BWE LEIDSCHE COURANT WOENSDAG 29 AUG. 1928 TWEEDE BLAD. Gewijde en Ongewijde Historie. HET VERBOND DES HEEREN MET ISRAëL. Het groote feit van den Sinaï is niet zooals men geneigd zou zijn te denken, de Wetgeving. Dit is slechts één zijde der zaak. Het gaat om nog dieper, nog hooger dingen. De machtige gebeurtenis, die aan den Sinaï plaats had, was de verbonds sluiting tusschen Jahweh en het volk Israël. De verhouding tusschen Israël en zijn God was een heel andere dan die van de heidensche volken en hun go den. Zij droeg een verbondmatig ka rakter.. Hieruit volgt, dat we ons bevinden in de zedelijke sfeer, in de sfeer der vrije wilsbepaling, dit laatste natuur lijk slechts tot op zeker© hoogte, om dat wij leven in een gevallen wereld. De verbondsverhouding onderstelt een God, Die niet slechts is een ge- personificeerde natuurkracht, niet slechts een locale macht, die heerscht over een bepaalde stad of een bepaald volk, doch een pers^pnlijk Wezen, Zich openbarend in de historie en uit alle volken Zich alleen Israël uitver kiezend als Zijn eigendom, hetgeen echter voor het volk ook weer verplich tingen meebrengt. Ja, sterker gezegd, het verbond zal alleen dan effect sorteeren, indien Is raël een bepadlde, hem door den Hee- re voorgeschreven gedragslijn volgt. Het Doopsformulier zegt zoo schoon, dat „in alle verbonden twee deelen be grepen zijn", d.w.z., dat bij elke ver- bondssluiting er twee partijen moe ten zijn, en dat er naar twee zijden verplichtingen worden aangegaan. Dit blijkt ook zoo duidelijk uit de geschiedenis der verbondssluiting aan den Sinaï. Vooraf gaan de verplichtingen van 's Heeren zijde: het volk te dragen en te beschermen „als op arendsvleuge len (Êx. 19 vs. 4). Daarna volgen de verplichtingen des volks, die vierderlei karakter dragen. Zij zijn gelegen op het terrein van den gondsdienst en van den eeredienst en zijn als zoodanig van religieuzen en cultische.n aard; voorts op het gebied van het zedelijk en maatschappelijk leven en dragen in zoover een ethisch karakter en vallen in de sfeer van het burgerlijk recht. Deze tweezijdigheid van het verbond komt ook uit in de plechtigheid der verbondssluiting, zooals die in Ex. 24 beschreven wordt: Mozes richtte een altaar op aan den voet van den berg, benevens twaalf pilaren voor de twaalf Israëlietische stammen. Hierop zond hij Israëlietische jon gelingen om jonge stieren te slachter, en om die als brandoffers en als dank offers aan den Heere te offeren. Vervolgens nam Mozes de helft van het bloed en goot dat in bekkens, ter wijl hij de andere helft tegen het al taar sprengde. Hij nam het verbondsboek en las het hardop aan het volk voor, waarop zij zeiden: „Alle voorschriften des Hee ren willen wij uitvoeren en opvolgen!" Toen nam hij het bloed en spreng de daarvan op het volk met de woor den: „Dit bloed is het teeken van het verbond, dat de Heere met u gesloten heeft op grond van al deze bepalin gen". Het bloed werd alzoo voor de helft tegen het altaar, als het zinnebeeld der Godheid, en voor de helft op het volk. gesprengd. Er zijn namelijk twee contractanten in het verbond, en al spreekt het van zelf, dat bij een religieus verbond de Godheid de machtigste Bondgenoot is, dit sluit toch niet uit, dat hier wel degelijk van een verbondsverhouding gesproken kan worden, gelijk uit het besprengen van altaar en volk blijkt Plet geheel der verplichtingen, dat Israël geroepen was te onderhouden, noemen wij gewoonjijk de „Wet" en wij spreken dan ook van de wetgeving aan clen Sinaï. Doch het Hebreeuwsche woord, waarvan dit „wet" de vertaling is, thora, heeft een ruimer en meer omvattende beteekenis. Thora beteekent in de eerste plaats: onderricht, leer. Men spreekt b.v. van thora, wanneer een