BWE LEIDSCHE COURANT
WOENSDAG 29 AUG. 1928
TWEEDE BLAD.
Gewijde en Ongewijde
Historie.
HET VERBOND DES HEEREN MET
ISRAëL.
Het groote feit van den Sinaï is niet
zooals men geneigd zou zijn te denken,
de Wetgeving. Dit is slechts één zijde
der zaak.
Het gaat om nog dieper, nog hooger
dingen.
De machtige gebeurtenis, die aan
den Sinaï plaats had, was de verbonds
sluiting tusschen Jahweh en het volk
Israël.
De verhouding tusschen Israël en
zijn God was een heel andere dan die
van de heidensche volken en hun go
den. Zij droeg een verbondmatig ka
rakter..
Hieruit volgt, dat we ons bevinden
in de zedelijke sfeer, in de sfeer der
vrije wilsbepaling, dit laatste natuur
lijk slechts tot op zeker© hoogte, om
dat wij leven in een gevallen wereld.
De verbondsverhouding onderstelt
een God, Die niet slechts is een ge-
personificeerde natuurkracht, niet
slechts een locale macht, die heerscht
over een bepaalde stad of een bepaald
volk, doch een pers^pnlijk Wezen,
Zich openbarend in de historie en uit
alle volken Zich alleen Israël uitver
kiezend als Zijn eigendom, hetgeen
echter voor het volk ook weer verplich
tingen meebrengt.
Ja, sterker gezegd, het verbond zal
alleen dan effect sorteeren, indien Is
raël een bepadlde, hem door den Hee-
re voorgeschreven gedragslijn volgt.
Het Doopsformulier zegt zoo schoon,
dat „in alle verbonden twee deelen be
grepen zijn", d.w.z., dat bij elke ver-
bondssluiting er twee partijen moe
ten zijn, en dat er naar twee zijden
verplichtingen worden aangegaan.
Dit blijkt ook zoo duidelijk uit de
geschiedenis der verbondssluiting aan
den Sinaï.
Vooraf gaan de verplichtingen van
's Heeren zijde: het volk te dragen en
te beschermen „als op arendsvleuge
len (Êx. 19 vs. 4).
Daarna volgen de verplichtingen des
volks, die vierderlei karakter dragen.
Zij zijn gelegen op het terrein van
den gondsdienst en van den eeredienst
en zijn als zoodanig van religieuzen en
cultische.n aard; voorts op het gebied
van het zedelijk en maatschappelijk
leven en dragen in zoover een ethisch
karakter en vallen in de sfeer van het
burgerlijk recht.
Deze tweezijdigheid van het verbond
komt ook uit in de plechtigheid der
verbondssluiting, zooals die in Ex. 24
beschreven wordt:
Mozes richtte een altaar op aan den
voet van den berg, benevens twaalf
pilaren voor de twaalf Israëlietische
stammen.
Hierop zond hij Israëlietische jon
gelingen om jonge stieren te slachter,
en om die als brandoffers en als dank
offers aan den Heere te offeren.
Vervolgens nam Mozes de helft van
het bloed en goot dat in bekkens, ter
wijl hij de andere helft tegen het al
taar sprengde.
Hij nam het verbondsboek en las het
hardop aan het volk voor, waarop zij
zeiden: „Alle voorschriften des Hee
ren willen wij uitvoeren en opvolgen!"
Toen nam hij het bloed en spreng
de daarvan op het volk met de woor
den: „Dit bloed is het teeken van het
verbond, dat de Heere met u gesloten
heeft op grond van al deze bepalin
gen".
Het bloed werd alzoo voor de helft
tegen het altaar, als het zinnebeeld
der Godheid, en voor de helft op het
volk. gesprengd.
