NIEUWE LEIOSCHE COURANT
van
DINSDAG 31 JULI 1928
TWEEDE BLAD.
BINNENLAND.
TERUGREIS VAN DE KONINGIN.
De Koningin en Prinses Juliana pas
seerden gisteren Oslo op de terugreis
naar Nederland.
Zij brachten den dag in de Noorsche
hoofdstad door, waar de Koning en de
Koningin van Noorwegen haar te lun
chen uitgenoodigd hadden op hun bui
tenhuis op Bygdö.
Na een wandeling door de stad be
gaven de vorstelijke gasten zich weer
naar het station om de reis naar Ne
derland voort te zetten.
BEZOEK DER KONINGIN AAN
AMSTERDAM.
Koningin Wilhelmina, die, ter ge
legenheid van de Olympische Spelen
in het Paleis op den Dam een maal
tijd en een feestavond aan genoodig-
den zal aanbieden, zal op Maandag
6 Augustus in de hoofdstad aankomen
In den avond van dien dag wordt
de eeremaaltijd gegeven; het avond
feest is bepaald op 8 Augustus.
Het ligt in de bedoeling, dat de Ko
ningin in den ochtend van 9 Augustus
Amsterdam zal verlaten.
Of H. M. tijdens haar verblijf in Am
sterdam nog bezoeken zal afleggen
staat nog niet vast.
AARTSHERTOG ALBERT.
Te 's Gravenhage is aangekomen
aartshertog Albert van Habsburg, pre
sident van de Hongaarsche Kinder-
schutzliga, die den dank van het Hon
gaarsche volk aan Nederland komt
brengen, voor het vele, dat ons land
voor de verzorging der Hongaarsche
kinderen gedaan heeft.
Aartshertog Albert is tijdens zijn
verblijf in Den Haag de gast van den
Hongaarschen gezant, de heer Von
Rudnay.
Hij is voornemens tegen 10 Augus
tus ons land weer te verlaten.
VAN VERLOF TERUG.
De Minister van Binnenlandsche
zaken, Jhr. Mr. Beelaerts van Blok
land, is van zijn in het buitenland
doorgebracht verlof, te 's Gravenhage
terug gekeerd en heeft heden zijn
ambtsbezigheden hervat.
NAAR HET BUITENLAND
De Minister van Financiën is giste
ren voor eenige weken naar het bui
tenland vertrokken.
DE CHR. HIST. CONFERENTIE.
De laatste dag der Chr. Hist, confe
rentie te Lunteren was gewijd aan de
bespreking van het onderwerp: „De
Zondagswet en de gemeentelijke over
heid", welk onderwerp werd ingeleid
door Mr. Dr. N. G. Veldhoen, Ned.
Herv. predikant te Voorburg.
Dit onderwerp noemde spr. actueel,
terwijl de beperking van het onder
werp duidelijk maakt de impasse,
waarin wij geraakt zijn.
Er is aldus spr. wat de hand
having van de Zondagsrust betreft,
nood. Het Chr. Hist, karakter van ons
volk wordt miskend door een steeds
breeder om zich heengrijpende ver-
waarloozing van den Chr. rustdag.
Daardoor wordt het algemeen be
lang, het belang der n^tie geschaad.
Als de mensch dit Godsgeschenk roe
keloos en moedwillig verwaarloost,
dan moet dit zich eenmaal wreken.
Omdat er nood is, moeten we ons
niet laten verleiden tot breede theore
tische beschouwingen, noch theolo
gisch, noch juridisch: de nood vraagt
daden. De wet van 1815 echter is een
groot struikelblok, en het is heel moei
lijk inplaats van de oude, een betere
wet te brengen. Voor de gemeentelijke
overheid is er daarom een moeilijke,
maar schoone taak weggelegd. Ze be
hoeft ook niet te zeer te aarzelen,
daar de Kroon den laatsten tijd de
aanviillingsbevoegdheid heeft erkend
en ook de Hooge Raad hierin geen
strijd met de wet ziet.
Spr. betoogt, dat bij de gemeentelij
ke regeling niet alleen de rust, maar
wel degelijk ook de Zondagsheiliging
doel moet zijn. Door de vele partieele
regelingen tot verzekering van den
rustdag is te veel de nadruk gevallen
op de sociale zijde van het vraagstuk.
