iilEÜWE LEIDSCHE COURANT van ZATERDAG 1 SEPT. 1928 TWEEDE BLAD. UIT DE SCHRIFTEN VLIEDT DE GODDELOOSHEID. Wat dan? Zullen wij zondigen, omdat wij niet zijn onder de wet, maar onder de genade? Dat zij verre! Rom. 6 - 15. De leer van de vrije genade, van de rechtvaardiging des geloofs om niet, heeft ten allen tijde haar tegenstan ders gehad. Niets is dan ook vernede render voor den mensch, die hoog in eigen oogens taat, dan om te verne men, dat hij er niet komt door zijn deugden en werken, maar alleen door het werk van een Ander,, een werk, dat hem uit genade moet toegerekend worden. Voorzeker, zoo men heeft gezegd, de eigengerechtigheid des menschen zal er door gebannen worden, maar twee andere zonden haalt gij binnen, n.l. zorgeloosheid en goddeloosheid. Zorgeloosheid allereerst. Want als ik weet, dat ik zelf niets doen kan, maar alles voor mij vol bracht is en voor mij uit genade zal geschonken worden, wat zal ik dan mij nog gaan inspannen? Laat ik dan maar wachten, totdat de genade over mij komt. En zoo wordt de prikkel der zalig heid, die de mensch zoo noodig heeft, weggenomen. Maar ook goddeloosheid wordt daardoor gegekweekt, naar men ons toevoegde. Immers, als ik het dan heb wat doet het er dan toe, hoe ik ver der leef- Ik kon er tochl Ze zijn er ten allen tijde geweest. Ze zijn er nog. Ze waren er in de da gen dér vaderen van Dordt; ze traden reeds op in de dagen van Paulus! Herkent ge hun taal niet in dit eerste hoofdstuk van den brief aan de Romeinen? Ze beweerden, dat zij wel zondigen mochten, omdat zij niet meer onder de wet waren, maar onder de genade. Waar de zonde meerder is, zoo was hun taal, daar is de genade veel meer geworden! Verschrikkelijk goddeloos van de zulken! Paulus is tegenover hen niet zoet sappig, noch met veellankmoedigheid vervuld. Hij zégt hun het oordeel aan en neemt daarbij geen blad voor den mond. Zij veranderen de genade Gods in ongerechtigheid en maken alzoo Christus tot een dienaar der zonde. En in onze woorden zegt hij: „Wat dan? Zullen wij zondigen, omdat wij niet zijn onder de wet, maar onder de genade? Dat zij verre! Zij, die aldus spreken, die aldus met de zonde spelen, hebben geen kennis aan de genade, en weten totaal niet, wat het levend geloof inhoudt. Zij toonen klaarlijk nog geheel bui ten dit alles te staan, discipelen van den vader der leugenen, die een men- schenmoorder van den beginne was. Die de genade deelachtig is, kan niet in de zonde lev. De lust tot de zode is in hem dood. Want hij is door levensbanden vereenigd met Hem, die eens der 2onde gestorven is, opdat wij der gerechtigheid zouden leven. Lief hebben is zijn lust geworden! Hij heeft een vermaak in de Wet Gods gekregen naar den inwendigen mensch! De sappen worden nu getrokken uit den wijnstok. De Geest des levens is hem geschonken en deze doet hem de zonden haten en vlieden, en geeft hem een lust tot het doen van alle goede werken. Liefde tot Jezus gaat op den duur onmogelijk gepaard met liefde tot de zonde. Gij kunt niet twee heeren dienen! Die de genade deelachtig is, mag de zonde niet dienen. Dat is hij verplicht aan zijn Redder. Dien Verlosser heeft FEUILLETON. God is mijn heil. IS) -o- „Zij schieten!" riepen allen en zij maakten zich meester van alle draagbare voorwerpen, voornamelijk van de grootste daar die de gevaarlijk ste waren. Jonkheer Van Halier wierp zich, met een Sigaar in den mond, lang