NIEUWE LEIOSCHE COURANT
UIT DE SCHRIFTEN
van
ZATERDAG 4 AUG. 1928
TUSSCHEN TWEE WERELDEN.
Dewijl wij niet aanmerken de
dingen die men ziet maar de din
gen die men niet ziet; want, de
dingen die men ziet, zijn tijdelijk,
maar de dingen die men niet ziet
zijn eeuwig.
2 Cor. 4 :18.
Strikt gehouden in het verband waar
in het hier voorkomt, spreekt dit woord
des Apostels zeer bepaaldelijk tot geloo-
vigen, die, als de Apostel-zelf, om 's Hee-
ren wille in druk en moeite geraakten.
Het zegt hun dan, in welken weg bij
hen, als bij den Apostel, de belofte zal
worden verwerkelijkt, dat alle door hen
geleden verdrukking om Christus' wil met
heerlijkheid vergolden zal worden, terwijl
hun uitwendige mensch verdorven wordt,
hun inwendige mensch van dag tot dag
kan worden vernieuwd; in dézen weg n.l.,
dat ze niet aanmerken de' dingen die men
ziet, maar de dingen die men niet ziet.
En het zal daarom goed zijn, dit woord
in gedachten te houden, zoo dikwijls we,-
om den Naam des Heeren, op een of an
dere wijze smaad of schade moeten lijden.
Doch ook buiten dit verband met ver
drukking om Christus' wil, heeft het ons
veel te zeggen.
Het herinnert ons aan het feit, dat een
geloovige leeft, eiken dag en altoos-door
leeft, ook als er geen verdrukkingen om
's Heeren wil zijn, tusschen twee werel
den: tusschen een wereld van zienlijke en
een wereld van onzienlijke dingen.
In zekeren zin geldt dit van alle men-
schen; ook van de kinderen dezer wereld.
Er is ook voor hen een wereld van
zicht- en tastbare dingen, als goud en
goed, huis en have, weelde en genieting,
en een wereld van ideëele, onstoffelijke
goederen, als adel van karakter en talent,
kunst en wetenschap, ontwikkeling en be-
Bchaving.
En al naar hun persoonlijke neiging
oriënteeren ze zich meer aan de eerste
of aan de laatste.
Doch in dien algemeenen zin is het spre
ken des Apostels van een wereld van
zichtbare en eene van onzienlijke dingen,
niet bedoeld.
Is door hem althans niet bedoeld die
laatste.
Bij de onzienlijke dingen, waarvan bij
spreekt, denkt hij zeer bepaaldelijk aan
de dingen die God, om Christus' wil, zijn
kinderen beloofde, en waartoe ook behoort
de heerlijkheid waarvan hij spreekt in
vers 17.
De wereld van nu, met name in haar
zichtbare verschijning, en de toekomende,
gelijk ze met Christus eenmaal geopen
baard en voor zijn verlosten ontsloten zal
worden dat zijn de twee werelden,
waartusschen, naar het woord des Apos
tels, de geloovigen zich bewegen.
Zij, en zij alléén.
Want voor wie niet gelooven bestaat de
laatste niet, of althans niet anders dan in
naam. Voor .hen heeft ze geen werkelijk
heid, en telt ze daarom niet mee. Ook zij
mogen hun ideëele wereld hebben: on
zichtbare dingen die kleiner of grooter
plaats in hun hart en leven beslaan de
wereld der beloften Gods, die de inhoud
zijn van des christens hope, bleef hun
vreemd.
Maar voor een oprecht-geloovige heeft
ze volle werkelijkheid. En voor zijn be
wustzijn leeft hij rusteloos tusschen deze
wereld zijner hope, die de belofte zijns
Gods hem in Christus schonk en opende,
en de wereld van de zichtbare dingen die
hem omringt.
En wat het woord des Apostels hem
hier nu als zijn roeping voorhoudt is,
dat hij van deze twee werelden waar
tusschen hij leeft, niet die der zichtbare
maar die der onzichtbare, niet de tegen
woordige, maar de toekomende zal „aan
merken".
„Niet aanmerken de dingen die men
ziet, maar de dingen die men niet ziet"
wil het zeggen, dat een geloovige de zien-
FEUILLETON.
EINDELIJK VREDE.
