iilEÜWE LEIDSCHE COURANT
van
ZATERDAG 1 SEPT. 1928
TWEEDE BLAD.
UIT DE SCHRIFTEN
VLIEDT DE GODDELOOSHEID.
Wat dan? Zullen wij zondigen,
omdat wij niet zijn onder de wet,
maar onder de genade? Dat zij
verre! Rom. 6 - 15.
De leer van de vrije genade, van de
rechtvaardiging des geloofs om niet,
heeft ten allen tijde haar tegenstan
ders gehad. Niets is dan ook vernede
render voor den mensch, die hoog in
eigen oogens taat, dan om te verne
men, dat hij er niet komt door zijn
deugden en werken, maar alleen door
het werk van een Ander,, een werk,
dat hem uit genade moet toegerekend
worden.
Voorzeker, zoo men heeft gezegd,
de eigengerechtigheid des menschen
zal er door gebannen worden, maar
twee andere zonden haalt gij binnen,
n.l. zorgeloosheid en goddeloosheid.
Zorgeloosheid allereerst.
Want als ik weet, dat ik zelf niets
doen kan, maar alles voor mij vol
bracht is en voor mij uit genade zal
geschonken worden, wat zal ik dan
mij nog gaan inspannen? Laat ik dan
maar wachten, totdat de genade over
mij komt.
En zoo wordt de prikkel der zalig
heid, die de mensch zoo noodig heeft,
weggenomen.
Maar ook goddeloosheid wordt
daardoor gegekweekt, naar men ons
toevoegde. Immers, als ik het dan heb
wat doet het er dan toe, hoe ik ver
der leef- Ik kon er tochl
Ze zijn er ten allen tijde geweest.
Ze zijn er nog. Ze waren er in de da
gen dér vaderen van Dordt; ze traden
reeds op in de dagen van Paulus!
Herkent ge hun taal niet in dit
eerste hoofdstuk van den brief aan de
Romeinen?
Ze beweerden, dat zij wel zondigen
mochten, omdat zij niet meer onder
de wet waren, maar onder de genade.
Waar de zonde meerder is, zoo was
hun taal, daar is de genade veel meer
geworden!
Verschrikkelijk goddeloos van de
zulken!
Paulus is tegenover hen niet zoet
sappig, noch met veellankmoedigheid
vervuld. Hij zégt hun het oordeel aan
en neemt daarbij geen blad voor den
mond. Zij veranderen de genade Gods
in ongerechtigheid en maken alzoo
Christus tot een dienaar der zonde.
En in onze woorden zegt hij: „Wat
dan? Zullen wij zondigen, omdat wij
niet zijn onder de wet, maar onder de
genade? Dat zij verre!
Zij, die aldus spreken, die aldus met
de zonde spelen, hebben geen kennis
aan de genade, en weten totaal niet,
wat het levend geloof inhoudt.
Zij toonen klaarlijk nog geheel bui
ten dit alles te staan, discipelen van
den vader der leugenen, die een men-
schenmoorder van den beginne was.
Die de genade deelachtig is, kan
niet in de zonde lev. De lust tot de
zode is in hem dood. Want hij is door
levensbanden vereenigd met Hem, die
eens der 2onde gestorven is, opdat wij
der gerechtigheid zouden leven. Lief
hebben is zijn lust geworden! Hij heeft
een vermaak in de Wet Gods gekregen
naar den inwendigen mensch!
De sappen worden nu getrokken uit
den wijnstok. De Geest des levens is
hem geschonken en deze doet hem de
zonden haten en vlieden, en geeft hem
een lust tot het doen van alle goede
werken. Liefde tot Jezus gaat op den
duur onmogelijk gepaard met liefde
tot de zonde. Gij kunt niet twee heeren
dienen!
Die de genade deelachtig is, mag de
zonde niet dienen. Dat is hij verplicht
aan zijn Redder. Dien Verlosser heeft
FEUILLETON.
God is mijn heil.
IS) -o-
„Zij schieten!" riepen allen en zij
maakten zich meester van alle
draagbare voorwerpen, voornamelijk
van de grootste daar die de gevaarlijk
ste waren.