leeraar onderricht geeft aan zijn leerlingen, een vader of moeder aan zijn of haar kinderen. Er ligt steeds de idee in van gezag. Wie thora geeft staat boven hem, die ze ontvangt. De thora is alzoo meer dan een samenstel van wetsbepalingen, al vormt zij wel den grondslag daarvan. Zij omvat veel meer dan slechts een verzameling voorschriften, die uitwen dig en naar de letter moeten opge volgd worden, zooals onze wetten; zij is meer dan juristerij al hebben vooral de schriftgeleerden er dat in later tijd van gemaakt. Het komt wel degelijk ook aan op de gezindheid, waarmee men de tho- r a opvolgt: vorm* en wezen zijn hier ten nauwste met elkaar verbonden en niet te scheiden. De thora omvat voorts zoowel de dogmatiek als de ethiek; in 't kort gezegd: zij is het geheel der Godsopen baring, gelijk die door den dienst van Mozes tot Israël kwam. Op de Raadstribune. Bij den aanvang der Raadszitting van j.l. Maandag deed de burgemees ter mededeeling van het standpunt, dat het College van B. en W. in den vervolge zal innemen betreffende het toestaan van openbare vermake lijkheden op Zondag. Onder Zondag wordt verstaan de wekelijksche rustdag en Hemelvaarts dag. B. en W. willen 's Zondags na twee uur toestaan concerten, zanguitvoe ringen en dergelijke, in gebouwen, als daarmede wordt bedoeld het verschaf fen van kunstgenot of het steunen van een liefdadig doel of een ander algemeen belang door middel van kunstgenot. Als voorwaarde wordt dan achter gesteld dat er geen alcoholische dran ken worden gebruikt. En deze ver gunning zal niet worden verleend op lsten Paaschdag, lsten Pinksterdag, en lsten Kerstdag. 's Avonds na 8 uur zal toestemming worden verleend voor andere openba re vermakelijkheden, zooals bioscopen en dergelijke. Zien wij het goed, dan beteekent dit besluit van B. en W. een eenigszins gaan in de richting van hen, die op den Zondag meerdere vrijheid voor publieke vermakelijkheden wenschen, een standpunt, dat wij derhalve moe ten betreuren. De eerste tien punten van de agen da werden zonder discussie goedge keurd. Bij punt 11, de gemeenterekening over 1927, hield de heer De Reede, een uitvoerige en goed gedocumenteerde rede over den stand der gemeente-fi- nanciën. Hij wees er terecht op, dat de re kening 1927, vergeleken bij die van 1926, weer blijk geeft van voortgezette stijging der uitgaven, dikwijls ge paard gaande met een vermindering van de ontvangsten. De Wethouder van Financiën was het met den heer De Reede niet eens, dat de vooruitgang van 1927 slechts „schijnbaar" was, doch kon natuur lijk onvoorbereid de cijfers van den heer De Reede niet bestrijden. In elk geval is het goed, dat weer eens de nadruk gelegd werd op het feit, dat de toestand der financiën on zer gemeente niet zeer rooskleurig is; dit zal een prikkel zijn, om steeds krachtiger te gaan in de richting van bezuiniging. Bij een der volgende punten, betrek king hebbende op den Leidschen Hout, werd er gewezen op de meerdere aantrekkelijkheid, die Leiden als woonstad zal hebben, wanneer het wandelpark er zal zijn. De zaak staat evenwel zoo, dat, wie in Oegstgeest woont, daar evenzeer van zal kunnen genieten, zoodat men dan zou moeten overgaan tot verdere re annexatie dezer gemeente. Wat evenwel niet gewenscht wordt geacht door wie nog geven om historische rechten en voor wie „zelfstandig ge meentewezen" meer dan een ijdele klank is. Wil men Leiden een stad maken, die meer dan tot dusver de inwoners van buiten naar zich toetrekt, clan zal men moeten trachten te komen tot verlaging der al te drukkende belas tingen. Daartoe is het noodig, dat zoo wel de raad als B. en W. steeds dili gent zijn op het punt van bezuiniging. En daar ontbreekt nog wel wat aan, vooral wat de roode heeren