41) o
Den volgenden dag kwam mevrouw
Van der Sande op koogen toon ver
tellen, dat de oude meid het verbazend
slim had aangelegd. „Omdat ze merk
te, dat haar diefstal ontdekt was, heeft
ze vanmorgen, toen ze de kamer deed"
(want mevrouw was het vergeten,
dat ze de meid niet meer in de kamer
wilde laten komen, en had haar op
scherpen toon geroepen om schoon
water te brengen), „gauw die haarpen
op de waschtafel gelegd; en dat wel
onder het zeepbakje, om het te laten
voorkomen, alsof het ding daar al
dien tijd gelegen had. En dat is een
voudig onmogelijk; want ik heb gis
teravond wel degelijk overal onder
gekeken."
Ruth was blij, dat haar broer reeds
Uitgegaan was. „Nènèk is geen die
vegge; ze is zoo eerlijk als goud", zeide
ze beslist; maar verder zweeg ze, toen
nievouw opnieuw heftig begon uit te
varen.
HOOFDSTUK XXV.
„Wel Frank 1 uwe jongen 1 wat zien
v\e je weinig tegenwoordig! Heb je 't
zóó druk met je praktijk, dat je er 's
avonds niet een paar uurtjes af kunt
nemen voor je oude vrienden? Mijn
vi ouw heeft al gevraagd, of je ons
lijke dingén-van-nu niet meetellen mag?
Dat hij ze moet negeeren? Dat hij doen
moet, al6of ze er niet waren?
Ditzelfde hoofdstuk toont ons hoe wei
nig de Apostel zélf het deed.
Neen, ook de zienlijke dingen hebben
als schepping en beschikking Gods hun
beteekenis en waarde; vragen een plaats
in ons leven, en hebben recht, op onze
aandacht en zorg.
Wat de Apostel met zijn „niet aanmer
ken" van deze dingen bedoelt, is dat ze
niet de eerste plaats bij ons mogen
hebben, dat ze niet het. eigenlijke doel
van ons zinnen en streven mogen zijn, dat
ze niet de maatstaf mogen wezen waar
aan we alles meten, en dat ze geen lei
dende en beslissende invloed mogen oefe
nen op ons denken en oordeelen, op ons
willen en doen.
Het woord dat de Apostel voor „aan
merken" gebruikte beteekent n.l. zooveel
als: op het oog hebben, in het vizier hou
den, zich ten doelwit stellen.
Wat we steeds voor oogen moeten hou
den, wat ons het hoogste moet zijn, wat
maatstaf moet wezen bij onze waardee
ring der dingen, ook van ons wedervaren,
en wat ons doen en laten moet beheer-
scben dat zijn de dingen die we niet
zien, maar die God zijn kinderen beloofde
In dit „aanmerken", dit laten beslis
sen der onzienlijke dingen zijner hope,
ging de Apostel voor.
Daarin lag het geheim van zijn nooit-
moede-worden onder de verdrukkingen
van het dagelijks vernieuwd worden
van zijn innerlijke kracht.
Niet de oogenblikkelijke verdrukking,
maar de hem in uitzicht gestelde heerlijk
heid gaf bij hem den doorslag.
Zijn strijd i9 die van elk christen.
Strijd want wie beseft niet, dat, bui
ten ah0 verzoeking des duivels om, reeds
ons eigen zinlijk bestaan, ons van nature
vleesch-zijn, hier alle gehoorzaamheid tot
een worsteling stempelt?
Het zienlijke is voor ons zoo overwel
digend reëel.
En het is zoo dicht bij.
Tusschen twee werelden. Ach, het is
zóó, dat wij eigenlijk niet tusschen de
twee werelden leven, die van 't zienlijke
en die van het onzienlijke, maar dat we
midden in de eerste staan, en dat de
tweede zoo ver, zoo onmetelijk ver af
schijnt.
En toch, tot dezen strijd roept de Heere
hier ons op.
Ons met niet minder nadruk dan de
Paulussen, die om zijnentwil verdrukking
hadden te lijden.
Want de wereld der zienlijke dingen
drong zich wellicht nooit met grooter ge
weld aan de geloovigen op dan in onzen
tijd.
En schier nooit was de bekoring, waar
in ze de zielen verstrikte, grooter dan nu.
Laat er ons des te meer van doordron
gen zijn, dat wie zijn ziel wil behouden
niet heeft aan te merken de dingen die
men ziet, maar de dingen die men niet
ziet.