Jonkheer Van Halier wierp zich,
met een Sigaar in den mond, lang uit
op een canapé, waarop reeds menige
hegeerlijke blik was geslagen, en zag
hen koelbloedig aan, terwijl zijn drie
metgezellen hunne stoelen en een ta
fel met dezelfde hardnekkigheid in
bezit hielden. Gedurende eenigen tijd
beantwoordden stoelen en schoten el
kander, een der democraten werd aan
den arm gewond, hetgeen een ge
schreeuw om wraak veroorzaakte. Het
edele burgerbloed werd wel spoedig
gestelpt en de wond verbonden, maar
de woede werd steeds grooter, voorna
melijk omdat de geheele voorraad
meubels verbruikt was, behalve de
weinige stukken achter in de kamer,
die de heeren bemachtigd hadden. De
vijanden kwamen naar hen toe om
lien te noodzaken hun plaatsen te ver-
li-ten, maar bekwamen tot antwoord,
dat zij zulks niet van plan waren.
Scherpe woorden werden gewisseld en
eindelijk werd men handgemeen. Vier
de zonde den dood gekost. Waar toch
openbaart zich de zonde doemwaar
diger en ontzettender dan juist op dat
ontzaglijk kruis? Zal een kind zijn
moeder trappen? Het kind is geroepen
den wil zijns vaders uit liefde te vol
brengen. Waar ons alles om niet wordt
geschonken, daar hebben we het al
Hem te heiligen!
Verontschuldiging is hier niet in te
brengen. De wil des Vaders is ons ge
openbaard. De liefde van Jezus is ons
gebleken. De kracht des Geestes is
ons gegeven!
En als wij dan toch zondigen, wat
een treurige gevolgen zijn daaraan
verbonden.
Voor onzen Heere en Heiland: Zijn
Naam wordt er door gelasterd!
Voor het volk des Heeren: het wordt
met den vinger nagewezen.
Voor den man of de vrouw zelf: zij
gaan hun weg in donkerheid!
Zondigt Gods kind dan niet meer?
Ach ja. wij hebben onze overtredin
gen dagelijks voor ons. Indien wij zeg
gen, dat wij geen zonde hebben, zoo
verleiden wij ons zeiven, en de waar
heid is in ons niet. Maar 't is toch geen
leven meer in de zonde met behagen
en wellust! 't Kan wel een tijd duren
daarbij, maar het stilstaan en het
neervallen op de knieën komt toch te
rug met de bede: „Zoo Gij in 't recht
wit treden, o Heer en gadeslaan, mijn
ongerechtigheden, ach, wie zal dan
bestaan? Maar neen, daar is vergeving
altoos bij U geweest! Dies wordt Gij,
Heer, met beving, recht kinderlijk ge
vreesd!"
Een David keert terug met boete
en verbrijzeling des harten; een Pe
trus vinflt genade en wederoprichting
aan Jezus' voeten!
Wie waarlijk van Christus' is, strijdt
tegen de zonde.
Wordt die strijd bij u gezien? Door
anderen? En weet gij zelf van dien
strijd af?
Hoe meer ge waarlijk strijdt in Go-
des kracht, des te meer zult gij ook
genieten van den rijkdom der genade
Gods, die in Christus Jezus is.
Staat in de vrijheid, waarmede
Christus u vrijgemaakt heeft!
Maar misbruikt de genade, u bewe
zen, niet.
Want de genade is teer!
Laat daartoe uw leven nabij God
zijn. Daar wijkt de zonde. Daar is blij
heid!
KINDEREN VAN GOD.
'k Heb kinderen van God gezien
en 'k heb ze lief gekregen.
Nu zal voortaan die liefdegloed
verheld'ren al mijn wegen.
Ik zag ze in hun waardigheid,
ik zag ze in hun dienstvaardigheid,
zij waren mij ten zegen!
De mensch vergode niet den mensch
d&t kan God niet gedoogen!
Maar 't is Zijn teed're Vaderwensch,
dat wij ons vinden mogen,
en dat de één den ander leer'
te blikken op dcnzelfden Heer
met zélfde liefde-oogen.
'k Heb kinderen van God ontmoet
en véél van hen gekregen.
