IIEOWE LEIDSCHE COURANT Doorzitten PUROL ZATERDAG 21 JULI 1928 TWEEDE BLAD. MENSCHENW AARDE. Wie den arme verdrukt, smaadt deszelfg Maker; maar die zich over den nooddruftige ontfermt, die eert Hem. Spr. 14:31. Onder de waarden, waarmee onze prak tisch, alles wetende, wegende en schatten de tijd het zoo druk pleegt te hebben, be hoort ook de menschenwaarde. Een verschijnsel, waarover we ons enkel te verblijden zouden hebben, zoo hij bij de bepaling van de waarde eens men- schen, nu ook den rechten maatstaf aan legde. Maar helaas, als in alle dingen, toont hij ook in de keus van dezen maatstaf, te behooren tot wat de H. Schrift in ongun stiger] zin „deze eeuwnoemt. Dit wil zeggen, dat hij daarbij niet uit komt boven het schepsel. De waarde van een menscb. bepaalt hij t naar de beteekenis die zulk een mensch heeft voor „déze wereld En die betee kenis kan dan liggen of in wat hij is: naar zijn karakter, naar zijn geestesaan- leg, of ook dit telt mee naar zijn spierkracht, of in wat hij heeft: aan geld, aanzien, macht of invloed. Wie door één dezer dingen uitsteekt telt mee. Wie ervan ontbloot is wordt als waardeloos opzij geworpen. Gevolg is, dat de zwakken en armen twee categorién die veelal samenvallen niet alleen nau welijks de aandacht waardig worden ge keurd. maar zelfs meedoogenloos verdrukt Worden. Rechten hebben ze niet. Hun plaats wordt hun nauwelijks ge gund. Veel beter ware ze door sterkeren en rijkeren ingenomen. En de stemmen, die in naam van den vooruitgang roepen om de opruiming van deze sta-in-den-Wegs, groeien met den dag in aantal en kracht. Hóe geheel anders dé Schrift. Zij óók wee* van menschenwaarde. Zij, met haar niets-sparend, haar diep- vernederend, haar vernietigend oordeel over den zondaar, weet van menschen waarde als geen ander boek ter wereld, en stelt hooger dan alle menschenvereerders samen. Ze neemt het op voor de zwakken en ze voert het pleit voor de armen. Ze ei3cht plaats en recht, ze vordert eerbied en liefde voor wat, noch om wat het is in zich zelf, noch om wat het hééft of vermag, eenige aanspraak kan doen gelden Want de maatstaf dien ze aanlegt is een andere dan die van de wereld. Niet in 't schepsel, niet in den mensch- zelf zoekt ze hem ver J>oven den mensch uit, in God. zijn Maker. Alle dingen ziet te SGhrift in 't licht van Hem, die hun oorsprong is. Wat over hun waarde beslist is de ver houding, waarin ze, naar Zijn wil en be doelen, staan tot Hem en tot het geheel der dingen die Hij schiep. Aau geen menschelijke willpkeur en aan geen mensChelijk inzicht, maar aan Gods souverein welbehagen hangen het recht en de eere van hun bestaan, en de plaats die ze zullen innemen. Wat Hij schiep zal niemand doemen tot niet-zijn. Wat Hij een plaats gaf in Zijn wereld, zal niemand slagen te verdringen. Wie het doet of póógt te doen, die heft de hand op tegen den souvereinen en al- machtigen Koning aller dingen. Wie het plaats geeft, wie het eert in zijn recht, wie het steunt en tehulp komt, die biedt zijn Maker eere, die treedt in den diénst van God, die wordt Gods mede-ar béider. En dat geldt óók van de zwakken en de armen onder de menschen. Ook in den zwakke en arme toont ons de Schrift een schepsel Go is; in zijn be staan zelf en in het „hoe" van zijn be staan een beschikking des Heeren. Daarom