Doch dan zullen we de dingen die men
niet ziet allereerst moeten kennen.
Dan zullen we meer moeten leven bij
de hope die ons voorgesteld is. Meer te
huis moeten zijn in de wereld die Gods
beloften in Christus ons ontsluiten.
En bovenal, dan zullen we dagelijks
onze ziel geloovig op deze dingen moeten
richten.
Want: „dit is de overwinning, die de
wereld overwint, n.l. on3 geloof".
Gelukkig, dit woord klinkt niet alleen
als een vermaan, maar ook als een jubel.
Ja, ons geloof overwint de wereld der
zienlijke dingen.
MIJN LEVEN.
Ik stierf en werd geboren weer,
geboren in mijn lieven Heer,
en dat is nu mijn levenl
Den Wijnstok werd ik ingeplant,
in Christus werd ik God verwant....
Die woorden doen mij bevenl
Den Wijnstok werd ik ingeplant....
in Christus werd ik God verwant.,,.
Die woorden doen mij beven
van diepe ontroering, wonderzoet.
O Hemelvreugd in 't stil gemoed:
dat, dat is nu mijn leven 1
O diepe ontroering, wonderzoetl
O woorden, die het stil gemoed
van hemelvreugd doen beven!
Niet meer ik leef, maar in mij leeft
de Christus Gods, die 't al mij geeft:
Liefde, Liefde en eigen Leven!
NELLIE VAN KOL.
heelemaal in 't vergeetboek had ge
schreven. En je ziet er zoo mistroostig
uit. Dat komt zeker door je geweten,
dat je verwijten doet over het ver-
waarloozen van je vrienden".
Dokter Van Ende lachte. Het was
zijn oude vriend dokter Steenbergen,
die hem aldus aansprak, en Frank
kon niet uit zijn handen loskomen,
voordat hij beloofd had, dien avond
met zijn zuster bij zijn ouden collega
door te brengen. Ruth had echter ver
hindering, zoodat Frank alleen ging.
De uitnoodiging was hem dubbel
welkom, nu hij meer dan genoeg had
van het onaangename gezelschap zij
ner logé's tehuis. Hij vond ook dokter
Van EekhuyZen hij de Steenbergens;
en te zamen hadden ze een zeer ge-
noegelijken avond.
Toen hij om tien uur afscheid nam,
drukte mevrouw Steenbergen hem op
het hart, om toch niet weer zoo lang
weg te blijven.
„Ontferm je toch wat over ons oud
jes, Frank!" zeide ze. „Je weet, we
hebben 't zoo stilletjes zonder kinde
ren. En je weet ook, dat we jullie al
tijd als onze kinderen hebben be
schouwd. Nu, dan is t niet goed ge
daan van jullie om ons oudjes zoo te
verwaarloozen. Kom eens gauw terug,
zoo gauw als Ruth mee kan".
„Ja", viel haar echtgenoot haar in
de rede, ,ik heb dat goede kind in geen
eeuwigheid gezien. En je weet niet.
hoe we naar haar verlangen. Ik zeg
KERK EN SCHOOL.
NED. HERV. KERK.
Aangenomen: Naar Heinkenszand,
J. W. van Kooten, eand. te Rotterdam.
Naar Zwartewaal, F. J. Los, eerv. ontsl.
pred. te Haarlem.
Bedankt: Voor Heenvliet, F. J. Los,
eerv. ontsl. pred. te Haarlem. Voor Sehar-
woude (toe2.) de heer H. Bax, cand. te 's-
Gravenhage. Voor Den Ham, W. J. Kol-
kert te Eemfces Buiten. Voor Wouters-
woude. N. Warmolt9, te Wezep. Voor Wes-
terbork, B. Peysel, te Woltersum.
CHR. GEREF. KERK.
Beroepen: Te Alpheü aan den Rijn,
P. Zwier, te Papendrecht.
GEREF. GEMEENTEN.
Bedankt: Voor 's-Gravenpolder, J.
Fraanje, te Barneveld.
BEVESTIGING. INTREDE. AFSCHEID.
Ds. W. S. Win9emius is voornemens
Zondag 2 September afscheid te nemen
van de Ned. Herv. gemeente te Surhuis-
terveen, om Zondag 9 September zijn in
trede te doen bij de Ned. Herv. Gem. van
Grolle.