Bovendien wordt door de rust van en
kelen de arbeid van anderen zwaar
der. Zondagsrust en Zondagsheiliging
mogen onderscheiden worden, nimmer
gescheiden.
De overheid heeft wel degelijk tot
taak de steeds toenemende ontheili
ging tegen te gaan, ten bate van ons
volksleven. De overheid is geen zede-
meester, toch heeft zij er rekening mee
te houden, dat ook de wet haar paeda-
gogische waarde heeft. Bovendien ge
ve zij het voorbeeld ten aanzien van
haar ambtenaren.
Voorts ligt hier, aldus spr. een
taak voor de Kerk, voor onze Chr. Hist
jongeren, om hun invloed aan te wen
den op het gebied der sport en voor
ieder om zijn vrijheid zoo te gebrui
ken, dat ingetogenheid voorbeeld voor
het volk wordt.
In de discussie had de spreker nog
gelegenheid te doen opmerken, van
welke groote beteekenis het gezin is
als correctie tegen de ontheiliging van
den Zondag door de sport en op de
groote verantwoordelijkheid in dit ver
band van de ouders. Spr. verduidelijkt
zijn opmerkingen over de taak van de
overheid met te zeggen, dat deze tot
taak heeft de sfeer te scheppen, waar
in de Zondagsheiliging zoo goed mo
gelijk kan zijn.
Na deze discussie werd de conferen
tie gesloten met een slotwoord van
den Unie-voorzitter, Mr. Schokking,
waarin hij gewaagde van het welsla
gen der conferentie, en woorden sprak
van dank jegens allen, die zich op de
een of andere wijze verdienstelijk ge
maakt hadden.
KERK EN SCHOOL.
NED. HERV. KERK.
Beroepen: Te Borne, E. van Meer, te
Wageningen. Te Zweeloo, A. Burger, cand.
te Ooster Wierum. Te Hierden, W. J. Kol-
kert, te Eemnes Buiten.
Aangenomen: Naar Nigtevecht, G.
van Veldhuizen, cand. te Groningen. Naar
Weesp, H. Dekker, te Haskerhorne.
Bedankt: Voor Helder (Evangelisa
tie), P. Warners, te Nederhorst den Berg.
Voor Haarlemmermeer, W. S. van Leeu
wen, te Velsen. Voor Saaksum, G. van
Veldhuizen, cand. te Groningen. Voor Ben-
ningbroek-Sybecarspel c.a. H. J. Kastein,
te Grootebroek. Voor Schiermonnikoog en
Metslawier (toez.), A. Burger, cand. te
Oosterwierum.
CHR. GEREF. KERK.
Aangenomen: Naar Haarlem Nnord,
K. G. van Smeden, te Kampen.
GEREF. GEMEENTEN.
Tweetal: Te Leiden, M. Hofman, te
Krabbendijke en H. Minderman te Lisse.
Bedankt: Voor Opheusden, M. Hof
man te Krabbendijke.
DOOPSGEZINDE GEMEENTEN.
Beroepen: Te Joure, H. van der Zijp
van Zijldijk (Gr.).
Ds. N. G. KERSSIES.
Heden herdenkt Ds. N. G. Kerssies, Ge-
ref. predikant te Wezep, den dag waarop
hij voor 30 jaren te IvapelleBiezelinge
het predikambt aanvaardde. In 1904 ver
trok hij naar Den Ham en in 1917 kwam
hij in zijn tegenwoordige gemeente.
Ds. J. C. SCHULLER.
Ds. J. C. Schuller, Ned. Ilerv. pred. te
's-Gravenhage, die reeds geruimen tijd
ernstig ongesteld is, schrijft omtrent zijn
toestand in het jongste no. van de ..'s-
Grav. Kerkbode", dat het met hem goed
blijft gaan. Hij mag nu en dan zijn bed
verlaten.
Dr. Th. L. W. v. RAVESTEYN.
Dr. Th. L. W. v. Ravesteyn, Ned. Herv.
pred te Windesheim (O.) is plotseling vrij
ernstig ongesteld geworden, waarom hij
voorloopig zijn ambtswerk niet zal kun
nen verrichten.
ALGEM. SYNODE NED. HERV. KERK.
Tiende zitting.
