üiEIIWE LEIDSCHE COURANT
Zonnebrand
PUROL
DONDERDAG 19 JULI 1928
TWEEDE BLAD.
ZENDINGSDAG CHR. GEREF. KERK.
(Vervolg).
De middagbijeenkomst werd op de
gebruikelijke wijze geopend door Ds. J.
L de Vries, voorzitter van de rege
lingscommissie, die daarna onmiddel
lijk het woord gaf aan Ds. J. B. G.
Croes, van Gouda, die sprak over:
„Een heerlijke ceder met gevogelte
van allerlei vleugel".
Rede Ds. Croes.
Spr. had de titel van zijn rede ont
leend aan Ezech. 17 23. In het begin
van hetzelfde hoofdstuk wordt gespro
ken van een arend, die groot was,
groot van vleugelen, lang van vlerken,
vol van vederen. Die arend (Nebukad-
nezer) kwam en nam den oppersten
top van een ceder en bracht die top
(Zedekia) in een stad van kooplieden
(Babel). En dan aan het einde van het
hoofdstuk spreekt de Heere: Ik zal
ook van den oppersten tak des hoogen
ceders nemen, zijner jonge takjes zal
ik een teederen afplukken, denwelken
Ik op een hoogen en verhevenen berg
planten zal; op den berg der hoogte
van Israël zal Ik hem planten; en hij
zal takken voortbrengen en vrucht
chagen, en hij zal tot een heerlijken ce
der worden, dat onder hem wonen zal
gevogelte van allerlei vleugel; in
de schaduw zijner takken zullen zij
wonen.
Spr. wijst er op hoe heerlijk de Gods
belofte ondanks de ballingschap van
Zedekia, de laatste koning van David's
huis. werd vervuld. Langzamerhand
is het stukje uit Jesse's stam groot
geworden. Die ontwikkeling van
Christus en het Koninkrijk Gods kun
nen we in de Schrift volgen. We zien
in de Zendingsgeschiedmis van het
Nieuwe Testament langzamerhan de
bcfom groeien en zijn takken uitsprei
den ook over Europa en tenslotte ook
over Nederland «'nHt Hen boom
vogels van allerlei vleugelen, die allen
op hun eigen manier den Schepper
eeren en waarvan de behoeften ver
st tillend zijn. Laten we bedenken, hoe
heerlijk het is in dien boom te mogen
nestelen. Het is een weldaad om van
den eenigen Naam die onder den he
mel gegeven is te mogen getuigen en
daarom moeten we op allerlei manier
zooveel mogelijk trachten den arbeid
voor de komst van Gons Koninkrijk
rusten in valsche lijdelijkheid, maar
tp helpen bevorderen. We mogen niet
arbeiden zoolang het dag is. We moe
ten de zendelingen opdragen aan Gods
troon der genade en hen steunen zoo
veel we kunnen financieel en moreel,
zoodat we met een oprecht hart kun
nen bidden: Uw Koninkrijk kome toch
o Heer.
Rede Ds. de Smit.
Nadat gezongen was Ps. 103 10 en
11 sprak vervolgens Ds. P. de Smit van
Boskoop over: Heilige stilte. Spr. be
gon met te wijzen op de wondere stil
te die heerschte bij het bouwen van
Salomo's tempel. De tempel door Sa
lomo voor den Heere gebouwd is een
uitbeelding van den tempel waarvan
Jezus de uiterste hoeksteen is. God
maakt bij het bouwen van Zijn tempel
geen drukte. Slechts weinige men
sehen. hoofdzakelijk eenlge herders
hoorden ervan, toen Jezus op de we
reld kwam. Jezus heeft ook Zijn stem
op de 9traten niet verheven en zelfs
aan het kruis heerschte er een indruk
wekkende stilte. Zoo gaat het ook
met het aanbrengen van 9teenen aan
den tempel Gods. De zondaar is als een
niet te keeren waterval, die echter
tcch door God tegengehouden en om
geleid wordt en dat alles gaat in hei
lige stilte. Zoo weet het kind van God
hot. Er was niemand die het merkte
toen God het riep. Het werd uitgestre
den in de binnenkamer en dan kwam
de groote zalige vrede. Zoo is het in
't afzonderlijke en zoo is het ook in het
algemeene, ook in het werk van de
Zending. God wandelt oo de vleugelen
van Zijn Woord en werkt dikwijls zoo,
dat de zendeling gaat twijfelen aan de
vrucht. God werkt dan zooals altijd in
heilige stilte en het gebeurt, dat na
verschillende jaren van irbeid zonder
vrucht, plotseling de velden wit wor
den om te oogsten. Zoo wordt lang
zaam en stil de tempel Gods opgetrok
ken totdat als het werk klaar is het
gejubel los zal breken en zal klinken
alle hemelen door tot eer van God en
van het Lam in 't nieuw. Jeruzalem.