De bevestiging en intrede van cand.
G. Bouwmeester, in de Geref. Kerk van
Andel en Giessen-Rijswijk zal waarschijn
lijk in October plaats hebben. Bevestiger
zal zijn Prof. Dr. T. Hoekstra, van Kam
pen.
Ds. W. H. OISPEN.
Naar we vernemen i9 de toestand van
Ds. W. H. Gispen, predikant bij de Ger.
Kerk van Scheveningén bevredigend, al
moet de patiënt voor zijn medicus nog
volstrekt het bed houden. Indien voor
spoedig herstel intreedt, zal Ds. Gispen
toch zeker niet vóór October zijn ambts
bezigheden kunnen hervatten.
Ds. Gispen zal ook zijn zoon, Dr. W. H.
Gispen van Hazerswoude, die 15 Aug. a.s.
zijn intrede hoopt te doen te Delft, tevo
ren niet kunnen bevestigen, gelijk hij
voornemens was.
Ds. G. SCHOLTEN. f
In den ouderdom van 85 jaar is te Zuid-
horn (Groningen) overleden Ds. G. Schol
ten, emeritus-predikant der Gereformeer
de Kerk aldaar.
ALG. SYNODE DER NED. HERV. KERK.
Vijftiende zitting.
De secundus van den heer Prisse, de
heer van Suylekom, te Hooge Zwaluwe,
vervangt heden zijn primus.
De heer Pols rapporteert over een voor
stel van de Algemeene Synodale Commis
sie om in art. 53 Reglement kerkelijk op
zicht en tucht te lezen: „de rehabilitatie
wordt, behoudens in het geval, vermeld in
de 2e alinea van dit artikel, niet verleend
dan na verloop van 5 jaren", terwijl die
2e alinea zal luiden: „Binnen den tijd van
vijf jaren zal de rehabilitatie ook kunnen
worden verleend, indien door de Alge
meene Synode zijn gebracht feiten en
omstandigheden, waarmede geen rekening
kon worden gehouden, toen de laatste uit
spraak in de zaak werd gedaan, en welke,
indien zij bekend waren geweest, naar de
meening van de Algemeene Synodale Com
missie tot een andere uitspraak aanlei
ding zouden hebben kunnen geven".
Dit voorstel is door de Alg. Syn. Com
missie ingediend, nadat zij een door dr.
Schokking ten vorigen jaren ingediend
verzoek had overwogen, betreffende de
vraag of in het Reglement onderscheid
kan wordén gemaakt tusschen rehabili
tatie in den zin van burgerlijk eerherstel
door opheffing van het tuchtmiddel en de
teruggave van de bevoegdheid om weder
al9 predikant op te treden. Hieraan was
vastgeknoopt de vraag, of heropening van
een zaak van kerkelijk opzicht en tucht
mogelijk kan worden gemaakt, wanneer
het blijkt, dat de uitspraak gegrond was
op overwegingen, welke geen rekening
konden houden met later gebeken feiten.
Het rapport van de commissie ad hoe
concludeert tot afwijzing, omdat hier een
nieuw instituut, n.l. revisie in het kerke
lijk recht zou worden ingevoerd.
Sommige leden met name de heer Pi-
card, zijn van oordeel, dat deze nieuwe in
stelling *haar grond zou moeten vinden in
het Algemeen Reglement, welke opvatting
door anderen, met name ook door den
president wordt bestreden. Het betreft
hier niet eene heropening van de zaak op
dikwijls tegen mijn vrouw, niet waar
Loesje, dat het voor ons gevoel is, net
of ze ons eigen kind was. Ik voel daar
zoo iets weeks en wonderlijks", zeide
hij, op zijn borst wijzende, „wanneer
ik haar weer eens in de lieve, heldere
oogen heb gezien. Een juweel van een
meisje!"
„En als het wat laat wordt voor
Ruth om nog dat heele eind terug te
gaan naar Meester", vervolgde me
vrouw, „dan blijf jullie maar hier voor
een nacht logeeren. Een kamer voor
jullie is er altijd. Ruth kan dan bij mij
komen".
„O zoo! wel, wel!" knorde de oude
dokter. „Dan word ik zeker naar de
vliering verbannen. Dat zal wat moois
zijn!"