In de zitting van Zaterdagmorgen wer
den allereerst een viertal aanvragen om
vaststelling en wijziging van de quota be
handeld en overeenkomstig de conclusies
van het rapport afgedaan.
De aangelegenheid vaneen uniforme
berichtkaart bij vertrek met attestatie
naar elders, werd na breede besprekingen
doorgezonden naar de Alg. Syn. Commis
sie.
Ds. v. Zwet bracht het rapport uit van
de commissie voor de Diaconale Armen
zorg betreffende het verzoek van het
Classicaal Bestuur van Leeuwarden in
veiband met art. 27 van het Reglement
voor de Diaconieën.
Een schrijven betreffende het optreden
van Remonstrantsche predikanten in een
officieele godsdienstoefening te Zutphen,
werd overeenkomstig de conclusie van het
door Ds. Quast uitgebrachte desbetreffen
de rapport, niet in behandeling genomen,
wijl het Prov. Kerkbestuur van Gelderland
naar het oordeel der Synode reglementair
heeft gehandeld,
Ds. Tammens rapporteerde namens de
commissie voor de Consideratiën over 't
voorloopig aangenomen wetsvoorstel van
een invoeging in art. 17 al. 2 van het Re
glement op de kerkvisitatie. De conclusie
werd aangenomen.
Dezelfde rapporteerde over de schrap
ping van tabel A c 2 Reglement op de
kerkvisitatie,, deze woorden: „onder ver
band van hypotheek". De commissie stel
de voor deze wetswijziging te aanvaarden
en aan de hoofdelijke stemming te onder
werpen. Conform besloten.
Ds. van Dijk rapporteerde over de voor
loopig aangenomen wijziging van art. 34
al. 2 en 5, 35, al. 2 en 36, al. 1 van het Re
glement op het pensioenfonds ten behoe
ve van de predikanten der Ned. Herv.
Kerk.
De Synode besloot overeenkomstig het
rapport der commissie de wijzigingen vast
te stellen en aan hoofdelijke stemming te
onderwerpen.
Een voorstel van de classicale vergade
ring van 's-Hertogenbosch, om te ontwer
pen een nieuw Reglement op de vorming
van buurt-(éénmans)gemeenten, werd voor
kennisgeving aangenomen.
Ds. A. B. te Winkel rapporteerde na
mens de commissie voor de nieuwe wets
voorstellen. De conclusie strekte tot aan
neming der voorstellen van de Alg. Syn.
Comm. Alleen wordt dan gewijzigd art. 3
Syn. Regl. op de kerkeraden. Daar wordt
gelezen: de diakenen niet beneden de 23
jaar. De conclusie werd met twee stem
men tegen aangenomen.
Nadat de praeses een woord van af
scheid heeft gericht tot Ds. K. H. E. Gra-
vemeijer van 's-Gravenhage, die deze week
zal worden vervangen door zijn secundus,
Dr. J. C. S. Locher, te Leiden, sloot hij de
zitting met dankzegging.
Gistermorgen 11 uur ving de Synode
haar werkzaamheden weer aan.
Elfde zitting.
De president leest voor 1 Cor. 13 en gaat
daarna voor in gebed.
Aanwezig is Dr. Locher, de secundus
van Ds. Gravemeijer, die door den presi
dent wordt begroet.
Ds. Quast brengt rapport uit over een
schrijven van het classicaal bestuur van
Zutphen, betreffende het optreden van
een Remonstrantsche predikante in een
officieele godsdienstoefening te Zutphen.
Het classicaal bestuur van Zutphen had,
met betrekking tot deze zaak, voorlichting
gevraagd van het prov. kerkbestuur van
Gelderland. Het kon zich met deze voor
lichting niet vereenigen en wendde zich
daarom tot de Synode door middel van
genoemd prov. kerkbestuur, hetwelk wei
gerde dit schrijven door te zenden. De Sy
node achtte deze weigering onjuist, maar
kon toch geen voorlichting geven en stelt
voor dit ter kennis te brengen van ge
noemd classicaal bestuur.
Aan de orde komt het verslag der kerk
visitatie. Een rapport daarover is uitge
bracht door Ds. Quast. Het aantal zielen
der Ned. Ilerv. Kerk bedraagt ruim drie
millioen, het aantal lidmaten kan niet
met zekerheid worden opgegeven. Uit de
classis Arnhem wordt gemeld, dat daar
bij toeneming 's middags speciale doop-
diensten worden gehouden, wat de vrees
doet ontstaan, dat de doopsbediening uit
de openbare godsdienstoefening gaat ver
dwijnen.
