1IEIIWE LEIDSCHE COURANT
Bij Scheren
PUROL
ZATERDAG 30 JUNI 1928
TWEEDE BLAD.
UIT DE SCHRIFTEN
GEROEPEN UIT HET TOLHUIS.
En voorbijgaande, zag Hij Levi,
den zoon van Alfeüs, zitten in
het tolhuis, en zeide tot hem: Volg
Mij.
Mare. 2 14a.
Uit de apostelenrij kennen wij den zoon
van Alfeüs niet als Levi den tollenaar,
maar als Mattheüs den Evangelist. De
ambtenaar uit het tolhuis, in dienst van
den Romeinschen keizer, is geworden tot
een gezant van het Koninkrijk der heme
len, in dienst van Koning Jezus.
Alleen bij zijn roeping tot dien dienst
verhaalt ons de kroniek van het Godsrijk
zijn aardsche afkomst en beroep. Hij is de
zoon van een zekeren Alfeüs, de Grieksche
omzetting van den Hebreeuwschen naam
Chalpaj, d.i. leidsman. Meer dan de betee-
kenis van zijn naam weten wij van Levi's
vader niet. Toch schijnt het, dat in diens
gezin de stoffelijke waarden hooger wer
den aangeslagen dan de geestelijke. Is het
waar, dat wij in den naam Levi geen
eigennaam moeten zien, maar den stam
naam, zoodat wij krijgen: Mattheüs, den
zoon van Alfeüs, den Leviet, dan rijst
voor ons oog een lsraëlietisch gezin, dat
het met den geestelijken dienst, waartoe
het krachtens afkomst was geroepen, niet
nauw heeft genomen. Een zoon uit dit
gezin wijdt zich niet aan den tempeldienst
maar wordt één der hoogere ambtenaren
van een tolhuis, dat van den Romein
schen overweldiger gepacht had de in
ning van inkomende rechten. Zoo is hij
voor het Jodendom een renegaat, een af
vallige. En de orthodoxe Farizeërs zullen
hem slechts in één adem noemen met de
zondaren, menschen, die de wet niet had
den of hielden.
Wonderlijk, die afvallige Leviet, die
zich van den versteenden vormendienst
Zijns volks in den tempel had afgewend,
die zelfs het spoor bijster was geraakt,
gevoelt zich machtig bekoord door den
Man uit Nazareth, dien Prediker der ge
rechtigheid; Zijn woord is ingeslagen in
zijn ziel, die in de bekommering der zon
de naar innerlijken vrede haakt: Hij
loopt uit, zoo vaak hij Jezus hooren kan.
Die woorden welke de nieuw opgetreden
Rabbi spreekt, zijn levend en krachtig, zij
klinken door in de besmette zielekamer,
zij doen naar binnen zien, ze maken
iemand verontrust en in eenzame uren
ontlokken ze de schuldbelijdenis aan de
geprangde ziel: ik ben bekommerd van
wege mijn zonden.
Het hart van Alfeüs' zoon is innerlijk
voor Jezus gewonnen en de Hartenkenner
weet het.
Kapérnaum heeft reeds heel wat van
Jezus gezien en gehoord. Hij heeft in de
synagoge van het stadje Zijn profetisch
ambt geopenbaard door leer en wonder,
en de uitgeworpen demonen hebben tegen
wil en dank Hem moeten huldigen; Hij
heeft in Petrus' woning de schoonmoeder
van een koortsaanval bevrijd en daarna;
als men komt aandragen met allerlei pa
tiënten en de heele stad te hoop loopt bij
de deur, een menigte van genezingen ver
richt: dan vertrekt Jezus voor een tijdje
en als Hij terugkomt ordt het huis
weer bestormd: een lamme, dien men op
slimme wijze tot hem brengt, doet Hij
wandelen. Bij den oever van het meer
Gennesareth, predikt Hij aan een groote
schare het Evangelie.
De menigte i9 een en al geestdrift, de
Schriftgeleerden zijn beschaamd, Alfeüs'
zoon overlegt al deze dingen in zijn hart
en 't brengt hem tot zelfinkeer. Bij hem
geschiedt, wat voor bekeering noodig is:
in de eenzaamheid van zijn binnenkamer,
bij het zelfonderzoek, heeft er plaats een
ontmoeting tusschen Jezus en de men-
schenziel.