Na deze rede werd gezongen Ps. 72
vs. 4 en daarna werd een half uur pau
ze gegeven, waarvan de aanwezigen
gebruik maakten om te zwerven in de
heerlijk schoone lanen van het uitge
strekte landgoed of minder poëtisch
om limonade te drinken en ijs te eten
aan de cantine, terwijl sommigen het
mooie met het lekkere combineerden.
Na de pauze werd gezongen Ps. (18
vs. 5, waarna Zendeling Van Dalen,
met verlof hier te lande, een rede hield
over: „Zorgen en zegen op Zuid-Mid-
den-Celebes".
Rede Zendeling Van Dalen.
Spreker zal geen beschouwing ge
ven, waarom hij dit onderwerp heeft
gekozen, maar alleen eenige voorbeel
den geven, waaruit blijken zal waarin
de zorgen en zegeningen op Zuid-
Midden-Celebes bestaan. Vooral op de
zorgen wil spr. wijzen, omdat die voor
alsnog grooter zijn dan de zegeningen.
Wanneer er op Zuid-Midden-Celebes
een doode is moet de toorn van de
geesten worden afgekocht met offers
en daardoor worden de menschen dan
dikwijls heel arm. Dikwijls ook blij
ven de lijken wekenlang in de huizen
liggen waarbij zich afgrijselijke toonee-
len afspelen en waarvan zware epide-
miën het gevolg zijn, zoodat het volk
langzaam maar zeker uitsterft, ook
door zedeloosheid en ander kwaad.
Hier kan niemand meer helpen dan
Jezus Christus alleen. Spr. gaf ver
schillende afschuwwekkende voorbeel
den van al de ellende die de bevolking
doormaakt, zonder te zien dat het een
gevolg is van hun zonde, vooral ook
van hun zedeloosheid. En daarbij te
bedenken dat vele van deze menschen
vroeger gedoopt zijn, maar na het
doopsel hun goden geofferd hebben
om verzoening voor deze zonde. Spr.
wijst er op, dat aan de redding van dit
volk allen mogen medehelpen. Het
is een gunst van God, dat wij dat
mogen.
Het is echter niet alles zorg wat spr.
heeft medee-emaakt. Neen er is ook ze
gen. Spr. verhaalt van een dorpshoofd,
die als eersteling door Koning Jezus
bekeerd is en van dien tijd af in daad
en woord Christen is geweest en veel
heeft gedaan voor zijn broeders, die
nog in het donker tastten. Spr. getuigt
ook van zijn sterfbed dat op zichzelf
een heerlijke prediking was, zonder de
minste vrees, met de woorden op de
fippen: tabe toean (gegroet, mijnheer 1)
Dit dorpshoofd heeft ons wat te zeg
gen. Hij heeft genade gevondén. Heb
ben wij dat ook. Zoo niet, laten wij dan
tot den Heiland komen en hem aan
bidden om daarna ook anderen te lei
den voor Zijn troon.
Nadat vervolgens gezongen was Ps.
103 10 sprak Ds. H. Janssen, Leger
en Vlootpredikant in algem. dienst, het
slotwoord.
Slotwoord Ds. Janssen.
Spr. begon met er op te wijzen, dat
wij dezen dag een heerlijk Zendings-
bad hebben gehad. Niet alleen zijn we
daardoor opgefrischt maar bovendien
is de groote zaak van de Zending weer
eens bninen onzen gezichtskring ge
bracht. En dat is wel noodig. Onze
gezichtskring is nog maar heel be
perkt. Er liggen in onze huiselijke zor
gen, onze maatschappelijke nooden.
kerkelijke aangelegenheden en politie
ke vragen maar dan is de kring ook
precies gevuld. De zaak van onzen
Koning, de zaak van de zending blijkt
er dikwijls totaal buiten. Als we een
Zendingsbusje (Hebt ge er wel één?)
in huis hebben dan schrikken we wel
eens en denken: Er is toch ook nog
zoo iets als de zending. Spr. is daarom
zco dankbaar dat we dit Zendingsbad
hebben gehad.. De zaak van de Zen-
d ng is dichter bij ons gebracht. Het is
weer geworden een levende zaak. En
we moeten het niet beschouwen als
een liefhebberijtje maar de zaak van
Koning Jezus.