Uit verschillende classes kwamen be
richten over de weinige deelneming aan
het Avondmaal.
De diaconierekeningen van de laatste
jaren wijzen voor 1925 aan, aan inkomsten
ƒ6.635.163 voor 1926 ƒ6.920.800; aan uit
gaven voor 1925 ƒ6.331.737, voor 1926 de
som van 6.675.0.82; waaruit blijkt, dat
de kerk op het gebied van armenzorg nog
altijd een vooraanstaande plaats inneemt.
Tal van legaten en schenkingen werden
wederom aan de diaconieën vermaakt en
geschonken.
Uit het verslag van de persoonlijke kerk
visitatie blijkt, dat in tal van opzichten
de kerkvisitatie wel noodig is en dat
daardoor vele verkeerdheden aan het licht
komen en uit den weg kunnen worden
geruimd.
Prof. van Veldhuizen acht het verslag
van de schriftelijke en de persoonlijke
kerkvisitatie van zeer groot belang voor
al ook met het oog op de practische god
geleerdheid; er zijn tal van opmerkingen
in, die van hoog belang zijn voor nu en
voor later.
Prof. van Rhijn: Is het niet wenschelijk,
dat er iets van die verslagen wordt opge
nomen in het „Weekblad" en dat naar
aanleiding daarvan eens artikelen komen
over het groote stadsprobleem, over den
invloed van de radio op het bezoek der
godsdienstoefeningen, over de tuchteloos
heid, die zich voordoet in onze kerk en
meer van dien aard.
Ook andere leden maken opmerkingen,
waaruit blijkt, dat de verslagen met be
langstelling zijn gelezen en dat ze ook
waarde bezitten voor het vormen van een
beeld van het leven in onze kerk.
Ingekomen is een voorstel van de hee-
ren Franck, Bloem en Stoel, de commis
sie, die het vorig jaar was benoemd om
te zien of er ook wijziging in het Regle
ment op de Kerkvisitatie noodig was, tot
wijziging van de artikelen 10. 17 en 19 van
dat Regement. Deze wijzigingen gaan al
len uit van de gedachte, dat het, om de
persoonlijke kerkvisitatie goed te doen,
hoogst nuttig zal zijn, wanneer daarbij
een nauwer contact met de classicale be
sturen wordt verkregen.
Dit, voorstel werd gesteld in handen
van de commissie voor nieuwe wetsvoor
stellen, die unaniem voorstelde ze aan te
nemen. Met, 17 stemmen tegen 2, die van
de heeren Tijssens en Tammens, werden
deze voorstellen aangenomen door de Sy
node.
De heer Boonstra brengt rapport uit
over een voorstel van de heeren Wegland
en Tammens tot wijziging van art. 6 van
het Reglement op de Algemeene Wedu
wen- en Weezenbeurs. Het voorstel wil
een eind maken aan het misverstand over
de vraag op welke wijze de Ring, die in
het eerste kwartaal 15 heeft af te staan
van het Rijkstraktement, moet afrekenen
met den in dat kwartaal vertrekkenden of
optredenden predikant. De commissie ad
viseert tot aanneming van dit voorstel,
waarmee de vergadering zich vereenigt.
ZENDING.
In de Fransche kolonie Tonkin in Ach-
ter-Indië heeft de Amerikaansche Chris
tian and Missionary Alliance een bloeien
de en zegenrijke zending, wat den room-
schen en hun zending reeds lang een
doorn in het oog was.
Thans heeft de socialistische gouver
neur Varenne den zendelingen geboden
in den kortst mogelijken tijd de Zending
te staken, bij welk bevel hij zich beroept
op verdragen, gesloten in de jaren 1874 tot
1884 tusschen de Fransche regeering en
den keizer van Annam, die thans slechts
een schaduw van macht bezit.
Een zelfde geval heeft zich een twintig
tal jaren geleden ook voorgedaan op Ma
dagascar bij Afrika, eveneens een Fran
sche bezitting. Ook daar poogde de socia
listische gouverneur Augagneur 'de pro-
testantsche zending te onderdrukken,
terwijl hij de roomsche duldde. Doordat
hij teruggeroepen werd, kwam een einde
aan deze tyrannie.
