NIEUWE LEIOSCHE COURANT van DINSDAG 31 JULI 1928 TWEEDE BLAD. BINNENLAND. TERUGREIS VAN DE KONINGIN. De Koningin en Prinses Juliana pas seerden gisteren Oslo op de terugreis naar Nederland. Zij brachten den dag in de Noorsche hoofdstad door, waar de Koning en de Koningin van Noorwegen haar te lun chen uitgenoodigd hadden op hun bui tenhuis op Bygdö. Na een wandeling door de stad be gaven de vorstelijke gasten zich weer naar het station om de reis naar Ne derland voort te zetten. BEZOEK DER KONINGIN AAN AMSTERDAM. Koningin Wilhelmina, die, ter ge legenheid van de Olympische Spelen in het Paleis op den Dam een maal tijd en een feestavond aan genoodig- den zal aanbieden, zal op Maandag 6 Augustus in de hoofdstad aankomen In den avond van dien dag wordt de eeremaaltijd gegeven; het avond feest is bepaald op 8 Augustus. Het ligt in de bedoeling, dat de Ko ningin in den ochtend van 9 Augustus Amsterdam zal verlaten. Of H. M. tijdens haar verblijf in Am sterdam nog bezoeken zal afleggen staat nog niet vast. AARTSHERTOG ALBERT. Te 's Gravenhage is aangekomen aartshertog Albert van Habsburg, pre sident van de Hongaarsche Kinder- schutzliga, die den dank van het Hon gaarsche volk aan Nederland komt brengen, voor het vele, dat ons land voor de verzorging der Hongaarsche kinderen gedaan heeft. Aartshertog Albert is tijdens zijn verblijf in Den Haag de gast van den Hongaarschen gezant, de heer Von Rudnay. Hij is voornemens tegen 10 Augus tus ons land weer te verlaten. VAN VERLOF TERUG. De Minister van Binnenlandsche zaken, Jhr. Mr. Beelaerts van Blok land, is van zijn in het buitenland doorgebracht verlof, te 's Gravenhage terug gekeerd en heeft heden zijn ambtsbezigheden hervat. NAAR HET BUITENLAND De Minister van Financiën is giste ren voor eenige weken naar het bui tenland vertrokken. DE CHR. HIST. CONFERENTIE. De laatste dag der Chr. Hist, confe rentie te Lunteren was gewijd aan de bespreking van het onderwerp: „De Zondagswet en de gemeentelijke over heid", welk onderwerp werd ingeleid door Mr. Dr. N. G. Veldhoen, Ned. Herv. predikant te Voorburg. Dit onderwerp noemde spr. actueel, terwijl de beperking van het onder werp duidelijk maakt de impasse, waarin wij geraakt zijn. Er is aldus spr. wat de hand having van de Zondagsrust betreft, nood. Het Chr. Hist, karakter van ons volk wordt miskend door een steeds breeder om zich heengrijpende ver- waarloozing van den Chr. rustdag. Daardoor wordt het algemeen be lang, het belang der n^tie geschaad. Als de mensch dit Godsgeschenk roe keloos en moedwillig verwaarloost, dan moet dit zich eenmaal wreken. Omdat er nood is, moeten we ons niet laten verleiden tot breede theore tische beschouwingen, noch theolo gisch, noch juridisch: de nood vraagt daden. De wet van 1815 echter is een groot struikelblok, en het is heel moei lijk inplaats van de oude, een betere wet te brengen. Voor de gemeentelijke overheid is er daarom een moeilijke, maar schoone taak weggelegd. Ze be hoeft ook niet te zeer te aarzelen, daar de Kroon den laatsten tijd de aanviillingsbevoegdheid heeft erkend en ook de Hooge Raad hierin geen strijd met de wet ziet. Spr. betoogt, dat bij de gemeentelij ke regeling niet alleen de rust, maar wel degelijk ook de Zondagsheiliging doel moet zijn. Door de vele partieele regelingen tot verzekering van den rustdag is te veel de nadruk gevallen op de sociale zijde van het vraagstuk. Bovendien wordt door de rust