Na zoo in 't algemeen gesproken te
Lebben wil spr. ook nog in 't bijzonder
i» ts zeggen en wel over 't Zendingster-
rtin on Midden-Zuid-Celebes „Mama
sa", waar dc Toradja's wonen, aan wie
wij toch zoo'n beetje het hart hebben
verpand. Zendeling Van Dalen heeft
dit terrein dichter naar ons toe ge
bracht. Hij is er. geweest. Op het vori
ge Zendingsfeest zagen we dit alles
nog slechts in perspectief, maar nu ar-
Leiden Zendeling Bicker en zijn echt-
rc noote er reeds voor de Chr. Geref.
Zending. God heeft in het afgeloopen
jaar heel wat gedaan. Spr. dankt Zen
deling v. Dalen voor zijn rede, waar
de or wij „Mamasa" beter hebben lee-
ren kennen en wekt de aanwezigen op
de foto van „Mamasa" te koopen. Spr.
wijst er voorts op, dat Zendeling Van
Dalen weer spoedig naar Indië gaat,
waarheen dat weet hij nog niet, maar
overal is de weg naar den hemel, zoo
wel in Amsterdam als op Celebes en
'./aar dan ook. Deze woorden wil spr.
den Zendeling meegeven en hij ver
zocht de aanwezigen, staande te zin
gen: „De Heer zal u steeds gadeslaan".
Zendeling Van Dalen dankt met en-
tele woorden voor deze zegenbede en
wijst er op, dat de Zending alle bij
komstigheden waardoor de Christenen
(hijzelf is niet gereformeerd) geschei
den worden overbrugt.
Ds. Janssen, vorder gaande, wijst er
op, dat op de Zendingsconferentie ge
sproken is over wat hij zou willen
noemen: de onderbouw van het Zen
dingswerk in eigen land. Dit is een
voornaam stuk. De Zendirigsdeputaten
geven in overweging om zoo mogelijk
ever te gaan tot het uitzenden van een
tweeden missionairen Jienaar, van
een Zending-arts. van een hoofdonder
wijzer en van een verpleegster. Daar
zal veel geld voor noodig zijn, zal men
zoggen. Maar we hebber: toch allemaal
lxurzen en wij kunnen toch wel een
offer brengen. De Zending is een zaak
van een ieder. Het is in het Koninkrijk
Gods een wonderlijke zaak met de
dubbeltjes. Net andersom als bij de
wereld. Daar krijgt men nooit terug
wat men voor zijn "-enot uitgeeft. Maar
ii» het Koninkriik Gods kan men zich
arm stelen en rijk geven.
Met een opwekking om het werk der
Zending zoowel door 't gebed als ook
cVor het brengen van offers te steunen,
besluit spr.
Aan het einde van de bijeenkomst
werd gezongen Ps. 72 10 en 11, waar-
ra Ds. Janssen voorging in dankgebed
KERK EN SCHOOL.
NED. HERV. KERK.
Tweetal: Te Driesum, W. J. Kolkert,
te Eemnes-Buiten; en J. H. van Padden-
burgh, te Elspeet.
Beroepen: Te Benningbroek-Sybe-
karspel, W. A. Kastein, te Hoogkarspel. Te
Hilversum (4de predikantsplaats), P. Vis
ser, te Lemelerveld. Te Schiermonnikoog,
A. Burger, candidaat.
Bedankt: Voor'Beesd, B. N. J. Ros-
kott, te Hendrik-Ido-Ambacht. Voor Oude-
ga (H. O. V.), H. Dekker, te Haskerhorne.
GEREF KERKEN.
Beroepen: Te Anna Jacobapolder, A
Dragt, cand. te Rotterdam.
DE SYNODE DER NED. HERV. KERK.
De Algemeene Synode der Ned. Ilerv.
Kerk heeft in haar gebouw, Java-straat,
te 's-Gravenhage, haar zittingen aange
vangen. De president van jaren, de heer J.
