üiEIIWE LEIDSCHE COURANT Zonnebrand PUROL DONDERDAG 19 JULI 1928 TWEEDE BLAD. ZENDINGSDAG CHR. GEREF. KERK. (Vervolg). De middagbijeenkomst werd op de gebruikelijke wijze geopend door Ds. J. L de Vries, voorzitter van de rege lingscommissie, die daarna onmiddel lijk het woord gaf aan Ds. J. B. G. Croes, van Gouda, die sprak over: „Een heerlijke ceder met gevogelte van allerlei vleugel". Rede Ds. Croes. Spr. had de titel van zijn rede ont leend aan Ezech. 17 23. In het begin van hetzelfde hoofdstuk wordt gespro ken van een arend, die groot was, groot van vleugelen, lang van vlerken, vol van vederen. Die arend (Nebukad- nezer) kwam en nam den oppersten top van een ceder en bracht die top (Zedekia) in een stad van kooplieden (Babel). En dan aan het einde van het hoofdstuk spreekt de Heere: Ik zal ook van den oppersten tak des hoogen ceders nemen, zijner jonge takjes zal ik een teederen afplukken, denwelken Ik op een hoogen en verhevenen berg planten zal; op den berg der hoogte van Israël zal Ik hem planten; en hij zal takken voortbrengen en vrucht chagen, en hij zal tot een heerlijken ce der worden, dat onder hem wonen zal gevogelte van allerlei vleugel; in de schaduw zijner takken zullen zij wonen. Spr. wijst er op hoe heerlijk de Gods belofte ondanks de ballingschap van Zedekia, de laatste koning van David's huis. werd vervuld. Langzamerhand is het stukje uit Jesse's stam groot geworden. Die ontwikkeling van Christus en het Koninkrijk Gods kun nen we in de Schrift volgen. We zien in de Zendingsgeschiedmis van het Nieuwe Testament langzamerhan de bcfom groeien en zijn takken uitsprei den ook over Europa en tenslotte ook over Nederland «'nHt Hen boom vogels van allerlei vleugelen, die allen op hun eigen manier den Schepper eeren en waarvan de behoeften ver st tillend zijn. Laten we bedenken, hoe heerlijk het is in dien boom te mogen nestelen. Het is een weldaad om van den eenigen Naam die onder den he mel gegeven is te mogen getuigen en daarom moeten we op allerlei manier zooveel mogelijk trachten den arbeid voor de komst van Gons Koninkrijk rusten in valsche lijdelijkheid, maar tp helpen bevorderen. We mogen niet arbeiden zoolang het dag is. We moe ten de zendelingen opdragen aan Gods troon der genade en hen steunen zoo veel we kunnen financieel en moreel, zoodat we met een oprecht hart kun nen bidden: Uw Koninkrijk kome toch o Heer. Rede Ds. de Smit. Nadat gezongen was Ps. 103 10 en 11 sprak vervolgens Ds. P. de Smit van Boskoop over: Heilige stilte. Spr. be gon met te wijzen op de wondere stil te die heerschte bij het bouwen van Salomo's tempel. De tempel door Sa lomo voor den Heere gebouwd is een uitbeelding van den tempel waarvan Jezus de uiterste hoeksteen is. God maakt bij het bouwen van Zijn tempel geen drukte. Slechts weinige men sehen. hoofdzakelijk eenlge herders hoorden ervan, toen Jezus op de we reld kwam. Jezus heeft ook Zijn stem op de 9traten niet verheven en zelfs aan het kruis heerschte er een indruk wekkende stilte. Zoo gaat het ook met het aanbrengen van 9teenen aan den tempel Gods. De zondaar is als een niet te keeren waterval, die echter tcch door God tegengehouden en om geleid wordt en dat alles gaat in hei lige stilte. Zoo weet het kind van God hot. Er was niemand die het merkte toen God het riep. Het werd uitgestre den in de binnenkamer en dan kwam de groote zalige vrede. Zoo is het in 't afzonderlijke en zoo is het ook in het algemeene, ook in het werk van de Zending. God wandelt oo de vleugelen