uit op een canapé, waarop reeds menige hegeerlijke blik was geslagen, en zag hen koelbloedig aan, terwijl zijn drie metgezellen hunne stoelen en een ta fel met dezelfde hardnekkigheid in bezit hielden. Gedurende eenigen tijd beantwoordden stoelen en schoten el kander, een der democraten werd aan den arm gewond, hetgeen een ge schreeuw om wraak veroorzaakte. Het edele burgerbloed werd wel spoedig gestelpt en de wond verbonden, maar de woede werd steeds grooter, voorna melijk omdat de geheele voorraad meubels verbruikt was, behalve de weinige stukken achter in de kamer, die de heeren bemachtigd hadden. De vijanden kwamen naar hen toe om lien te noodzaken hun plaatsen te ver- li-ten, maar bekwamen tot antwoord, dat zij zulks niet van plan waren. Scherpe woorden werden gewisseld en eindelijk werd men handgemeen. Vier de zonde den dood gekost. Waar toch openbaart zich de zonde doemwaar diger en ontzettender dan juist op dat ontzaglijk kruis? Zal een kind zijn moeder trappen? Het kind is geroepen den wil zijns vaders uit liefde te vol brengen. Waar ons alles om niet wordt geschonken, daar hebben we het al Hem te heiligen! Verontschuldiging is hier niet in te brengen. De wil des Vaders is ons ge openbaard. De liefde van Jezus is ons gebleken. De kracht des Geestes is ons gegeven! En als wij dan toch zondigen, wat een treurige gevolgen zijn daaraan verbonden. Voor onzen Heere en Heiland: Zijn Naam wordt er door gelasterd! Voor het volk des Heeren: het wordt met den vinger nagewezen. Voor den man of de vrouw zelf: zij gaan hun weg in donkerheid! Zondigt Gods kind dan niet meer? Ach ja. wij hebben onze overtredin gen dagelijks voor ons. Indien wij zeg gen, dat wij geen zonde hebben, zoo verleiden wij ons zeiven, en de waar heid is in ons niet. Maar 't is toch geen leven meer in de zonde met behagen en wellust! 't Kan wel een tijd duren daarbij, maar het stilstaan en het neervallen op de knieën komt toch te rug met de bede: „Zoo Gij in 't recht wit treden, o Heer en gadeslaan, mijn ongerechtigheden, ach, wie zal dan bestaan? Maar neen, daar is vergeving altoos bij U geweest! Dies wordt Gij, Heer, met beving, recht kinderlijk ge vreesd!" Een David keert terug met boete en verbrijzeling des harten; een Pe trus vinflt genade en wederoprichting aan Jezus' voeten! Wie waarlijk van Christus' is, strijdt tegen de zonde. Wordt die strijd bij u gezien? Door anderen? En weet gij zelf van dien strijd af? Hoe meer ge waarlijk strijdt in Go- des kracht, des te meer zult gij ook genieten van den rijkdom der genade Gods, die in Christus Jezus is. Staat in de vrijheid, waarmede Christus u vrijgemaakt heeft! Maar misbruikt de genade, u bewe zen, niet. Want de genade is teer! Laat daartoe uw leven nabij God zijn. Daar wijkt de zonde. Daar is blij heid! KINDEREN VAN GOD. 'k Heb kinderen van God gezien en 'k heb ze lief gekregen. Nu zal voortaan die liefdegloed verheld'ren al mijn wegen. Ik zag ze in hun waardigheid, ik zag ze in hun dienstvaardigheid, zij waren mij ten zegen! De mensch vergode niet den mensch d&t kan God niet gedoogen! Maar 't is Zijn teed're Vaderwensch, dat wij ons vinden mogen, en dat de één den ander leer' te blikken op dcnzelfden Heer met zélfde liefde-oogen. 