Quast Hzn te Utrecht opende met gebed
en las een gedeelte van de H. Schrift (1
Cor. 3:9 en 4:5).
De samenstelling van de Synode is reeds
in de dagbladen medegedeeld. Het blijkt
nu, dat de heer R. Cremer, pred. te Veen-
dam, door zijn secundus, A. E. K. Pols,
pred. te Noorddijk, is vervangen.
Tot president van de Algemeene Synode
wordt thans herbenoemd de heer G. J.
Weyland, pred. te Veere. Tot vice-presi
dent wordt gekozen de heer C. J. van
Paassen, pred. te Haarlem en tot secun
dus van den vice-president de heer F.
Tammens, pred. te Zuidbroek.
De president begroet bij zijn optreden
den secretaris en de beide kerkelijke Hoog-
leeraren-praeadviseurs, Dr. A. van Veld
huizen en Dr. M. van Rhijn. Hij herinnert
aan het verlies, dat de kerk geleden heeft
door het overlijden van Dr. A. J. Th. Jon
ker en Ds. G. J. van der Flier, terwijl ook
FEUILLETON.
EINDELIJK VREDE.
27) —o—
Van uit zijn kamer hoorde Frank
duidelijk de woorden, door Ruth's
volle, wegslepende stem gezongen:
„Eenmaal las ik van 't Zion daarboven,
Van de stad door Godzelven gebouwd".
Zacht 9cheen haar stem bij 't einde
van het vers als weg te sterven, toen
op eens na een paar krachtige accoor-
den de heldere kinderstemmen invie
len:
„Niet de helft heeft men mij nog
verhaald;
Niet de helft van de heerlijkheid boven.
Neen. de helft is mij nog niet verhaald"
Duidelijk kon Frank Tilde's fijp
stemmetje onderscheiden. Stil zat hij
te luisteren. Schrijven was hem niet
mogelijk. De muziek met haar won
derbaren invloed riep het verleden hel
derder dan ooit voor zijn geest op. Hij
zag een lieve, betooverende gedaante
aan diezelfde piano, en Ruth achter
haar, die het spel met haar zang bege
leidde, terwijl hij zelf tegen de piano
stond geleund om de bladen om te
slaan. Hij hoorde een stem zich aan
r.lie van Ruth paren, een stem, hem
dierbaar boven alles, die de fijnste
si rren van zijn hart wonderbaar deed
trillen.
Ruth zong nu weder alleen, en de
woorden drongen als een dolksteek in
het arme, bloedende hart:
„Eenmaal las ik van sneeuwwitte
kleed'ren".
En Frank zag haar, zijn leven, zijn
zonneschijn, zijn alles, in het
sneeuwwitte doodskleeds, koud en le
venloos uitgestrekt, met de fijne witte
bloemkrans in het haar. „Hier lag
zij, hier, in deze zelfde kamer, daar
op die rustbank".
Pijnlijk kreunend bedekte hij het
gelaat met de handen. En zacht,
maar duidelijk, met een lichte trilling
in haar stem zong Ruth verder:
„Van de Hand, die de tranen zal
drogen,
Waar geen nachtfloers van lijden ooit
daalt
Frank sprong op, en de achterdeur
uitgaande, verliet hij het huis. Als
vanzelf richtte zich zijn voet naar de
plek, waar het kostbaar overschot
van zijn bruid aan de vertering was
prijsgegeven; en in een vlaag van
wceste, hartstochtelijke smart wierp
hij zich aan den voet van den graf
heuvel. Daar bleef hij liggen, hij wist
niet hoe lang. Hij gaf zich geen reken
schap van den tijd. Hij dacht aan
niets, niets anders dan aan het lieflij
ke licht, dat zijn weg eens beschenen
had, en nu in stikdonkeren nacht was
ondergegaan. Als waanzinnig sloeg hij
zich voor hot hoofd. Eu ia duldelooze
drogen,
Waar geen nachtfloers van lijden ooit
doolt
smart kromp zijn lichaam ineen, met
heftige schokken, zich wringende in
het stof.
„Van de Hand, die de tranen zal
drog
lijden c
daalt.
De trillende woorden klonken hem
nog in de ooren, nogmaals, en nog
maals, en het was als brachten ze
kalmte in zijn hart, als werd de vlij
mende pijn er door verzacht.