van Zijn Woord en werkt dikwijls zoo, dat de zendeling gaat twijfelen aan de vrucht. God werkt dan zooals altijd in heilige stilte en het gebeurt, dat na verschillende jaren van irbeid zonder vrucht, plotseling de velden wit wor den om te oogsten. Zoo wordt lang zaam en stil de tempel Gods opgetrok ken totdat als het werk klaar is het gejubel los zal breken en zal klinken alle hemelen door tot eer van God en van het Lam in 't nieuw. Jeruzalem. Na deze rede werd gezongen Ps. 72 vs. 4 en daarna werd een half uur pau ze gegeven, waarvan de aanwezigen gebruik maakten om te zwerven in de heerlijk schoone lanen van het uitge strekte landgoed of minder poëtisch om limonade te drinken en ijs te eten aan de cantine, terwijl sommigen het mooie met het lekkere combineerden. Na de pauze werd gezongen Ps. (18 vs. 5, waarna Zendeling Van Dalen, met verlof hier te lande, een rede hield over: „Zorgen en zegen op Zuid-Mid- den-Celebes". Rede Zendeling Van Dalen. Spreker zal geen beschouwing ge ven, waarom hij dit onderwerp heeft gekozen, maar alleen eenige voorbeel den geven, waaruit blijken zal waarin de zorgen en zegeningen op Zuid- Midden-Celebes bestaan. Vooral op de zorgen wil spr. wijzen, omdat die voor alsnog grooter zijn dan de zegeningen. Wanneer er op Zuid-Midden-Celebes een doode is moet de toorn van de geesten worden afgekocht met offers en daardoor worden de menschen dan dikwijls heel arm. Dikwijls ook blij ven de lijken wekenlang in de huizen liggen waarbij zich afgrijselijke toonee- len afspelen en waarvan zware epide- miën het gevolg zijn, zoodat het volk langzaam maar zeker uitsterft, ook door zedeloosheid en ander kwaad. Hier kan niemand meer helpen dan Jezus Christus alleen. Spr. gaf ver schillende afschuwwekkende voorbeel den van al de ellende die de bevolking doormaakt, zonder te zien dat het een gevolg is van hun zonde, vooral ook van hun zedeloosheid. En daarbij te bedenken dat vele van deze menschen vroeger gedoopt zijn, maar na het doopsel hun goden geofferd hebben om verzoening voor deze zonde. Spr. wijst er op, dat aan de redding van dit volk allen mogen medehelpen. Het is een gunst van God, dat wij dat mogen. Het is echter niet alles zorg wat spr. heeft medee-emaakt. Neen er is ook ze gen. Spr. verhaalt van een dorpshoofd, die als eersteling door Koning Jezus bekeerd is en van dien tijd af in daad en woord Christen is geweest en veel heeft gedaan voor zijn broeders, die nog in het donker tastten. Spr. getuigt ook van zijn sterfbed dat op zichzelf een heerlijke prediking was, zonder de minste vrees, met de woorden op de fippen: tabe toean (gegroet, mijnheer 1) Dit dorpshoofd heeft ons wat te zeg gen. Hij heeft genade gevondén. Heb ben wij dat ook. Zoo niet, laten wij dan tot den Heiland komen en hem aan bidden om daarna ook anderen te lei den voor Zijn troon. Nadat vervolgens gezongen was Ps. 103 10 sprak Ds. H. Janssen, Leger en Vlootpredikant in algem. dienst, het slotwoord. Slotwoord Ds. Janssen. Spr. begon met er op te wijzen, dat wij dezen dag een heerlijk Zendings- bad hebben gehad. Niet alleen zijn we daardoor opgefrischt maar bovendien is de groote zaak van de Zending weer eens bninen onzen gezichtskring ge bracht. En dat is wel noodig. Onze gezichtskring is nog maar heel be perkt. Er liggen in onze huiselijke zor gen, onze maatschappelijke nooden. kerkelijke aangelegenheden en politie ke vragen maar dan is de kring ook precies gevuld. De zaak van onzen Koning, de zaak van de zending blijkt