van en kelen de arbeid van anderen zwaar der. Zondagsrust en Zondagsheiliging mogen onderscheiden worden, nimmer gescheiden. De overheid heeft wel degelijk tot taak de steeds toenemende ontheili ging tegen te gaan, ten bate van ons volksleven. De overheid is geen zede- meester, toch heeft zij er rekening mee te houden, dat ook de wet haar paeda- gogische waarde heeft. Bovendien ge ve zij het voorbeeld ten aanzien van haar ambtenaren. Voorts ligt hier, aldus spr. een taak voor de Kerk, voor onze Chr. Hist jongeren, om hun invloed aan te wen den op het gebied der sport en voor ieder om zijn vrijheid zoo te gebrui ken, dat ingetogenheid voorbeeld voor het volk wordt. In de discussie had de spreker nog gelegenheid te doen opmerken, van welke groote beteekenis het gezin is als correctie tegen de ontheiliging van den Zondag door de sport en op de groote verantwoordelijkheid in dit ver band van de ouders. Spr. verduidelijkt zijn opmerkingen over de taak van de overheid met te zeggen, dat deze tot taak heeft de sfeer te scheppen, waar in de Zondagsheiliging zoo goed mo gelijk kan zijn. Na deze discussie werd de conferen tie gesloten met een slotwoord van den Unie-voorzitter, Mr. Schokking, waarin hij gewaagde van het welsla gen der conferentie, en woorden sprak van dank jegens allen, die zich op de een of andere wijze verdienstelijk ge maakt hadden. KERK EN SCHOOL. NED. HERV. KERK. Beroepen: Te Borne, E. van Meer, te Wageningen. Te Zweeloo, A. Burger, cand. te Ooster Wierum. Te Hierden, W. J. Kol- kert, te Eemnes Buiten. Aangenomen: Naar Nigtevecht, G. van Veldhuizen, cand. te Groningen. Naar Weesp, H. Dekker, te Haskerhorne. Bedankt: Voor Helder (Evangelisa tie), P. Warners, te Nederhorst den Berg. Voor Haarlemmermeer, W. S. van Leeu wen, te Velsen. Voor Saaksum, G. van Veldhuizen, cand. te Groningen. Voor Ben- ningbroek-Sybecarspel c.a. H. J. Kastein, te Grootebroek. Voor Schiermonnikoog en Metslawier (toez.), A. Burger, cand. te Oosterwierum. CHR. GEREF. KERK. Aangenomen: Naar Haarlem Nnord, K. G. van Smeden, te Kampen. GEREF. GEMEENTEN. Tweetal: Te Leiden, M. Hofman, te Krabbendijke en H. Minderman te Lisse. Bedankt: Voor Opheusden, M. Hof man te Krabbendijke. DOOPSGEZINDE GEMEENTEN. Beroepen: Te Joure, H. van der Zijp van Zijldijk (Gr.). Ds. N. G. KERSSIES. Heden herdenkt Ds. N. G. Kerssies, Ge- ref. predikant te Wezep, den dag waarop hij voor 30 jaren te IvapelleBiezelinge het predikambt aanvaardde. In 1904 ver trok hij naar Den Ham en in 1917 kwam hij in zijn tegenwoordige gemeente. Ds. J. C. SCHULLER. Ds. J. C. Schuller, Ned. Ilerv. pred. te 's-Gravenhage, die reeds geruimen tijd ernstig ongesteld is, schrijft omtrent zijn toestand in het jongste no. van de ..'s- Grav. Kerkbode", dat het met hem goed blijft gaan. Hij mag nu en dan zijn bed verlaten. Dr. Th. L. W. v. RAVESTEYN. Dr. Th. L. W. v. Ravesteyn, Ned. Herv. pred te Windesheim (O.) is plotseling vrij ernstig ongesteld geworden, waarom hij voorloopig zijn ambtswerk niet zal kun nen verrichten. ALGEM. SYNODE NED. HERV. KERK. Tiende zitting. In de zitting van Zaterdagmorgen wer den allereerst een viertal aanvragen om vaststelling en wijziging van de quota be handeld en overeenkomstig de conclusies van het rapport afgedaan. De aangelegenheid vaneen uniforme berichtkaart bij vertrek met attestatie naar elders, werd na breede besprekingen doorgezonden naar de Alg. Syn. Commis sie. Ds. v. Zwet