Er zijn namelijk twee contractanten
in het verbond, en al spreekt het van
zelf, dat bij een religieus verbond de
Godheid de machtigste Bondgenoot is,
dit sluit toch niet uit, dat hier wel
degelijk van een verbondsverhouding
gesproken kan worden, gelijk uit het
besprengen van altaar en volk blijkt
Plet geheel der verplichtingen, dat
Israël geroepen was te onderhouden,
noemen wij gewoonjijk de „Wet" en
wij spreken dan ook van de wetgeving
aan clen Sinaï.
Doch het Hebreeuwsche woord,
waarvan dit „wet" de vertaling is,
thora, heeft een ruimer en meer
omvattende beteekenis.
Thora beteekent in de eerste
plaats: onderricht, leer. Men spreekt
b.v. van thora, wanneer een leeraar
onderricht geeft aan zijn leerlingen,
een vader of moeder aan zijn of haar
kinderen. Er ligt steeds de idee in van
gezag. Wie thora geeft staat boven
hem, die ze ontvangt.
De thora is alzoo meer dan een
samenstel van wetsbepalingen, al
vormt zij wel den grondslag daarvan.
Zij omvat veel meer dan slechts een
verzameling voorschriften, die uitwen
dig en naar de letter moeten opge
volgd worden, zooals onze wetten; zij
is meer dan juristerij al hebben vooral
de schriftgeleerden er dat in later tijd
van gemaakt.
Het komt wel degelijk ook aan op
de gezindheid, waarmee men de tho-
r a opvolgt: vorm* en wezen zijn hier
ten nauwste met elkaar verbonden en
niet te scheiden.
De thora omvat voorts zoowel de
dogmatiek als de ethiek; in 't kort
gezegd: zij is het geheel der Godsopen
baring, gelijk die door den dienst van
Mozes tot Israël kwam.
Op de Raadstribune.
Bij den aanvang der Raadszitting
van j.l. Maandag deed de burgemees
ter mededeeling van het standpunt,
dat het College van B. en W. in den
vervolge zal innemen betreffende
het toestaan van openbare vermake
lijkheden op Zondag.
Onder Zondag wordt verstaan de
wekelijksche rustdag en Hemelvaarts
dag.
B. en W. willen 's Zondags na twee
uur toestaan concerten, zanguitvoe
ringen en dergelijke, in gebouwen, als
daarmede wordt bedoeld het verschaf
fen van kunstgenot of het steunen
van een liefdadig doel of een ander
algemeen belang door middel van
kunstgenot.
Als voorwaarde wordt dan achter
gesteld dat er geen alcoholische dran
ken worden gebruikt. En deze ver
gunning zal niet worden verleend op
lsten Paaschdag, lsten Pinksterdag,
en lsten Kerstdag.
's Avonds na 8 uur zal toestemming
worden verleend voor andere openba
re vermakelijkheden, zooals bioscopen
en dergelijke.
Zien wij het goed, dan beteekent dit
besluit van B. en W. een eenigszins
gaan in de richting van hen, die op
den Zondag meerdere vrijheid voor
publieke vermakelijkheden wenschen,
een standpunt, dat wij derhalve moe
ten betreuren.
De eerste tien punten van de agen
da werden zonder discussie goedge
keurd.
Bij punt 11, de gemeenterekening
over 1927, hield de heer De Reede, een
uitvoerige en goed gedocumenteerde
rede over den stand der gemeente-fi-
nanciën.
Hij wees er terecht op, dat de re
kening 1927, vergeleken bij die van
1926, weer blijk geeft van voortgezette
stijging der uitgaven, dikwijls ge
paard gaande met een vermindering
van de ontvangsten.
De Wethouder van Financiën was
het met den heer De Reede niet eens,
dat de vooruitgang van 1927 slechts
„schijnbaar" was, doch kon natuur
lijk onvoorbereid de cijfers van den
heer De Reede niet bestrijden.
In elk geval is het goed, dat weer
eens de nadruk gelegd werd op het
feit, dat de toestand der financiën on
zer gemeente niet zeer rooskleurig is;
dit zal een prikkel zijn, om steeds
krachtiger te gaan in de richting van
bezuiniging.