'k Heb kinderen van God ontmoet en véél van hen gekregen. Nu ga 'k met nieuwen, blijden moed de oude levenswegen: het zien van zooveel waardigheid en liefde en dienstvaardigheid, voorwaar, het is een zegent Het licht op hunnen kandelaar moog' nimmermeer verdwijnen; het blijve voor wie op hen staar' als held're Godsvlam schijnen, getuigend van het levend licht dat afstraalt van Gods aangezicht, voor zielen die verkwijnen. NELLIE. KERK EN SCHOOL. NED. HERV. KERK. Beroepen: Te Driessum, J. van Am- stel te Putten. Te Saaksum, A. Loodsina, cand. te Warns. Te Klundert, E. Jongens, te GiessenOudekerk. Aangenomen: Naar Garmerwolde, P. Niermeyer, te Ilavelte (Dr.). Naar Bau- land (Z.) H. Yan der Loos Jr., cand. te Rotterdam. tegen bijna twintig, 't was zeker een ongelijk getal, maar zij verdedigden zich moedig, tafel en stoelen als ver schansingen gebruikten. Jonkheer Van Haller had juist door een welaangebrachten slag een zijner tegenstanders op den grond geworpen, toen een hunner een mes trok en hem een steek in den arm toebracht, zoo dat het bloed er uitstroomde. Wel Vocht hij des te krachtiger met den rechter arm en bond snel een doek om de wond, maar het belemmerde hem toch in de verdediging. Na nog gerui- cn tijd dapper weerstand te hebben geboden, moest de kleine schaar zich voor overwonnen verklaren en het veld ruimen. Van Haller liet zijn wond zoo goed mogelijk door de verschrikte en deel nemende waardin verbinden, en toen hij een weinig uitgerust was, ging hij naar buiten om den verderen strijd bij| te wonen. Het was echter vrij gevaar lijk, daar het schieten eerst recht be gonnen was, zoodat hij zich naar zijn kamer begaf, om te zien of alles daar nog rustig was, om kort daarop naar oe Van Steendorps te gaan. Onderweg ontmoette hij den heer Van Steendorp. Deze trad juist de kamer binnen, hij was tot onder de Linden doorge drongen. waar het nu nog al rustig was, tot in de nabijheid van het paleis. Zooveel hij gezien en gehoord had. hadden de troepen stand gehouden en Bedankt: Voor Wanswerd, J. E. Klomp, te Oldebroek. Voor Ferwerd, A. W. Feenstra, te Lollum. GEREF. KERKEN. Bedankt: Voor Leens, W. E. Gerrits- ina te Oudega. BEROEPBAAR. De heer R. II. Kuipers, theol. cand. aan de Vrije Universiteit stelt zich met ingang van heden beroepbaar in de Geref. Ker ken. Zijn adres is Sneeuwklokjesstraat 21 te 's-Gravenhage. DS. K. FERNHOUT. A.s. Maandag viert Ds. K. Fernhöut, predikant bri de Geref. Kerk van Vree land, en met De. G. L. F. v. Schelven van Wageningen, de een:gsten der pre dikanten uit den Doleantie-tijd, die nog in actieven dienst is, z^jn 45-,iarig ambts jubileum. Klaas Femhout stamt uit een bekend Drentech geslacht en werd 12 Maart 1858 te Smilde geboren. ontving zijn opleiding aan het gymnasium te As sen en studeerde aan de Universiteit te Utrecht. In 1883 werd hg canclidaat, om 3 Sept. van dat jaar het predikambt te aanvaarden bij ae Ned. Hea*v. Gem. van Buitenpost, welke standplaats hij 20 Juni 1886 met Tzum verwisselde. Ds. Fernhout, die in zqn Friese hen tijd reeds èen rol spoelde in de- toen nog jonge vereeniging van Geref. pre dikanten, poogde als man van beslist Geref. beginselen de kerk van Tzum tot reformatie te brengen en ging daar dan ook met d© Doleantie mede. In Mei 1887 verliet hrj Friesland, om zich te verbinden aan de kleine Ned. Geref. Kerk van Zwartsluis. Na drie jaar vertrok de nu 70-jarige naar de oude Merwedestad, waar hii eveneen: drie jaar mocht arbeiden. In 1893 ver wisselde Ds. Femhout Dordrecht met Utrecht, waar hij 20 jaar mocht ar