„Ja, nu ziet u het, dokter!" zeide
Frank lachende. zult nog spijt heb
ben van uwe gastvrijheid".
„Laat hem maar mopperen", her
nam mevrouw Steenbergen. „Dat hoor
ik wel graag voor afwisseling. Nu,
Frank! onthoud het, hoor! En wacht
nu niet meer op een uitnoodiging;
anders denk ik, dat je niets meer van
ons hebben moet".
„Aardige, hartelijke menschen!"
zeide Van Eekhuyzen, toen hij met
Frank het huis verliet. „Ik kom er
l.eel dikwijls. Mevrouw is altijd als
een moeder voor mij"..
„Dat ligt zoo heelemaal in haar lief
karakter", antwoordde Frank. „Ze kan
niet anders zijn. Het is haar een be-
grorjd van hooger beroep of cassatie, maar
eejje eveptueele verkorting van den ter
mijn, welke de rehabilitatie vooj-af-
gèat-
De conclusie van het rapport wordt ver
worpen, en het voorstel van de Algemeene
Synodale Commissie wordt aangenomen
met tien tegen negen stemmen.
Dezelfde rapporteur behandelt een voor
stel van de clas9ikale vergadering van
Harderwijk, tot wijziging van art. 62 Alg.
Regl., zoodat een voorstel zal worden on
derworpen „aan de stemming der Provin
ciale kerkbesturen, met dien verstande,
dat zoowel bij meerderheid van stemmen
in elk der prov. kerkbesturen als in de
commissie tot de zaken der Waalsche ker
ken, zulk een bestuur geacht wordt het
voorstel te hebben aangenomen".
Overeenkomstig de conclusie wordt dit
voorstel zonder hoofdelijke stemming ver
worpen.
Daarna wordt uitvoerig gehandeld over
een verzoek om voorlichting van een Pro
vinciaal kerkbestuur met betrekking tot
eene tijdelijke combinatie van twee ge
meenten.
Aan de orde is een rapport van prof.
van Rhijn over een verzoek van mr. H. de
Bie te Rotterdam, mede onderteekend door
55 lidmaten betreffende herziening van
den Gezangbundel, waarmede ook de clas-
sikale vergaderingen van Groningen, Kam
pen en Zierikzee instemming betuigden
(laatstgenoemde zich aansluitend bij een
in 1926 door de Ned. organisten-vereeni-
ging kenbaar gemaakten wensch, dat te
moeilijke en verouderde melodieën door
betere zullen worden vervangen). Ook de
kerkeraad van Warfhuizen betuigde zijn
instemming en de heer Deelman te Gro
ningen biedt zich aan, om bij de muzi
kale bewerking van een nieuwen bundel
behulpzaam te zijn. De rapporteerende
commissie stelt voor, aan de Algemeene
Synodale commissie op te dragen eene
commissie in den geest van het verzoek
schrift van Mr. de Bie te benoemen, die
bij haar arbeid kan aansluiten bij hetgeen
in vroegere jaren (zie Hand. 1919 bl. 549
en 1911 bl. 594) reeds is verricht. Uitvoerig
wordt over deze aangelegenheid gespro
ken. De prae-adviseur, dr. van Veldhuizen
is huiverig met het oog op de toestanden
in de kerk. Hij vreest, dat, hoewel men
nieuw leven wil wekken, de harmonie zal
leiden tot disharmonie. Aan de eene zij
de zullen de ouderwetsche elementen zich
doen gelden, aan de andere zijde de nieu
we liturgische beweging. De secretaris
sluit 2ich aan bij die meening. En in 't bij
zonder waarschuwt de heer te Winkel.
Hij bestrijdt de opvatting, dat in onze
bundels niet zou worden gehoord de taal
van onzen tijd. In het rapport wordt ge
wezen op de urgentie. Er zijn zóó vele
shibboleths, dat wij ons de weelde niet
mogen veroorloven er nog nieuwe aan
toe te voegen.
De president geeft toelichtingen over
den arbeid, vroeger door de Synode ver
richt en deelt mede, waarom deze zonder
resultaat is gebleven.