Bij een der volgende punten, betrek
king hebbende op den Leidschen Hout,
werd er gewezen op de meerdere
aantrekkelijkheid, die Leiden als
woonstad zal hebben, wanneer het
wandelpark er zal zijn.
De zaak staat evenwel zoo, dat, wie
in Oegstgeest woont, daar evenzeer
van zal kunnen genieten, zoodat men
dan zou moeten overgaan tot verdere
re annexatie dezer gemeente. Wat
evenwel niet gewenscht wordt geacht
door wie nog geven om historische
rechten en voor wie „zelfstandig ge
meentewezen" meer dan een ijdele
klank is.
Wil men Leiden een stad maken,
die meer dan tot dusver de inwoners
van buiten naar zich toetrekt, clan zal
men moeten trachten te komen tot
verlaging der al te drukkende belas
tingen. Daartoe is het noodig, dat zoo
wel de raad als B. en W. steeds dili
gent zijn op het punt van bezuiniging.
En daar ontbreekt nog wel wat aan,
vooral wat de roode heeren betreft.
Nadat het voorstel van B. en W. in
zake „Musis Sacrum" met een weinig
discussie was aangenomen, ontspon
zich een breedvoerig debat over de
voorstellen inzake den Leidschen
Hout.
De heer Manders bracht de zaak aan
het rollen.
Hij diende een amendement in om
den raad medezeggenschap te geven
over 't doen verwijderen v. bepantin-
gen. Het amendement werd op een
vrij onhandige manier verdedigd, doch
won dadelijk het hart van de S. D. A.
P., die in de bestrijding ervan een
uiting van „fascisme" zag.
Gelukkig werd het evenwel verwor
pen, met behalve de stem van den
voorsteller alleen de roode stemmen
vóór. Aanneming had tot gevolg ge
had, dat de stichting krachtens de
statuten den geschonken grond niet
had kunnen aanvaarden.
Na de afhandeling der gedrukte
agenda, werden nog een drietal inter
pellaties gehouden, n.l. van den heer
Sijtsma, die bezwaar maakte tegen de
toepassing van den in de vorige raads
vergadering goedgekeurden maatre
gel van het combineeren van klassen
ook bij andere scholen dan die voor
eindonderwijs; van den heer Heems
kerk betreffende de door B. en W. aan
bevolen wijziging der Gemeentewet
(vermindering van het aantal raads
leden), en van den heer Schüller over
een door B. en W. niet doorgezonden
brief van den Directeur-Generaal v. d.
Volksgezondheid aan het bestuur der
Woningbouwvereeniging „Eensgezind
heid".
De laatste eindigde met een échecje
voor wethouder Splinter, die door
twee zijner partijgenooten in den steek
gelaten werd, die vóór de motie-Schül-
ler om den brief alsnog door te sturen,
stemden.
Zoo was het al weer kwart over
zes, toen de voorzitter de vergadering
sloot, doch een avondzitting was al
thans vermeden.
KERK EN SCHOOL.
NED. HERV. KERK.
Beroepen: Te Den Ham (O.), H.
Ewold te Raamsdonk. Te Lemmer, M.
v. d. Voet te Kuinre.
GEREF, KERKEN.
Tweetal: Te Schoonebeek, G. F.
Hajer, cand. te Zuidland en R. Schip
pers, cand. te IJselmonde. Te Sappe-
meer, P. v. d. Sluis te Onstwedde en
W. J. Smidt te Dwingeloo.
Beroepen: Te Westbroek, J. C.
Houtzagers te Reeuwijk.
CHR. GEREF. KERK.
Aangenomen: Naar Murmer-
woude, K. Bokhorst, cand. te Elburg.
Bedankt: Voor Akkerwoude,
Harderwijk en Kampen, K. Bokhorst,
cand. te Elburg.
BEVESTIGING. INTREDE. AFSCHEID.
