IIEOWE LEIDSCHE COURANT
Doorzitten
PUROL
ZATERDAG 21 JULI 1928
TWEEDE BLAD.
MENSCHENW AARDE.
Wie den arme verdrukt, smaadt
deszelfg Maker; maar die zich over
den nooddruftige ontfermt, die
eert Hem.
Spr. 14:31.
Onder de waarden, waarmee onze prak
tisch, alles wetende, wegende en schatten
de tijd het zoo druk pleegt te hebben, be
hoort ook de menschenwaarde.
Een verschijnsel, waarover we ons enkel
te verblijden zouden hebben, zoo hij bij
de bepaling van de waarde eens men-
schen, nu ook den rechten maatstaf aan
legde.
Maar helaas, als in alle dingen, toont
hij ook in de keus van dezen maatstaf, te
behooren tot wat de H. Schrift in ongun
stiger] zin „deze eeuwnoemt.
Dit wil zeggen, dat hij daarbij niet uit
komt boven het schepsel.
De waarde van een menscb. bepaalt hij
t naar de beteekenis die zulk een mensch
heeft voor „déze wereld En die betee
kenis kan dan liggen of in wat hij is:
naar zijn karakter, naar zijn geestesaan-
leg, of ook dit telt mee naar zijn
spierkracht, of in wat hij heeft: aan geld,
aanzien, macht of invloed.
Wie door één dezer dingen uitsteekt telt
mee. Wie ervan ontbloot is wordt als
waardeloos opzij geworpen. Gevolg is, dat
de zwakken en armen twee categorién
die veelal samenvallen niet alleen nau
welijks de aandacht waardig worden ge
keurd. maar zelfs meedoogenloos verdrukt
Worden.
Rechten hebben ze niet.
Hun plaats wordt hun nauwelijks ge
gund.
Veel beter ware ze door sterkeren en
rijkeren ingenomen.
En de stemmen, die in naam van den
vooruitgang roepen om de opruiming van
deze sta-in-den-Wegs, groeien met den
dag in aantal en kracht.
Hóe geheel anders dé Schrift.
Zij óók wee* van menschenwaarde.
Zij, met haar niets-sparend, haar diep-
vernederend, haar vernietigend oordeel
over den zondaar, weet van menschen
waarde als geen ander boek ter wereld, en
stelt hooger dan alle menschenvereerders
samen.
Ze neemt het op voor de zwakken en
ze voert het pleit voor de armen.
Ze ei3cht plaats en recht, ze vordert
eerbied en liefde voor wat, noch om wat
het is in zich zelf, noch om wat het hééft
of vermag, eenige aanspraak kan doen
gelden
Want de maatstaf dien ze aanlegt is
een andere dan die van de wereld.
Niet in 't schepsel, niet in den mensch-
zelf zoekt ze hem ver J>oven den mensch
uit, in God. zijn Maker.
Alle dingen ziet te SGhrift in 't licht
van Hem, die hun oorsprong is.
Wat over hun waarde beslist is de ver
houding, waarin ze, naar Zijn wil en be
doelen, staan tot Hem en tot het geheel
der dingen die Hij schiep.
Aau geen menschelijke willpkeur en
aan geen mensChelijk inzicht, maar aan
Gods souverein welbehagen hangen het
recht en de eere van hun bestaan, en de
plaats die ze zullen innemen.
Wat Hij schiep zal niemand doemen tot
niet-zijn.
Wat Hij een plaats gaf in Zijn wereld,
zal niemand slagen te verdringen.
Wie het doet of póógt te doen, die heft
de hand op tegen den souvereinen en al-
machtigen Koning aller dingen.
Wie het plaats geeft, wie het eert in
zijn recht, wie het steunt en tehulp komt,
die biedt zijn Maker eere, die treedt in den
diénst van God, die wordt Gods mede-ar
béider.
En dat geldt óók van de zwakken en
de armen onder de menschen.
Ook in den zwakke en arme toont ons
de Schrift een schepsel Go is; in zijn be
staan zelf en in het „hoe" van zijn be
staan een beschikking des Heeren.
Daarom waarschuwt ze voor 't verdruk
ken van den arme, als voor een smaden
van diens Maker; en daarom maant ze
tot ontferming over den nooddruftige, als
een eeren van onzen God.