waarschuwt ze voor 't verdruk ken van den arme, als voor een smaden van diens Maker; en daarom maant ze tot ontferming over den nooddruftige, als een eeren van onzen God. In dit laten gelden van den wille Gods als den maatstaf voor onze waardeering van- en voor onze verhouding tot de din gen en de rnenschen, toont ze ons de bron van alle barmhartigheid jegens het ellen dige; zooals ze ons in de eenheid van de beide tafelen der wet, in de liefde tot den Heere onzen God, het motief ontdekt van de liefde tot den naaste. En wie de ontferming Gods over het ellendige het ellendige en schuldige in Christus ontmoette; wie door deze ont ferming zich zelf als een ellendige en schuldige d.i. als een onwaardige gered en gezaligd weet die vraagt in het be staan zijner liefde niet naar de waarde van den mensch in hem zelf, maar heeft ook het onwaardige lief om zijns Makers willé. TERWIJL GIJ 'T KUNT. Wijl ge nog in 't heden zijt, 't Morgen u nog niet behoort, Hoor het ernstig, dringend woord: Wijl gij 't kunt, Kindlief, werk; gebruik den tijd! Eer des werelds ijdelhefin 't Jeugdig hart in banden slaan, Trek der liefde waap'nen aan! Wijl giï 't kunt, Kindlief, dien uw Heer alleen! Zaai dan steeds der liefde zaad! Lang duurt 't aardsche leven niet. Vul het met een heraelsch lied! Wijl gij 't kunt, Kindlief, zaai het hemèlzaad! Heden zijt ge in 's levens strijd, Morgen zinkt ge in *t stille graf. Morgen valt u 't reiskleed af! Wijl gij 't kunt. Kindlief, leef voor de eeuwigheid. Uit: De Kleine Zaaier. KERK EN SCHOOL. NED HERV. KERK. Beroepen: Te Nisse, P. L. t>. J van Oeveren té Den Boer; te Brielle, J. C. Kamsteeg te 's Heer Hendriks- kinderen; te Driesstim, U. M. W. J. Kolkert te Eemnes-Buitèn; te Garde ren, F. F. J. van de Plassche te Krim pen a. d. Lek; te Saaxum, G. v. Veld huizen, cand. te Groningen. Aangenomen: Naar Nieuwveen M. C. van Wijhe, em. pred. te Amers foort. GEREF KERKEN. Aangenomen: Naar Ottoland, Cand. A. v. d. Weg, te Dordrecht. CHR. GEREF. KERK. Beroepen: Te Murmerwoude, K. Bokhorst, cand. te Elburg; te Mepjpel J L. de Vries te Rijnsburg. Bedankt: Voor Dordrecht, G. Sa- lomons te Amersfoort. Ds. A. DE GEUS. Naar We vernemen is Ds. A. de Geus, emeritus-prêdikant van de Geref. Kerk van de Lemmer, thans wonende te Zaan dam, voorzitter van De Unie een school met den Bijbel, opnieuw ernstig ongesteld geworden. Ds. de Geus was van zijn ernstige ziek te, die hem in het voorjaar trof, aardig hersteld en wandelde weer op straat. Nu is hij opnieuw ingestort. Gemeld wordt, dat zijn toestand zorg baart. DE GENERALE SYNODE DER CHR. GEREF. KERK. De Chr. Geref. Kerk zal Dinsdag 24 Juli a.s. haar gewone Generale Synode, die om de drie jaar pleegt samen te komen, hou den, ditmaal te Apeldoorn. De Gen. Sy node wordt samengesteld uit de afgevaar digden van drie Particuliere Synoden, n.l. die van het Noorden' het Midden en het Zuiden, die elk zes predikanten en zes ouderlingen afvaardigen, terwijl enkele personen haar als prae-adviseur worden toegevoegd. Als zoodanig zullen dit jaar haar die nen: de predikanten P. J. M. de Bruyn; F. Lengkeek en J. J. v. d. Schuit, allen do cent aan de Theol. School der £hr. Geref. Kerk te Apeldoorn, benevens Ds, H. Jans sen, leger- en vlootpredikant in alg. dienst te Den Haag. In het college van docenten is door het