GIFTEN EN LEGATEN.
Het fonds „Aanpakken" in de Ned.
Herv. Gem. heeft van Ir. H. d. M. v. O.,
van O. R., te 's-Gravenhage 1000 ontvan
gen.
Ds. P. de Groot, predikant der Chr.
Geref. Kerk te Rotterdam, ontving van
een broeder en zuster der gemeente een
gift van 500, waarvan 300 bestemd is
voor de Kerk, 100 voor de Diaconie en
100 voor Ziekenzorg.
Gemeenteraad Leiden.
j
(Vervolg van gisteren).
De hr. Heemskerk (R.-K.) ziet
hier eveneens 'n vreemd geval. De be
woners zijn gestijfd in een verzet te
gen den eigenaar. De huurders hebben
een huurschuld. Daarom vraagt Spr.
inlichtingen van den Wethouder.
De heer K ooistra (S.D.) spreekt
er zijn bevreemding over uit, dat hier
slechts één woning wordt genoemd,
terwijl er 100 genoemd kunnen wor
den. Daarom vraagt spr. tot de Ge-
zondheidscomissie het verzoek te
richten een algemeen rapport in te
dienen. De Ambtenaar zal wel niet op
öe huur zijn afgegaan, maar op den
toestand van de woning. Spr. vraagt
ook nadere inlichtingen. Ook de da
tum van ontruiming dient nader toe
gelicht te worden.
Weth. Splinter spreekt het ge
zegde van den heer Wilbrink tegen al9
zou de betrokken Ambtenaar buiten
zijn boekje zijn gegaan. Spr. is met
den Burgemeester zelf ter plaatse ge
weest en vond de woning slecht. Spr.
begrijpt niet hoe de Huurcommissie
destijds deze huur heeft kunnen vast
stellen. Spr. zou na verbetering de
buur gerechtvaardigd achten.
Spr. weet niet of de heer Kiers er
ook zoo over dacht en of diens mee
ning invloed gehad heeft.
Deze woning moest nu aangepakt
worden onidat er anders weer een an
dere huurder in kwam.
Deze kans moet nu worden aange-
giepen en niet op hei bezwaar van den
eigenaar worden gelet. Een W. C.
b* eft de woning niet en heeft voorts
een lange lijst van gebreken.
De heer Wilbrink (C.-H.) ver
wondert er zich niet ever dat de
Wethouder de zaak anders bekijkt. De
raag is of de woning bewoonbaar is
of niet, niet of ze bewoonbaar is voor
f 2 of f 3.
De Weth. interrumpeert en zegt dat
hijzelf de huurbegrenzing aangaf.
De heer Klkerbout (A.-R.) Dat
mag u ook niet.
Weth. Splinter zegt, dat hij dan
stichtelijk bedankt om 'verder met de
cube woon baai-verklaringen bemoeie
nis te hebben.
De heer Wilbrink zegt, dat de
heer Eikerbout formeel schoon gelijk
heeft, ook B. en W. hebben niet de
huur te bepalen. Dat wordt hier gefor
ceerd. De eenige taak die B. en W.
hebben is, de menschen aan een ge
meentewoning te helpen. De huur
schuld is oorzaak van opzegging ge
weest, hier was dus geen reden voor
bemoeienis met de huurkwestie. Spr.
laakt het optreden van den Ambte
naar in dezen. Het blijkt, dat de rio-
leering in geding niet onder deze wo
ning ligt, maar dat deze een gemeen
schappelijke rioleering is. Beter tac
tisch optreden was hier verkieselijk
geweest. Dat is hier niet gebeurd. De
W. C. waarvan sprake is behoort bij
het huis van den heer Bijleveld en niet
bij een andere woning.
Spr. dringt aan op aanhouding, te
meer omdat er nog meer zaken han
gen. De Raad wilde juist deze zaken
zoo veel mogelijk combineeren.
De heer S p e n d e 1 (R.-K.) merkt
op. dat het wel blijkt dat we in een
komkommertijd zijn. De heeren zoe
ken ruzie.
B. en W. hebben van den Raad de
bevoegdheid hun invloed aan te wen
den tot het tegengaan van onredelijke
huuropdrijving. Hier is dus slechts de
raadsopdracht uitgevoerd.