In dit laten gelden van den wille Gods
als den maatstaf voor onze waardeering
van- en voor onze verhouding tot de din
gen en de rnenschen, toont ze ons de bron
van alle barmhartigheid jegens het ellen
dige; zooals ze ons in de eenheid van de
beide tafelen der wet, in de liefde tot den
Heere onzen God, het motief ontdekt van
de liefde tot den naaste.
En wie de ontferming Gods over het
ellendige het ellendige en schuldige
in Christus ontmoette; wie door deze ont
ferming zich zelf als een ellendige en
schuldige d.i. als een onwaardige gered
en gezaligd weet die vraagt in het be
staan zijner liefde niet naar de waarde
van den mensch in hem zelf, maar heeft
ook het onwaardige lief om zijns Makers
willé.
TERWIJL GIJ 'T KUNT.
Wijl ge nog in 't heden zijt,
't Morgen u nog niet behoort,
Hoor het ernstig, dringend woord:
Wijl gij 't kunt,
Kindlief, werk; gebruik den tijd!
Eer des werelds ijdelhefin
't Jeugdig hart in banden slaan,
Trek der liefde waap'nen aan!
Wijl giï 't kunt,
Kindlief, dien uw Heer alleen!
Zaai dan steeds der liefde zaad!
Lang duurt 't aardsche leven niet.
Vul het met een heraelsch lied!
Wijl gij 't kunt,
Kindlief, zaai het hemèlzaad!
Heden zijt ge in 's levens strijd,
Morgen zinkt ge in *t stille graf.
Morgen valt u 't reiskleed af!
Wijl gij 't kunt.
Kindlief, leef voor de eeuwigheid.
Uit: De Kleine Zaaier.
KERK EN SCHOOL.
NED HERV. KERK.
Beroepen: Te Nisse, P. L. t>. J
van Oeveren té Den Boer; te Brielle,
J. C. Kamsteeg te 's Heer Hendriks-
kinderen; te Driesstim, U. M. W. J.
Kolkert te Eemnes-Buitèn; te Garde
ren, F. F. J. van de Plassche te Krim
pen a. d. Lek; te Saaxum, G. v. Veld
huizen, cand. te Groningen.
Aangenomen: Naar Nieuwveen
M. C. van Wijhe, em. pred. te Amers
foort.
GEREF KERKEN.
Aangenomen: Naar Ottoland,
Cand. A. v. d. Weg, te Dordrecht.
CHR. GEREF. KERK.
Beroepen: Te Murmerwoude, K.
Bokhorst, cand. te Elburg; te Mepjpel
J L. de Vries te Rijnsburg.
Bedankt: Voor Dordrecht, G. Sa-
lomons te Amersfoort.
Ds. A. DE GEUS.
Naar We vernemen is Ds. A. de Geus,
emeritus-prêdikant van de Geref. Kerk
van de Lemmer, thans wonende te Zaan
dam, voorzitter van De Unie een school
met den Bijbel, opnieuw ernstig ongesteld
geworden.
Ds. de Geus was van zijn ernstige ziek
te, die hem in het voorjaar trof, aardig
hersteld en wandelde weer op straat. Nu
is hij opnieuw ingestort. Gemeld wordt,
dat zijn toestand zorg baart.
DE GENERALE SYNODE DER CHR.
GEREF. KERK.
De Chr. Geref. Kerk zal Dinsdag 24 Juli
a.s. haar gewone Generale Synode, die om
de drie jaar pleegt samen te komen, hou
den, ditmaal te Apeldoorn. De Gen. Sy
node wordt samengesteld uit de afgevaar
digden van drie Particuliere Synoden, n.l.
die van het Noorden' het Midden en het
Zuiden, die elk zes predikanten en zes
ouderlingen afvaardigen, terwijl enkele
personen haar als prae-adviseur worden
toegevoegd.
Als zoodanig zullen dit jaar haar die
nen: de predikanten P. J. M. de Bruyn; F.
Lengkeek en J. J. v. d. Schuit, allen do
cent aan de Theol. School der £hr. Geref.
Kerk te Apeldoorn, benevens Ds, H. Jans
sen, leger- en vlootpredikant in alg. dienst
te Den Haag.