Nu zal Jezus de keuze van dat hart
naar buiten brengen, in het licht. Met
Zijn leerlingen wandelt Hij langs het
meer en gagt voorbij het tolkantoor van
Mattheüs, den Leviet, dat te Kapérnaum
aan den grooten handelsweg uit het Ovër-
Jordaansche was opgericht.
Aan het kantoor ziet Jezus ien tolle
naar zitten. Hij voegt hem Zijn „volg Mij"
toe. Terstond, zonder verder beraad, is de
tolgaarder bereid. Innerlijk had hij reeds
voor Jezus gekozen. Wie innerlijk maar
oprecht een volgeling van Jezus is, dien
valt het uiterlijk volgen niet moeilijk
meer, ook al heeft hij met den Zoon des
Menschen geen plaats, waar hij zijn hoofd
kan nederleggen. Slechts hij, die niet ip
schijn, maar in werkelijkheid, in 't diepst
van zijn ziel voor Jezus is gewonnen, kan
de pelgrimage achter Jezus aan, ook al
voert zijn weg door 't vuur en door 't wa
ter, door de huilende wildernis en de ver
latenheid, door Bakahdal en doodsrivier.
Jezus is met Zijn geroepen discipel het
tolhuis binnengegaan, heeft met hem en
met vele andere tollenaren en zondaren
aangelegen aan den disch en heeft het
veroordeelend vonnis der leidslieden daar
over getrotseerd, en in Zijn twistgesprek
met hen over Zijn houding tegenover de
tollenaren en zondaren heeft Hij konink
lijk over zijn en hun rechters getrium-
feerd met dit woord van verheven ma
jesteit, waarin Hij zich toont de ware
Zielearts en Zieleherder: „Die gezond zijn
hebben den medicijnmeester niet van noo-
de, maar die ziek zijn. Ik ben niet geko
men, om te roepen rechtvaardigen, maar
zondaars tot bekeering".
Wat is nu toch de reden, dat Jezus tel
kens in Zijn gevolg tollenaren en zonda
ren roept? Welken indruk moeten de
hoogstaande menschen dan toch krijgen
van Jezus' volgelingen?
Dit is de reden: als de tollenaar achter
Jezus gaat, wil hij tollenaar af worden,
om dienstknecht van Jezus te zijn. Aan
hem kan Jezus iets doen. Hij is door en
door krank, hij is dood in zonden en mis
daden en wil zich door Jezus laten red
den.
De Farizeër wil Farfzeër blijven. Daar
om kan hij niet bij Jezus zijn. Hij is ge
zond en levend en zal er wel komen, hij
doet immers wat God vraagt in de wet;
hij geeft meer dan van hem geëischt
wordt^ hij vertient zelfs de dille en de
komijn; hij houdt zijn gebedsuren, al zal
hij voor 't oog van elkeen bidden op de
hoeken der straten; zijn gedenkcedels
maakt hij breed. Wat een prachtfiguur in
Israëls samenleving, volkomen gezond in
geestelijk opzicht! Jezus kan aan hem
niets doen!
Die gezond zijn hebben den medicijn
meester niet van noode, maar die ziek
zijn. Jezus is niet gekomen, om te roepen
rechtvaardigen, maar zondaars tot be
keering.
En gij?
Wilt gij blijven wie ge zijt, dan zegt
Jezus tot u niet: „Volg Mij".
Wij woneh allen in het tolhuis der zon
de. Wij zijn allen renegaten, afvalligen.
Jezus moet u ontdekken aan uw krank
heid, u>v onreinheid, uw doodschen toe
stand- Als gij maar niet zegt: ik ben ge
zond, ik ben rein, ik leef. Wil toch de
werkelijkheid zien. Dan wordt gij onweer
staanbaar door Jezus getrokken. Dan
wordt gij innerlijk voor Hem gewonnen.
In uw binnenste moet gij door de aanra
king met Jezus worden toebereid om ge
hoor te geven aan Zijn roepstem: „Volg
Mij".
Laat u door Hem roepen uit het tolhuis
der zonde.
Volg Hem op al Zijn wegen en zing, ter
wijl ge achter Hem gaat:
Neen, Heer! ik wil van U niet scheiden,
k Blijf d'Uw' altijd! blijf Gij de mijn'.