beiden en de gemeente de vruchten mocht plukken van volle, mannelijke kracht en gerirjpt talent. In Febr. 1913 vertrok Ds. Fernhout naar Amsterdam, waar hij 2 Sept. 1923 onder groote be langstelling rijn 40-jarig ambtsjubileum vieren mocht. Tenvolle gerechtigd tot het nemen van emeritaat, wilde deze ijverige pas tor van rusten echter nog niet'weten, waarom hij het drukke Amsterdam met het rustige Vreeland verwisselde. Se dert 13 April 1924 mag de kleine kerk van Vreeland genieten van de kostelij ke gaven van deaan fijnen prediker. Ds. Fernhout heeft zich op on derscheiden terrein bewogen. V001* het goed recht der Geref. Joagelingsver- eenigirig yoerde hij krachtig het pleit, terwijl de politieke en sociale actie en de Chr. pers op zijn steun en liefde rekenen mochten. Op de part. en gen. Synoden der Geref. Kerken is Ds. Fernhout een steeds terugkeerend figuur. De buiten Sewone gen. Synode van Assen (i92ó> ie voor zoo gewichtige beslissing stond, legde met groot vertrouwen het presi dium in rijn handen. Ook als schrijver bleef deze predi kant niet onbekend. Wc tto?men zijn bekend werk „De man die den H©2re vreest" alsook zijn „De leer der uitver kiezing" en het thans van zijn hanti verschijnend dagboek „Zoa en Schild" In het weekblad „De Reformatie" geeft Ds. Fernhout zjjn „Geestelijke ad viezen", waaruit bezonken levenswijs heid spreekt. Wie met dezen prediker in aanraking komt, raakt altijd weer onder beko- rinjï van de charm© van zijn persoon- Vurig vau geest en vol temperament is Ds. Fernhout toch bovenal een vrien delijk en soepel man, dia op rijn tijd het juiste woord weet te spreken. Dear- van zijn allen die op de Asser Synode getuige waren van het plots verschei den van Dr. de Moor, toen Ds. Fem hout in die onvergetelijke late avond- ritting de leden opbeurde met zijn ern stig woord „Houd u manlijk, zijt sterk" getuige geweest. Hoe zwaar hem de belangen van de kerken die hii dient wegen op de ziel, bewees wei zijn rede die hij aan den vooravond van de laat ste Gen. Synode in de propvolle Zui- derkerk te Groningen, in Aug. 1927, hield over „Gods medearbeiders". De regeering erkende zyn ver diensten door hem te benoemen tot rid der in de orde van Q ran je Nassau en bevorderde hem ^i Aug. 1927 tot of ficier in die orde. overal de zege behaald en men mocht gtreedelijk verwachten, dat de strijd oen gunstigen uitslag zou hebben. De gemeenzame vreugde daarover dezelfde inzichten en vaderlandsche gevoelens, brachten een groote ver trouwelijkheid teweeg tusschen de Van Steendorps en jonkheer Van Haller. De heer Van Steendorp deelde hem mede, hoe ontevreden hij was over de verkeerde maatregelen der rogecrlng. den overmoed van het volk en meer andere dingen, en vond in hem i-en opmerkzaam, aandachtig toehoorder, wiens belangstelling hem verheugde €ii streelde, terwijl deze zich weder- keerig aangetrokken gevoelde door den ijver en het gevoel van den andere. De heer Van Haller had zich zeer behageliik neergevleid naast het vuur in een fauteuil die mevrouw Van Steendorp voor hem aangeschoven had. de jongens en de kleine meisjes wierpen bewonderende blikken op hem. want zij zagen in hem een held, die zijn bloed vrijwillig voor de goede zaak had opgeofferd, terwijl hun va der levendig gesticuleerend de kamer op en neer liep. Mevrouw Van Steen- dorp had voor inwendige versterking gezorgd, waaraan men vroeger in de eerste