Nu ga 'k met nieuwen, blijden moed
de oude levenswegen:
het zien van zooveel waardigheid
en liefde en dienstvaardigheid,
voorwaar, het is een zegent
Het licht op hunnen kandelaar
moog' nimmermeer verdwijnen;
het blijve voor wie op hen staar'
als held're Godsvlam schijnen,
getuigend van het levend licht
dat afstraalt van Gods aangezicht,
voor zielen die verkwijnen.
NELLIE.
KERK EN SCHOOL.
NED. HERV. KERK.
Beroepen: Te Driessum, J. van Am-
stel te Putten. Te Saaksum, A. Loodsina,
cand. te Warns. Te Klundert, E. Jongens,
te GiessenOudekerk.
Aangenomen: Naar Garmerwolde,
P. Niermeyer, te Ilavelte (Dr.). Naar Bau-
land (Z.) H. Yan der Loos Jr., cand. te
Rotterdam.
tegen bijna twintig, 't was zeker een
ongelijk getal, maar zij verdedigden
zich moedig, tafel en stoelen als ver
schansingen gebruikten.
Jonkheer Van Haller had juist door
een welaangebrachten slag een zijner
tegenstanders op den grond geworpen,
toen een hunner een mes trok en hem
een steek in den arm toebracht, zoo
dat het bloed er uitstroomde. Wel
Vocht hij des te krachtiger met den
rechter arm en bond snel een doek om
de wond, maar het belemmerde hem
toch in de verdediging. Na nog gerui-
cn tijd dapper weerstand te hebben
geboden, moest de kleine schaar zich
voor overwonnen verklaren en het
veld ruimen.
Van Haller liet zijn wond zoo goed
mogelijk door de verschrikte en deel
nemende waardin verbinden, en toen
hij een weinig uitgerust was, ging hij
naar buiten om den verderen strijd bij|
te wonen. Het was echter vrij gevaar
lijk, daar het schieten eerst recht be
gonnen was, zoodat hij zich naar zijn
kamer begaf, om te zien of alles daar
nog rustig was, om kort daarop naar
oe Van Steendorps te gaan. Onderweg
ontmoette hij den heer Van Steendorp.
Deze trad juist de kamer binnen,
hij was tot onder de Linden doorge
drongen. waar het nu nog al rustig
was, tot in de nabijheid van het paleis.
Zooveel hij gezien en gehoord had.
hadden de troepen stand gehouden en
Bedankt: Voor Wanswerd, J. E.
Klomp, te Oldebroek. Voor Ferwerd, A. W.
Feenstra, te Lollum.
GEREF. KERKEN.
Bedankt: Voor Leens, W. E. Gerrits-
ina te Oudega.
BEROEPBAAR.
De heer R. II. Kuipers, theol. cand. aan
de Vrije Universiteit stelt zich met ingang
van heden beroepbaar in de Geref. Ker
ken. Zijn adres is Sneeuwklokjesstraat 21
te 's-Gravenhage.
DS. K. FERNHOUT.
A.s. Maandag viert Ds. K. Fernhöut,
predikant bri de Geref. Kerk van Vree
land, en met De. G. L. F. v. Schelven
van Wageningen, de een:gsten der pre
dikanten uit den Doleantie-tijd, die nog
in actieven dienst is, z^jn 45-,iarig ambts
jubileum.
Klaas Femhout stamt uit een bekend
Drentech geslacht en werd 12 Maart
1858 te Smilde geboren. ontving
zijn opleiding aan het gymnasium te As
sen en studeerde aan de Universiteit te
Utrecht. In 1883 werd hg canclidaat,
om 3 Sept. van dat jaar het predikambt
te aanvaarden bij ae Ned. Hea*v. Gem.
van Buitenpost, welke standplaats hij
20 Juni 1886 met Tzum verwisselde.
Ds. Fernhout, die in zqn Friese hen
tijd reeds èen rol spoelde in de- toen
nog jonge vereeniging van Geref. pre
dikanten, poogde als man van beslist
Geref. beginselen de kerk van Tzum
tot reformatie te brengen en ging daar
dan ook met d© Doleantie mede.
In Mei 1887 verliet hrj Friesland, om
zich te verbinden aan de kleine Ned.