betreft. Nadat het voorstel van B. en W. in zake „Musis Sacrum" met een weinig discussie was aangenomen, ontspon zich een breedvoerig debat over de voorstellen inzake den Leidschen Hout. De heer Manders bracht de zaak aan het rollen. Hij diende een amendement in om den raad medezeggenschap te geven over 't doen verwijderen v. bepantin- gen. Het amendement werd op een vrij onhandige manier verdedigd, doch won dadelijk het hart van de S. D. A. P., die in de bestrijding ervan een uiting van „fascisme" zag. Gelukkig werd het evenwel verwor pen, met behalve de stem van den voorsteller alleen de roode stemmen vóór. Aanneming had tot gevolg ge had, dat de stichting krachtens de statuten den geschonken grond niet had kunnen aanvaarden. Na de afhandeling der gedrukte agenda, werden nog een drietal inter pellaties gehouden, n.l. van den heer Sijtsma, die bezwaar maakte tegen de toepassing van den in de vorige raads vergadering goedgekeurden maatre gel van het combineeren van klassen ook bij andere scholen dan die voor eindonderwijs; van den heer Heems kerk betreffende de door B. en W. aan bevolen wijziging der Gemeentewet (vermindering van het aantal raads leden), en van den heer Schüller over een door B. en W. niet doorgezonden brief van den Directeur-Generaal v. d. Volksgezondheid aan het bestuur der Woningbouwvereeniging „Eensgezind heid". De laatste eindigde met een échecje voor wethouder Splinter, die door twee zijner partijgenooten in den steek gelaten werd, die vóór de motie-Schül- ler om den brief alsnog door te sturen, stemden. Zoo was het al weer kwart over zes, toen de voorzitter de vergadering sloot, doch een avondzitting was al thans vermeden. KERK EN SCHOOL. NED. HERV. KERK. Beroepen: Te Den Ham (O.), H. Ewold te Raamsdonk. Te Lemmer, M. v. d. Voet te Kuinre. GEREF, KERKEN. Tweetal: Te Schoonebeek, G. F. Hajer, cand. te Zuidland en R. Schip pers, cand. te IJselmonde. Te Sappe- meer, P. v. d. Sluis te Onstwedde en W. J. Smidt te Dwingeloo. Beroepen: Te Westbroek, J. C. Houtzagers te Reeuwijk. CHR. GEREF. KERK. Aangenomen: Naar Murmer- woude, K. Bokhorst, cand. te Elburg. Bedankt: Voor Akkerwoude, Harderwijk en Kampen, K. Bokhorst, cand. te Elburg. BEVESTIGING. INTREDE. AFSCHEID. Onder groote belangstelling nam Ds. H. W. Lovink, Zondag 26 Augus tus, na een verblijf van ruim vier jaar, afscheid van de Ned. Herv. gemeente te Scharnegoutum, om te vertrekken naar Gramsbergen. Spr. bepaalde zijn gemeente bij hat woord van 2 Petr. 4 vs. 18a. Na een hartelijk woord van Ds. Lo vink, werd deze toegesproken door ouderling Sybranda en het hoofd der school, Glastra, van Loon. Ds. Prins hoopt Zondag 14 Octo ber a.s. afscheid te nemen van de Ge- ref. Kerk van Oostwolde (Oldambt) en Zondag 21 October d.a.v. intrede te doen bij de Geref. Kerk van Deventer Bv na bevestiging cloor Dr. J. J. van Baarsel, pred. bij de Geref. Kerk van Deventer A. Zondagmiddag nam Ds. J. J. Dijk afscheid van de Geref. Kerk te Wouds end. Na een predikatie te hebben uitge sproken naar aanleiding van Dan. 6 vs. 11, sprak hij de ambtsdragers, jeugd, classisafgevaardigde en ge meente toe. Hierna werd de scheidende leeraar toegesproken door ouderling Nijdam, en namens de classis door Ds. v. Ren- nes, van Heeg. Toegezongen werd Ps. 121 vs. 4 en Ps. 134 vs. 3. Ds. P. JUKKENEKKE. Ds. P. Jukkenekke, predikant bij de Geref. Kerk van Maarssen, is al sinds eenigö weken door ongesteldheid niet voor de gemeente kunnen op treden. Naar de Stand, verneemt, gaat Ds. Jukkenekke voor zijn gezondheid in Soest wonen. CHR. GEREF. KERK IN GOUDA. Vanavond wordt de nieuwe kerk der Chr. Geref. Gemeente te Gouda of ficieel in gebruik genomen. DE VERDWENEN PREDIKANT. De predikant Hutchinson, over wiens geheimzinnige