verwarring niet gedacht had, dewijl de geest het lichaam geheel scheen te overheerschen. Ond3rtussc'..en vonden zelfs da meest opgewonden gemoederen, dat Ds. H, C. v. d. BRINK. A,s. Maandag viert Ds. H. C. v. d. Brink, predikant bij de Geref. Kerk in Hersteld Verband te Zandvoort, zijn 35-jarige ambtsbediening. Ds. v. d. Brink werd 13 Nov. 1866 te Hilversum geboren. Hij studeerde aan de Vrije Universiteit en werd in 1893 candidaat, om 3 Sept. van dat jaar te Rinsumageest het predikambt te aan vaarden. Vandaar vertrok hij in 1896 naar Heeg en in 1900 naar Rotterdam. In 1912 deed hij zijn intrede te Dieren, om in 1919 naar Zandvoort te vertrek ken, waar hij de eerste predikant was van de 5 Maart 1919 aldaar geïnsti tueerde Geref. Kerk. Om zijn meegaan met dr. Geelkerken werd ds. v. d. Brink 13 Juli 1926 door öc classis Haarlem geschorst en toen hij zich daaraan niet onderwierp in dt volgende week afgezet. Ds. v. d. Brink werd toen predikant bij de Geref. Kerk in Hersteld Verband te Zandvoort, die hij nu binnenkort gaat verlaten, wijl een beroep naar l eiden werd aangenomen. Ds. v. d. Brink heeft vooral in zijn Rotterdamsche jaren op menig gebied een vooraanstaande plaats ingeno men. Hij was daar in kerk B de op volger van wijlen ds. F. Lion Cachet. Krachtig bevorderde hij er de evange lisatie en leidde die in kerkelijke ba ren. Hij stichtte er een Chr. Kweek school en diende die als voorzitter. Van de v. Asch v. Wijckschool was hij eveneens voorzitter, alsook bestuurslid van de vereeniging waaruit later zoo wel het Marnixgymnasium als de Chr. H. B. S. voortkwam. Van den bond van Anti-Rev. Kies- vereenigingen zoowel als van de pers- vereeniging, die de A.-R. Rotterdam mer in het leven riep. was ds. v. d. Brink eveneens voorzitter. Van de stichting „Wolfheze" van de Vereen, tot Chr. verzorging van Krank zinnigen in Nederland was hij be stuurslid. Ds. v. d. Brink werd voorheen meer malen afgevaardigd naar de Gen. Synode der Geref. Kerken en was o.m. generaal-deputaat voor de Zending onder de Joden van die kerken. In de kerkformatie waarvan ds. v. d Brink nu deel uitmaakt neemt hij eveneens een vooraanstaande plaats in. Zoo is hij daarvan deputaat voor examina (dogmatiek en ethiek) en se- cundus-deputaat kerkrecht; deputaat voor den naam der kerken en het con tact met de overheid; idem voor de verhouding tot andere kerken; idem voor de samenspreking met predikan ten en anderen die zich in dienst dezer kerken stellen willen; idem voor de Zending onder de Joden en ook depu taat voor het Kerkblad der Geref. Kerken in H. V. Ds. v. d. Brink is ook voorzitter van den Nationalen Bond van Bezwaar den. Van zijn hand verschenen enkele gt schriften. In de „Rott. Kerkbode" schreef ds. v. d. Brink een serie arti kelen over het Geref. Kerkrecht, ter wijl hij ook medeweker was aan de Geld. Kerkbode. Thans is ds. v. d. Brink redacteur van ..Woord en Geest" GEREF. JEUGDDAG TE DEN HAAG. Der traditie getrouw heeft de Geref. Jeugdraad gisteren weer op Duindal aan den Waalsdorperweg zijn jaarlijkschen jeugddag gehouden. Enkele honderden jonge menschen en ook vele ouderen had den zich opgemaakt om op dit schoone plekje natuur gemeenschappelijk bijeen te zijn. Te half elf opende de voorzitter, Dr. K. Dijk, van 's-Gravenhage-West, den jeugd dag met het doen zingen van Ps. 150 1 en gebed. Na gemeenschappelijk gezang van „Wilt heden nu