Geref. Kerk van Zwartsluis. Na drie
jaar vertrok de nu 70-jarige naar de
oude Merwedestad, waar hii eveneen:
drie jaar mocht arbeiden. In 1893 ver
wisselde Ds. Femhout Dordrecht met
Utrecht, waar hij 20 jaar mocht ar
beiden en de gemeente de vruchten
mocht plukken van volle, mannelijke
kracht en gerirjpt talent. In Febr. 1913
vertrok Ds. Fernhout naar Amsterdam,
waar hij 2 Sept. 1923 onder groote be
langstelling rijn 40-jarig ambtsjubileum
vieren mocht.
Tenvolle gerechtigd tot het nemen
van emeritaat, wilde deze ijverige pas
tor van rusten echter nog niet'weten,
waarom hij het drukke Amsterdam met
het rustige Vreeland verwisselde. Se
dert 13 April 1924 mag de kleine kerk
van Vreeland genieten van de kostelij
ke gaven van deaan fijnen prediker.
Ds. Fernhout heeft zich op on
derscheiden terrein bewogen. V001* het
goed recht der Geref. Joagelingsver-
eenigirig yoerde hij krachtig het pleit,
terwijl de politieke en sociale actie
en de Chr. pers op zijn steun en liefde
rekenen mochten.
Op de part. en gen. Synoden der
Geref. Kerken is Ds. Fernhout een
steeds terugkeerend figuur. De buiten
Sewone gen. Synode van Assen (i92ó>
ie voor zoo gewichtige beslissing stond,
legde met groot vertrouwen het presi
dium in rijn handen.
Ook als schrijver bleef deze predi
kant niet onbekend. Wc tto?men zijn
bekend werk „De man die den H©2re
vreest" alsook zijn „De leer der uitver
kiezing" en het thans van zijn hanti
verschijnend dagboek „Zoa en Schild"
In het weekblad „De Reformatie"
geeft Ds. Fernhout zjjn „Geestelijke ad
viezen", waaruit bezonken levenswijs
heid spreekt.
Wie met dezen prediker in aanraking
komt, raakt altijd weer onder beko-
rinjï van de charm© van zijn persoon-
Vurig vau geest en vol temperament
is Ds. Fernhout toch bovenal een vrien
delijk en soepel man, dia op rijn tijd
het juiste woord weet te spreken. Dear-
van zijn allen die op de Asser Synode
getuige waren van het plots verschei
den van Dr. de Moor, toen Ds. Fem
hout in die onvergetelijke late avond-
ritting de leden opbeurde met zijn ern
stig woord „Houd u manlijk, zijt sterk"
getuige geweest. Hoe zwaar hem de
belangen van de kerken die hii dient
wegen op de ziel, bewees wei zijn rede
die hij aan den vooravond van de laat
ste Gen. Synode in de propvolle Zui-
derkerk te Groningen, in Aug. 1927,
hield over „Gods medearbeiders".
De regeering erkende zyn ver
diensten door hem te benoemen tot rid
der in de orde van Q ran je Nassau en
bevorderde hem ^i Aug. 1927 tot of
ficier in die orde.
overal de zege behaald en men mocht
gtreedelijk verwachten, dat de strijd
oen gunstigen uitslag zou hebben.
De gemeenzame vreugde daarover
dezelfde inzichten en vaderlandsche
gevoelens, brachten een groote ver
trouwelijkheid teweeg tusschen de Van
Steendorps en jonkheer Van Haller.
De heer Van Steendorp deelde hem
mede, hoe ontevreden hij was over de
verkeerde maatregelen der rogecrlng.
den overmoed van het volk en meer
andere dingen, en vond in hem i-en
opmerkzaam, aandachtig toehoorder,
wiens belangstelling hem verheugde
€ii streelde, terwijl deze zich weder-
keerig aangetrokken gevoelde door den
ijver en het gevoel van den andere.
De heer Van Haller had zich zeer
behageliik neergevleid naast het vuur
in een fauteuil die mevrouw Van
Steendorp voor hem aangeschoven
had. de jongens en de kleine meisjes
wierpen bewonderende blikken op
hem. want zij zagen in hem een held,
die zijn bloed vrijwillig voor de goede
zaak had opgeofferd, terwijl hun va
der levendig gesticuleerend de kamer
op en neer liep. Mevrouw Van Steen-
dorp had voor inwendige versterking
gezorgd, waaraan men vroeger in de
eerste verwarring niet gedacht had,
dewijl de geest het lichaam geheel
scheen te overheerschen.