Uitvoerig pleit dr. van Rhijn, na de be
zwaren, welke zijn ingebracht, te hebben
overwogen, voor het doen samenstellen al
thans van. een tweeden vervolgbundel,
waarin die gezangen kunnen worden op
genomen, welke niet in de bestaande bun
dels staan, en die toch vooral in jeugd
diensten, maar ook in de gewone gods
dienstoefeningen zoo zeer op prijs zouden
worden gesteld. Hij doet dan ook met los-
lating van de conclusie van zijn rapport,
het voorstel, „aan de Algemeene Synodale
Commissie op te dragen eene commissie
te benoemen, om een bundel, ten vervol
ge op onzen vervolgbundel, samen te stel
len, die door de Synode met het oog op
de eerediensten in de Nederlandsche Her
vormde kerk ter beschikking zal worden
gesteld".
Dit voorstel wordt met 13 tegen 6 stem
men aangenomen, nadat een motie van
den heer te Winkel, om met het oog op
den toestand der kerk en op moeilijkhe
den van anderen aard thans niet in te
gaan op de2e zaak is verworpen.
PRAEPARATOIR EXAMEN.
De heer G. F. Hajer, theol. student aan
de V. U., wonende te Zuidland, heeft gis
teren met goed gevolg praeparatoir exa
men afgelegd. Hij is gaarne bereid des
Zondags de Geref. Kerken te dienen.
De classis Brielle verleende hem verlof
om gedurende den tijd van één jaar in
de Geref. Kerken te proponeeren.
Voorts heeft de classis Brielle praepara
toir geëxamineerd den heer Snoey, te Tin-
te. Na gunstigen afloop van het examen
hoefte om iedereen te „bemoederen".
Zoo sprekende» waren ze tot bij Van
Eekhuyzen's woning gekomen.
„Kom mee naar binnen, Van Ende!
Dan zal ik even voor ja laten inspan
nen".
Frank maakte eenige tegenwerpin
gen; maar zijn collega wilde er niet
van hooren. „Wiat last!" zeide bij, „vol
strekt geen lastl Het is een prachtige
avond, en ik heb zelf behoefte aan een
ritje in den maneschijn. Ik zal je dan
thuis brengen".
Hij hoopte meteen Ruth even te
zullen zien. Het meisje had voor hem
een wonderbare aantrekkingskaclit.
Hij moest het bekennen, dat ze vol
strekt niet mooi was; en hij kon ge
noeg mooie meisjes vinden, die alles
zouden willen doen om hem tot man
te krijgen. Maar daarom juist moest
hij niets van dezen hebben. Met Ruth
was het zoo geheel anders. De reine,
open blik van baar heldere blauwe
oogen, met die zachte, liefdevolle uit
drukking, had een onuitwischbaren
indruk op hem gemaakt. Ze scheen
hem toe, tot een andere wereld te be-
hooren. Hij gevoelde, dat ze een onbe
reikbaar ideaal voor hem was. Maar
juist dat prikkelde hém, om alles in
het werk te stellen, ten einde haar
liefde te winnen.
Frank liet zich overhalen; en na
eenige oogenblikken zaten ze een si
gaar le rooken op de voorgalerij, ter
wijl bendy-mylord ingespannen werd.
AAN HET ZOEKLICHT.
Leiden, 4 Augustus 1928.
Bij het droevig overlijden van Mevr.
Schaper schreef Het Volk o.m. deze
woorden „dat vriend Schaper in onze
it ealen en arbeid de kracht zal vin
den, om dit verlies te boven te komen'
De „Maasbode" stelt naar aanlei
ding daarvan de vraag: „Is dat alles?"
en schrijft dan verder over „een af
grond die zich opent tusschen de
troostmiddelen die socialisme en ka
tholicisme op deze momenten aanbie
den".
Daarover ontsteekt Het Volk in woe
de. Het schrijft;
„Is niets dan meer voor zulke vie
ze vingers veilig en heilig? Kunnen
zij zelfs van de smart van een een
zaam achtergeblevene, van een ge-
ende groeve niet acht:rblijven,
deze jammerlijk-verpolitkkte en
grove beduimelaars?
Wat gaat hun Schapers innerlijk
aan?
Afblijven!"
Nu vind Ll de opmerking niet voor
zichtig en meen dat ze bij deze gele
genheid beter achterwege gebleven
ware. Maar als wij het blaadje nu
eens omkeeren, hoe vaak zouden wij
geen recht hebben om Het Volk, de
Notenkraker en andere blrden toe te
roepen: Afblijven! Ik zal het in ge
dachten houden.