In het college van docenten is door het
overlijden van Ds. A. v. d. Heyden een va
cature, dus telt deze Synode ook een prae-
adviseur minder.
De Part. Synode van het Noorden koos
tot afgevaardigden als primi de predikan
ten Ds. L. H. Beekamp te Harlingen; Ds.
H. Biesma te Groningen; Ds. L. de Bruyne
t.e Zwolle; Ds. A. II. Hilbers te Enschedé;
Ds. R. E. Sluiter te Assen en Ds. H. Visser
te Leeuwarden en de ouderlingen H. Boer-
rigter te Almelo; II. J. Brasz te Enschedé;
L. Floor te Ulrum; J. Munneke te Nieuwe
Pekela; J. D. Tamminga te Franeker en
J v. d. Veen te Leeuwarden en als secun
di de predikanten Ds. M. Holtrop te Fra
neker; Ds. K. Zuidersma te Hoogeveen;
Ds. K. G. van Smeden te Kampen; D9. J.
W. Polman te Almelo; Ds. J. Hovius te
Nieuwe Pekela en Ds. H. Velema te Drach
ten en de ouderlingen J. H. v. d. Bent te
Ommen; G. Kremer te Zwolle; M. Kalk
huls te Ulrum; K. Broekema te Kornhorn;
J Pol te Groningen en S. Haakma te Mur
merwoude.
De Part. Synode van het Midden koos
als primi de predikanten Ds. A. M. Berk
hof! te Amsterdam; Ds. W. Bijleveld te
Haarlem; Ds. J. W. Geels te Apeldoorn;
Ds. J. Jongeleen te Hilversum; Ds. Joh.
v. d. Vegt te Doesburg en Ds. G. Wisse, te
Utrecht en de ouderlingen B. J. Boerrig-
ter te Deventer; J. Buys te Arnhem; Th.
v Dolderen te Driebergen; J. v. d. Meer
te Aalsmeer; A. Nagtegaal té Leerdam en
G Rijkeen te Zeist, en als secundi de pre
dikanten Ds. S. v. d. Molen te Lisse; Ds.
T. A. Bakker te IJmuiden; Ds. D. J. van
Bruramen te Driebergen; Ds. P. J. de
Bruyn te Veenendaal; Ds. C. v. d. Zaal te
Deventer en Ds. A. Zwiep, te Zei9t en de
ouderlingen F. Denekamp te Apeldoorn;
J. v. d. Brink te Zeist; A. ten Broeke te
IJmuiden; G. Kamp te Helder; P. Kok te
Harderwijk en R. Ras te Utrecht.
De Part. Synode van het Zuiden koos
al9 primi de predikanten Ds. P de Groot
te Rotterdam; Ds. B. v. d. Berg te Maas
sluis; Ds. J. A. Riekel te Sliedrecht; Ds.
L. H. v. d. Meiden te Den Haag; Ds. J. P.
Meyering te Zwijndrecht en Ds. J. A. de
Vries te Rijnsburg en de ouderlingen W.
Nederlof te Rotterdam; W. Stolk te Ba-
rendrechtj J. v. Dongen te Dordrecht; W.
Korporaal te Tonnekreek; N. v. d. Zwan
RIjnzaterwoude en C. H. Overduin te Lei
den en als secundi de predikanten Ds. J.
W. van Ree te Barepdrecht; Ds. J. de
Bruin te Vlaardingen; Ds. K. Groen te
Nieuwpoort; Ds. J. G. B. Croes tê Gouda;
Ds. P. Zwier te Papendrecht en Ds. P. de
Smit te Boskoop en als ouderlingen W.
H. v. d. Meer te Rotterdam; J. A. Hart te
Schiedam; H. Slabbekoorn te Biezelinge
(Z.); M. Visser Mzh. te '9-Gravendeel; J.
Ruissaart te Den Haag en P. W. V. d.
Geest te 's-Gravenzande.
Aan de Synode gaat Maandagavond een
bidstond vooraf, waarin zal voorgaan Ds.
H Biesma van Groningen, praese9 van
de laatste Gen. Synode.
ALG. SYNODE DER NED. HERV.
KERK.
In de tweede zitting van de Alg. Sy
node der Ned. Herv. Kerk werden na
vaststelling der notulen de volgende
commissies samengesteld:
Voor de examina: Ds. J. Quast, Mr.
