhaast de geheele be schaafde wereld omvatten. Deze zin („om den oorlog moeilijker te maken") zeide Kellogg verder, bevat de hoop die wij allen het recht hebben te koes teren, en waarvan niet gezegd kan worden dat zij niet te verwezenlijken is. „Ik ben oprecht overtuigd dat de onderteekening van het Pact, hetwelk het eerst door Briand is ontworpen, de krachten des vredes over de heele wereld bevestigen en versterken zal" Hoe weinig er ondanks de vier en een half jaar oorlogsellende in de we reld nog veranderd is, blijkt wel uit wat dezer dagen door 'de statistiek van een deskundige werd gesconstateerd, dat thans in Europa ondanks de ont wapening van de in den wereldoor log overwonnen mogendheden meer mannen onder de wapenen zijn als voor den oorlog en meer geld voor oorlogsdoeleinden wordt uitgegeven. Ongeveer 25 pCt. van de Fransche begrooting is voor de bewapening be stemd, in Italië 22 pCt., in Polen 33 pCt. In Engeland zijn de uitgaven voor bewapening en oorlogsschulden van 20 per familie jaarlijks tot 57.5 gestegen. In de Vereenigde Staten wordt 82 pCt. van de algemeene be lastingen voor militaire doeleinden aangewend. Volgens verklaringen van Edison kan de geheele bevolking van Londen in twaalf uur met gifgas ge nood worden. Dit betreft dan nog slechts het ma teriaal. En vraagt men hoe de menta liteit der volken is, dan behoeven wij slechts de stemmen die uit Italië, uit Polen en Litauen, uit Rusland tot ons komen, te beluisteren, om voor al te groot optimisme bewaard te blijven. Met dit al dienen alle middelen te worden aangewend om het oorlogsge vaar te verminderen, en daartoe kan ook het Pact van Kellogg het zijne bij dragen, evengoed als b.v. de arbeid van den Volkenbond. Wat on9 eigen land betreft, stond de afgeloopen week in het teeken van den verjaardag van H. M. de Konin gin, die dit jaar ook in Leiden op luisterrijker wijze gevierd is dan vo rige jaren. Ook bracht H. M. deze week een bezoek aan Drenthe, waar zij overal met groote geestdrift ontvangen werd. Met groote belangstelling nam zij overal kennis van den arbeid die verricht wordt om onze armste pro vincie tot nieuwe welvaart te brengen. Hoe bleek de laatste dagen weer opnieuw, dat Nederland en Oranje door een onlosmakelijken band teza men verbonden zijn! Zulk een vorstin te hebben als ons land bezit is een der hechtste waar borgen van den vrede, nog meer waard dan 'de teekening van een an ti-oorlogsverdrag. Kunst en Letteren. MEVR. A. NOORDEWIER- REDDINGIUS. 1886 1 September 1928. Heden wordt Mevr. Noordewier 60 jaar, en tevens herdenkt zij vandaag, dat het juist 40 jaar is geleden, dat zij zich aan de zangkunst ging wijden. Voor de toonkunst in Nederland is dit een feit van actueele beteekenis. In groote lijnen zullen we trachten iets daarvan aan te toonen. Een kort levensoverzicht moge vooraf gaan. Zij werd geboren te Deurne in Noord Brabant. Als meisje van zeven jaar kreeg zij te Helmond het eerste piano- onderricht. Dit werd, toen haar vader overleden was en het gezin naar Arn hem verhuisde, aldaar voortgezet. Toen zij op 17-jarigen leeftijd eens een paar liederen voorzong aan de zangleerares Mej. Alida Oppenheim, gaf deze den raad, haar stem verder te ontwikkelen. Onmiddellijk werd toen het advies ingewonnen van Joh. Messchaert, die leeraar was aan het conservatorium te Amsterdam. Messchaert vond haar stem wel klein maar zeer zuiver en ten volle waard om geschoold te worden. En zoo werd zij op 1 September 1886 leerlinge van het conservatorium te Amsterdam. Reeds in 1890 behaalde zij haar eind diploma. Onder leiding van Mes schaert debuteerde zij toen in diens geboorteplaats Hoorn, waar zij een Aria uit „Die Schöpfung" van Haydn en eenige liederen van Catharina van Rennes zong. Het succes van dit eerste optreden was volkomen en weldra trad zij te Deventer en te Utrecht op, en spoedig daarna in de groote'steden. In de Negentiger jaren