De heeren hebben zich schromelijk
eenzijdig laten inlichten. Al wat deze
man vertelt neemt men aan. Laat men
de woning eens opnemen. Deze wo
ning is slecht, menig varkenshok is
veel beter.
De heer Wilbrink meent dat de
heer Spendel het punt in kwestie al
zeer slecht aangeeft en wil goedkeu
ren een onjuist optreden van een
ambtenaar. De zaak gaat niet om het
verschaffen van een betere woning
voor de huurders maar om de wijze
van behandeling.
De heer Eikerbout (A.-R.) merkt
op dat de huuropgaaf niet juist is,
maar daar gaat 't niet om, hier i9 door
ambtenaren gesproken op een wijze
die niet neutraal was. Waar de Raad
hier mee te maken heeft is de toe-
FEUILLETON.
EINDELIJK VREDE.
37) -O-
Ruth wenschte dikwijls in haar
hart, dat de menschen gevolg zouden
geven aan de zoo vaak uitgesproken
bedreiging om heen te gaan; maar het
bleef altijd bij woorden.
Ze wenschte, dat ze geduldiger was,
en meer liefde bezat. Lang bleef ze
s avonds in haar kamer op haar
knieën liggen, om dat te belijden, en
elles wat haar het hart bezwaarde uit
te storten voor dat Oor, dat nooit moe
de wordt te hooren.
„Ja", dacht Ruth dan bij zichzelve,
„mijn leven is tot nu toe gemakkelijk
geweest. Ik ben altijd omringd ge
weest door liefde. Ik had niets bijzon
ders, dat mij ontevreden of onaange
naam stemde. Dan is bet wel gemak
kelijk om zachtmoedig te zijn en zich
tevreden en gelukkig te voelen. Maar
nu komt deze beproevin - cn nu blijkt
bet, hoe mijn hart eigenlijk is. Niets,
niets goeds heb ik van mijzelve, geen
greintje geduld of zachtmoedigheid,
g« en liefde voor hen, die geen aange
naam karakter hebben.
O Heer, nu blijkt het duidelijker dan
ooit, dat ik tot niets goeds in staat
ben zonder U. Maar geef mij nu Uw
zachtmoedigheid, Uw liefde, opdat ik
U in mijn leven kan openbaren. O
mijn Heiland, ik heb Uw hulp zoo
noodig!"
Ze trachtte zooveel mogi":k de on
aangenaamheden voor haar broer te
verbergen. Ze vreesde, dat hij geheel
een tegenzin tegen den Godsdienst zou
krijgen door het gedrag van die twee,
die de dominee haar als „geloovigen"
had aanbevolen, en die er zich zeer op
lieten voorstaan, dat ze zeer rechtzin
nig in de leer waren.
Als de dominee hen 's avonds kwam
bezoeken, was het gesprek vol van
godsdienstige phrasen.
„De Heer geeft mij veel genade om
stil te zijn in deze zware beproeving",
ztide dan mevrouw Van der Sande
met een diepen zucht.
„Ja, dominee", ging dan haar man
voort, „ik onderwerp mij geheel aan
Gods wil. Ik verzeker u, dat het een
kruis is; en dan nog zoo afhankelijk
te zijn van vreemden".
„En zulk een ongelukkige bedie
ning als men hier heeft!" viel me
vrouw in. „Had ik tenminste maar
mijn bedienden meegebracht! Maar er
moest iemand zijn, die op het huis
past; en daar ze man en vri iw zijn,
wilden ze niet van elkaar af".
„Maar ik draag het n et onderwer
ping", hernam mijnheer. „We zijn er
zeer gelaten onder".
„Wat denkt dokter Van Ende van
uw toestand?" vroeg de dominee.
„Ach, wat zal ik u zeggen, dominee?
Hij schijnt mijn gestel nu in 't geheel
niet tebegrijpen. Hij verlangt nota
bene, dat ik in de buitenlucht zal ko
men. Het minste tochtje doet mij weer
heelemaal instorten. Maar ach! wat
kan men ook van een dokter verwach
ten, die op eigen wijsheid vertrouwt?"