bracht het rapport uit van de commissie voor de Diaconale Armen zorg betreffende het verzoek van het Classicaal Bestuur van Leeuwarden in veiband met art. 27 van het Reglement voor de Diaconieën. Een schrijven betreffende het optreden van Remonstrantsche predikanten in een officieele godsdienstoefening te Zutphen, werd overeenkomstig de conclusie van het door Ds. Quast uitgebrachte desbetreffen de rapport, niet in behandeling genomen, wijl het Prov. Kerkbestuur van Gelderland naar het oordeel der Synode reglementair heeft gehandeld, Ds. Tammens rapporteerde namens de commissie voor de Consideratiën over 't voorloopig aangenomen wetsvoorstel van een invoeging in art. 17 al. 2 van het Re glement op de kerkvisitatie. De conclusie werd aangenomen. Dezelfde rapporteerde over de schrap ping van tabel A c 2 Reglement op de kerkvisitatie,, deze woorden: „onder ver band van hypotheek". De commissie stel de voor deze wetswijziging te aanvaarden en aan de hoofdelijke stemming te onder werpen. Conform besloten. Ds. van Dijk rapporteerde over de voor loopig aangenomen wijziging van art. 34 al. 2 en 5, 35, al. 2 en 36, al. 1 van het Re glement op het pensioenfonds ten behoe ve van de predikanten der Ned. Herv. Kerk. De Synode besloot overeenkomstig het rapport der commissie de wijzigingen vast te stellen en aan hoofdelijke stemming te onderwerpen. Een voorstel van de classicale vergade ring van 's-Hertogenbosch, om te ontwer pen een nieuw Reglement op de vorming van buurt-(éénmans)gemeenten, werd voor kennisgeving aangenomen. Ds. A. B. te Winkel rapporteerde na mens de commissie voor de nieuwe wets voorstellen. De conclusie strekte tot aan neming der voorstellen van de Alg. Syn. Comm. Alleen wordt dan gewijzigd art. 3 Syn. Regl. op de kerkeraden. Daar wordt gelezen: de diakenen niet beneden de 23 jaar. De conclusie werd met twee stem men tegen aangenomen. Nadat de praeses een woord van af scheid heeft gericht tot Ds. K. H. E. Gra- vemeijer van 's-Gravenhage, die deze week zal worden vervangen door zijn secundus, Dr. J. C. S. Locher, te Leiden, sloot hij de zitting met dankzegging. Gistermorgen 11 uur ving de Synode haar werkzaamheden weer aan. Elfde zitting. De president leest voor 1 Cor. 13 en gaat daarna voor in gebed. Aanwezig is Dr. Locher, de secundus van Ds. Gravemeijer, die door den presi dent wordt begroet. Ds. Quast brengt rapport uit over een schrijven van het classicaal bestuur van Zutphen, betreffende het optreden van een Remonstrantsche predikante in een officieele godsdienstoefening te Zutphen. Het classicaal bestuur van Zutphen had, met betrekking tot deze zaak, voorlichting gevraagd van het prov. kerkbestuur van Gelderland. Het kon zich met deze voor lichting niet vereenigen en wendde zich daarom tot de Synode door middel van genoemd prov. kerkbestuur, hetwelk wei gerde dit schrijven door te zenden. De Sy node achtte deze weigering onjuist, maar kon toch geen voorlichting geven en stelt voor dit ter kennis te brengen van ge noemd classicaal bestuur. Aan de orde komt het verslag der kerk visitatie. Een rapport daarover is uitge bracht door Ds. Quast. Het aantal zielen der Ned. Ilerv. Kerk bedraagt ruim drie millioen, het aantal lidmaten kan niet met zekerheid worden opgegeven. Uit de classis Arnhem wordt gemeld, dat daar bij toeneming 's middags speciale doop- diensten worden gehouden, wat de vrees doet ontstaan, dat de doopsbediening uit de