H. J. M. Tyssens.
Voor de kleine toelagen: Mr. S. J.
Hogerzeil en de heer A. v. Loo.
Voor de consideratie: Ds. K. H. E.
Gravemeyer, Ds. G. van Dijk, Ds. L.
S. v. d. Zwet, de heer H. C. Frank, Ds.
F. Tammens.
Voor de nieuwe wetsvoorstellen:
Prof. Dr. A. van Veldhuizen, Ds. A.
B. te Winkel, Ds. W. Stoel, Ds. J.
Boonstra, Ds. G. A. M. Picard, Ds. A.
Bloem, Ds. A. E. K. Pols.
Voor de stukken ter behandeling:
Prof. Dr. M. van Rhijn, de heer I. D.
J. Idenburg, de heer H. M. Tromp,
de heer Ed. baron Prisse, de heer
Franck, Ds. J. Quast, Ds. L. S. van
Zwet.
Voor de afschriften: Mr. N. J. M.
Tyssens en Ds. G. van Dijk.
Voor de aangelegenheden van de
predikantstractementen en pensioe
nen: Ds. C. J. van Paassen, Ds. Tam
mens, Ds. A. B. te Winkel.
Voor de eindredactie: Ds. C. J. van
Paassen en Ds. G. P. M. Picard.
De financieele zaken werden afge
handeld, terwijl de Synode besloot
aan Mr. J. A. Sehuller tot Peursumte
verzoeken zijn betrekking als secun
dus van den quaestor-generaal te wil
len blijven vervullen.
Aan de orde was het vervolg van
het verslag der Alg. Syn. Commissie.
Mededeeling werd gedaan van de
rijkstractementen, welke toegekend
en ingetrokken werden.
Als leden van de voorjaarsvergade
ring werden benoemd voor de Kerke
lijke belangen in het toekomstige
Zuiderzeegebied de heeren J. A. Bak
ker, Mr. Dr. E. J. Beumer, Mr. H. de
Bie; Ds. D. den Breems, Ds. Eilerts de
Haan, Jhr. Mr. D. E. van Lennep en
Dr. J. Th. de Visser.
Deze zaak zal nog nader worden
besproken.
Naar aanleiding van een schrijven
van de Synode de TUnion des Eglises
Evangeliques protestantes de Belgique
inzake de pensioenen van predikanten
en attestaties van leden, hadden en
kele besprekingen plaats, over de po
sitie van de Union, ten aanzien van
de Synode.
Hierna vingen de commissieverga
deringen aan en verdaagde de voor
zitter de vergadering tot gistermor
gen 10 uur.
Derde zitting.
De vice-president rapporteert over
de registers van den secretaris.
Het blijkt, dat van EO Juli 1927 tot
17 Juli 1923 zijn ingekomen 1573 en
uitgegaan 2225 stukken.
Aan den secretaris wordt dank ge
bracht voor zijn omvangrijken arbeid.
Vervolgens wordt de groslijst opge
maakt voor de benoeming van een
lid-predikant en van een lid-ouder
ling in de Synodale Commissie, welke
a.s. Maandag zal geschieden.
De president verwelkomt den quaes
tor-generaal, Mr. S. J. Hogerzeil, en
deelt hem mede, dat de Synode hem
décharcheert van zijn beheer over
1927, terwijl zij hem, onder dankbe
tuiging voor zijn arbeid, uitnoodigt
de taak te blijven vervullen.
De quaestor-generaal verklaart zich
hiertoe bereid.
Voorts wordt hem medegedeeld,
dat zijn secundus, Mr. J. A. Schuller
tot Peursum als zoodanig herbenoemd
is.
Nu komen de verschillende fondsen
in behandeling. Het fonds voor nood
lijdende kerken en personen heeft
voor kléine toelagen aan gemeenten
en personen 9370 beschikbaar en
voor groote toelagen een bedrag van
29.ICO.
De collecten bedroegen in 1927
inclussief het nagekomen bedrag,
23.234,55.
De predident spreekt zijn groote er
kentelijkheid uit voor de gift van
2000, welke H. M. de Koningin we
der aan het Fonds heeft verleend.
Ook aan het fonds ter voorziening
in de geestelijke behoeften heeft de
Koningin een bijdrage (van 750) ge
schonken.