OBSERVATOR.
RECLAME
MIJNHARDT's
Hoofdpijn-Tabletten 60 ct
Laxeer-Tabletten 60 ct
Zenuw-Tabletten 75 ct
Staal-Tabletten 90 ct
Maag-Tabletten.75
Bij Apoth. en Drogisten,
werd hij beroepbaar gesteld tot den
Dienst des Woords in de Geref. Kerken en
heeft hij verlof bekomen om gedurende
den tijd van één jaar in deze kerken te
proponeeren.
PEREMPTOIR EXAMEN.
De classis Brielle der Geref. Kerken
heeft peremptoir geëxamineerd den heer
Zwaan, beroepen predikant te Brielle en
Tinte.
De classis, in overeenstemming met
Dep. Part. Synode, besloot met algemeene
stemmen den heer Zwaan toe te laten
tot den Dienst des Woords en der Sacra
menten.
HET ONTWERP-ZIJLSTRA.
In zijn openingswoord ter 82ste alge
meene vergadering van het Ned. Onder
wijzers Genootschap te Den Bosch aange
vangen, noemde de heer H. J. Bon een
tweetal verbeteringen in het belang van
onderwijs en onderwijzers door de Re
geering genomen: de invoering van het
verplichte zevende leerjaar en de samen
stelling van het Georganiseerd Overleg.
Maar en daarop vestigen we hier de
aandacht hij meende dat reeds een der
de maatregel, voor het onderwijs van zeef
veel beteekenis, al genomen had kun
nen zijn, terwijl hij tot heden nog ach
terwege bleef. Daarmee bedoelde de spre
ker, dat het initiatief-ontwerp van het
Kamerlid Zijlstra nog steeds niet door
de Kroon bekrachtigd is.
Hij zei er nog dit van: De toestand op
de kleine Scholen eischt in het belang
der schooljeugd ten spoedigste de verhef
fing van dit ontwerp tot wet, opdat tot
de uitvoering kan worden overgegaan.
„Door het ontwerp van den heer Zijl
stra is zoo duidelijk gedemonstreerd, dat
er ondanks het verschil in richting van
voorstanders van het Openbaar en het
Bijzonder Onderwijs, een terrein is, waar
op met vrucht eendrachtig kan worden
samengewerkt: de verbetering van het
onderwijs in het algemeen".
GITTEN EN LEGATEN.
Ds. A. M. Donner te 's-Gravenhage, pen
ningmeester van de Theol. School te Kam
pen, ontving voor deze school een legaat
groot ƒ5000 van wijlen den heer G. S.
Wiersema, te Onderdendam, vrij van rech
ten.
Terwijl ze samen zaten te praten,
vertoonde zich lachend een hoofd om
het hoekje van de deur, het was 'n In-
landsche schoone, met prachtige dom
kere oogen. Dokter Van Eekhuyzen
schrikte. Hij wist, hoe zijn collega
over zulke dingen dacht; en dat deze
nu zoo iets zag, zou hem niet helpen
om Rutli voor zich te winnen. Hij
hoopte, dat zijn gast niets gezien had,
en wenkte dreigend met de oogen;
maar de meid liet zich, niet afschrik
ken. Ze was gewend aan het bezoek
van Van Eekhuyzen's vrienden, die
haar aanhaalden en gekheid met haar
maakten. Lachend wendde ze haar
hoofd even om, en duidelijk hoorde
Frank het gegichel van verscheidene
stemmen. Weer draaide ze zich om,
en kwam nu nog meer voor den dag,
als scheen ze aanstalten te maken om
zich bij het gezelschap te voegen.
Van Eekhuyzen zag, dat Frank
haar opgemerkt had. „Ga heenl" zeide
hij barsch. En de vrouw merkte, dat
het ditmaal geen scherts was. Ze trip
pelde heen, gevolgd door twee andere
lachende Inlandsche meisjes, die nog
telkens omkeken, en blijk! aar slechts
half onwillig den interessanten bezoe
ker verlieten.
Frank wendde met weerzin het
hoofd af. En eenige oogenblikken
heerschte er een pijnlijk stilzwijgen.
Gelukkig kwam juist het rijtuig voor;
en Frank was blij, dat hij het huis kon
verlaten.
TWEEDE BLAD.
I- =ZZ