openbare godsdienstoefening gaat ver dwijnen. Uit verschillende classes kwamen be richten over de weinige deelneming aan het Avondmaal. De diaconierekeningen van de laatste jaren wijzen voor 1925 aan, aan inkomsten ƒ6.635.163 voor 1926 ƒ6.920.800; aan uit gaven voor 1925 ƒ6.331.737, voor 1926 de som van 6.675.0.82; waaruit blijkt, dat de kerk op het gebied van armenzorg nog altijd een vooraanstaande plaats inneemt. Tal van legaten en schenkingen werden wederom aan de diaconieën vermaakt en geschonken. Uit het verslag van de persoonlijke kerk visitatie blijkt, dat in tal van opzichten de kerkvisitatie wel noodig is en dat daardoor vele verkeerdheden aan het licht komen en uit den weg kunnen worden geruimd. Prof. van Veldhuizen acht het verslag van de schriftelijke en de persoonlijke kerkvisitatie van zeer groot belang voor al ook met het oog op de practische god geleerdheid; er zijn tal van opmerkingen in, die van hoog belang zijn voor nu en voor later. Prof. van Rhijn: Is het niet wenschelijk, dat er iets van die verslagen wordt opge nomen in het „Weekblad" en dat naar aanleiding daarvan eens artikelen komen over het groote stadsprobleem, over den invloed van de radio op het bezoek der godsdienstoefeningen, over de tuchteloos heid, die zich voordoet in onze kerk en meer van dien aard. Ook andere leden maken opmerkingen, waaruit blijkt, dat de verslagen met be langstelling zijn gelezen en dat ze ook waarde bezitten voor het vormen van een beeld van het leven in onze kerk. Ingekomen is een voorstel van de hee- ren Franck, Bloem en Stoel, de commis sie, die het vorig jaar was benoemd om te zien of er ook wijziging in het Regle ment op de Kerkvisitatie noodig was, tot wijziging van de artikelen 10. 17 en 19 van dat Regement. Deze wijzigingen gaan al len uit van de gedachte, dat het, om de persoonlijke kerkvisitatie goed te doen, hoogst nuttig zal zijn, wanneer daarbij een nauwer contact met de classicale be sturen wordt verkregen. Dit, voorstel werd gesteld in handen van de commissie voor nieuwe wetsvoor stellen, die unaniem voorstelde ze aan te nemen. Met, 17 stemmen tegen 2, die van de heeren Tijssens en Tammens, werden deze voorstellen aangenomen door de Sy node. De heer Boonstra brengt rapport uit over een voorstel van de heeren Wegland en Tammens tot wijziging van art. 6 van het Reglement op de Algemeene Wedu wen- en Weezenbeurs. Het voorstel wil een eind maken aan het misverstand over de vraag op welke wijze de Ring, die in het eerste kwartaal 15 heeft af te staan van het Rijkstraktement, moet afrekenen met den in dat kwartaal vertrekkenden of optredenden predikant. De commissie ad viseert tot aanneming van dit voorstel, waarmee de vergadering zich vereenigt. ZENDING. In de Fransche kolonie Tonkin in Ach- ter-Indië heeft de Amerikaansche Chris tian and Missionary Alliance een bloeien de en zegenrijke zending, wat den room- schen en hun zending reeds lang een doorn in het oog was. Thans heeft de socialistische gouver neur Varenne den zendelingen geboden in den kortst mogelijken tijd de Zending te staken, bij welk bevel hij zich beroept op verdragen, gesloten in de jaren 1874 tot 1884 tusschen de Fransche regeering en den keizer van Annam, die thans slechts een schaduw van macht bezit. Een zelfde geval heeft zich een twintig tal jaren geleden ook voorgedaan op Ma dagascar bij Afrika, eveneens een Fran sche bezitting. Ook daar poogde de socia