Uw liefde moet alom mij leiden,
Uw leven moet mijn leven zijn;
Uw licht moet schijnen in mijn huis:
Bij kruis naar kracht, en kracht naar
kruis.
Dan blijft mijn ziel voor U gewonnen,
Dan wint mijn ziel door U in kracht!
Het werk, in needrighëid begonnen,
Wordt dan in heerlijkheid volbracht!
Wat in de winds'len 9liep, ontbot,
En komt in 't licht, en rijpt voor God!
BUIG MIJN WIL.
Buig mijn wil naar Uwen wil,
Breek mijn tegenstand, o Heerl
Speen mijn hart en maak het stil
Tot het niets dan U begeer.
U alleen en U geheel,
U voor eeuwig tot mijn deel.
Breek Gij door mijn droefheid heen,
Open d' ooren voor Uw wöord,
Gij kunt spreken, Gij alleen,
Dat de doode zelfs U hoort
En zich opricht naar 't geluid
Van Uw levenswoord: kom uit!
Br,eek Gij met Uw hemelsch licht
Doodt de blindheid mijner ziel,
Q, dat van Uw aangezicht,
Mij een straal in d' oogen viel,
Om de neev'len dicht en zwart,
Weg te drijven van mijn hart.
Breek mijn stug en koud gemoed,
Dat het voor U open ga;
Koester mij met zonnegloed,
Tot ik dorst naar Uw gena,
En met volle teug geniet
't Levend water, dat Gij biedt.
PIERSON.
KERK EN SCHOOL.
NED. HERV. KERK.
Beroepen: te Oudega (Fr.), N.
Dekker te Haskerhorne; te Almkerk,
de heer A. Dönszelmann, cand. te Am
sterdam; te Alphen a. d. Rijn, C. M.
Luteyn te Apeldoorn.
Aangenomen: naar Almkerk
(N. Br.), A. Dönszelmann, cand. te
Amsterdam; naar Kootwijkerbroek,
W. Zijlstra te Neder-Langebroek; naar
Kleverskerke, H. v, d. Linde, cand. te
Utrecht.
Bedankt: Voor Sleeuwijk en
Hoogvliet, A. Dönszelmann, cand. te
Amsterdam; voor Kralingen, R. Bart-
lema te Zeist.
GEREF. KERKEN.
Tweetal: te 's Gravenhage (vac.-
G. R. Kuijper), R. E. van Arkel te
Utrecht en P. N. Kruijswijk te Vlis-
singen.
Beroepen: te Noord Scharwou-
de, Cand. A. van der Vegte te Dor
drecht.
OUD-GEREF. GEMEENTE.
Beroepen: te Den Helder, D. C.
Overduin te Utrecht.
BEVESTIGING, INTREDE, AFSCHEID.
Na Woensdagavond bevestigd te
zijn door Ds. J. Schoonhoven, heeft
gisteravond in het kerkgebouw aan de
Tidemanstraat Ds. K. Schilder, geko
men van Oegstgeest, zijn intrede ge
daan bij de Geref. Kerk te Rotterdam-
Delfshaven.
Ds. Schilder had tot tekst Jesaja 8
vs. 16 en 18a.
Na de predikatie richtte spr. zich
achtereenvolgens tot zijn collega's, de
predikanten uit de classis, den kerke-
raad, de Commissie van Beheer, de
catechisanten en tenslotte de gemeen
te.
Nadat Ds. Schilder door den oud
sten predikant der kerk van Rotter-
dam-Delfshaven, Ds. R. Zijlstra, was
toegesproken, werd hem toegezongen
Ps. 134 vs. 3.
SUBSIDIEERING VAN BIJZONDERE
KWEEKSCHOLEN.
De wijziging van het Kon. Besluit
inzake de Kweekscholen, waarbij het
getal in vijf jaren vereischte akten
ten einde voor het volledig subsidie in
aanmerking te komen van 90 tot 75
wordt terug gebracht, heeft eenige
vertraging ondervonden.
Naar de „Maasbode' thans met ze
kerheid verneemt, kan bedoelde wij
ziging voor verschillende Bijzonde
re Kweekscholen van groote beteeke-
nis in de eerste helft der maand
Juli worden tegemoet gezien.