verdwijning onlangs een en ander werd medegedeeld, is gezond en wel in Canada, waar hij op een farm werkt. In een onderhoud met „Central News" heeft hij medegedeeld, dat hij zich zeer gelukkig gevoelt, „Mijn verdwijning heeft niets ge heimzinnigs; ik heb mijn vertrek aan den bisschop van Chelmsford mede gedeeld". De predikant is van plan in Canada te blijven en aldaar hetzij als predi kant, hetzij anderszins werkzaam te zijn. DE KERKELIJKE PERS. Het Geref. Kerkblad van Bunscho ten en Spakenburg, is thans geworden een uitgave der Geref. Kerken aldaar. Het redactie- en administratie-adres is gekomen bij Ds. P. de Jong, te Spa kenburg. COMMANDANT HOWARD NAAR ZWITSERLAND. Ht Internationaal Hoofdkwartier van het Leger des Heils te Londen heeft de nieuwe aanstelling van Comman dant Howard voor Denemarken inge trokken en hem aangesteld als terri toriale leider van Zwitserland. Donderdag 30 dezer zal de Comman dant een afscheidssamenkomst leiden in de zaal Prinsegracht 57, waarbij al le korpsen van Den Haag en Scheve- ningen tegenwoordig zullen zijn. KERKELIJK JEUGDWERK. De Evangelische Kerk in Zwitser land zal, naar aanleiding van de her denking van den 400sten sterfdag van Zwingli, te Wildhaus een- Centrale voor het kerkelijk jeugdwerk stichten, waarbij in het bijzonder gedacht is aan een opleidings-instituut voor de jeugdleiders. MOEILIJKHEDEN BIJ DE ZENDING Van bevoegde zijde vernemen wij, dat de besturen der Samenwerkende Zendingscorporaties (Zendingsbureau Oegstgeest) zich voor buitengewone moeilijkheden geplaatst zien. Dringender dan ooit te voren vraagt Indië om Evangelieprediking, medi sche hulp, onderwijs en voorlichting op allerlei gebied. Daartegenover blijft Nederland in gebreke voor het bestaande werk de noodige gelden beschikbaar te stellen. De ontvangsten in deze maand zijn AAN HET ZOEKUCHT. Leiden, 29 Augustus 1928. De Vereeniging voor Facultatieve lijkverbranding houdt 22 September a.s. te 1 uur haar algemeene vergade ring in „Kunstmin" te Gouda. Dat is op zichzelf niets bijzonders. Elk jaar heeft een jaarvergadering plaats. Maar het jaarverslag geeft wel aan leiding tot het maken van enkele op merkingen. Daarin lees ik, dat in 1927 plaats hadden 352 verasschingen, dat is 34 meer dan in 1926. Dat wil dus zeggen, dat in 1927 wer den gepleegd openbaar, door vooraan staande Nederlanders, zonder dat ze in dat kwaad werden tegengestaan, 352 overtredingen van een stellig ver bod. Immers, wanner de wet zegt, dat een lijk moet begraven worden, dan houdt dit in een verbod van ver branden. Ik zie het niet anders. Voorts lees ik in het verslag, dat de exploitatierekening van het cremato- rium sluit met een voordeelig saldo van 14.886,67. Het aantal leden bedroeg op 1 Juli 1928: 6838. Bijna 15.000 winst, dat wil dus zeggen: voming van een nieuw kapi taal voor nieuwe crematoria. Onge twijfeld zal de actie daarvoor komen. Het ledental, eerst enkele tientallen, toen honderdtallen, nu reeds bijna ze ven duizend. Het heeft ons veel te zeggen. Er gaat een droeve sprake van uitl OBSERVATOR. van dien aard, dat b.v. niet eens de toch reeds lage pensioenen kunnen worden uitgekeerd. Tal van gelegen heden, die Indië thans aan de Prot. Zending biedt, zullen onbenut voorbij gaan.... tenzij onze Nederlandsche Christenen zich meer bewust worden van hun Zendingstaak. In deze maand werd ongeveer een vijfde van het volgens de raming be- noodigde bedrag ontvangen! DE EVANGELISCHE KERKVLAG. De Evangelische Kerkvlag, een vio let kruis op witten achtergrond, is niet alleen het Kerkelijk teeken in Duitschland geworden, maar ze wap pert ook aan de Duitsche Evangeli sche kerken in alle landen bij feeste lijke gelegenheden, congressen en der gelijke. De opperburgemeester