Uit dit fonds kan aan 19-gemeenten
een toelage worden verleend, tot een
gezamenlijk bedrag van 7250, waar
bij echter de Generale kas een sup
pletie van 1980 moet afstaan, aan
gezien het Fonds zelf slechts 5270
beschikbaar heeft.
Daarna worden de aangelegenheden
van het Fonds tot verbetering van de
schraalste predikantstractementen be
handeld. Hier kan, dank zij een bij
drage van 30.000 uit 't fonds „Aan
pakken", een suppletie van 16.439
uit de Generale Kas, en een suppletie
van 750 uit de baten van den Ver
volgbundel, het minimum der laagste
traktementen, behoudens enkele uit
zonderingen, op 1650, worden gehou
den, met vrije woning en 50 voor be
lasting. De voordrachten beloopen in
het geheel 56.864.
Door de Synodale Commissie is het
Concept van een gewijzigd Reglement
op dit fonds ingediend. De behande
ling daarvan zal geschieden, zoodra
de commissie voor de nieuwe wets
voorstellen met haar rapport gereed
is.
De Algemeene weduwen- en weezen
beurs zal over 1928 een uitkeering ge
ven van 2C5 met een bijslag van 95
alzoo in het geheel 300.
RECLAME
bij Wielrijden en een door de Zon
verbrande Huid, Schrijnen en Smet
ten, verzacht en geneest men met
Doos 30, 60, Tube 80 ct.
In 1927 werd een uitkeering ver
leend aan 379 weduwen, 7 minderja
rigen en 17 erven.
Na behandeling van de aangelegen
heden der Algemeene Kas komen die
van het gebouw der Synode aan de
orde.
De uitloting geschiedt van 20 obli
gaties, van de Leening Synodaal ge
bouw, welke uitloting elke 5 jaar ge
schieden moet.
Het Hulppensioenfonds voor emeri
ti-predikanten zal in 1928 een uitkee
ring kunnen geven van 140.
In 1927 werd een uitkeering gedaan
aan 48 predikanten en 3 erven. Het
aantal deelgerechtigde gemeenten be
draagt thans 371 met 517 plaatsen,
waarvan 18 gemeenten met 18 plaat
sen zich hebben „uitgekocht".
Uit het studiefonds kan aan 12 stu
deerenden een uitkeering worden ge
geven tot een gezamenlijk bedrag van
1525.
De Generale Kas heeft voor 1923 be
schikbaar 69.488,83. Hiervan moet
echter worden afgetrokken een sup
pletie van 1980 voor het Fonds Gees
telijke behoeften en een suppletie van
16.439 voor het Fonds „Schraalste
predikantstractementen", zoodat nog
overblijft een bedrag van 51.069,83.
De bijdragen (met nagekomen bijdra
gen over 1926) beliepen 61.992,60.
Ten slotte worden behandeld de
fondsen van verschillenden aard.
Hiertoe behooren het fonds voor de
Waldenzen, voor de Hervormde ge
meente te Assweiler, en voor de Ker
ken in Lithauen.
Ook wordt tot die fondsen gerekend
de „Kas tot behartiging der belangen
van Hervormde Nederlanders in het
buitenland".
Uit het verslag betreffende den ar
beid onder onze protestantsche land-
genoöten in Duitschland, dat onlangs
is verschenen, heeft men kunnen zien,
hoezeer er behoefte is aan meer finan-
cieelen steun voor dit hoogst belang
rijk werk. De bijdragen en giften wa
ren in 1927 2119,71, terwijl zij in
1926 althans nog 2367,15 opbrachten.
Ook dit werk moest weder uit de Ge
nerale Kas worden gesteund met een
suppletie van 1000.
DE ZEGEN VAN DE KERK
TELEFOON.
In kerkelijke kringen wordt, naast
de belangstelling, die de Radio trekt,
de aandacht geschonken aan de toe
passing van kerktelefonen.
Reeds sinds jaren gebruikt men in
vele kerken telefonen voor hardhoo-
renden. Personen, die de prediking
niet moer normaal kunnen volgen,
ontvangen in de kerk een telefoon,
welke de stem van den predikant in
hooge mate versterkt weergeeft.