EVANGELISATIE
DOOR AANPLAKBILJETTEN.
Speciaal de kerken in Angelsaksi
sche streken maken veel werk van
Evangelisatie door middel van aan
plakbiljetten.
Op de Protestantsche afdeeling der
pressa kan men zich daarvan overtui
gen. Deze preekstoel op straat", ge
lijk men in Engeland wel zegt, wil
duizenden bereiken, die dagelijks de
kerken passeeren.
lederen Zaterdag of Maandag wordt
aan de buitenzijde van kerken een
nieuw, sprekend aanplakbiljet beves
tigd, dat de voorbijgangers attent wil
maken op het feit, dat de kerk niet is
een zaak, welke bestemd is voor een
kleib, besloten kringetje, maar dat ze
wil wezen het levende centrum voor
de samenleving, dat met de groote
vragen van het publieke leven in het
nauwste verband staat.
Zoo demonstreert Engeland wat in
dezen voor propaganda gedreven is
voor het behoud der Zondagsviering.
Frankrijk heeft tijdens de verkie
zingen deze aanplakbiljetten gewijd
aan het cultureele program van den
Fransch-Protestantschen Kerkenbond.
Amerika demonstreerde door mid
del dezer biljetten in den laasten tijd
wat de Kerken verrichtten op het ge
bied der In- en Uitwendige Zending.
Ook is in Amerika zeer gebruikelijk
om het onderwerp, dat op den volgen
den Zondag in de Zondagsscholen be
sproken zal worden, door middel van
een dit onderwerp uitbeeldende plaat
gedurende de geheele week aan de
buitenzijde van kerk of lokaal te pu-
bliiceeren.
DE NED. HERV. KERK
ARMLASTIG .7
In de vergadering der Prov. Staten
van NoordrHolland heeft mr. Bomans
(R.-K.), bij de behandeling der aan
vrage om subsidie voor de restauratie
van de Maria- of Kruittoren te Hoorn,
gezegd, te betreuren dat vele van der
gelijke monumenten in handen zijn
\an armlastige instellingen „zooals de
Ned. Herv. Kerk
Tegen deze uitlating komt Ds. C. J.
van Paassen in het Haarl. Predikbeur
tenblad in verzet. Hij acht de bena
ming „armlastige instelling" in dit
verband niet juist.
„Vooreerst is de Ned. Herv. Kerk
in kerkrechtelijken zin nog wat an
ders en nog wat meer dan een instel
ling en in de tweede plaats is deze
kerk niet armlastig. Een armlastige is
iemand, die behoort tot hen, die oor
zaak zijn van den armenlast en dien
tengevolge iemand, die ten laste komt
van eenig armbestuur. En tot deze
personen behoort de Ned. Herv. Kerk
niet. Wel is de Ned. Herv. Kerk arm.
Wij schamen ons onze armoede niet.
Maar wij achten ons te goed om arm
lastig gescholden te worden.
De Hervormde predikanten van
Hoorn, Ds. Zwiep en Dr. Van Lanzen,
hebben aan mr. Bomans een brief ge
zonden inmiddels door hen ook
gepubliceerd waarin zij op twee
feiten wijzen, allereerst dat de ge
meenteraad van 's-Hertogenbosch in
het begin van dit jaar besloot, om
voor den bouw van een nieuwe R.-K.
Kerk gratis grond en bovendien f 1500
te geven en ten tweede, dat de ge
meenteraad van Steenbergen besloot
gedurende 10 jaar f 200 per jaar te zul
len bijdragen voor een nieuwe R.-K.
Kerk en pastorie. Zij besluiten dan
met de volgende vraag aan mr.
Bomans:
„Als nu een kerkgenootschap arm
lastig genoemd moet worden omdat
een van de tot dat kerkgenootschap
behoorende gemeenten een subsidie
ontvangt voor het herstel van een
13de eeuwsch bouwwerk, hoe moet
dan, wanneer men een oordeel wil
uitspreken, zooals u zich veroorlooft,
een kerk genoemd worden, die niet in
staat blijkt te zijn, om zonder hulp
van buiten een nieuw kerkgebouw te
stichten en te onderhouden?"
GEMENGD NIEUWS.
Ernstige aanrijding. Gisterochtend,
omstreeks kwart voor negen is in de Plet-
terijstraat in Den Haag een ernstig on
geval gebeurd.