Onder groote belangstelling nam
Ds. H. W. Lovink, Zondag 26 Augus
tus, na een verblijf van ruim vier jaar,
afscheid van de Ned. Herv. gemeente
te Scharnegoutum, om te vertrekken
naar Gramsbergen.
Spr. bepaalde zijn gemeente bij hat
woord van 2 Petr. 4 vs. 18a.
Na een hartelijk woord van Ds. Lo
vink, werd deze toegesproken door
ouderling Sybranda en het hoofd der
school, Glastra, van Loon.
Ds. Prins hoopt Zondag 14 Octo
ber a.s. afscheid te nemen van de Ge-
ref. Kerk van Oostwolde (Oldambt) en
Zondag 21 October d.a.v. intrede te
doen bij de Geref. Kerk van Deventer
Bv na bevestiging cloor Dr. J. J. van
Baarsel, pred. bij de Geref. Kerk van
Deventer A.
Zondagmiddag nam Ds. J. J. Dijk
afscheid van de Geref. Kerk te Wouds
end.
Na een predikatie te hebben uitge
sproken naar aanleiding van Dan. 6
vs. 11, sprak hij de ambtsdragers,
jeugd, classisafgevaardigde en ge
meente toe.
Hierna werd de scheidende leeraar
toegesproken door ouderling Nijdam,
en namens de classis door Ds. v. Ren-
nes, van Heeg.
Toegezongen werd Ps. 121 vs. 4 en
Ps. 134 vs. 3.
Ds. P. JUKKENEKKE.
Ds. P. Jukkenekke, predikant bij
de Geref. Kerk van Maarssen, is al
sinds eenigö weken door ongesteldheid
niet voor de gemeente kunnen op
treden.
Naar de Stand, verneemt, gaat Ds.
Jukkenekke voor zijn gezondheid in
Soest wonen.
CHR. GEREF. KERK IN GOUDA.
Vanavond wordt de nieuwe kerk
der Chr. Geref. Gemeente te Gouda of
ficieel in gebruik genomen.
DE VERDWENEN PREDIKANT.
De predikant Hutchinson, over wiens
geheimzinnige verdwijning onlangs
een en ander werd medegedeeld, is
gezond en wel in Canada, waar hij op
een farm werkt.
In een onderhoud met „Central
News" heeft hij medegedeeld, dat hij
zich zeer gelukkig gevoelt,
„Mijn verdwijning heeft niets ge
heimzinnigs; ik heb mijn vertrek aan
den bisschop van Chelmsford mede
gedeeld".
De predikant is van plan in Canada
te blijven en aldaar hetzij als predi
kant, hetzij anderszins werkzaam te
zijn.
DE KERKELIJKE PERS.
Het Geref. Kerkblad van Bunscho
ten en Spakenburg, is thans geworden
een uitgave der Geref. Kerken aldaar.
Het redactie- en administratie-adres
is gekomen bij Ds. P. de Jong, te Spa
kenburg.
COMMANDANT HOWARD NAAR
ZWITSERLAND.
Ht Internationaal Hoofdkwartier van
het Leger des Heils te Londen heeft
de nieuwe aanstelling van Comman
dant Howard voor Denemarken inge
trokken en hem aangesteld als terri
toriale leider van Zwitserland.
Donderdag 30 dezer zal de Comman
dant een afscheidssamenkomst leiden
in de zaal Prinsegracht 57, waarbij al
le korpsen van Den Haag en Scheve-
ningen tegenwoordig zullen zijn.
KERKELIJK JEUGDWERK.
De Evangelische Kerk in Zwitser
land zal, naar aanleiding van de her
denking van den 400sten sterfdag van
Zwingli, te Wildhaus een- Centrale
voor het kerkelijk jeugdwerk stichten,
waarbij in het bijzonder gedacht is
aan een opleidings-instituut voor de
jeugdleiders.