Nu was men er een enkele maal
reeds toe overgegaan, om een in de
nabijheid der kerk wonende zieke met
de telefooninrichting van het kerk
gebouw verbinding te geven.
Evenwel konden hiervan tot voor
korten tijd heel enkele zieken profi-
teeren, omdat men volgens wettelijke
bepalingen geen draden mag spannen
over openbare wegen.
Maar dank zij de tusschenkom9t
van den rijkstelefoondienst, die nu in
het vervolg voor den geheelen aanleg
der buiten geleidingen zorg draagt, is
het mogelijk vrijwel alle zieken der
gemeente in het gezegend bezit van
een kerktelefoon-aansluiting te stellen
Zoo hooren de zieken niet slechts
af en toe een preek, maar kunnen zij
iederen Zondag de beide samenkom
sten van de gemeente, waartoe zij
behooren, volgen alsof zij niet aan
huis of leger waren gebonden.
Reeds in tientallen gemeenten heeft
mén de „Ziekentelefoon" ingesteld.
Er zijn kerken met meer dan 100
telefoonaansluitingen.
FEUILLETON.
EINDELIJK VREDE.
29) o—
HOOFDSTUK XVI.
Gelukkig had het late uitblijven niet
zulke ernstige gevolgen, als het zich
in den beginne liet aanzien. Wel werd
dokter Van Ende den volgenden mor
gen met een pijnlijk gevoel in zijn le
den wakker, terwijl de koorts door
zijn aderen gloeide; maar na eenige
eins en was hij weer geheel in orde, ter
wijl Ruth en Nènèk er met een zware
verkoudheid afkwamen.
Het deed Frank innig leed, toen hij
den volgenden dag begreep, welk een
ongerustheid hij zijn zuster en de goe
de oude vrouw had veroorzaakt.
„O zustertje, het spijt mij zool En
nu heb ik jullie beiden erkouden ge
maakt. Ach, dat ik zoo gedachteloos
heb kunnen zijn! Beknor mij nu maar
eens flink!" zeide hij met een pijnlij
ken glimlach.
„Stil, stil!" antwoordde Ruth vrien
delijk. „Als je nu mar.r gauw beter
wordt, is het allemaal niets. Praat nu
n aar niet meer, Frank. Je zult je an
ders opwinden, en een hoogere tempe-
r? tuur krijgen".
Dokter Van Ende was genoodzaakt,
een week lang zijn werk te verzuren.
En hij verzekerde, dat het een genot
was, ziek te zijn, om zóó verpleegd te
kunnen worden.
In die dagen merkte Ruth met inni
ge blijdschap op, dat de Bijbel, dien ze
uit teedere zorg op een boekenplank
a^ n den muur had gelegd, toen ze die
kamer voor haar broer in orde maakte,
ra meer dan eens geopend op zijn
schrijftafel lag.
Ze zeide niets, maar bad zooveel te
meer. „Eindelijk, eindelijk!" dacht ze,
„zal het licht door de duisternis heen
breken! Ik wist het wel, Heer! dat U
mijn gebed zöudt verhooren".
Maar dokter Van Ende was er nog
ver van af om kinderlijk te gelooven.
„Het zou mogelijk kunnen zijn", had
hij gedacht, „dat dat oude, merkwaar
dige Boek mij een draad in de hand
kon geven om een weg in den doolhof
tf vinden".
Maar tekens sloeg hij het Bóek weer
moedeloos dicht. Hij vond er zooveel
ongerijmds in voor zijn denkend ver
stand. Alles zoo voetstoots aan te ne
men, was hem onmogelijk, hoe
schoon en aanlokkelijk de voorstellin
gen ook mochten wezen. Menschen,
die zich lieten beheerschen door hun
gevoel, konden aldus handelen, zoo
meende hij; maar zoo iets paste niet
aan een denkenden geest. Hij wilde
geen idealen, schoon, maar uit elkaar
spattend als een zeepbel. Hij wilde
waarheid vaste, bewtzen waarheid,
stevig gegrond en onpmstootelijk.
En het oude eigenaardige Boek
maakte hem slechts nog meer ver
ward, en wekte zoo oneindig vele vra
gen in hem op, dat hij het treurig weer
op zijn plaats legde de voor hem
zoo vermoeiende lectuur verwisselde
voor zijn geneeskundig tijdschrift, om
zich te verdiepen in de prachtige vor
deringen, die de wetenschap maakte,
en waardoor hij, tenminste iets zou
kunnen doen om anderer lijden te ver
zachten.