Ond3rtussc'..en vonden zelfs da
meest opgewonden gemoederen, dat
Ds. H, C. v. d. BRINK.
A,s. Maandag viert Ds. H. C. v. d.
Brink, predikant bij de Geref. Kerk in
Hersteld Verband te Zandvoort, zijn
35-jarige ambtsbediening.
Ds. v. d. Brink werd 13 Nov. 1866 te
Hilversum geboren. Hij studeerde aan
de Vrije Universiteit en werd in 1893
candidaat, om 3 Sept. van dat jaar te
Rinsumageest het predikambt te aan
vaarden. Vandaar vertrok hij in 1896
naar Heeg en in 1900 naar Rotterdam.
In 1912 deed hij zijn intrede te Dieren,
om in 1919 naar Zandvoort te vertrek
ken, waar hij de eerste predikant was
van de 5 Maart 1919 aldaar geïnsti
tueerde Geref. Kerk.
Om zijn meegaan met dr. Geelkerken
werd ds. v. d. Brink 13 Juli 1926 door
öc classis Haarlem geschorst en toen
hij zich daaraan niet onderwierp in
dt volgende week afgezet.
Ds. v. d. Brink werd toen predikant
bij de Geref. Kerk in Hersteld Verband
te Zandvoort, die hij nu binnenkort
gaat verlaten, wijl een beroep naar
l eiden werd aangenomen.
Ds. v. d. Brink heeft vooral in zijn
Rotterdamsche jaren op menig gebied
een vooraanstaande plaats ingeno
men. Hij was daar in kerk B de op
volger van wijlen ds. F. Lion Cachet.
Krachtig bevorderde hij er de evange
lisatie en leidde die in kerkelijke ba
ren. Hij stichtte er een Chr. Kweek
school en diende die als voorzitter.
Van de v. Asch v. Wijckschool was hij
eveneens voorzitter, alsook bestuurslid
van de vereeniging waaruit later zoo
wel het Marnixgymnasium als de
Chr. H. B. S. voortkwam.
Van den bond van Anti-Rev. Kies-
vereenigingen zoowel als van de pers-
vereeniging, die de A.-R. Rotterdam
mer in het leven riep. was ds. v. d.
Brink eveneens voorzitter.
Van de stichting „Wolfheze" van de
Vereen, tot Chr. verzorging van Krank
zinnigen in Nederland was hij be
stuurslid.
Ds. v. d. Brink werd voorheen meer
malen afgevaardigd naar de Gen.
Synode der Geref. Kerken en was o.m.
generaal-deputaat voor de Zending
onder de Joden van die kerken.
In de kerkformatie waarvan ds. v.
d Brink nu deel uitmaakt neemt hij
eveneens een vooraanstaande plaats
in. Zoo is hij daarvan deputaat voor
examina (dogmatiek en ethiek) en se-
cundus-deputaat kerkrecht; deputaat
voor den naam der kerken en het con
tact met de overheid; idem voor de
verhouding tot andere kerken; idem
voor de samenspreking met predikan
ten en anderen die zich in dienst dezer
kerken stellen willen; idem voor de
Zending onder de Joden en ook depu
taat voor het Kerkblad der Geref.
Kerken in H. V.
Ds. v. d. Brink is ook voorzitter van
den Nationalen Bond van Bezwaar
den. Van zijn hand verschenen enkele
gt schriften. In de „Rott. Kerkbode"
schreef ds. v. d. Brink een serie arti
kelen over het Geref. Kerkrecht, ter
wijl hij ook medeweker was aan de
Geld. Kerkbode. Thans is ds. v. d.
Brink redacteur van ..Woord en Geest"
GEREF. JEUGDDAG TE DEN HAAG.
Der traditie getrouw heeft de Geref.
Jeugdraad gisteren weer op Duindal aan
den Waalsdorperweg zijn jaarlijkschen
jeugddag gehouden. Enkele honderden
jonge menschen en ook vele ouderen had
den zich opgemaakt om op dit schoone
plekje natuur gemeenschappelijk bijeen
te zijn.