MOEILIJKHEDEN BIJ DE ZENDING
Van bevoegde zijde vernemen wij,
dat de besturen der Samenwerkende
Zendingscorporaties (Zendingsbureau
Oegstgeest) zich voor buitengewone
moeilijkheden geplaatst zien.
Dringender dan ooit te voren vraagt
Indië om Evangelieprediking, medi
sche hulp, onderwijs en voorlichting
op allerlei gebied.
Daartegenover blijft Nederland in
gebreke voor het bestaande werk de
noodige gelden beschikbaar te stellen.
De ontvangsten in deze maand zijn
AAN HET ZOEKUCHT.
Leiden, 29 Augustus 1928.
De Vereeniging voor Facultatieve
lijkverbranding houdt 22 September
a.s. te 1 uur haar algemeene vergade
ring in „Kunstmin" te Gouda.
Dat is op zichzelf niets bijzonders.
Elk jaar heeft een jaarvergadering
plaats.
Maar het jaarverslag geeft wel aan
leiding tot het maken van enkele op
merkingen.
Daarin lees ik, dat in 1927 plaats
hadden 352 verasschingen, dat is 34
meer dan in 1926.
Dat wil dus zeggen, dat in 1927 wer
den gepleegd openbaar, door vooraan
staande Nederlanders, zonder dat ze
in dat kwaad werden tegengestaan,
352 overtredingen van een stellig ver
bod.
Immers, wanner de wet zegt, dat
een lijk moet begraven worden,
dan houdt dit in een verbod van ver
branden. Ik zie het niet anders.
Voorts lees ik in het verslag, dat de
exploitatierekening van het cremato-
rium sluit met een voordeelig saldo
van 14.886,67.
Het aantal leden bedroeg op 1 Juli
1928: 6838.
Bijna 15.000 winst, dat wil dus
zeggen: voming van een nieuw kapi
taal voor nieuwe crematoria. Onge
twijfeld zal de actie daarvoor komen.
Het ledental, eerst enkele tientallen,
toen honderdtallen, nu reeds bijna ze
ven duizend.
Het heeft ons veel te zeggen.
Er gaat een droeve sprake van uitl
OBSERVATOR.
van dien aard, dat b.v. niet eens de
toch reeds lage pensioenen kunnen
worden uitgekeerd. Tal van gelegen
heden, die Indië thans aan de Prot.
Zending biedt, zullen onbenut voorbij
gaan.... tenzij onze Nederlandsche
Christenen zich meer bewust worden
van hun Zendingstaak.
In deze maand werd ongeveer een
vijfde van het volgens de raming be-
noodigde bedrag ontvangen!
DE EVANGELISCHE KERKVLAG.
De Evangelische Kerkvlag, een vio
let kruis op witten achtergrond, is
niet alleen het Kerkelijk teeken in
Duitschland geworden, maar ze wap
pert ook aan de Duitsche Evangeli
sche kerken in alle landen bij feeste
lijke gelegenheden, congressen en der
gelijke.
De opperburgemeester van Berlijn
Böss is het daarmede niet eens en hij
meent, dat op nationale feestdagen de
nationale vlag aan de kerken behoort
te hangen.
Een bevel daartoe is door de Sint
Nikalai en St. Marien-Gemeente te
Berlijn in den wind geslagen en nu
heeft de magistraat een civiel proces
tegen beide gemeenten aangebonden.
PREDIKANTENNOOD.
Nu Ds. J. v. d. Zijp, van Zijldijk in
Gron., het beroep naar de Doopsgezin
de gemeente van Joure heeft aangeno
men, zullen alle Doopsgezinde ge
meenten in Noordelijk Groningen, n.l.
Leermens-Loppersum, Mensingeweer,
Withuizen en Zijldijk, weldra vacant
zijn.
Bovendien zijn in deze provincie ook
de Doopsgezinde gemeenten van Win
schoten, Den Horn en Noordhorn nog
vacant.
HET VREDESCONGERS DER
KERKEN TE PRAAG.