overlijden van Ds. A. v. d. Heyden een va cature, dus telt deze Synode ook een prae- adviseur minder. De Part. Synode van het Noorden koos tot afgevaardigden als primi de predikan ten Ds. L. H. Beekamp te Harlingen; Ds. H. Biesma te Groningen; Ds. L. de Bruyne t.e Zwolle; Ds. A. II. Hilbers te Enschedé; Ds. R. E. Sluiter te Assen en Ds. H. Visser te Leeuwarden en de ouderlingen H. Boer- rigter te Almelo; II. J. Brasz te Enschedé; L. Floor te Ulrum; J. Munneke te Nieuwe Pekela; J. D. Tamminga te Franeker en J v. d. Veen te Leeuwarden en als secun di de predikanten Ds. M. Holtrop te Fra neker; Ds. K. Zuidersma te Hoogeveen; Ds. K. G. van Smeden te Kampen; D9. J. W. Polman te Almelo; Ds. J. Hovius te Nieuwe Pekela en Ds. H. Velema te Drach ten en de ouderlingen J. H. v. d. Bent te Ommen; G. Kremer te Zwolle; M. Kalk huls te Ulrum; K. Broekema te Kornhorn; J Pol te Groningen en S. Haakma te Mur merwoude. De Part. Synode van het Midden koos als primi de predikanten Ds. A. M. Berk hof! te Amsterdam; Ds. W. Bijleveld te Haarlem; Ds. J. W. Geels te Apeldoorn; Ds. J. Jongeleen te Hilversum; Ds. Joh. v. d. Vegt te Doesburg en Ds. G. Wisse, te Utrecht en de ouderlingen B. J. Boerrig- ter te Deventer; J. Buys te Arnhem; Th. v Dolderen te Driebergen; J. v. d. Meer te Aalsmeer; A. Nagtegaal té Leerdam en G Rijkeen te Zeist, en als secundi de pre dikanten Ds. S. v. d. Molen te Lisse; Ds. T. A. Bakker te IJmuiden; Ds. D. J. van Bruramen te Driebergen; Ds. P. J. de Bruyn te Veenendaal; Ds. C. v. d. Zaal te Deventer en Ds. A. Zwiep, te Zei9t en de ouderlingen F. Denekamp te Apeldoorn; J. v. d. Brink te Zeist; A. ten Broeke te IJmuiden; G. Kamp te Helder; P. Kok te Harderwijk en R. Ras te Utrecht. De Part. Synode van het Zuiden koos al9 primi de predikanten Ds. P de Groot te Rotterdam; Ds. B. v. d. Berg te Maas sluis; Ds. J. A. Riekel te Sliedrecht; Ds. L. H. v. d. Meiden te Den Haag; Ds. J. P. Meyering te Zwijndrecht en Ds. J. A. de Vries te Rijnsburg en de ouderlingen W. Nederlof te Rotterdam; W. Stolk te Ba- rendrechtj J. v. Dongen te Dordrecht; W. Korporaal te Tonnekreek; N. v. d. Zwan RIjnzaterwoude en C. H. Overduin te Lei den en als secundi de predikanten Ds. J. W. van Ree te Barepdrecht; Ds. J. de Bruin te Vlaardingen; Ds. K. Groen te Nieuwpoort; Ds. J. G. B. Croes tê Gouda; Ds. P. Zwier te Papendrecht en Ds. P. de Smit te Boskoop en als ouderlingen W. H. v. d. Meer te Rotterdam; J. A. Hart te Schiedam; H. Slabbekoorn te Biezelinge (Z.); M. Visser Mzh. te '9-Gravendeel; J. Ruissaart te Den Haag en P. W. V. d. Geest te 's-Gravenzande. Aan de Synode gaat Maandagavond een bidstond vooraf, waarin zal voorgaan Ds. H Biesma van Groningen, praese9 van de laatste Gen. Synode. ALG. SYNODE DER NED. HERV. KERK. In de tweede zitting van de Alg. Sy node der Ned. Herv. Kerk werden na vaststelling der notulen de volgende commissies samengesteld: Voor de examina: Ds. J. Quast, Mr. H. J. M. Tyssens. Voor de kleine toelagen: Mr. S. J. Hogerzeil en de heer A. v. Loo. Voor de consideratie: Ds. K. H. E. Gravemeyer, Ds. G. van Dijk, Ds. L. S. v. d. Zwet, de heer H. C. Frank, Ds. F. Tammens. Voor de nieuwe wetsvoorstellen: Prof. Dr. A. van Veldhuizen, Ds. A. B. te Winkel, Ds. W. Stoel, Ds. J. Boonstra, Ds. G. A. M. Picard, Ds. A. Bloem, Ds. A. E. K. Pols. Voor