Twee meisjes, de 12-jarige M. L., wonen
de in de Geleenstraat, en de 13-jarige P.
C. B. uit de Zaanstraat, waren op weg
naar school en liepen op het trottoir, toen
plotseling een motor-driewieler den hoek
om kwam en het trottoir opreed. De bei
de meisjes werden tegen den grond ge
worpen en kwamen terecht in een por
tiek. Het jongste meisje viel met het
hoofd tegen den hardsteenen trap en werd
ernstig verwond. Een dokter van den Ge
neeskundigen dienst stelde een hersen
schudding vast; daarbij bloedde het kind
hevig uit neus en ooren. In zorgwekken-
den toestand werd zij naar het zieken
huis gebracht. Het andere meisje kwam
RECLAME
géén Pijn en naschrijneB oi stukgaan
der huid, indien men vóór het inzeepen
de baardoppervlakte inwrijft met
Doos 30, Tube 80 ct.
er goed af. Zij viel boven op haar vrien
dinnetje en liep slechts eenige onbedui
dende verwondingen op.
De motorrijder is door de politie gear
resteerd. Het is de 27-jarige H. A. Z., wo
nende in de Beetsstraat in Den Haag, die
sinds korten tijd als leerling in dienst is
bij de firma T. aan den Denneweg Gister
ochtend was hij met zijn patroon meege
gaan om eenige boodschappen te doen.
Terwijl de patroon even weg was, had de
knecht aan den motor zitten prutsen, wat
hem een standje van zijn baas bezorgde.
Toen de beer van T. zich wederom even
verwijderde in de Pletterijstraat, waar
hij eenige accu's moest afleveren, wou de
jongen, ondanks de zoo juist gekregen
waarschuwing, toch even „een vierkantje"
maken en het gelukte hem werkelijk, den
motor op gang te krijgen. Bij de bocht
wist hij echter geen raad meer en ver
loor zijn stuur met het gevolg, dat hij het
trottoir opreed en tegen de beide meisjes
aanbotste.
Inbraak te Nijmegen. H. v. G. en G.
J. M. K., kooplieden, beiden wonende te
's-Hertogenbosch, doch thans in preven
tieve hechtenis, zijn door de Arnhemsche
Rechtbank veroordeeld ieder tot 5 jaren
gevangenisstraf wegens inbraak, gepleegd
in den nacht van 30 op 31 December 1927
te Nijmegen bij de firma Gebr. E. waar
zij een bedrag van ongeveer 2500 hebben
gestolen. Na ingesteld hooger beroep heeft
het Gerechtshof de opgelegde straffen ver
anderd voor den eersten verdachte in 4
jaar en voor den tweeden in 3 jaar ge
vangenisstraf.
Verdronken. Bij Stadskanaal is gis
teravond de bejaarde P, Wind, uit Com-
pascuum verdronken.
De bult der Gooische inbrekers. Het
vermoeden der Larensche politie, dat de
buit van verschillende Gooische inbraken
door de daders in de heide was begraven,
is, bij een plaats gehad hebbend verboor
der beide aangehoudenen H. C. en C. J.
van W„ die thans gedetineerd zijn in het
Huis van Bewaring te Utrecht, gebleken
volkomen juist te zijn.
Uit dit veTh^or is nader gebleken, dat
de buit, in een gonje zak verpakt, in den
grond was gestept en onlangs door de
beide hoofddaders K. C. en C. J. van W.
is opgegraven en per rijwiel naar de wo
ning van den mededader H. C. is ver
voerd. In de schuur dezer woning is, ge
durende den nacht, de buit, waarbij zich
o.a. zilveren schalen en biljartballen be-
vondên, afkomstig van de :nbraak ten
huize der familie Weynschenk te Laren,
benevens nog een groote hoeveelheid an
dere kostbaarheden, afkomstig Vi*n de in
braak in de Berg Stichting overgepakt in
een rieten koffertje, hetwelk door IT. C.
voor dit doel werd beschikbaar gesteld.
K. C. en van W. vertrokken daarop met
„de poet" per rijwiel naar Amsterdam,
alwaar het gestolene van de hand werd
gedaan. Het ledige koffertje werd per
bode aan het adres van H. C. te Laren te
ruggezonden. Door de Larensche politie
worden thans uitgebreide pogingen in het
werk gesteld om de verkochte voorwer
pen op te sporen.