„Ja, wat stonden we daar toch van
t< kijken, toen u ons verteldet, dat de
man een Godloochenaar wasl" zeide
mevrouw Van der Sande. „We hebben
er maar heelemaal geen vrede mee,
dat we gastvrijheid moeten aannemen
van een ongeloovige. Als we een ande
re plaats wisten, zouden we geen mi
nuut langer hier blijven".
„En ik vrees, dat zijn zuster geheel
door hem wordt meegesleept in zijn
ongeloof", zeide zijn vrouw.
„Zoo?" riep de dominee verbaasd uit.
„Men kan tenminste aan haar pra
ten heelemaal niet merken, dat ze een
kind Gods is", voegde mijnheer v. d.
Sande er bij. „Als ze nog wat gelooft,
zit het er maar heel dunnetjes op".
,,'t Is ook niet te verwonderen: ze
is zoo verbazend ingenomen met haar
broer. Ze ziet hem in alles naar de
oogen. En het spreekwoord is maar al
te waar: „Wie met pek omgaat, wordt
er mee besmet". Men zal nu nooit
hooren, dat ze hem tracht te overtui
gen en tot bekeering te brengen. Als ze
cenigen ijver voor de goede zaak had,
zou ze hem toch wel het schandelijke
van zijn ongeloof onder 't oog bren
gen".
„Maar ik dacht juist dat ze zooveel
goed deed, en het Evangelie bracht
aan haar armen en die meisjes, die bij
haar op de naailes komen".
Mijnheer en mevrouw Van der San
de waren nooit vroeg genoeg op, om
iets van de morgenbidstonuen te hoo
ren, waarbij Ruth dan ook zeer zacht
zong, om den zieke in zijn rust niet
te storen.
„Ik ben nooit bij de na 'Va oeweest,"
zeide mevrouw; „maar ik heb haar
soms wel met de kinderen hooren zin
gen; verder kan ik er niets van zeg
gen".
Dokter Van Ende kon het geheele
gesprek van uit zijn kamer, die vlak
tegenover de hunne was, hooren
aan welke mogelijkheid de gasten in 't
giheel niet gedacht hadden, daar hij
het vooral den laatsten tijd, nu hij
meer en meer bekend werd, zeer druk
had, en slechts zelden vroeg thuis
kwam. En Ruth was, zoo als ze wis
ten, naar een zieke in de buurt gegaan.
Frank kon zich bijna niet goed
houden van verontwaardiging, vooral
over 't geen ze over zijn zuster spra
ken. Maar hij hield zich in, en tracht
te zich in zijn boek te verdiepen, om
maar niet meer te hooren, en zich niet
langer te ergeren.
Ruth deed altijd al wat ze !:on, om
al de onaangenaamheden voor haar
broer te verbergen. Maar hij zag en
boorde genoeg, en merkte den zorge-
lijken rimpel op haar anders zoo onbe
wolkt voorhoofd. Meer dan eens had
hij het op zijn lippen om te zeggen,
dat de gasten beter deden een goed
heenkomen te zoeken; maar medelij
den met den zieke, die niet in staat
v as, om elders zijn verblijfkosten te
tetalen, weerhield hem.
HOOFDSTUK XXIII.
Mevrouw Van der Sande liep in de
voorgalerij heen en weer, blijkbaar in
heftige gemoedsbeweging.
„Dat de dokter nu ook juist zoo laat
komt vandaag!" zeide ze knorrig.
Eindelijk, daar was hij! Driftig ging
ze hem tegemoet.
„O dokter, het is goed dat u komt!
Nog nooit heb ik zoo'n roekeloosheid
gt zien. Dat nu een dokter overal heen-
ge at, dat kan niet anders; maar zij is
daar nu toch heelemaal niet noodig.
Dat is nu toch werkelijk God verzoe
ken! Daar is uw zuster nu naar een
choleralijder gegaan. En dan denkt ze
heelemaal niet aan anderen. We zijn
geen oogenblik veilig, als ze op die
manier de besmetting in huis brengt".
Dokter Van Ende hoorde niet meer.
Haastig liep hij haar voorbij naar bin
nen om te trachten te weten t j komen,
waarhen zijn zuster was gegaan, en
haar bij den zieke de noodige hulp te
bieden. Hij vond Nènèk in de achter
galerij, telkens de oogen afvegende
met de slip van haar kabaja.
(Wordt vervolgd).