„O mijn Koning, die eenmaal den dood
hebt verwonnen!
S'echts van dddr, van Uw kruis,
straalt een licht op mij af;
En nieuw leven vol hoop, eeuw'ge
vreugd is begonnen,
Dddr, waar Ge eenmaal verscheent
bij 't ontledigde graf",
't Was alsof iemand hem deze woor
den toefluisterde. O als er iemand
een straal van licht, een vonk van
hoop noodig had, was hij het niet?
Was zijn leven niet veranderd in stik
donkeren nacht? Als, als het eens
waar was, als er eens een andere
wereld bestond, een wereld van vol
maakte vreugd, van hooger, reiner le
ven, waarin de hoogste aspiratiën
der menschelijke natuur haar vervul
ling ontvingen? Was het aardsche le
ven, zonder zulk een toekomst, niet
een onoplosbaar raadsel van ondraag
lijk lijden zonder troost, als een sner
andere uitnemende mannen uit hun aard-
schen werkkring zijn weggeroepen. Ge
noemd worden de namen van Jbr. Mr. F.
K. van Lennep en G. W. Mortier. Ten slot
te worden de jubilea van de professoren
Dr. L. Knappert en Dr. IT. M. van Nes
herdacht.
Besloten wordt in het officieel orgaan
der kerk bekend te maken, dat voorstel
len tot Reglementswijziging van degenen,
die geen leden der Synode zijn, na de eer
ste zitting ingekomen, niet meer in be
handeling zullen worden genomen.
DR. P. J. KROMSIGT ONDER DE
„SEPARATISTEN".
Dr. P. J. Kromsigt, uit Amsterdam, heeft
in Amerika de Generale Synode der Chr.
Geref. Kerk aldaar bezocht en er het
woord gevoerd.
Een Amer. kerkelijk blad schrijft er al
dus over:
„Dr. P. J. Kromsigt, van de Hervormde
kerk te Amsterdam, op bezoek in de V. S.
was zoo goed om onze Synode, die hij ex
clusief over deze zaak toesprak, officieus
te verzekeren, dat ook zijne Kerk gewillig
was om de namen en adressen van Herv.
landverhuizers aan ondergeteekende be
kend te maken, opdat ook zij die onze
geestelijke verzorging begeerden, alzoo in
contact kunnen komen met onze verte
genwoordigers in Canada".
De „Reformatie voegt hieraan de vrien
delijke opmerking toe:
„Dr. Kromsigt, voor wien het „separa
tisme" de nachtmerrie is, op een Synode
van „separatisten".
Heelemaal niet bang, dat het dak van
het Synodegebouw op zijn hoofd zou neer
storten!
CLASSIC ALE ZENDIN TSD AG.
Gisteren werd in de Hertenkamp van
„Vreugd en Rust" te Voorburg de jaarlijk-
sche zendingsdag gehouden van de classis
's-Gravenhage der Geref. Kerken, die als
steeds druk bezocht was. De zendingsdag
werd ditmaal gepresideerd door Ds. T. J.
Hagen, van Delft, die de stof voor zijn
openingswoord ontleende aan Ps. 84. Eer
ste spreker in de morgenvergadering was
Ds. W. A. Wiersinga, die 5 jaar predikant
was in Medan en thans met verlof in Ne
derland is. Hij sprak over „Wat ik van de
zending leerde". Dr. J. Offringa, genees
heer-directeur van het Ptronella-hospitaal
te Djocjakarta, eveneens met verlof hier
te lande, sprak over het onderwerp „Me
dische Zending."
In de middagvergadering voerde aller
eerst bet woord Ds. G. Lindeboom, van
Amsterdam, over „Onze roeping jegens le
Joden". De heer P. Bergmeyer, Burge
meester van Almkerk, oud-lid van den ln-
dischen Volksraad, sprak hierna over De
zending en onze volksroeping. Ds. A. H.
v Minnen, van 's-Gravenzande, deed hier
na de gebruikelijke mededeelingen van 't
Zendingsterrein, die gewaagden van beer
lijken zendingszegen. Ds. Mr. W. S. de
Vries, van Voorburg, sprak bet slotwoord.
De Chr. Harmonievareeniging „Crescendo"
van de stichting Bloemendaal te Loosdui
nen verleende welwillende medewerking.
DUITSCHE LUTHERSCHE KERKEN.