er dikwijls totaal buiten. Als we een Zendingsbusje (Hebt ge er wel één?) in huis hebben dan schrikken we wel eens en denken: Er is toch ook nog zoo iets als de zending. Spr. is daarom zco dankbaar dat we dit Zendingsbad hebben gehad.. De zaak van de Zen- d ng is dichter bij ons gebracht. Het is weer geworden een levende zaak. En we moeten het niet beschouwen als een liefhebberijtje maar de zaak van Koning Jezus. Na zoo in 't algemeen gesproken te Lebben wil spr. ook nog in 't bijzonder i» ts zeggen en wel over 't Zendingster- rtin on Midden-Zuid-Celebes „Mama sa", waar dc Toradja's wonen, aan wie wij toch zoo'n beetje het hart hebben verpand. Zendeling Van Dalen heeft dit terrein dichter naar ons toe ge bracht. Hij is er. geweest. Op het vori ge Zendingsfeest zagen we dit alles nog slechts in perspectief, maar nu ar- Leiden Zendeling Bicker en zijn echt- rc noote er reeds voor de Chr. Geref. Zending. God heeft in het afgeloopen jaar heel wat gedaan. Spr. dankt Zen deling v. Dalen voor zijn rede, waar de or wij „Mamasa" beter hebben lee- ren kennen en wekt de aanwezigen op de foto van „Mamasa" te koopen. Spr. wijst er voorts op, dat Zendeling Van Dalen weer spoedig naar Indië gaat, waarheen dat weet hij nog niet, maar overal is de weg naar den hemel, zoo wel in Amsterdam als op Celebes en './aar dan ook. Deze woorden wil spr. den Zendeling meegeven en hij ver zocht de aanwezigen, staande te zin gen: „De Heer zal u steeds gadeslaan". Zendeling Van Dalen dankt met en- tele woorden voor deze zegenbede en wijst er op, dat de Zending alle bij komstigheden waardoor de Christenen (hijzelf is niet gereformeerd) geschei den worden overbrugt. Ds. Janssen, vorder gaande, wijst er op, dat op de Zendingsconferentie ge sproken is over wat hij zou willen noemen: de onderbouw van het Zen dingswerk in eigen land. Dit is een voornaam stuk. De Zendirigsdeputaten geven in overweging om zoo mogelijk ever te gaan tot het uitzenden van een tweeden missionairen Jienaar, van een Zending-arts. van een hoofdonder wijzer en van een verpleegster. Daar zal veel geld voor noodig zijn, zal men zoggen. Maar we hebber: toch allemaal lxurzen en wij kunnen toch wel een offer brengen. De Zending is een zaak van een ieder. Het is in het Koninkrijk Gods een wonderlijke zaak met de dubbeltjes. Net andersom als bij de wereld. Daar krijgt men nooit terug wat men voor zijn "-enot uitgeeft. Maar ii» het Koninkriik Gods kan men zich arm stelen en rijk geven. Met een opwekking om het werk der Zending zoowel door 't gebed als ook cVor het brengen van offers te steunen, besluit spr. Aan het einde van de bijeenkomst werd gezongen Ps. 72 10 en 11, waar- ra Ds. Janssen voorging in dankgebed KERK EN SCHOOL. NED. HERV. KERK. Tweetal: Te Driesum, W. J. Kolkert, te Eemnes-Buiten; en J. H. van Padden- burgh, te Elspeet. Beroepen: Te Benningbroek-Sybe- karspel, W. A. Kastein, te Hoogkarspel. Te Hilversum (4de predikantsplaats), P. Vis ser, te Lemelerveld. Te Schiermonnikoog, A. Burger, candidaat. Bedankt: Voor'Beesd, B. N. J. Ros- kott, te Hendrik-Ido-Ambacht. Voor Oude- ga (H. O. V.), H. Dekker, te Haskerhorne. GEREF KERKEN. Beroepen: Te Anna Jacobapolder, A Dragt, cand. te Rotterdam. DE SYNODE DER NED. HERV. KERK. De Algemeene Synode der Ned. Ilerv. Kerk heeft in haar gebouw, Java-straat, te 's-Gravenhage, haar zittingen aange vangen. De president van jaren, de heer J. Quast Hzn te Utrecht opende met gebed en las een gedeelte van de H. Schrift (1 Cor. 3:9 en 4:5). De