listische gouverneur Augagneur 'de pro- testantsche zending te onderdrukken, terwijl hij de roomsche duldde. Doordat hij teruggeroepen werd, kwam een einde aan deze tyrannie. GIFTEN EN LEGATEN. Het fonds „Aanpakken" in de Ned. Herv. Gem. heeft van Ir. H. d. M. v. O., van O. R., te 's-Gravenhage 1000 ontvan gen. Ds. P. de Groot, predikant der Chr. Geref. Kerk te Rotterdam, ontving van een broeder en zuster der gemeente een gift van 500, waarvan 300 bestemd is voor de Kerk, 100 voor de Diaconie en 100 voor Ziekenzorg. Gemeenteraad Leiden. j (Vervolg van gisteren). De hr. Heemskerk (R.-K.) ziet hier eveneens 'n vreemd geval. De be woners zijn gestijfd in een verzet te gen den eigenaar. De huurders hebben een huurschuld. Daarom vraagt Spr. inlichtingen van den Wethouder. De heer K ooistra (S.D.) spreekt er zijn bevreemding over uit, dat hier slechts één woning wordt genoemd, terwijl er 100 genoemd kunnen wor den. Daarom vraagt spr. tot de Ge- zondheidscomissie het verzoek te richten een algemeen rapport in te dienen. De Ambtenaar zal wel niet op öe huur zijn afgegaan, maar op den toestand van de woning. Spr. vraagt ook nadere inlichtingen. Ook de da tum van ontruiming dient nader toe gelicht te worden. Weth. Splinter spreekt het ge zegde van den heer Wilbrink tegen al9 zou de betrokken Ambtenaar buiten zijn boekje zijn gegaan. Spr. is met den Burgemeester zelf ter plaatse ge weest en vond de woning slecht. Spr. begrijpt niet hoe de Huurcommissie destijds deze huur heeft kunnen vast stellen. Spr. zou na verbetering de buur gerechtvaardigd achten. Spr. weet niet of de heer Kiers er ook zoo over dacht en of diens mee ning invloed gehad heeft. Deze woning moest nu aangepakt worden onidat er anders weer een an dere huurder in kwam. Deze kans moet nu worden aange- giepen en niet op hei bezwaar van den eigenaar worden gelet. Een W. C. b* eft de woning niet en heeft voorts een lange lijst van gebreken. De heer Wilbrink (C.-H.) ver wondert er zich niet ever dat de Wethouder de zaak anders bekijkt. De raag is of de woning bewoonbaar is of niet, niet of ze bewoonbaar is voor f 2 of f 3. De Weth. interrumpeert en zegt dat hijzelf de huurbegrenzing aangaf. De heer Klkerbout (A.-R.) Dat mag u ook niet. Weth. Splinter zegt, dat hij dan stichtelijk bedankt om 'verder met de cube woon baai-verklaringen bemoeie nis te hebben. De heer Wilbrink zegt, dat de heer Eikerbout formeel schoon gelijk heeft, ook B. en W. hebben niet de huur te bepalen. Dat wordt hier gefor ceerd. De eenige taak die B. en W. hebben is, de menschen aan een ge meentewoning te helpen. De huur schuld is oorzaak van opzegging ge weest, hier was dus geen reden voor bemoeienis met de huurkwestie. Spr. laakt het optreden van den Ambte naar in dezen. Het blijkt, dat de rio- leering in geding niet onder deze wo ning ligt, maar dat deze een gemeen schappelijke rioleering is. Beter tac tisch optreden was hier verkieselijk geweest. Dat is hier niet gebeurd. De W. C. waarvan sprake is behoort bij het huis van den heer Bijleveld en niet bij een andere woning. Spr. dringt aan op aanhouding, te meer omdat er nog meer zaken han gen. De Raad wilde juist deze zaken zoo veel mogelijk combineeren. De heer S p e n d e 1 (R.