Op de laatste vergadering van de Han-
noveraanscbe Luth. Synode is beraad
slaagd over een nauwere aaneensluiting
van de landskerken van Braunschweig,
Hannover, Mecklenburg, de beide Lübeck-
scbe Kerken, Oldenburg, Schaumburg-Lip-
pe en Bückeburg. Dit plan werd met groo
te instemming begroet, onder deze voor
waarde, dat daardoor op geen wijze de
Duitsch-Evang. Kerkenbond in haar be
staan zou worden verzwakt, maar dat de
op te richten unie aan dezen Bond on
dergeschikt zou blijven.
De bedoeling der voorstellers was, 'dat
meer eenheid en daardoor gemak zou wor
den verkregen ten opzichte van de orde
der godsdienstoefeningen, van het gezang
boek, opleiding van de predikanten en we-
derkeerige beroepbaarheid.
JAVAANSCHE PREDIKANTEN.
De Javaanscbe Geref. Kerken van Ke-
boemen, Glonggong en Pamrion hebben
als hun gemeenschappelijken predikant
beroepen Z. Soesena te Keboemen, die dit
beroep heeft aangeomen. Ds. Soesena is
de tweede Javaansche predikant bij de
Geref. Kerken.
BOND VAN CHR. BEWAARSCHOLEN IN
NEDERLAND.
De Algemeene Jaarvergadering van den
Bond van Vereenigingen voor Chr. Be-
RECLAME.
Een door de zon verbrande Huid,
Stukgeloopen Voeten, Schrijnen en
Smetten verzacht en geneest men met
Doos 30, 60, Tube 80 ct.
waarschoolonderwijs in Nederland zal
gehouden worden op Woensdag 5 Septem
ber a.s., des middags te half twee uur, in
het gebouw der Chr. Bewaarschool aan
den Springweg no. 93 te Utrecht.
De heeren J. Hobma en Joh. Zuidmeer
zullen inleidingen over actueele onderwer
pen leveren.
BAZAR „BARTIMEUS".
Men schrijft aan de Standaard:
De opbrengst van den bazar beeft onze
verwachtingen verre overtroffen; het ba
tig saldo was dit jaar niet minder dan
1462.54 In de eerste plaats daarvoor
onzen dank aan den Heere, die onze po
gingen om voor de arme blinden iets te
doen, zoo ruimschoots heeft willen zege
nen. Ook aan allen, die ons daarbij steun
den, hetzij door giften in geld, hetzij door
het zenden van goederen, onzen hartelij-
ken dank. Zoomede aan de dames van het
Bazar Comité en vooral ook aan de jonge
dames, die geen moeite spaarden en door
hun vriendelijke bediening bijna alle goe
deren wisten te verkoopen. Ten slotte ook
een woord van dank aan de verschillende
firma's, die ons door hun zendingen heb
ben gesteund en de opbrengst hebben ver
hoogd. In het bijzonder danken wij de fa.
van Nelle uit Rotterdam, die ons niet al
leen in staat stelde om verschillende pak
jes thee en koffie van hun firma te ver
koopen, maar bovendien geheel kosteloos
op uitstekende wijze de zorg voor thee-
schenkerij op zich aam.
LEESTAFEL.
LEN BELANGRIJK PROEFSCHRIFT.
W. H. Gispen, Indirecte ge
gevens vcor het bestaan van
den Pentateuch in de Psalmen?
Zutphen, Drukkerij Nauta en
Co., 1928.
Op deze dissertatie promoveerde
Vrijdag 22 Juni j.l. aan de Vrije Uni
versiteit te Amsterdam Ds. W. H. Gis
pen, predikant bij de Geref. Kerk van
Hazerswoude, cum laude, tot doctor
in de Heilige Godgeleerdheid.
Het vraagstuk, dat de schrijver be
handelt, ligt op 't terrein der Oudtes
tamentische inleidingswetenschap en
hangt samen met het door de moderne
critiek betwiste Mozaïsche auteur-
s hap van de vijf naar hem genoemde
boeken.
Vroeger nam men algemeen aan, dat
Mozes de schrijver van den Penta
teuch was en dat deze den grondslag
vormde van den geheelen Oudtesta-
mentischen kanon .Dit is ook in over
eenstemming met het spraakgebruik
der Heilige Schrft; hoe dikwijls is er
in het N. T. niet sprake van „de Wet
en de profeten".