Gisteren is door het congres van den
Internationalen Vriendschapsbond der
Kerken door Prof. Zilka uit Praag ge
opend.
De leider van verscheidene delega
ties richtten begroetingsreden tot de
aanwezigen.
Aartsbisschop Söderblom huldigde
den grooten voortrekker en leider van
het Protestantisme in Tsjecho Slowa
kije, Johann Huss.
Hierna hield de president van het
Reichsgericht te Leipzig, Dr. Simon,
een rede over de moreele en religieuze
grondslagen voor den wereldvrede,
FEUILLETON.
God is mijn heil.
15) —o—
De zon scheen zoo helder door de ra
men en speelde zoo vroolijk met de
bloemen, die Hedwig bezig was te bor
duren, dat een voorjaarsgevoel aller
harten vervulde; het zien van een
schoteltje vol viooltjes, die Elise ge
plukt en aan haar grootmoeder gege
ven had, bracht daartoe niet weinig bij
De oude dame zeide, dat indien het
weder zoo maar bleef zij allen maar
spoedig te Schönheide moesten ko
men, want de struiken en boomen
zouden dan beginnen uit te loopen en
dat was toch de heerlijkste tijd buiten.
Zij dacht dan altijd zooveel aan de
opstanding ten eeuwigen leven en kon
zich dan altijd zoo duidelijk voorstel
len hoe uit een sterflijk lichaam een
onsterflijk kon geboren worden; want
van al de zaadkorrels, die in de aarde
geworpen werden, bleef niets over,
daar de halmen en bloemen, die zij
voortbrachten, zoo geheel iets anders
waren en toch hetzelfde.
Hedwig, die tegenover haar zat,
hoorde oplettend toe; in de tegen
woordigheid harer grootmoeder werd
het haar altijd lichter om het hart en
z.ij hoopte dat, als zij maar eens we
der buiten was, zij ook den inwendi-
gen vrede zou terugvinden. Hare
moeder, die zich gaarne verdiepte in
godsdienstige gesprekken, vertelde
haar toen van een preek, die zij eens
gehoord had over de lichaemlijke op
standing, en zij werden zoo geboeid
door haar onderwerp, dat zij weinig
bemerkten van hetgeen buiten ge
beurde.
Het was omstreeks twee uur en de
kleine Elise, door het gesprek der vol
wassenen afgeleid, was voor het ven
ster gaan staan en keek naar buiten,
toen zij op eenmaal een vreeselijk
rumoer hoorden. Uit de verte ver
nam men het wild gebrul van een
groote toomlooze menschenmassa.
Men kon geen woord verstaan, maar
de angst sloeg ieder om het hart. Het
geluid werd steeds duidelijker en ster
ker. Een man met een woest uiterlijk,
die reeds vele dagen aller oogen tot
zich getrokken had, riep uit: „De ko
ning schiet uit de vensters van het
paleis op het volk".
Een onbeschrijflijke verwarring
volgde; eenige officieren renden door
de straat om zich bij hun regimenten
te voegen en rijtuigen, omnibussen en
karren werden afgespannen en omver
geworpen om barricades te vormen.
De dames verdrongen zich voor de
ramen en keken angstig naar buiten.
Daar waren een menigte menschen
verzameld, die uit een in aanbouw
zijnd huis balken, steenen, tonnen en
gereedschap haalden en hiermede
ijverig aan het werk gingen.
Een goed gekleed heer met een plan
in de hand, waarschijnlijk van Pa-
rijsche barricades, bestuurde het ge
heel. Op verscheidene andere punten,
vooral op de hoeken der straten, wer
den dergelijke versperringen gemaakt
cn spoedig was alle doorgang ge
stremd; luide kreten weerklonken,
zoo als: „leve de vrijheid" „de dood
aan de tirannen 1"
Op den top van de barrikade verhief
zich een vlag met roode, zwarte en
gouden kleuren, die men voorheen in
Pruisen nooit gezien had.