was zij lid van het beroemde A capella-koor van Daniël de Lange en ook van Mes- schaerts' Vocaal-kwartet. Met beide maakte zij reizen in bin nen- en buitenland. Overal liet zij zich met toenemend succeö als soliste hoo- ren. Toen in die jaren te Weenen een muziektentoonstelling werd gehouden met een daaraan verbonden muziek feest, zong zij o.a. een aantal Oud-Hol- landsche liederen en ook oud-Fran- sche teksten, die in Weenen geweldig insloegen. Wij herinneren er verder aan, dat zij in later jaren met haar kunstzus ter, mevr. De Haan-Manifarges her haaldelijk op tournee ging, om liede ren-avonden te geven, waarbij de su perieure eenheid van opvatting en stijl aller bewondering wekte. Mevr. Noordewier is in de eerste plaats zangeres van het statige gewij de lied, Men kan zich niét goed inden ken, dat Mevr. Noordewier liederen, 'die een sterk wereldsch accent bezit ten, zou willen of kunnen voordragen. Daarvoor is haar sentiment innerlijk te diep vroom. Haar stem van een vlekkelooze rein heid is de onmiddellijke uiting van dit sentiment. Iedereen wordt getrof fen door den eenvoud van haar optre den, het volkomen ongekunstelde, dat geheel vrij is van alle uiterlijk ver toon. In den loop der jaren heeft zij een geweldig omvangrijk repertoire sa- mengesteld, gekozen uit den schat van gewijde liederen, welke de Europee- sche toonkunst gedurende eerl aantal eeuwen heeft opgeleverd. Men kan gerust zeggen, dat niemand in de gewijde liederenschat van ge heel West-Europa zoo goed thuis is als zij. Zij kent tallooze liederen van allerlei ongenoemden uit de Middel eeuwen, Nederlandsche, Fransche, En- gelsche en Duitsche. Bij name noemen we de z.g. Kerst- en Paasehleysen. Dik wijls zijn deze liederen alleen met de melodie overgeleverd. Maar er zijn moderne componisten als Ant. van der Horst, die er voor haar een uitnemende begeleiding bij wisten te schrijven, die aan de oude, devote sfeer niets te kort doet. Bij het laatste concert van „Sursum Corda" in de Pieterskerk heeft men nog haar voordracht van enkele dezer liederen kunnen bewonderen. Niet minder is zij thuis in de liede renschat van de 16de, 17de en 18de eeuw. Tal van liederencomponisten waren als zoodanig geheel vergeten. Door ijverige vorsching werden ze her-ont dekt en zoo zijn tal van mooie liede ren van onder het stof der bibliothe ken vandaan gehaald en ons tot wij ding weer voorgezongen. Vooral tal van Duitsche componisten uit het tijd vak vlak na de Hervorming zouden zijn te noemen. Van de Romantici deden Schuber^ Schumann en Mendelssohn haar lie deren aan de hand. En even later volg den Peter Cornelius, Rob. Franz, e.a. Ook van componisten uit den meer modernen en allermodernsten tijd heeft zij werken op haai* repertoire; we noemen Bernard. Zweers. Alphons Diepenbrock, H. Andriessen, Smulders Roussel, Sullivan, e.m.a. Maar boven al het genoemde hand haaft zij Handel en Bach. Liederen en aria's van Handel van haar te hooren of aria's uit een van de talrijke can- tate's van Bach blijft altijd een bijzon der genot. Zij geeft zich daarin geheel en onverdeeld en diept de teksten uit, RECLAME. Er i* geen deugdelijker middel voor het verkrijgen en behouden van een fraaie Huid van Handen en Gelaat, dan Doos 30, 60, Tube 80 ct. zoodat alles geheel vergeestelijkt tot ons komt. Tenslotte is zij onze Oratorium-zan geres bij uitnemendheid. De prachtige groote werken van Haydn en Mendelssohn, maar vooral die van Handel en Bach, hebben haar geheele ziel. En hoe machtiger en sta tiger van bouw deze werken zijn, des te dieper leeft zij in in de bedoelingen van den componist; en de groote lijn van diens muziek-dramatischen bouw omvlecht zij met de stralende pracht van haar aria's. Men denke, om een paai* voorbeel den te noemen, aan: „Ich folge dir gleichfalls mit freudigen Schritten", uit de Johannes-Passion, of aan: „Aus Liebe will mein Heiland sterben" uit de Mattheus-Passion. Wie