HOOFDSTUK XVII.
„Hoe komt het ^och, dat ik Annie
zoo lang niet gezien heb? Waarom
kemt ze niet meer op de naailes?"
vroeg Ruth op zekeren middag. „Is ze
soms ziek?"
„Neen juffrouw, ziek is ze niet!"
zeide er een. „Ik heb ze gisterenavond
neg gezien; toen liep ze te wandelen
met Lien Verlaan".
„Met Lien Verlaan?" zeide Ruth
verwonderd. „Dat is toch niets geen
goed gezelschap voor haar".
„O!" riepen eenige stemmen uit.
„Daar gaat ze tegenwoordig heel druk
mee om". En een van de meisjes merk
te op: „Verscheidene keeren stond
Lien haar al bij school op te wachten;
en toen de school uit was, gingen ze
samen in een dos-ü-dos den weg naar
tie stad op".
„En weet haar oom dat?" vroeg
Ruth.
„Ik denk het niet, juffrouw. Haar
oom komt pas laat uit de stad van zijn
kantoor; en er is niemand thuis dan
die Inlandsche vrouw".
„Maar deze zal het toch aan mijn
heer Van Hal vertellen, als hij 's
avonds thuis komt?"
„O die vrouw dobbelt zoo erg, juf
frouw. Zij is heele dagen uit bij de hu
ren, en weet dus heelemaal niet Wat er
thuis gebeurt".
„En haar kindje dan?"
„Dat slentert maar met de baboe
door de kampongs".
Ruth zuchtte. In zulk een omgeving
groeide het meisje op. Wat voor goeds
moest ervan terécht komen? Ze was
nu veertien jaar oud, en had een fijn
gezichtje, zoodat het geen wonder zou
zijn, als ze in verkeerde handen viel.
En de omgang met Lien Verlaan, een
meisje van zeer verdachte zeden, was
reeds een bewijs, dat het met haar
niet in orde, was. Ze was een wees; en
haar oom, die haar tot zich genomen
had, scheen niet Veel liefde voor haar
te hebben.
Na afloop van de naailes begaf Ruth
zich naar haar huis. Mijnheer Van
Hal was nog niet van zijn kantoor
te Weltevreden teruggekeerd, en Ruth
vond alleen zijn Inlandsche huishoud
ster thuis.
„O", zeide deze, toen Ruth naar An
nie vroeg, „als ze vanavond thuis
komt zal ze wel een flink pak slaag
van mijnheer krijgen. Hij heeft er haar
gisteren al mee gedreigd; want ze is
al een paar avonden pas om elf uur
thuis gekomen".
Ruth voelde zich geheel droevig, na
dat ze een poosje met de vrouw had
gesproken. Niet alleen, aat ze blijk
baar niet de minste liefde voor Annie
had; maar in alles legde ze de grootste
onverschilligheid aan den dag. Haar
kindje, een meisje van drie jaar, hing
in de slendang van de baboe, en
dwong om alles wat het zag, terwijl de
meid telkens een scherpe aanmerking
van haar meesteres ontving, wanneer
het kind huilde, haar barsch bevelen
de om het kind toch in alles haar zin
te geven. Zij zelve, opgepronkt met ju-
weelen en in een fijne kabaja, was een
toonbeeld van gemakzucht, ijdelheid
en lichtzinnigheid.
Treurig ging Ruth heen. Ze bega!
zich nu naar de woning van Lien Ver
laan; maar vond haar niet thuis. Haar
oude vader, een man, die bekend stond
om zijn vreeselijk onzedelijk levetf;
zeide, dat ze in Weltevreden een tante
was gaan bezoeken, maar dat Annie
van Hal niet met haar mee was ge
gaan, ja, deze in 't geheel niet bij
hem in huis kwam.
Ruth voelde, dat de man loog. Het
was hoog tijd om Annie uit die omge
ving los te rukken. De oude man zou
er zijn voordeel wel van hebben, om
ook dat meisje op den slechten weg te
brengen, evenals hij dat met zijn doch
ter gedaan had. Als het nu nog maar
niet te laat wast