samenstelling van de Synode is reeds in de dagbladen medegedeeld. Het blijkt nu, dat de heer R. Cremer, pred. te Veen- dam, door zijn secundus, A. E. K. Pols, pred. te Noorddijk, is vervangen. Tot president van de Algemeene Synode wordt thans herbenoemd de heer G. J. Weyland, pred. te Veere. Tot vice-presi dent wordt gekozen de heer C. J. van Paassen, pred. te Haarlem en tot secun dus van den vice-president de heer F. Tammens, pred. te Zuidbroek. De president begroet bij zijn optreden den secretaris en de beide kerkelijke Hoog- leeraren-praeadviseurs, Dr. A. van Veld huizen en Dr. M. van Rhijn. Hij herinnert aan het verlies, dat de kerk geleden heeft door het overlijden van Dr. A. J. Th. Jon ker en Ds. G. J. van der Flier, terwijl ook FEUILLETON. EINDELIJK VREDE. 27) —o— Van uit zijn kamer hoorde Frank duidelijk de woorden, door Ruth's volle, wegslepende stem gezongen: „Eenmaal las ik van 't Zion daarboven, Van de stad door Godzelven gebouwd". Zacht 9cheen haar stem bij 't einde van het vers als weg te sterven, toen op eens na een paar krachtige accoor- den de heldere kinderstemmen invie len: „Niet de helft heeft men mij nog verhaald; Niet de helft van de heerlijkheid boven. Neen. de helft is mij nog niet verhaald" Duidelijk kon Frank Tilde's fijp stemmetje onderscheiden. Stil zat hij te luisteren. Schrijven was hem niet mogelijk. De muziek met haar won derbaren invloed riep het verleden hel derder dan ooit voor zijn geest op. Hij zag een lieve, betooverende gedaante aan diezelfde piano, en Ruth achter haar, die het spel met haar zang bege leidde, terwijl hij zelf tegen de piano stond geleund om de bladen om te slaan. Hij hoorde een stem zich aan r.lie van Ruth paren, een stem, hem dierbaar boven alles, die de fijnste si rren van zijn hart wonderbaar deed trillen. Ruth zong nu weder alleen, en de woorden drongen als een dolksteek in het arme, bloedende hart: „Eenmaal las ik van sneeuwwitte kleed'ren". En Frank zag haar, zijn leven, zijn zonneschijn, zijn alles, in het sneeuwwitte doodskleeds, koud en le venloos uitgestrekt, met de fijne witte bloemkrans in het haar. „Hier lag zij, hier, in deze zelfde kamer, daar op die rustbank". Pijnlijk kreunend bedekte hij het gelaat met de handen. En zacht, maar duidelijk, met een lichte trilling in haar stem zong Ruth verder: „Van de Hand, die de tranen zal drogen, Waar geen nachtfloers van lijden ooit daalt Frank sprong op, en de achterdeur uitgaande, verliet hij het huis. Als vanzelf richtte zich zijn voet naar de plek, waar het kostbaar overschot van zijn bruid aan de vertering was prijsgegeven; en in een vlaag van wceste, hartstochtelijke smart wierp hij zich aan den voet van den graf heuvel. Daar bleef hij liggen, hij wist niet hoe lang. Hij gaf zich geen reken schap van den tijd. Hij dacht aan niets, niets anders dan aan het lieflij ke licht, dat zijn weg eens beschenen had, en nu in stikdonkeren nacht was ondergegaan. Als waanzinnig sloeg hij zich voor hot hoofd. Eu ia duldelooze drogen, Waar geen nachtfloers van lijden ooit doolt smart kromp zijn lichaam ineen, met heftige schokken, zich wringende in het stof. „Van de Hand, die de tranen zal drog lijden c daalt. De trillende woorden klonken hem nog in de ooren, nogmaals, en nog maals, en het was als brachten ze kalmte in zijn hart, als werd de vlij mende pijn er door verzacht. „O mijn Koning, die eenmaal den dood hebt verwonnen! S'echts van dddr, van Uw kruis, straalt een licht op mij af; En nieuw leven vol hoop, eeuw'ge