de stukken ter behandeling: Prof. Dr. M. van Rhijn, de heer I. D. J. Idenburg, de heer H. M. Tromp, de heer Ed. baron Prisse, de heer Franck, Ds. J. Quast, Ds. L. S. van Zwet. Voor de afschriften: Mr. N. J. M. Tyssens en Ds. G. van Dijk. Voor de aangelegenheden van de predikantstractementen en pensioe nen: Ds. C. J. van Paassen, Ds. Tam mens, Ds. A. B. te Winkel. Voor de eindredactie: Ds. C. J. van Paassen en Ds. G. P. M. Picard. De financieele zaken werden afge handeld, terwijl de Synode besloot aan Mr. J. A. Sehuller tot Peursumte verzoeken zijn betrekking als secun dus van den quaestor-generaal te wil len blijven vervullen. Aan de orde was het vervolg van het verslag der Alg. Syn. Commissie. Mededeeling werd gedaan van de rijkstractementen, welke toegekend en ingetrokken werden. Als leden van de voorjaarsvergade ring werden benoemd voor de Kerke lijke belangen in het toekomstige Zuiderzeegebied de heeren J. A. Bak ker, Mr. Dr. E. J. Beumer, Mr. H. de Bie; Ds. D. den Breems, Ds. Eilerts de Haan, Jhr. Mr. D. E. van Lennep en Dr. J. Th. de Visser. Deze zaak zal nog nader worden besproken. Naar aanleiding van een schrijven van de Synode de TUnion des Eglises Evangeliques protestantes de Belgique inzake de pensioenen van predikanten en attestaties van leden, hadden en kele besprekingen plaats, over de po sitie van de Union, ten aanzien van de Synode. Hierna vingen de commissieverga deringen aan en verdaagde de voor zitter de vergadering tot gistermor gen 10 uur. Derde zitting. De vice-president rapporteert over de registers van den secretaris. Het blijkt, dat van EO Juli 1927 tot 17 Juli 1923 zijn ingekomen 1573 en uitgegaan 2225 stukken. Aan den secretaris wordt dank ge bracht voor zijn omvangrijken arbeid. Vervolgens wordt de groslijst opge maakt voor de benoeming van een lid-predikant en van een lid-ouder ling in de Synodale Commissie, welke a.s. Maandag zal geschieden. De president verwelkomt den quaes tor-generaal, Mr. S. J. Hogerzeil, en deelt hem mede, dat de Synode hem décharcheert van zijn beheer over 1927, terwijl zij hem, onder dankbe tuiging voor zijn arbeid, uitnoodigt de taak te blijven vervullen. De quaestor-generaal verklaart zich hiertoe bereid. Voorts wordt hem medegedeeld, dat zijn secundus, Mr. J. A. Schuller tot Peursum als zoodanig herbenoemd is. Nu komen de verschillende fondsen in behandeling. Het fonds voor nood lijdende kerken en personen heeft voor kléine toelagen aan gemeenten en personen 9370 beschikbaar en voor groote toelagen een bedrag van 29.ICO. De collecten bedroegen in 1927 inclussief het nagekomen bedrag, 23.234,55. De predident spreekt zijn groote er kentelijkheid uit voor de gift van 2000, welke H. M. de Koningin we der aan het Fonds heeft verleend. Ook aan het fonds ter voorziening in de geestelijke behoeften heeft de Koningin een bijdrage (van 750) ge schonken. Uit dit fonds kan aan 19-gemeenten een toelage worden verleend, tot een gezamenlijk bedrag van 7250, waar bij echter de Generale kas een sup pletie van 1980 moet afstaan, aan gezien het Fonds zelf slechts 5270 beschikbaar heeft. Daarna worden de aangelegenheden van het Fonds tot verbetering van de schraalste predikantstractementen be handeld. Hier kan, dank zij een bij drage van 30.000 uit 't fonds „Aan pakken", een suppletie van 16.439 