van Berlijn Böss is het daarmede niet eens en hij meent, dat op nationale feestdagen de nationale vlag aan de kerken behoort te hangen. Een bevel daartoe is door de Sint Nikalai en St. Marien-Gemeente te Berlijn in den wind geslagen en nu heeft de magistraat een civiel proces tegen beide gemeenten aangebonden. PREDIKANTENNOOD. Nu Ds. J. v. d. Zijp, van Zijldijk in Gron., het beroep naar de Doopsgezin de gemeente van Joure heeft aangeno men, zullen alle Doopsgezinde ge meenten in Noordelijk Groningen, n.l. Leermens-Loppersum, Mensingeweer, Withuizen en Zijldijk, weldra vacant zijn. Bovendien zijn in deze provincie ook de Doopsgezinde gemeenten van Win schoten, Den Horn en Noordhorn nog vacant. HET VREDESCONGERS DER KERKEN TE PRAAG. Gisteren is door het congres van den Internationalen Vriendschapsbond der Kerken door Prof. Zilka uit Praag ge opend. De leider van verscheidene delega ties richtten begroetingsreden tot de aanwezigen. Aartsbisschop Söderblom huldigde den grooten voortrekker en leider van het Protestantisme in Tsjecho Slowa kije, Johann Huss. Hierna hield de president van het Reichsgericht te Leipzig, Dr. Simon, een rede over de moreele en religieuze grondslagen voor den wereldvrede, FEUILLETON. God is mijn heil. 15) —o— De zon scheen zoo helder door de ra men en speelde zoo vroolijk met de bloemen, die Hedwig bezig was te bor duren, dat een voorjaarsgevoel aller harten vervulde; het zien van een schoteltje vol viooltjes, die Elise ge plukt en aan haar grootmoeder gege ven had, bracht daartoe niet weinig bij De oude dame zeide, dat indien het weder zoo maar bleef zij allen maar spoedig te Schönheide moesten ko men, want de struiken en boomen zouden dan beginnen uit te loopen en dat was toch de heerlijkste tijd buiten. Zij dacht dan altijd zooveel aan de opstanding ten eeuwigen leven en kon zich dan altijd zoo duidelijk voorstel len hoe uit een sterflijk lichaam een onsterflijk kon geboren worden; want van al de zaadkorrels, die in de aarde geworpen werden, bleef niets over, daar de halmen en bloemen, die zij voortbrachten, zoo geheel iets anders waren en toch hetzelfde. Hedwig, die tegenover haar zat, hoorde oplettend toe; in de tegen woordigheid harer grootmoeder werd het haar altijd lichter om het hart en z.ij hoopte dat, als zij maar eens we der buiten was, zij ook den inwendi- gen vrede zou terugvinden. Hare moeder, die zich gaarne verdiepte in godsdienstige gesprekken, vertelde haar toen van een preek, die zij eens gehoord had over de lichaemlijke op standing, en zij werden zoo geboeid door haar onderwerp, dat zij weinig bemerkten van hetgeen buiten ge beurde. Het was omstreeks twee uur en de kleine Elise, door het gesprek der vol wassenen afgeleid, was voor het ven ster gaan staan en keek naar buiten, toen zij op eenmaal een vreeselijk rumoer hoorden. Uit de verte ver nam men het wild gebrul van een groote toomlooze menschenmassa. Men kon geen woord verstaan, maar de angst sloeg ieder om het hart. Het geluid werd steeds duidelijker en ster ker. Een man met een woest uiterlijk, die reeds vele dagen aller oogen tot zich getrokken had, riep uit: „De ko ning schiet uit de vensters van het paleis op het volk". Een onbeschrijflijke verwarring volgde; eenige officieren renden door de straat om zich bij hun regimenten te voegen en rijtuigen, omnibussen en karren werden afgespannen en omver geworpen om barricades te vormen. De dames verdrongen zich voor de ramen en keken angstig naar buiten. Daar waren een menigte menschen verzameld, die uit een in aanbouw zijnd huis balken, steenen, tonnen en gereedschap haalden en hiermede ijverig aan het werk gingen. Een goed gekleed heer met een plan in de hand, waarschijnlijk van Pa- rijsche