vreugd is begonnen, Dddr, waar Ge eenmaal verscheent bij 't ontledigde graf", 't Was alsof iemand hem deze woor den toefluisterde. O als er iemand een straal van licht, een vonk van hoop noodig had, was hij het niet? Was zijn leven niet veranderd in stik donkeren nacht? Als, als het eens waar was, als er eens een andere wereld bestond, een wereld van vol maakte vreugd, van hooger, reiner le ven, waarin de hoogste aspiratiën der menschelijke natuur haar vervul ling ontvingen? Was het aardsche le ven, zonder zulk een toekomst, niet een onoplosbaar raadsel van ondraag lijk lijden zonder troost, als een sner andere uitnemende mannen uit hun aard- schen werkkring zijn weggeroepen. Ge noemd worden de namen van Jbr. Mr. F. K. van Lennep en G. W. Mortier. Ten slot te worden de jubilea van de professoren Dr. L. Knappert en Dr. IT. M. van Nes herdacht. Besloten wordt in het officieel orgaan der kerk bekend te maken, dat voorstel len tot Reglementswijziging van degenen, die geen leden der Synode zijn, na de eer ste zitting ingekomen, niet meer in be handeling zullen worden genomen. DR. P. J. KROMSIGT ONDER DE „SEPARATISTEN". Dr. P. J. Kromsigt, uit Amsterdam, heeft in Amerika de Generale Synode der Chr. Geref. Kerk aldaar bezocht en er het woord gevoerd. Een Amer. kerkelijk blad schrijft er al dus over: „Dr. P. J. Kromsigt, van de Hervormde kerk te Amsterdam, op bezoek in de V. S. was zoo goed om onze Synode, die hij ex clusief over deze zaak toesprak, officieus te verzekeren, dat ook zijne Kerk gewillig was om de namen en adressen van Herv. landverhuizers aan ondergeteekende be kend te maken, opdat ook zij die onze geestelijke verzorging begeerden, alzoo in contact kunnen komen met onze verte genwoordigers in Canada". De „Reformatie voegt hieraan de vrien delijke opmerking toe: „Dr. Kromsigt, voor wien het „separa tisme" de nachtmerrie is, op een Synode van „separatisten". Heelemaal niet bang, dat het dak van het Synodegebouw op zijn hoofd zou neer storten! CLASSIC ALE ZENDIN TSD AG. Gisteren werd in de Hertenkamp van „Vreugd en Rust" te Voorburg de jaarlijk- sche zendingsdag gehouden van de classis 's-Gravenhage der Geref. Kerken, die als steeds druk bezocht was. De zendingsdag werd ditmaal gepresideerd door Ds. T. J. Hagen, van Delft, die de stof voor zijn openingswoord ontleende aan Ps. 84. Eer ste spreker in de morgenvergadering was Ds. W. A. Wiersinga, die 5 jaar predikant was in Medan en thans met verlof in Ne derland is. Hij sprak over „Wat ik van de zending leerde". Dr. J. Offringa, genees heer-directeur van het Ptronella-hospitaal te Djocjakarta, eveneens met verlof hier te lande, sprak over het onderwerp „Me dische Zending." In de middagvergadering voerde aller eerst bet woord Ds. G. Lindeboom, van Amsterdam, over „Onze roeping jegens le Joden". De heer P. Bergmeyer, Burge meester van Almkerk, oud-lid van den ln- dischen Volksraad, sprak hierna over De zending en onze volksroeping. Ds. A. H. v Minnen, van 's-Gravenzande, deed hier na de gebruikelijke mededeelingen van 't Zendingsterrein, die gewaagden van beer lijken zendingszegen. Ds. Mr. W. S. de Vries, van Voorburg, sprak bet slotwoord. De Chr. Harmonievareeniging „Crescendo" van de stichting Bloemendaal te Loosdui nen verleende welwillende medewerking. DUITSCHE LUTHERSCHE KERKEN. Op de laatste vergadering van de Han- noveraanscbe Luth. Synode is beraad slaagd over een nauwere aaneensluiting van de landskerken van Braunschweig, Hannover, Mecklenburg, de