Mevrouw Van Steendorp was hevig
onsteld, haar man en haar kinderen
waren nog niet tehuis en zij vreesde
elk oogenblik, dat de opstandelingen
zich toegang tot het huis zouden ver
schaffen.
De oude mevrouw alleen behield
haar tegenwoordigheid van geest; zij
verzamelde alle voorwerpen van waar
de, bracht ze naar een achterkamer
en verbergde ze daar zoo goed moge
lijk; de meisjes boden haar de be
hulpzame hand.
Elise en Marie gevoelden zich van
veel gewicht; terwijl Hedwig met een
beklemd hart, denkende aan alles wat
gebeuren kon, haar werk verrichtte.
Zij uitte haar gedachten echter niet,
maar trachtte haar moeder moed in
te spreken.
Eensklaps liepen eenige mannen
de stoep op en belden hevig, waarop
een luide woordenwisseling plaats
greep tusschen hen en den knecht.
De oude mevrouw ging kalm naar vo
ren en opende de deur.
Voor haar stonden eenige woest uit
ziende mannen, waarvan de een met
een grooten safcel en de andere met
een pistool gewapend, die met luider
stem om wapenen vraagden.
Op het zien van de hooge gestalte
en de kalme waardigheid waarmede
de oude dame hen tegemoet trad, gin
gen zij onwillekeurig een schrede te
rug; de man met den sabel trad toen
vooruit en zeide beleefd in gebroken
Duitsch, dat zij vernomen hadden, dat
hier wapenen voorhanden waren en
dewijl zij die noodig hadden ojn het
vaderland ep de weerlooze burgers te
verdedigen tegen de woede der solda
ten, verzochten zij, dat die hun uitge
leverd zouden worden; de dames
moesten zich maar niet ongerust ma
ken, want zij zouden haar voor alle
gevaar behoeden.
Mevrouw Van Mengen antwoordde,
dat zij niet geloofde, dat er eenige
vuurwapenen in huis waren, en dit
was ook zoo, daar mijnheer Van
Steendorp alleen te Schönheide op de
jacht ging en zijn buks daar achter
liet.
De aanvoerder antwoordde, dat hij
wel geloofde aan de waarheid dezer
woorden, maar dat hij het toch zijn
plicht achtte zich daarvan te overtui
gen en zeide aan mevrouw Van Men
gen, dat hij het huis zou doorzoeken.
Zij moest hermede wel genoegen ne
men en opende alle kasten en laden
voor hem, hetgeen de verontwaardi
ging der kinderen gaande maakte
Elise en Marie vonden het bepaald
noodzakelijk, om in de afwezigheid,
harer broeders, de kast waarin deze
bun kindersabels en geweren bewaar
den te verdedigen. Men kon meenden
zij, nooit weten of de dieven zich hier
van ook niet zouden willen meester
maken. Toen de man bij haar kwam
en haar om den sleutel van de kast
vraagde, antwoordde Marie tot groote
verwondering harer moeder op hoo-
gen toon: „Hier is niets dan het speel
goed van mijn broertjes en daar zij
niet thuis zijn hebt gij geen recht hun
goed aan te raken".
De dertienjarige heldin werd vuur-
rcod bij het uiten dezer woorden; de
man zag glimlachend naar de glinste
rende oogen vn het lieve gezichtje van
bet kind en zeide half spottend, balf
beleefd: „Dames, jonge meisjes heb
ben gevaarlijker wapens dan staal en
ijzer en gij schijnt reeds vroeg de
kunst te verstaan om er gebruik van
te maken; maar weest niet bang ik
zal wel voor u zorgen".
Marie's moed verdween plotseling
ci, maakte plaats voor groote verle
genheid. zij sloeg de oogen neder maar
voelde zich toch verplicht, om de die-
P" buiging van den gehaten democraat
met een trotsch knikje te beantwoor
den. (Word vervolgd).