Uit dit zeer waardevolle bewijsmateriaal
is onomstootelijk gebleken, dat de politie
thans de ware daders der tallooze onop
gehelderde inbraken in handen heeft.
De aanhouding van den thans overal
gezochten K. C. moet echter het succes
nog voltooien.
Een noodlottige vaL De 72-jarige M.
v. d. Zee te Roordahuizum is in de schuur
van een hooibult gevallen en kort daar
op overleden.
De „roze diamant". De roze dia
mant, ter waarde van ongeveer 5 milli-
oen gulden, die in October 1926 uit het
museum te Chantilly gestolen werd,
en terug gevonden werd, doordat een
kamermeisje uit een hotel toevallig
in den appel beet waarin de dieven
hem verstopt hadden, is gister weer
in het museum tentoongesteld. Er is
nu een speciale bewaker bij geplaatst.
FEUILLETON.
EINDELIJK VREDE.
11) —O—
„Hier is het slaapvertrek van de
mannen", zei Ruth, op een ander ge-
houwtje wijzende, dat een eind ver
der van het huis stond. „Het is maar
één kamertje. Ik heb juist dezen mor
gen een man opgenomen, die hier
kwam bedelen. Hij heeft een paar
groote wonden aan zijn been". Ze
traden binnen, en vonden den man
cp zijn balé zitten. Op Ruth's hevel
maakte hij het verband los, dat ze er
des morgens om gedaan had, na de
wonden bekeken te hebben.
„O dank je wel Frankl" zeide ze.
„Het is zoo heerlijk een dokter als
brcer te hebben!" en glimlachend
keek ze tot hem op.
„Maar zeg eens Ruth, wie is die
krankzinnige vrouw daarginds?'
vraagde de dokter, terwijl ze verder
wandelden en het stukje grond in
oogenschouw. namen, dat door Bidan
zorgvuldig was omtuind en in vier
kanten afgedeeld, terwijl verschillen
de aardvrucht en djagoeng welig
groeiden en een mooien oogst beloof-
den.
„O, de arme Mina", antwoordde
Ruth. ,Ze is huishoudster geweesst
hij een heer, die hier te Meester Cor-
nelis woonde. Ze hadden een kind,
een aardig meisje. De man kreeg het
in 't hoofd om met een Europeesch
meisje te trouwen. Daarom joeg hij
eerst Mina het huis uit; en ongeveer
een jaar geleden ging hij naar Euro
pa met zijn jonge vrouw, en nam Mi-
na's dochtertje mee. Is het niet vree-
selijk? Van dien tijd af is Mina
aan het malen. Ze liep overal rond
om naar haar kind te zoeken. Ik
btb haar toen bepraat hier te komen,
en ze is al dien tijd vrij bedaard
geweest. Ze zag hier nooit heeren;
nu ze jou zag, werd ze weer aan haar
toewan herinnerd. Ik hoop maar, dat
zc niet weer zoo n bui krijgt. Ik zal
trachten het adres van dien man te
krijgen; én clan wil ik hem voorstel
len, Mina's kind aan mij af te staan.
Ik moet toch trachten op zijn gewe
ten te werken. Is het geen schande,
om zoo te handelen met een arme
vrouw, alleen omdat ze een Inland-
sche is?"
„Afschuwelijke Indische toestan
den!" vulde Frank verontwaardigd
aan. „Niet dat het in Holland zoo
veel beter is, maar dat hier zulke
clingen zoo algemeen zijn; dat nie
mand er tegen op komt; dat het geen
schande is zoo iets te doen! Men zou
zich schamen tegenover de Inlanders
om Europeaan te zijn. Maar Ruth,
hoe ben je ^r toe gekomen, zulk een
„asyl' op te richten? Ik heb daar
vroeger nooit iets van gehoord.