uit de Generale Kas, en een suppletie van 750 uit de baten van den Ver volgbundel, het minimum der laagste traktementen, behoudens enkele uit zonderingen, op 1650, worden gehou den, met vrije woning en 50 voor be lasting. De voordrachten beloopen in het geheel 56.864. Door de Synodale Commissie is het Concept van een gewijzigd Reglement op dit fonds ingediend. De behande ling daarvan zal geschieden, zoodra de commissie voor de nieuwe wets voorstellen met haar rapport gereed is. De Algemeene weduwen- en weezen beurs zal over 1928 een uitkeering ge ven van 2C5 met een bijslag van 95 alzoo in het geheel 300. RECLAME bij Wielrijden en een door de Zon verbrande Huid, Schrijnen en Smet ten, verzacht en geneest men met Doos 30, 60, Tube 80 ct. In 1927 werd een uitkeering ver leend aan 379 weduwen, 7 minderja rigen en 17 erven. Na behandeling van de aangelegen heden der Algemeene Kas komen die van het gebouw der Synode aan de orde. De uitloting geschiedt van 20 obli gaties, van de Leening Synodaal ge bouw, welke uitloting elke 5 jaar ge schieden moet. Het Hulppensioenfonds voor emeri ti-predikanten zal in 1928 een uitkee ring kunnen geven van 140. In 1927 werd een uitkeering gedaan aan 48 predikanten en 3 erven. Het aantal deelgerechtigde gemeenten be draagt thans 371 met 517 plaatsen, waarvan 18 gemeenten met 18 plaat sen zich hebben „uitgekocht". Uit het studiefonds kan aan 12 stu deerenden een uitkeering worden ge geven tot een gezamenlijk bedrag van 1525. De Generale Kas heeft voor 1923 be schikbaar 69.488,83. Hiervan moet echter worden afgetrokken een sup pletie van 1980 voor het Fonds Gees telijke behoeften en een suppletie van 16.439 voor het Fonds „Schraalste predikantstractementen", zoodat nog overblijft een bedrag van 51.069,83. De bijdragen (met nagekomen bijdra gen over 1926) beliepen 61.992,60. Ten slotte worden behandeld de fondsen van verschillenden aard. Hiertoe behooren het fonds voor de Waldenzen, voor de Hervormde ge meente te Assweiler, en voor de Ker ken in Lithauen. Ook wordt tot die fondsen gerekend de „Kas tot behartiging der belangen van Hervormde Nederlanders in het buitenland". Uit het verslag betreffende den ar beid onder onze protestantsche land- genoöten in Duitschland, dat onlangs is verschenen, heeft men kunnen zien, hoezeer er behoefte is aan meer finan- cieelen steun voor dit hoogst belang rijk werk. De bijdragen en giften wa ren in 1927 2119,71, terwijl zij in 1926 althans nog 2367,15 opbrachten. Ook dit werk moest weder uit de Ge nerale Kas worden gesteund met een suppletie van 1000. DE ZEGEN VAN DE KERK TELEFOON. In kerkelijke kringen wordt, naast de belangstelling, die de Radio trekt, de aandacht geschonken aan de toe passing van kerktelefonen. Reeds sinds jaren gebruikt men in vele kerken telefonen voor hardhoo- renden. Personen, die de prediking niet moer normaal kunnen volgen, ontvangen in de kerk een telefoon, welke de stem van den predikant in hooge mate versterkt weergeeft. Nu was men er een enkele maal reeds toe overgegaan, om een in de nabijheid der kerk wonende zieke met de telefooninrichting van het kerk gebouw verbinding te geven. Evenwel konden hiervan tot voor korten tijd heel enkele zieken profi- teeren, omdat men volgens wettelijke bepalingen geen draden mag spannen over openbare