barricades, bestuurde het ge heel. Op verscheidene andere punten, vooral op de hoeken der straten, wer den dergelijke versperringen gemaakt cn spoedig was alle doorgang ge stremd; luide kreten weerklonken, zoo als: „leve de vrijheid" „de dood aan de tirannen 1" Op den top van de barrikade verhief zich een vlag met roode, zwarte en gouden kleuren, die men voorheen in Pruisen nooit gezien had. Mevrouw Van Steendorp was hevig onsteld, haar man en haar kinderen waren nog niet tehuis en zij vreesde elk oogenblik, dat de opstandelingen zich toegang tot het huis zouden ver schaffen. De oude mevrouw alleen behield haar tegenwoordigheid van geest; zij verzamelde alle voorwerpen van waar de, bracht ze naar een achterkamer en verbergde ze daar zoo goed moge lijk; de meisjes boden haar de be hulpzame hand. Elise en Marie gevoelden zich van veel gewicht; terwijl Hedwig met een beklemd hart, denkende aan alles wat gebeuren kon, haar werk verrichtte. Zij uitte haar gedachten echter niet, maar trachtte haar moeder moed in te spreken. Eensklaps liepen eenige mannen de stoep op en belden hevig, waarop een luide woordenwisseling plaats greep tusschen hen en den knecht. De oude mevrouw ging kalm naar vo ren en opende de deur. Voor haar stonden eenige woest uit ziende mannen, waarvan de een met een grooten safcel en de andere met een pistool gewapend, die met luider stem om wapenen vraagden. Op het zien van de hooge gestalte en de kalme waardigheid waarmede de oude dame hen tegemoet trad, gin gen zij onwillekeurig een schrede te rug; de man met den sabel trad toen vooruit en zeide beleefd in gebroken Duitsch, dat zij vernomen hadden, dat hier wapenen voorhanden waren en dewijl zij die noodig hadden ojn het vaderland ep de weerlooze burgers te verdedigen tegen de woede der solda ten, verzochten zij, dat die hun uitge leverd zouden worden; de dames moesten zich maar niet ongerust ma ken, want zij zouden haar voor alle gevaar behoeden. Mevrouw Van Mengen antwoordde, dat zij niet geloofde, dat er eenige vuurwapenen in huis waren, en dit was ook zoo, daar mijnheer Van Steendorp alleen te Schönheide op de jacht ging en zijn buks daar achter liet. De aanvoerder antwoordde, dat hij wel geloofde aan de waarheid dezer woorden, maar dat hij het toch zijn plicht achtte zich daarvan te overtui gen en zeide aan mevrouw Van Men gen, dat hij het huis zou doorzoeken. Zij moest hermede wel genoegen ne men en opende alle kasten en laden voor hem, hetgeen de verontwaardi ging der kinderen gaande maakte Elise en Marie vonden het bepaald noodzakelijk, om in de afwezigheid, harer broeders, de kast waarin deze bun kindersabels en geweren bewaar den te verdedigen. Men kon meenden zij, nooit weten of de dieven zich hier van ook niet zouden willen meester maken. Toen de man bij haar kwam en haar om den sleutel van de kast vraagde, antwoordde Marie tot groote verwondering harer moeder op hoo- gen toon: „Hier is niets dan het speel goed van mijn broertjes en daar zij niet thuis zijn hebt gij geen recht hun goed aan te raken". De dertienjarige heldin werd vuur- rcod bij het uiten dezer woorden; de man zag glimlachend naar de glinste rende oogen vn het lieve gezichtje van bet kind en zeide half spottend, balf beleefd: „Dames, jonge meisjes heb ben gevaarlijker wapens dan staal en ijzer en gij schijnt reeds vroeg de kunst te verstaan om er gebruik van te maken; maar weest niet bang ik zal wel voor u zorgen". Marie's moed verdween plotseling ci, maakte plaats voor groote verle genheid. zij sloeg de oogen neder maar voelde zich toch verplicht, om de die- P" buiging van den gehaten democraat met een trotsch knikje te beantwoor den. (Word vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1928 | | pagina 5