„O, ik ben er pas mee begonnen na
Grootmoe's dood. Toen zij nog leefde,
had ik de handen vol met haar te
verplegen. Ze was zoo lijdend en hulp
behoevend. Maar toen zij er niet meer
was, kwam ik zoo heel ongezocht
met die ongelukkigen in aanraking;
en ik had behoefte om voor iemand
te zorgen. Ik voelde mij zoo eenzaam
dikwijls. Ik denk, God zelf deed mij
dit werk vinden. Anders was ik die
jaren zeker niet doorgekomen. Ik
bad wel in betrekking kunnen gaan;
maar ik zag er zoo tegen op. Door
Grootmoe's ziekte was ik aan een stil
leven gewend geraakt. En dan zou ik
Nènèk alleen hebben moeten lateu.
Daar kon ik niet toe besluiten. Het
zou voor die trouwe ziel zoo zwaar
geweest zijn. Neen, zóó is het alles
heel goed gegaan I O Frank, God
heeft altijd zoo goed voor mij ge
zorgd 1
lk was zoo dankbaar voor deze arme
zielen, die mijn hulp noodig hadden.
Ik kon wel niet veel voorhen doen;
ze moesten leeren zichzelven te be-
helppen. Ze werken allen, behalve de
oude Ma Simah natuurlijk; en die is
pas de jaatste maanden zoo achter
uit gegaan.
Vroeger waschte ze voor de Euro
peanen hier in de buurt. Ik leerde
haar op zijn Hollandseh wasschen,
zooals Grootmoe mij gewezen had. En
de lui waren zoo ingenomen met Si-
mah's werk; want ze waschte schoo
ner dan de Inlandsche bleekers, en
cleed het goed niet zoo slijten. Zelfs
ae arme krankzinnige werd flink. Ze
houdt het heele tuintje vóór het huis
schoon, en naait de kleeren voor de
anderen; en ze betalen haar daarvoor.
Zoo voorzien ze allen in hun eigen on
derhoud. Wie niet werken wil, kan
hier niet blijven. Ik heb er al een
paar moeten wegzenden, die te lui en
te vuil waren, en zich niet aan do be
palingen wilden houden. Met degenen
die er nu zijn, heb ik geen moeite. Al
leen Ali is nog al eens ongezeggelijk
en lui.
Omdat we hier zoo dicht bij de In
landsche kampongs wonen, hoor ik
nog al eens van arme menschen. Het
is wel dikwijls door hun eigen schuld,
dat ze arm geworden zijn. Ze spelen
soms tot alles naar den lommerd is
gebracht; en dan, als ze ziek worden,
soms door hun slecht leven, lijden ze
waarlijk gebrek. Het is anders voor
een Inlander, die werken wil, niet
moeilijk om aan den kost te komen.
Nu, ik vraag hun altijd, of ze werken
willen. Willen ze dat, dan zijn zo
waard om geholpen te worden. Ik ben
zoo dankbaar voor dit lapje grond.
En Bidan is een goede mandoer.
Dikwijls komen hier vijf of zes man
per dag werken. Ik geef hun eten, tot
je oogst verkocht kan worden. Bidan
brengt de aardvruchten, de djagoeng,
ae pisang en de klappers naar de pa
sar, en brengt mij het geld tot den
laatsten cent. Dan betaal ik daarvan
wat ieder voor zijn werk toekomt. Bi
dan krijgt het vijfde van. al de op
brengst en de rest gaat in mijn armen
kas".
Frank hoorde haar stilzwijgend.aan,
terwijl hij over 't een en ander zoo
zijn eigen gedachten had. „God heeft
altijd zoo goed voor mij gezorgd", had
Ruth gezegd. Als er een God was, had
Hij toch wel beter voor de arme wees
kunnen zorgen. Hij, Frank va:i End©,
zou het anders gedaan hebben. Hoe
vreeselijk eenzaam en treurig moest
ltuth zich in dien largen tijd na
Gi cotmoeders dood gevoeld hebben,
zij. met haar teeder, liefhebbend hart,
dat behoefte had aan liefde en sym
pathie. Waarom haar dan geen zorg-
vollen echtgenoot gegeven, die haar
cp de handen had kunnen dragen,
zoodat haar voet niet in aanraking
had behoeven te komen met de doornen
des levens? Waarom haar een taak
gegeven, die veel te zwaar was voor
zulke zwakke schouders? Waarom
haar zoo vroeg haar ouders ontnomen,
c-n ten laatste nog haar grootmoeder,
aan wie ze zoo innig gehecht was?
Waarom haar in aanraking laten ko
men met zorg, ontbering en lijden?
(Wordt vervolgd).