Te half elf opende de voorzitter, Dr. K.
Dijk, van 's-Gravenhage-West, den jeugd
dag met het doen zingen van Ps. 150 1
en gebed.
Na gemeenschappelijk gezang van „Wilt
heden nu treden", voerde allereerst mej.
Truus Vrolijk van Scheveningen namens
de Meisjes- en Jongemeisjesvereenigin-
gen het woord. Als titel van haar toe
spraak had zij gekozen „Voor Godes
Woord geprezen".
Na het ringen van „Gelukkig is het
land" was het woord aan Ds. Herm.
Knoop, Geref. predikant te Delfshaven, die
een rede hield getiteld Voorzorg, waarbij
hij de jeugd opwekte getrouw te blijven
aan Gods woord, ten einde Zijn werk in
ons land in de toekomst voortgang te
doen hebben.
In de middagvergadering die om half
drie aanving, voerden het woord de hee
ren J. Schouten, lid van de Tweede Ka-
een glas wijn en een boterham, hoe
prozaïsch zij op dit oogenblik ook sche
nen, toch niet te verachten waren, en
vooral jonkheer Van Haller was met
zijn omstandigheden zeer tevreden.
Het was wel de moeite waard een
klein wondje te hebben, als men daar
door zoo bewonderd werd, door zachte
handen bediend werd en zooveel me
degevoel in de mooie oogen van Hed-
wig las, als nooit te voren; zelfs was
een kleine opstand in zulk een geval
niet onaangenaam.
Eerst tegen vijf uur in den morgen,
toen het schieten een weinig ophield
en een plotselinge maar onheilspellen
de stilte zich over de stad uitbreidde,
verliet hij de familie.
De dames begaven zich voor een
korten tijd ter ruste, terwijl de heer
Van Steendorp, dé gouverneur en
Robbert nogmaals de straat opgingen.
In het begin was het moeilijk voort
te komen, daar dq straatsteenen hier
en daar waren opgenomen en nog
vole overblijfsels van de barricades
den weg ver|perden. Patrouilles trok
ken door de stad, om die beletselen
weg te ruimen en de rust te bewaren.
Op do pleinen waren de troepen ge
bivakkeerd, het park geleek op een
kanip, stroobossen waren tegen el
kaar gestapeld, en <^e soldaten zAten
op den grond tc ijten.
De heer Van Steeudorp zocht eenige
officieren van zijn kennis op, die hem
AAN HET ZOEKLICHT.
Leiden, 1 Sept. 1928.
Gisteravond en hedenmorgen stonden
de kranten natuurlijk vol over de feesten
van gisteren. Door velen is feest gevierd
ter gelegenheid van niet o m de Konin
gin.
Er openbaren zich in ons volk inder
daad wel zonderlinge stroomingen.
De Bezem, het fascistisch weekblad, dat
gisteren verscheen, had wel een zonder
ling artikel waaruit eveneens een afwij
kend standpunt blijkt. Op den jaardag
van de Koningin, de geliefde levende Vor
stin een fragment van de graftombe van
den Vader des Vaderlands geven is al
niet kiesch, maar nog erger is dat de toon
van het stuk op dezelfde hoogte is ge
stemd.
Het begint al met:
„Er is dan ook ter wereld geen taak zoo
ondankbaar (een beetje letterlijk te ver
staan!) dan Koning of Koningin van Ne
derland te zijn".
Erger is dat het stuk geen andere ten-
denz heeft dan aan te toonen dat Neder
land Oranje niet waardig is.
Luister wat de schrijver E. Wichman
durft schrijven:
„Wij wachten ons hier zorgvuldig voor
Byzantinisme, al weten wij wel, dat de
Oranje-traditie nog levend is, „dat de
kroon nog steeds onzen Staat overkapt".
Men veracht on9 daarbuiten, nogal te
recht. Wat acht men? B.v. het zenden
van de „Gelderland" naar Transvaal, om
president Kruger weg te halen. (Dat was
toch eigenlijk Oranje, niet Nederland...)
Zal Nederland toelaten (Nederland heeft
al zoo veel toegelatendat eens een
Transvaalsch oorlogsschip Hare Ma
jesteit moet weghalen??