haar verleden jaar hier te Lei den bij verschillende gelegenheden de aria's en recitatieven uit de beide Pas- sie's heeft hooren zingen, moet wel tot de overtuiging zijn gekomen, dat haar orgaan in den loop der jaren nog niets van zijn pracht en zuiverheid heeft ingeboet, maar dat haar zang aan innerlijke diepte nog heeft ge wonnen. Mevr. Noordewier is een zangeres met een wereldnaam. Maar hoe de faam haar roem ver kondigde in alle muziekcentra van Europa, zij bleef Nederlandsche in hart en nieren, zij bleef zichzelf in trouwhartigen eenvoud, in ongedwon genheid en soberheid van optreden, zich uitsluitend concentreerend op de vergeestelijkte vertolking van haar liederen. In Nederland is zij niet alleen ge- eerd, zij is meer dan dat: zij is be mind. Dat bemerkt men steeds na af loop van haar concerten, wanneer ve len bij den uitgang van concertzaal of kerkgebouw blijven wachten om haar nog eens te zien en toe te juichen. Wie onder de Nederlandsche uitvoerenden valt dat te beurt? Weinigen is het voorrecht beschoren om als zij, zoo lange jaren in blijven de frischheid en kracht de toonkunst te dienen en zich tevens als mensch zoo bemind te maken. Moge zij in onverzwakte kracht nog jaren haar plaats als eerste concert zangeres handhaven. Zeer zeker zal haar tournee in Sep Het parlement van Tirana heeft den president Achmed Zegu de koningskroon aangebodenDe vertegenwoordi gers van alle deelen van Albanië voor het parlementsgebouw na de koningsproclamatie tember een zegetocht zijn, die haar ge tuigen zal, hoezeer men haar vereert. En naast den dank van haar land- genooten blijve in de eerste Gods zegen vele jaren met haar. UIT DE OMGEVING. HILLEOOH. Gemeenteraad. Woensdagavond vergaderde de Raad dezer gemeente. Wegens ziekte van den burgemeester presideert wethouder Bal vers. Aanwezig 12 leden, afwezig de heer B. N. Loerakker. Na opening met gebed worden de notu len aangehouden en de ingekomen stuk ken voor kennisgeving aangenomen. Voor den boventalligen onderwijzer der R.K. MULO-school wordt 1471.32 vergoeding toegekend. Voor het Land- en Tuinbouw- onderwijs wordt een lokaal der gemeente school beschikbaar gesteld. Aan de Politie-Radio-Commissie wordt 10 subsidie verleend. De nieuwe alge meene politieverordening wordt tot de volgende vergadering aangehouden. Eveneens de verordening tot heffing en invordering der opcenten op de hoofdsom der personeele belasting. Voor het nieuw te bouwen abattoir (dat ƒ56.000 zal kos ten), wordt 6000, het meer noodige ge voteerd. Voor de benoeming van 4 leden der commissie voor Openbare Werken waren 21 stemmingen noodig. Gekozen werden: B. N. Loerakker (aftr.), J. B. Meskers (aftr.), F. Selhorst en J. D. Jansen (aftr.). De laatste hield aanneming in beraad Bij de rondvraag deelt de voorzitter mede, dat vanaf 1 September a.s. de tele foon dag en nacht en den geheelen Zon dag beschikbaar zal zijn. Medewerking wordt verzocht dat aan ieder huis een brievenbus of gleuf kome ter bespoediging van de postbestelling. De heer Klaver spreekt over het even tueel bestraten met keien van de Hoofd straat. Het gemeentebestuur zal trachten dit te voorkomen. De heer Selhorst waarschuwt tegen on gelukken met een benzinepomp bij den heer Boghout. Nog wijst deze op een con tract voor cokes-afname van de fabriek met één handelaar. De voorzitter geeft inlichtingen. Hierna sluiting. Burgerlijke Stand. Bevallen: J. van BeekPolak, D.; W. A. M. Uitendaal— Braam, D.; A. J. van Kampen—van We tering, D.; C. A. M. de GrootBeurze, Z.; J. L. van Klaveren—Meinema, D.; G. M. VeenmanVink, Z. Ondertrouwd: L. de Vries en A. Pot. Getrouwd: P. J. Pijpers en A. M. Waas dorp. HAZETtS W OUDJL Op Vrijdag 31 Augustus, de verjaar dag van onze geliefde Koningin, wapper de van openbare gebouwen en van vele particuliere woningen in onze gemeente de Vaderlandsche driekleur met Oranje wimpel versierd. Dank zij de goede zorgen