wegen. Maar dank zij de tusschenkom9t van den rijkstelefoondienst, die nu in het vervolg voor den geheelen aanleg der buiten geleidingen zorg draagt, is het mogelijk vrijwel alle zieken der gemeente in het gezegend bezit van een kerktelefoon-aansluiting te stellen Zoo hooren de zieken niet slechts af en toe een preek, maar kunnen zij iederen Zondag de beide samenkom sten van de gemeente, waartoe zij behooren, volgen alsof zij niet aan huis of leger waren gebonden. Reeds in tientallen gemeenten heeft mén de „Ziekentelefoon" ingesteld. Er zijn kerken met meer dan 100 telefoonaansluitingen. FEUILLETON. EINDELIJK VREDE. 29) o— HOOFDSTUK XVI. Gelukkig had het late uitblijven niet zulke ernstige gevolgen, als het zich in den beginne liet aanzien. Wel werd dokter Van Ende den volgenden mor gen met een pijnlijk gevoel in zijn le den wakker, terwijl de koorts door zijn aderen gloeide; maar na eenige eins en was hij weer geheel in orde, ter wijl Ruth en Nènèk er met een zware verkoudheid afkwamen. Het deed Frank innig leed, toen hij den volgenden dag begreep, welk een ongerustheid hij zijn zuster en de goe de oude vrouw had veroorzaakt. „O zustertje, het spijt mij zool En nu heb ik jullie beiden erkouden ge maakt. Ach, dat ik zoo gedachteloos heb kunnen zijn! Beknor mij nu maar eens flink!" zeide hij met een pijnlij ken glimlach. „Stil, stil!" antwoordde Ruth vrien delijk. „Als je nu mar.r gauw beter wordt, is het allemaal niets. Praat nu n aar niet meer, Frank. Je zult je an ders opwinden, en een hoogere tempe- r? tuur krijgen". Dokter Van Ende was genoodzaakt, een week lang zijn werk te verzuren. En hij verzekerde, dat het een genot was, ziek te zijn, om zóó verpleegd te kunnen worden. In die dagen merkte Ruth met inni ge blijdschap op, dat de Bijbel, dien ze uit teedere zorg op een boekenplank a^ n den muur had gelegd, toen ze die kamer voor haar broer in orde maakte, ra meer dan eens geopend op zijn schrijftafel lag. Ze zeide niets, maar bad zooveel te meer. „Eindelijk, eindelijk!" dacht ze, „zal het licht door de duisternis heen breken! Ik wist het wel, Heer! dat U mijn gebed zöudt verhooren". Maar dokter Van Ende was er nog ver van af om kinderlijk te gelooven. „Het zou mogelijk kunnen zijn", had hij gedacht, „dat dat oude, merkwaar dige Boek mij een draad in de hand kon geven om een weg in den doolhof tf vinden". Maar tekens sloeg hij het Bóek weer moedeloos dicht. Hij vond er zooveel ongerijmds in voor zijn denkend ver stand. Alles zoo voetstoots aan te ne men, was hem onmogelijk, hoe schoon en aanlokkelijk de voorstellin gen ook mochten wezen. Menschen, die zich lieten beheerschen door hun gevoel, konden aldus handelen, zoo meende hij; maar zoo iets paste niet aan een denkenden geest. Hij wilde geen idealen, schoon, maar uit elkaar spattend als een zeepbel. Hij wilde waarheid vaste, bewtzen waarheid, stevig gegrond en onpmstootelijk. En het oude eigenaardige Boek maakte hem slechts nog meer ver ward, en wekte zoo oneindig vele vra gen in hem op, dat hij het treurig weer op zijn plaats legde de voor hem zoo vermoeiende lectuur verwisselde voor zijn geneeskundig tijdschrift, om zich te verdiepen in de prachtige vor deringen, die de wetenschap maakte, en waardoor hij, tenminste iets zou kunnen doen om anderer lijden te ver zachten. HOOFDSTUK