-K.) merkt op. dat het wel blijkt dat we in een komkommertijd zijn. De heeren zoe ken ruzie. B. en W. hebben van den Raad de bevoegdheid hun invloed aan te wen den tot het tegengaan van onredelijke huuropdrijving. Hier is dus slechts de raadsopdracht uitgevoerd. De heeren hebben zich schromelijk eenzijdig laten inlichten. Al wat deze man vertelt neemt men aan. Laat men de woning eens opnemen. Deze wo ning is slecht, menig varkenshok is veel beter. De heer Wilbrink meent dat de heer Spendel het punt in kwestie al zeer slecht aangeeft en wil goedkeu ren een onjuist optreden van een ambtenaar. De zaak gaat niet om het verschaffen van een betere woning voor de huurders maar om de wijze van behandeling. De heer Eikerbout (A.-R.) merkt op dat de huuropgaaf niet juist is, maar daar gaat 't niet om, hier i9 door ambtenaren gesproken op een wijze die niet neutraal was. Waar de Raad hier mee te maken heeft is de toe- FEUILLETON. EINDELIJK VREDE. 37) -O- Ruth wenschte dikwijls in haar hart, dat de menschen gevolg zouden geven aan de zoo vaak uitgesproken bedreiging om heen te gaan; maar het bleef altijd bij woorden. Ze wenschte, dat ze geduldiger was, en meer liefde bezat. Lang bleef ze s avonds in haar kamer op haar knieën liggen, om dat te belijden, en elles wat haar het hart bezwaarde uit te storten voor dat Oor, dat nooit moe de wordt te hooren. „Ja", dacht Ruth dan bij zichzelve, „mijn leven is tot nu toe gemakkelijk geweest. Ik ben altijd omringd ge weest door liefde. Ik had niets bijzon ders, dat mij ontevreden of onaange naam stemde. Dan is bet wel gemak kelijk om zachtmoedig te zijn en zich tevreden en gelukkig te voelen. Maar nu komt deze beproevin - cn nu blijkt bet, hoe mijn hart eigenlijk is. Niets, niets goeds heb ik van mijzelve, geen greintje geduld of zachtmoedigheid, g« en liefde voor hen, die geen aange naam karakter hebben. O Heer, nu blijkt het duidelijker dan ooit, dat ik tot niets goeds in staat ben zonder U. Maar geef mij nu Uw zachtmoedigheid, Uw liefde, opdat ik U in mijn leven kan openbaren. O mijn Heiland, ik heb Uw hulp zoo noodig!" Ze trachtte zooveel mogi":k de on aangenaamheden voor haar broer te verbergen. Ze vreesde, dat hij geheel een tegenzin tegen den Godsdienst zou krijgen door het gedrag van die twee, die de dominee haar als „geloovigen" had aanbevolen, en die er zich zeer op lieten voorstaan, dat ze zeer rechtzin nig in de leer waren. Als de dominee hen 's avonds kwam bezoeken, was het gesprek vol van godsdienstige phrasen. „De Heer geeft mij veel genade om stil te zijn in deze zware beproeving", ztide dan mevrouw Van der Sande met een diepen zucht. „Ja, dominee", ging dan haar man voort, „ik onderwerp mij geheel aan Gods wil. Ik verzeker u, dat het een kruis is; en dan nog zoo afhankelijk te zijn van vreemden". „En zulk een ongelukkige bedie ning als men hier heeft!" viel me vrouw in. „Had ik tenminste maar mijn bedienden meegebracht! Maar er moest iemand zijn, die op het huis past; en daar ze man en vri iw zijn, wilden ze niet van elkaar af". „Maar ik draag het n et onderwer ping", hernam mijnheer. „We zijn er zeer gelaten onder". „Wat denkt dokter Van Ende van uw toestand?" vroeg de dominee. „Ach, wat zal ik u zeggen, dominee? Hij schijnt mijn gestel nu in 't geheel niet tebegrijpen. Hij verlangt nota bene, dat ik in de buitenlucht zal ko men. Het minste tochtje doet mij weer heelemaal instorten. Maar ach! wat kan men ook van een dokter verwach ten, die op eigen wijsheid vertrouwt?" „Ja, wat stonden we daar toch van t< kijken, toen u ons verteldet, dat de man een Godloochenaar wasl" zeide mevrouw Van der