treden", voerde allereerst mej. Truus Vrolijk van Scheveningen namens de Meisjes- en Jongemeisjesvereenigin- gen het woord. Als titel van haar toe spraak had zij gekozen „Voor Godes Woord geprezen". Na het ringen van „Gelukkig is het land" was het woord aan Ds. Herm. Knoop, Geref. predikant te Delfshaven, die een rede hield getiteld Voorzorg, waarbij hij de jeugd opwekte getrouw te blijven aan Gods woord, ten einde Zijn werk in ons land in de toekomst voortgang te doen hebben. In de middagvergadering die om half drie aanving, voerden het woord de hee ren J. Schouten, lid van de Tweede Ka- een glas wijn en een boterham, hoe prozaïsch zij op dit oogenblik ook sche nen, toch niet te verachten waren, en vooral jonkheer Van Haller was met zijn omstandigheden zeer tevreden. Het was wel de moeite waard een klein wondje te hebben, als men daar door zoo bewonderd werd, door zachte handen bediend werd en zooveel me degevoel in de mooie oogen van Hed- wig las, als nooit te voren; zelfs was een kleine opstand in zulk een geval niet onaangenaam. Eerst tegen vijf uur in den morgen, toen het schieten een weinig ophield en een plotselinge maar onheilspellen de stilte zich over de stad uitbreidde, verliet hij de familie. De dames begaven zich voor een korten tijd ter ruste, terwijl de heer Van Steendorp, dé gouverneur en Robbert nogmaals de straat opgingen. In het begin was het moeilijk voort te komen, daar dq straatsteenen hier en daar waren opgenomen en nog vole overblijfsels van de barricades den weg ver|perden. Patrouilles trok ken door de stad, om die beletselen weg te ruimen en de rust te bewaren. Op do pleinen waren de troepen ge bivakkeerd, het park geleek op een kanip, stroobossen waren tegen el kaar gestapeld, en <^e soldaten zAten op den grond tc ijten. De heer Van Steeudorp zocht eenige officieren van zijn kennis op, die hem AAN HET ZOEKLICHT. Leiden, 1 Sept. 1928. Gisteravond en hedenmorgen stonden de kranten natuurlijk vol over de feesten van gisteren. Door velen is feest gevierd ter gelegenheid van niet o m de Konin gin. Er openbaren zich in ons volk inder daad wel zonderlinge stroomingen. De Bezem, het fascistisch weekblad, dat gisteren verscheen, had wel een zonder ling artikel waaruit eveneens een afwij kend standpunt blijkt. Op den jaardag van de Koningin, de geliefde levende Vor stin een fragment van de graftombe van den Vader des Vaderlands geven is al niet kiesch, maar nog erger is dat de toon van het stuk op dezelfde hoogte is ge stemd. Het begint al met: „Er is dan ook ter wereld geen taak zoo ondankbaar (een beetje letterlijk te ver staan!) dan Koning of Koningin van Ne derland te zijn". Erger is dat het stuk geen andere ten- denz heeft dan aan te toonen dat Neder land Oranje niet waardig is. Luister wat de schrijver E. Wichman durft schrijven: „Wij wachten ons hier zorgvuldig voor Byzantinisme, al weten wij wel, dat de Oranje-traditie nog levend is, „dat de kroon nog steeds onzen Staat overkapt". Men veracht on9 daarbuiten, nogal te recht. Wat acht men? B.v. het zenden van de „Gelderland" naar Transvaal, om president Kruger weg te halen. (Dat was toch eigenlijk Oranje, niet Nederland...) Zal Nederland toelaten (Nederland heeft al zoo veel toegelatendat eens een Transvaalsch oorlogsschip Hare Ma jesteit moet weghalen?? Oranje bovenal!" Is dat nu een Nederlander? Neen, duizendmaal neen! Zoolang de geestdrift