De moderne bijbelcritiek heeft deze
volgorde omgekeerd en de hypothese
opgesteld, dat de wet van jonge
ren datum dan de profeten zou zijn.
Het was niet mogelijk, zoo redeneerde
men, dat b.v. de Tien geboden van
Mozes afkomstig konden zijn; immers
in zijn tijd stonden de stammen Israëls
nog niet op zulk een hoogen trap van
godsdienstige en zedelijke ontwikke
ling. Zij waren nog animisten en Mo
zes heeft hen den dienst van Jahweh,
den vulkaan- of onweersgod van den
Sinai, doen aannemen, die later hun
nationale god werd. Pas door het wer
ken der profeten sedert Amos wist Is
raël zich geleidelijk tot een hooger
standpunt op te werken, en de Tien
Geboden werden dan ook als een pro
duct van de zevende eeuw beschouwd.
Bovendien is de reglementeering van
het leven, zooals die in de Wet haar
uitdrukking vindt, een latere phase,
die volgt op het optreden der profeten,
dat meer 't karakter draagt van spon
taneïteit.
Zooals het evenwel met dergelijke
theorieën meer gaat, zij hebben een
tijd lang de geesten betooverd, doch
toenis er een wijzer gekomen, die
't wegredeneerde. Prof. Eerdmans van
pende wanklank, die niet opgelost
werd in een welluidend accoord?
Als het eens waar was? Als zij in
die onzichtbare wereld was binnen
gegaan? Niet voor hem verloren,
maar alleen voor een betrekkelijk kor
ten tijd onzichtbaar? Niet verloren,
maar overgebracht naar een heerlijk
oord van geluk en vrede?
Maar waarom, waarom moest het
dan zoo zijn? Waarom zijn leven hier
op aarde geknakt? Waarom hem ge
dompeld in* deze onduldbare smart,
waar hij zoo gelukkig had kunnen
zijn? Waarom hem gedoemd om altijd
alleen te blijven?
Maar als er eenmaal een wederzien
zcu komen, een wederzien zonder
scheiding, een hereeniging voor
eeuwig, dan zou het mogelijk zijn
om dit lijden geduldig te dragen, en
te wachten tot het pijnlijk waarom
eenmaal beantwoord zou worden op
een wijze, die hem volmaakt zou be
vredigen.
Als, als het maar waar was!
Frank voelde zich als een drenkeling,
die zich vastklemd aan een stroohalm.
O kon hij maar ophouden te den
ken, ophouden te vragen, te redenee-
renv om zich eenvoudig neer te leggen
bij dat kalme geloof, dat zijn zuster
bezat! Maar het was immers niet
meer dan een stroohalm, waaraan
zich zijn hoop zoo krampachtig vast
klemde? Het was immers geen vaste,
onwrikbare rots? En wat zou den ar
men drenkeling die stroohalm baten?
Wat baatte hem dit visioen van een
eeuwig wederzien, waarmee zich zijn
geest een oogenblik had bezig gehou
den, indien dat visioen toch geen
waarheid bevatte?
Toch scheen zijn arm hart, stukge
scheurd als het was, dorstend naar
een druppeltje troost, op dit oogenblik
niet geneigd te zijn, dien „stroohalm"
los te laten. Het was of hij zonder dat
broze halmpje, heen en weer wiege
lend op de schuimende golven, zou
wegzinken in een bodemloozen af
grond van wanhoop.
Lang, heel lang bleef hij daar liggen,
tot zijn kleeren geheel vochtig waren
van den dauw en hij rilde van den
lcouden nachtwind. Eindelijk richtte
hij zich op, stijf en pijnlijk. Daarboven
schitterden en flonkerden de sterren
in haar onbeschrijfelijke, reine schoon
heid, als schenen ze hem te wenken
en heen te wijzen naar een ongekende
wereld, waar een welbekende gestalte
in blinkend sneeuwwit kleed hem op
wachtte, om eenmaal samen te genie
ten, en nooit weer te scheiden.
Het werd Frank wonderlijk te moe-
ae. In dien stillen nacht schenen dui
zend geheimzinnige stemmen zich te
doen hooren. Het was hem, of hij niet
alleen was. Het was hem, al9of hij een
sluier zag, die iets heerlijks voor zijn
oogen verborg. Het was, of dat on
zichtbare met zachte, teedere vingeren
hem aanraakte.