beide Lübeck- scbe Kerken, Oldenburg, Schaumburg-Lip- pe en Bückeburg. Dit plan werd met groo te instemming begroet, onder deze voor waarde, dat daardoor op geen wijze de Duitsch-Evang. Kerkenbond in haar be staan zou worden verzwakt, maar dat de op te richten unie aan dezen Bond on dergeschikt zou blijven. De bedoeling der voorstellers was, 'dat meer eenheid en daardoor gemak zou wor den verkregen ten opzichte van de orde der godsdienstoefeningen, van het gezang boek, opleiding van de predikanten en we- derkeerige beroepbaarheid. JAVAANSCHE PREDIKANTEN. De Javaanscbe Geref. Kerken van Ke- boemen, Glonggong en Pamrion hebben als hun gemeenschappelijken predikant beroepen Z. Soesena te Keboemen, die dit beroep heeft aangeomen. Ds. Soesena is de tweede Javaansche predikant bij de Geref. Kerken. BOND VAN CHR. BEWAARSCHOLEN IN NEDERLAND. De Algemeene Jaarvergadering van den Bond van Vereenigingen voor Chr. Be- RECLAME. Een door de zon verbrande Huid, Stukgeloopen Voeten, Schrijnen en Smetten verzacht en geneest men met Doos 30, 60, Tube 80 ct. waarschoolonderwijs in Nederland zal gehouden worden op Woensdag 5 Septem ber a.s., des middags te half twee uur, in het gebouw der Chr. Bewaarschool aan den Springweg no. 93 te Utrecht. De heeren J. Hobma en Joh. Zuidmeer zullen inleidingen over actueele onderwer pen leveren. BAZAR „BARTIMEUS". Men schrijft aan de Standaard: De opbrengst van den bazar beeft onze verwachtingen verre overtroffen; het ba tig saldo was dit jaar niet minder dan 1462.54 In de eerste plaats daarvoor onzen dank aan den Heere, die onze po gingen om voor de arme blinden iets te doen, zoo ruimschoots heeft willen zege nen. Ook aan allen, die ons daarbij steun den, hetzij door giften in geld, hetzij door het zenden van goederen, onzen hartelij- ken dank. Zoomede aan de dames van het Bazar Comité en vooral ook aan de jonge dames, die geen moeite spaarden en door hun vriendelijke bediening bijna alle goe deren wisten te verkoopen. Ten slotte ook een woord van dank aan de verschillende firma's, die ons door hun zendingen heb ben gesteund en de opbrengst hebben ver hoogd. In het bijzonder danken wij de fa. van Nelle uit Rotterdam, die ons niet al leen in staat stelde om verschillende pak jes thee en koffie van hun firma te ver koopen, maar bovendien geheel kosteloos op uitstekende wijze de zorg voor thee- schenkerij op zich aam. LEESTAFEL. LEN BELANGRIJK PROEFSCHRIFT. W. H. Gispen, Indirecte ge gevens vcor het bestaan van den Pentateuch in de Psalmen? Zutphen, Drukkerij Nauta en Co., 1928. Op deze dissertatie promoveerde Vrijdag 22 Juni j.l. aan de Vrije Uni versiteit te Amsterdam Ds. W. H. Gis pen, predikant bij de Geref. Kerk van Hazerswoude, cum laude, tot doctor in de Heilige Godgeleerdheid. Het vraagstuk, dat de schrijver be handelt, ligt op 't terrein der Oudtes tamentische inleidingswetenschap en hangt samen met het door de moderne critiek betwiste Mozaïsche auteur- s hap van de vijf naar hem genoemde boeken. Vroeger nam men algemeen aan, dat Mozes de schrijver van den Penta teuch was en dat deze den grondslag vormde van den geheelen Oudtesta- mentischen kanon .Dit is ook in over eenstemming met het spraakgebruik der Heilige Schrft; hoe dikwijls is er in het N. T. niet sprake van „de Wet en de profeten". De moderne bijbelcritiek heeft deze volgorde omgekeerd en de hypothese opgesteld, dat de wet van jonge ren datum dan de profeten zou zijn. Het was niet mogelijk, zoo redeneerde men, dat b.v. de Tien geboden