van het Comité, dat zich daartoe had sa mengesteld, was die dag tot een feestdag gemaakt voor de leerlingen van de Open bare, de Christelijke en R.K. scholen op het dorp. Aan den morgen van den dag werd een optocht gehouden, waartoe on geveer 40 eigenaars hun paard en brik welwillend hadden beschikbaar gesteld. Bijna alle brikken waren keurig versierd met groen en bloemen. De stoet werd des morgens 9 uur opgesteld bij het raadhuis, en voorafgegaan door de Harmonie van Hazerswoude werd de route genomen door Oosteinde, Voorweg, Roemer, de Hoogeveen, Zijde en Westeinde-Dorp, om weer te keeren tot het Raadhuis. Hier werd de stoet opgesteld om voor B. en W. en de secretaris onzer gemeen te enkele Vaderlandsche liederen te zin gen, onder leiding van het hoofd der Openbare School, de heer J. v. d. Meulen. Een welverdiend en daverend applaus was het loon van de vele aanwezigen, dat door leerlingen werd geoogst. De heer F. v. d. Mast deelde daarop mede dat de jury voor het bekronen van versierde brikken den eersten prijs had toegekend aan den heer A. van Dorp, den tweeden prijs aan den heer Joh. Hassefras en den derden prijs aan den heer D. Buitenhuis* Leidsche Penkrassen. Ajnice, Nog eenmaal moet ik, de slechts plaatsvervangende Veritas, den ech ten schrijver van de L. P. vervangen, nu niet, omdat mijn naamgenoot va- cantie heeft of ongesteld is, of iets dergelijks, maar alleen om het feit, dat ik beloofd heb, mijn eerste pen- nekras over de tooneelkwastie te com- pieteeren met een tweede. Ik ben zoo pedant te meenen, de ▼orige maal aangetoond te hebben, dat het opvoeren van een bepaald soort tooneelstukken door een Christelijke tooneelclub voor een Christelijk pu bliek op zichzelf in 't geheel niet ver keerd is. Ik zou hier zelfs aan toe wil len voegen, dat het prijzenswaardig kan zijn, omdat deze tak van kunst, die langen tijd geheel in handen van „de wereld" was, volkomen onze be langstelling waard is, en daarom, zoo eenigszins mogelijk, door ons dient gegrepen te worden, vooral ook, om dat de Calvinistische levens- en we reldbeschouwing ons leert, dat wij al le goede gaven Gods moeten aanwen den tot eer van Zijn Naam. En waar wij nu voor het feit staan, dat er in den laatsten tijd vooral bij de jongeren hoe langer hoe meer de behoefte opkomt, om het tooneelspel aan te wenden tot opvoeding en ont spanning van het Christelijk publiek, daar mag men zich toch wel zeer ern stig afvragen of het gewenscht is, dat men ook hier weer als in zoovele ge vallen slechts afkeurt en een zuiver negativisme betracht, dat slechts laks heid en onverschilligheid en het grij pen naar de verboden vrucht in de hand kan werken. Ik heb je in mijn vorige pennekras geschreven, Amice, dat er inderdaad bezwaren zijn en ik heb je beloofd over die bezwaren te spreken. We kunnen natuurlijk niet ingaan op de hoofdschuddingen van sommige menschen, die met een pathetisch ge baar en een zekere galm in hun stem, den volke de vraag stellen: „of nou een Christen wel op de planken hoort" dat woord „planken" uitsprekende met een soort afgrijzen. Een geliefkoosde uitdrukking is ook, dat er toch geen sprake kan zijn van een „Christelijke connedie". Zulke dingen zijn even onnoozel als belachelijk en het is beslist een onbe gonnen werk om dergelijke menschen die een „plankenvrees" van dat soort hebben van hun engheid en bekrom penheid te overtuigen. Een bezwaar dat overweging ver dient is de vrees, dat sommige rollen karakterbedervend kunnen werken. In bijna elk stpk komen personen voor, die slechte karakters hebben en deze slechte karakters moeten weer gegeven worden. En wanneer men zulk een rol spelen moet, dan moet men zich in dat slechte karakter inleven, opdat men de meest gave vertolking er van geven kan. De vraag is nu maar, of'het spelen van zulk een rol inderdaad een slech ten invloed op iemands karakter kan hebben en dat geloof ik niet. Dat gevaar