voor ons Oranje huis nog zoo laait als gisteren blijven wij Oranje trouw. Bovenal zoolang Neerlands volk nog met Wilhelmina bidt zal Neerlands God de driebond sparen. God, Nederland en Oranje, dat is en blijft het schoon drievoudig snoer, dat door geen fascist te verbreken is! OBSERVATOR. mer te Rotterdam, onderwerp „Wat lezen wij?", Dr. S. O. Los, Geref. predikant te 's-Gravenhage-Oost, onderwerp „De heili ge oorlog" en Nic. Laarman, oud-redac teur van Jong Leven, het orgaan van den Jeugdraad, onderwerp „Het geklank ken nen". EEN GOUDEN JUBILEUM. Heden herdenkt de heer S. de Jonge, or ganist der Ned. Herv. Gem. te Nieuwwol- da (Gr.) den dag, waarop hij deze functie voor 50 jaar aldaar aanvaardde. JUBILEUM VAN DE BERLITZSCHOOL, De Berlitz School vierde gisteren haar 50-jarig bestaan. De eerste Berlitzschool werd gesticht in 1878 te Providence (Vereenigde Staten). Het succes, dat deze inrichting had, bracht den uitvinder der methode, den heer Berlitz, er toe, ook in andere steden zulke scholen te stichten. Op het oogenblik zijn er 350 scholen, met gezamenlijk 150.000 leerlingen, die over de geheele wereld verspreid zijn. Men vindt ze in Amsterdam, Den Haag en Rot terdam, Menton, en Ostende, maar ook in Cairo, Habana en Montevideo. Het hoofdkantoor is gevestigd te Pa rijs. Het werksysteem van deze scholen kun nen wij bekend veronderstellen. Er wordt daar door middel van conversatie les ge geven in alle mogelijke talen, Soenda- neesch evengoed als Russisch of Hindoe- stansch. Het publiek beseft de groot waarde van het taalonderwijs. Langzamerhand wordt het aantal menschen, dat b.v. vóór een vertrek naar Indië Maleisch komt lee- ren, grooter. Aanvankelijk voelde de Berlitzschool de concurrentie van de radioijtaallessen. Bij nader inzienblijken deze niet dezelfde re sultaten te hebben. Zij zijn niet op één lijn te stellen met den schriftelijkcn cur sus, die zonder twijfel wel wat leert, maar het persoonlijk contact met den leerling mist. En juist hierin schuilt de groote verdienste van de Berlitz-methode. hun wedervaren mededeelden. Bob hert ontdekte spoedig Willem en haal de zijn hart op bij diens verhalen. De heer Van Steendorp vernam spoedig, dat deze zich zeer onderscheiden had. Bij de bemachtiging van een huis in' de Frederikstraat, waar men van het dak op de soldaten schoot, was hij met eenige der zijnen tot op den zoldertrap doorgedrongen. Daar zagen zij, dat de bovenste treden weggebroken en de zolder door een valluik afgesloten was. Met één sprong bereikte Willem het luik en zich daaraan vastklemmende, trok hij het open. Op dit oogenbilk werd er op hem geschoten, maar de kogel streek langs hem heen en smoorde in den muur. Zonder zich te bedenken, schoot hij met de vrije hand op goed geluk af, raar boven. Hij moest iemand getrof fen hebben, want er volgde een ge steun en een verward door elkander loopen; hij trok zijn dolkmes, hielp eenige soldaten naar boven en drong met verachting van alle gevaar voor waarts. Een betrekkelijk groot aantal oproermakers was daar verzameld, veel talrijker dan zijn kleine hoopje, maar zijn koene aanval had hen ver sr' rikt. Zij vermeenden, dat de overi ge soldaten beneden waren en gaven zich op zijn bevel over, leverden hun wapens uit en werden opgosloten in een kamer, waarvoor twee schild wachten post vatten.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1928 | | pagina 5