Sande. „We hebben er maar heelemaal geen vrede mee, dat we gastvrijheid moeten aannemen van een ongeloovige. Als we een ande re plaats wisten, zouden we geen mi nuut langer hier blijven". „En ik vrees, dat zijn zuster geheel door hem wordt meegesleept in zijn ongeloof", zeide zijn vrouw. „Zoo?" riep de dominee verbaasd uit. „Men kan tenminste aan haar pra ten heelemaal niet merken, dat ze een kind Gods is", voegde mijnheer v. d. Sande er bij. „Als ze nog wat gelooft, zit het er maar heel dunnetjes op". ,,'t Is ook niet te verwonderen: ze is zoo verbazend ingenomen met haar broer. Ze ziet hem in alles naar de oogen. En het spreekwoord is maar al te waar: „Wie met pek omgaat, wordt er mee besmet". Men zal nu nooit hooren, dat ze hem tracht te overtui gen en tot bekeering te brengen. Als ze cenigen ijver voor de goede zaak had, zou ze hem toch wel het schandelijke van zijn ongeloof onder 't oog bren gen". „Maar ik dacht juist dat ze zooveel goed deed, en het Evangelie bracht aan haar armen en die meisjes, die bij haar op de naailes komen". Mijnheer en mevrouw Van der San de waren nooit vroeg genoeg op, om iets van de morgenbidstonuen te hoo ren, waarbij Ruth dan ook zeer zacht zong, om den zieke in zijn rust niet te storen. „Ik ben nooit bij de na 'Va oeweest," zeide mevrouw; „maar ik heb haar soms wel met de kinderen hooren zin gen; verder kan ik er niets van zeg gen". Dokter Van Ende kon het geheele gesprek van uit zijn kamer, die vlak tegenover de hunne was, hooren aan welke mogelijkheid de gasten in 't giheel niet gedacht hadden, daar hij het vooral den laatsten tijd, nu hij meer en meer bekend werd, zeer druk had, en slechts zelden vroeg thuis kwam. En Ruth was, zoo als ze wis ten, naar een zieke in de buurt gegaan. Frank kon zich bijna niet goed houden van verontwaardiging, vooral over 't geen ze over zijn zuster spra ken. Maar hij hield zich in, en tracht te zich in zijn boek te verdiepen, om maar niet meer te hooren, en zich niet langer te ergeren. Ruth deed altijd al wat ze !:on, om al de onaangenaamheden voor haar broer te verbergen. Maar hij zag en boorde genoeg, en merkte den zorge- lijken rimpel op haar anders zoo onbe wolkt voorhoofd. Meer dan eens had hij het op zijn lippen om te zeggen, dat de gasten beter deden een goed heenkomen te zoeken; maar medelij den met den zieke, die niet in staat v as, om elders zijn verblijfkosten te tetalen, weerhield hem. HOOFDSTUK XXIII. Mevrouw Van der Sande liep in de voorgalerij heen en weer, blijkbaar in heftige gemoedsbeweging. „Dat de dokter nu ook juist zoo laat komt vandaag!" zeide ze knorrig. Eindelijk, daar was hij! Driftig ging ze hem tegemoet. „O dokter, het is goed dat u komt! Nog nooit heb ik zoo'n roekeloosheid gt zien. Dat nu een dokter overal heen- ge at, dat kan niet anders; maar zij is daar nu toch heelemaal niet noodig. Dat is nu toch werkelijk God verzoe ken! Daar is uw zuster nu naar een choleralijder gegaan. En dan denkt ze heelemaal niet aan anderen. We zijn geen oogenblik veilig, als ze op die manier de besmetting in huis brengt". Dokter Van Ende hoorde niet meer. Haastig liep hij haar voorbij naar bin nen om te trachten te weten t j komen, waarhen zijn zuster was gegaan, en haar bij den zieke de noodige hulp te bieden. Hij vond Nènèk in de achter galerij, telkens de oogen afvegende met de slip van haar kabaja. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1928 | | pagina 5