lijkt me zeer denkbeel dig, omdat tooneelspel toch altijd spel blijft. En geldt hetzelfde bezwaar ook niet voor andere dingen? Geldt het niet voor de schilderkunst voor de muziek, voor de beeldhouw kunst, voor de voordrachtkunst? Moeten de beoefenaars van deze kunsten zich ook niet inleven in de karakters van degenen, die ze weer- Hoe kan anders hun kunst zuiver zijn? En is dit niet geoorloofd? Wie twijfelt er aan? Een ander bezwaar, dat ook nogal eens geopperd wordt is, dat men door het tooneelspel in onze eigen kringen in te voeren, de belustheid er op gaan de zal maken. Zoodat men onze jonge menschen naar den schouwburg zal drijven. Het lijkt wel, of dit bezwaar niet zoo heelemaal ongegrond is en theoretisch geredeneerd ligt er een schijn van waarheid in, maar dan ook slechts een schijn. Men kan evengoed precies anders om redeneeren en zeggen, dat de ge-4 heimzinnige bekoring van den schouw burg zal verdwijnen, omdat, wat men in eigen kring heeft, men niet elders behoeft te zoeken. Maar hoe het ook zij, evengenoemd bezwaar lijkt ons verbazend overdre ven. Het is juist de bedoeling om op het tooneelspel een eigen cachet te druk-» ken, waardoor het onderscheiden wordt van dat, wat gewoonlijk in de schouwburgen vertoond wordt. Het is de bedoeling om een eigen sfeer te scheppen. Van naaperij van „de we reld" is geen sprake en waneer men in dit geval spreekt van verflauwing der grenzen, dan doet men dat geheel ten onrechte. Het is er precies eender mee gesteld als met de Chr. literatuur, waarvan we (gelukkig!) in de laatste jaren ook kunnen spreken. Ook dat terrein lag langen tijd vol komen braak en nu er een opleving merkbaar is, zijn we daarvoor uiter mate dankbaar. Dat zullen we ook zijn zijn als we eenmaal kunnen spreken van een eigen Chr. tooneel. Zoover zijn we nog lang niet. Dat zal nog wel eenige jaren duren, maar een begin wordt reeds gemaakt. Ik weet niet, Amice, of je gisteren avond in de Stadsgehoorzaal geweest bent, maar als dat het geval is, dan zul je het met mij eens zijn,dat de jon gelui, die daar een historisch spel hebben opgevoerd, op den juisten weg zijn. Want dit blijft altijd waar, dat de op te voeren stukken een strenge cen suur moeten ondergaan. Slechts stukken van een apart gen re zijn geoorloofd. Wij hebben heusch geen behoefte aan zoutelooze blijspe len, die er alleen op berekend zijn om te laten lachen. Die zijn wel leuk, ja, op een bruiloft of op een intieme feestvergadering, maar niet op openbare vergaderingen die er op berekend zijn ons Christelijk publiek in het algemeen te trekken. We moeten stukken hebben, die han delen over onze mooie historie of ten- denzstukken, die doordrongen zijn van een Christelijke sfeer. Niet, dat we het geestelijke op het tooneel gaan brengen en de spelers la ten preeken. Dit mag zelfs niet voor komen en dat behoeft ook niet. Het moet zoo zijn, dat zonder dat 't heilige ook maar eenigszins aangetast wordt, men toch aanvoelt de aparte sfeer, die door het stuk geschapen wordt. Dat kan. Onze Leidsche club, de Timdeler- club heeft 't al eenige malen bewezen. Die club heeft ook eenige malen ge faald. De opvoering van een stuk, zooals: „De student thuis", dat door dezelfde club in het openbaar is opgevoerd, valt buiten ons genre en de opvoering daar van is te betreuren. Ook al zal het stuk weinig kwaad hebben gesticht, men was op den verkeerden weg. Het zal ook in den beginne nog wel moeilijk zijn den juisten, afgebaken- den weg te vinden, maar als onze jon ge menschen daarnaar aan 't zoeken zijn, dan dienen we hen daarbij te steunen. Er zou over deze zaak nog veel te zeggen zijn, maar de plaatsruimte ver biedt mij dat. Ik weet, Amice, dat velen het niet met mij eens zullen zijn, maar dat behoeft ook niet. Uit den strijd dor meeningen zal het juiste standpn: 1 geboren .worden. VERITAS

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1928 | | pagina 6