van Mozes afkomstig konden zijn; immers in zijn tijd stonden de stammen Israëls nog niet op zulk een hoogen trap van godsdienstige en zedelijke ontwikke ling. Zij waren nog animisten en Mo zes heeft hen den dienst van Jahweh, den vulkaan- of onweersgod van den Sinai, doen aannemen, die later hun nationale god werd. Pas door het wer ken der profeten sedert Amos wist Is raël zich geleidelijk tot een hooger standpunt op te werken, en de Tien Geboden werden dan ook als een pro duct van de zevende eeuw beschouwd. Bovendien is de reglementeering van het leven, zooals die in de Wet haar uitdrukking vindt, een latere phase, die volgt op het optreden der profeten, dat meer 't karakter draagt van spon taneïteit. Zooals het evenwel met dergelijke theorieën meer gaat, zij hebben een tijd lang de geesten betooverd, doch toenis er een wijzer gekomen, die 't wegredeneerde. Prof. Eerdmans van pende wanklank, die niet opgelost werd in een welluidend accoord? Als het eens waar was? Als zij in die onzichtbare wereld was binnen gegaan? Niet voor hem verloren, maar alleen voor een betrekkelijk kor ten tijd onzichtbaar? Niet verloren, maar overgebracht naar een heerlijk oord van geluk en vrede? Maar waarom, waarom moest het dan zoo zijn? Waarom zijn leven hier op aarde geknakt? Waarom hem ge dompeld in* deze onduldbare smart, waar hij zoo gelukkig had kunnen zijn? Waarom hem gedoemd om altijd alleen te blijven? Maar als er eenmaal een wederzien zcu komen, een wederzien zonder scheiding, een hereeniging voor eeuwig, dan zou het mogelijk zijn om dit lijden geduldig te dragen, en te wachten tot het pijnlijk waarom eenmaal beantwoord zou worden op een wijze, die hem volmaakt zou be vredigen. Als, als het maar waar was! Frank voelde zich als een drenkeling, die zich vastklemd aan een stroohalm. O kon hij maar ophouden te den ken, ophouden te vragen, te redenee- renv om zich eenvoudig neer te leggen bij dat kalme geloof, dat zijn zuster bezat! Maar het was immers niet meer dan een stroohalm, waaraan zich zijn hoop zoo krampachtig vast klemde? Het was immers geen vaste, onwrikbare rots? En wat zou den ar men drenkeling die stroohalm baten? Wat baatte hem dit visioen van een eeuwig wederzien, waarmee zich zijn geest een oogenblik had bezig gehou den, indien dat visioen toch geen waarheid bevatte? Toch scheen zijn arm hart, stukge scheurd als het was, dorstend naar een druppeltje troost, op dit oogenblik niet geneigd te zijn, dien „stroohalm" los te laten. Het was of hij zonder dat broze halmpje, heen en weer wiege lend op de schuimende golven, zou wegzinken in een bodemloozen af grond van wanhoop. Lang, heel lang bleef hij daar liggen, tot zijn kleeren geheel vochtig waren van den dauw en hij rilde van den lcouden nachtwind. Eindelijk richtte hij zich op, stijf en pijnlijk. Daarboven schitterden en flonkerden de sterren in haar onbeschrijfelijke, reine schoon heid, als schenen ze hem te wenken en heen te wijzen naar een ongekende wereld, waar een welbekende gestalte in blinkend sneeuwwit kleed hem op wachtte, om eenmaal samen te genie ten, en nooit weer te scheiden. Het werd Frank wonderlijk te moe- ae. In dien stillen nacht schenen dui zend geheimzinnige stemmen zich te doen hooren. Het was hem, of hij niet alleen was. Het was hem, al9of hij een sluier zag, die iets heerlijks voor zijn oogen verborg. Het was, of dat on zichtbare met zachte, teedere vingeren hem aanraakte.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1928 | | pagina 5