Oranje bovenal!"
Is dat nu een Nederlander?
Neen, duizendmaal neen!
Zoolang de geestdrift voor ons Oranje
huis nog zoo laait als gisteren blijven wij
Oranje trouw.
Bovenal zoolang Neerlands volk nog
met Wilhelmina bidt zal Neerlands God
de driebond sparen.
God, Nederland en Oranje, dat is en
blijft het schoon drievoudig snoer, dat
door geen fascist te verbreken is!
OBSERVATOR.
mer te Rotterdam, onderwerp „Wat lezen
wij?", Dr. S. O. Los, Geref. predikant te
's-Gravenhage-Oost, onderwerp „De heili
ge oorlog" en Nic. Laarman, oud-redac
teur van Jong Leven, het orgaan van den
Jeugdraad, onderwerp „Het geklank ken
nen".
EEN GOUDEN JUBILEUM.
Heden herdenkt de heer S. de Jonge, or
ganist der Ned. Herv. Gem. te Nieuwwol-
da (Gr.) den dag, waarop hij deze functie
voor 50 jaar aldaar aanvaardde.
JUBILEUM VAN DE BERLITZSCHOOL,
De Berlitz School vierde gisteren haar
50-jarig bestaan.
De eerste Berlitzschool werd gesticht in
1878 te Providence (Vereenigde Staten).
Het succes, dat deze inrichting had,
bracht den uitvinder der methode, den
heer Berlitz, er toe, ook in andere steden
zulke scholen te stichten.
Op het oogenblik zijn er 350 scholen,
met gezamenlijk 150.000 leerlingen, die
over de geheele wereld verspreid zijn. Men
vindt ze in Amsterdam, Den Haag en Rot
terdam, Menton, en Ostende, maar ook in
Cairo, Habana en Montevideo.
Het hoofdkantoor is gevestigd te Pa
rijs.
Het werksysteem van deze scholen kun
nen wij bekend veronderstellen. Er wordt
daar door middel van conversatie les ge
geven in alle mogelijke talen, Soenda-
neesch evengoed als Russisch of Hindoe-
stansch.
Het publiek beseft de groot waarde
van het taalonderwijs. Langzamerhand
wordt het aantal menschen, dat b.v. vóór
een vertrek naar Indië Maleisch komt lee-
ren, grooter.
Aanvankelijk voelde de Berlitzschool de
concurrentie van de radioijtaallessen. Bij
nader inzienblijken deze niet dezelfde re
sultaten te hebben. Zij zijn niet op één
lijn te stellen met den schriftelijkcn cur
sus, die zonder twijfel wel wat leert, maar
het persoonlijk contact met den leerling
mist. En juist hierin schuilt de groote
verdienste van de Berlitz-methode.
hun wedervaren mededeelden. Bob
hert ontdekte spoedig Willem en haal
de zijn hart op bij diens verhalen. De
heer Van Steendorp vernam spoedig,
dat deze zich zeer onderscheiden had.
Bij de bemachtiging van een huis in'
de Frederikstraat, waar men van het
dak op de soldaten schoot, was hij met
eenige der zijnen tot op den zoldertrap
doorgedrongen. Daar zagen zij, dat de
bovenste treden weggebroken en de
zolder door een valluik afgesloten was.
Met één sprong bereikte Willem het
luik en zich daaraan vastklemmende,
trok hij het open. Op dit oogenbilk
werd er op hem geschoten, maar de
kogel streek langs hem heen en
smoorde in den muur.
Zonder zich te bedenken, schoot hij
met de vrije hand op goed geluk af,
raar boven. Hij moest iemand getrof
fen hebben, want er volgde een ge
steun en een verward door elkander
loopen; hij trok zijn dolkmes, hielp
eenige soldaten naar boven en drong
met verachting van alle gevaar voor
waarts. Een betrekkelijk groot aantal
oproermakers was daar verzameld,
veel talrijker dan zijn kleine hoopje,
maar zijn koene aanval had hen ver
sr' rikt. Zij vermeenden, dat de overi
ge soldaten beneden waren en gaven
zich op zijn bevel over, leverden hun
wapens uit en werden opgosloten in
een kamer, waarvoor twee schild
wachten post vatten.