XVII. „Hoe komt het ^och, dat ik Annie zoo lang niet gezien heb? Waarom kemt ze niet meer op de naailes?" vroeg Ruth op zekeren middag. „Is ze soms ziek?" „Neen juffrouw, ziek is ze niet!" zeide er een. „Ik heb ze gisterenavond neg gezien; toen liep ze te wandelen met Lien Verlaan". „Met Lien Verlaan?" zeide Ruth verwonderd. „Dat is toch niets geen goed gezelschap voor haar". „O!" riepen eenige stemmen uit. „Daar gaat ze tegenwoordig heel druk mee om". En een van de meisjes merk te op: „Verscheidene keeren stond Lien haar al bij school op te wachten; en toen de school uit was, gingen ze samen in een dos-ü-dos den weg naar tie stad op". „En weet haar oom dat?" vroeg Ruth. „Ik denk het niet, juffrouw. Haar oom komt pas laat uit de stad van zijn kantoor; en er is niemand thuis dan die Inlandsche vrouw". „Maar deze zal het toch aan mijn heer Van Hal vertellen, als hij 's avonds thuis komt?" „O die vrouw dobbelt zoo erg, juf frouw. Zij is heele dagen uit bij de hu ren, en weet dus heelemaal niet Wat er thuis gebeurt". „En haar kindje dan?" „Dat slentert maar met de baboe door de kampongs". Ruth zuchtte. In zulk een omgeving groeide het meisje op. Wat voor goeds moest ervan terécht komen? Ze was nu veertien jaar oud, en had een fijn gezichtje, zoodat het geen wonder zou zijn, als ze in verkeerde handen viel. En de omgang met Lien Verlaan, een meisje van zeer verdachte zeden, was reeds een bewijs, dat het met haar niet in orde, was. Ze was een wees; en haar oom, die haar tot zich genomen had, scheen niet Veel liefde voor haar te hebben. Na afloop van de naailes begaf Ruth zich naar haar huis. Mijnheer Van Hal was nog niet van zijn kantoor te Weltevreden teruggekeerd, en Ruth vond alleen zijn Inlandsche huishoud ster thuis. „O", zeide deze, toen Ruth naar An nie vroeg, „als ze vanavond thuis komt zal ze wel een flink pak slaag van mijnheer krijgen. Hij heeft er haar gisteren al mee gedreigd; want ze is al een paar avonden pas om elf uur thuis gekomen". Ruth voelde zich geheel droevig, na dat ze een poosje met de vrouw had gesproken. Niet alleen, aat ze blijk baar niet de minste liefde voor Annie had; maar in alles legde ze de grootste onverschilligheid aan den dag. Haar kindje, een meisje van drie jaar, hing in de slendang van de baboe, en dwong om alles wat het zag, terwijl de meid telkens een scherpe aanmerking van haar meesteres ontving, wanneer het kind huilde, haar barsch bevelen de om het kind toch in alles haar zin te geven. Zij zelve, opgepronkt met ju- weelen en in een fijne kabaja, was een toonbeeld van gemakzucht, ijdelheid en lichtzinnigheid. Treurig ging Ruth heen. Ze bega! zich nu naar de woning van Lien Ver laan; maar vond haar niet thuis. Haar oude vader, een man, die bekend stond om zijn vreeselijk onzedelijk levetf; zeide, dat ze in Weltevreden een tante was gaan bezoeken, maar dat Annie van Hal niet met haar mee was ge gaan, ja, deze in 't geheel niet bij hem in huis kwam. Ruth voelde, dat de man loog. Het was hoog tijd om Annie uit die omge ving los te rukken. De oude man zou er zijn voordeel wel van hebben, om ook dat meisje op den slechten weg te brengen, evenals hij dat met zijn doch ter gedaan had. Als het nu nog maar niet te laat wast

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1928 | | pagina 5