1IEIIWE LEIDSCHE COURANT Bij Scheren PUROL ZATERDAG 30 JUNI 1928 TWEEDE BLAD. UIT DE SCHRIFTEN GEROEPEN UIT HET TOLHUIS. En voorbijgaande, zag Hij Levi, den zoon van Alfeüs, zitten in het tolhuis, en zeide tot hem: Volg Mij. Mare. 2 14a. Uit de apostelenrij kennen wij den zoon van Alfeüs niet als Levi den tollenaar, maar als Mattheüs den Evangelist. De ambtenaar uit het tolhuis, in dienst van den Romeinschen keizer, is geworden tot een gezant van het Koninkrijk der heme len, in dienst van Koning Jezus. Alleen bij zijn roeping tot dien dienst verhaalt ons de kroniek van het Godsrijk zijn aardsche afkomst en beroep. Hij is de zoon van een zekeren Alfeüs, de Grieksche omzetting van den Hebreeuwschen naam Chalpaj, d.i. leidsman. Meer dan de betee- kenis van zijn naam weten wij van Levi's vader niet. Toch schijnt het, dat in diens gezin de stoffelijke waarden hooger wer den aangeslagen dan de geestelijke. Is het waar, dat wij in den naam Levi geen eigennaam moeten zien, maar den stam naam, zoodat wij krijgen: Mattheüs, den zoon van Alfeüs, den Leviet, dan rijst voor ons oog een lsraëlietisch gezin, dat het met den geestelijken dienst, waartoe het krachtens afkomst was geroepen, niet nauw heeft genomen. Een zoon uit dit gezin wijdt zich niet aan den tempeldienst maar wordt één der hoogere ambtenaren van een tolhuis, dat van den Romein schen overweldiger gepacht had de in ning van inkomende rechten. Zoo is hij voor het Jodendom een renegaat, een af vallige. En de orthodoxe Farizeërs zullen hem slechts in één adem noemen met de zondaren, menschen, die de wet niet had den of hielden. Wonderlijk, die afvallige Leviet, die zich van den versteenden vormendienst Zijns volks in den tempel had afgewend, die zelfs het spoor bijster was geraakt, gevoelt zich machtig bekoord door den Man uit Nazareth, dien Prediker der ge rechtigheid; Zijn woord is ingeslagen in zijn ziel, die in de bekommering der zon de naar innerlijken vrede haakt: Hij loopt uit, zoo vaak hij Jezus hooren kan. Die woorden welke de nieuw opgetreden Rabbi spreekt, zijn levend en krachtig, zij klinken door in de besmette zielekamer, zij doen naar binnen zien, ze maken iemand verontrust en in eenzame uren ontlokken ze de schuldbelijdenis aan de geprangde ziel: ik ben bekommerd van wege mijn zonden. Het hart van Alfeüs' zoon is innerlijk voor Jezus gewonnen en de Hartenkenner weet het. Kapérnaum heeft reeds heel wat van Jezus gezien en gehoord. Hij heeft in de synagoge van het stadje Zijn profetisch ambt geopenbaard door leer en wonder, en de uitgeworpen demonen hebben tegen wil en dank Hem moeten huldigen; Hij heeft in Petrus' woning de schoonmoeder van een koortsaanval bevrijd en daarna; als men komt aandragen met allerlei pa tiënten en de heele stad te hoop loopt bij de deur, een menigte van genezingen ver richt: dan vertrekt Jezus voor een tijdje en als Hij terugkomt ordt het huis weer bestormd: een lamme, dien men op slimme wijze tot hem brengt, doet Hij wandelen. Bij den oever van het meer Gennesareth, predikt Hij aan een groote schare het Evangelie. De menigte i9 een en al geestdrift, de Schriftgeleerden zijn beschaamd, Alfeüs' zoon overlegt al deze dingen in zijn hart en 't brengt hem tot zelfinkeer. Bij hem geschiedt, wat voor bekeering noodig is: in de eenzaamheid van zijn binnenkamer, bij het zelfonderzoek, heeft er plaats een ontmoeting tusschen Jezus en de men- schenziel. Nu zal Jezus de keuze van dat hart naar buiten brengen, in het licht. Met Zijn leerlingen wandelt Hij langs het meer en gagt voorbij het tolkantoor van Mattheüs, den Leviet, dat te Kapérnaum aan den grooten handelsweg uit het Ovër- Jordaansche was opgericht. Aan het kantoor ziet Jezus ien tolle naar zitten. Hij voegt hem Zijn „volg Mij" toe. Terstond, zonder verder beraad, is de tolgaarder bereid. Innerlijk had hij reeds voor Jezus gekozen. Wie innerlijk maar oprecht een volgeling van Jezus is, dien valt het uiterlijk volgen niet moeilijk meer, ook al heeft hij met den Zoon des Menschen geen plaats, waar hij zijn hoofd kan nederleggen. Slechts hij, die niet ip schijn, maar in werkelijkheid, in 't diepst van zijn ziel voor Jezus is gewonnen, kan de pelgrimage achter Jezus aan, ook al voert zijn weg door 't vuur en door 't wa ter, door de huilende wildernis en de ver latenheid, door Bakahdal en doodsrivier. Jezus is met Zijn geroepen discipel het tolhuis binnengegaan, heeft met hem en met vele andere tollenaren en zondaren aangelegen aan den disch en heeft het veroordeelend vonnis der leidslieden daar over getrotseerd, en in Zijn twistgesprek met hen over Zijn houding tegenover de tollenaren en zondaren heeft Hij konink lijk over zijn en hun rechters getrium- feerd met dit woord van verheven ma jesteit, waarin Hij zich toont de ware Zielearts en Zieleherder: „Die gezond zijn hebben den medicijnmeester niet van noo- de, maar die ziek zijn. Ik ben niet geko men, om te roepen rechtvaardigen, maar zondaars tot bekeering". Wat is nu toch de reden, dat Jezus tel kens in Zijn gevolg tollenaren en zonda ren roept? Welken indruk moeten de hoogstaande menschen dan toch krijgen van Jezus' volgelingen? Dit is de reden: als de tollenaar achter Jezus gaat, wil hij tollenaar af worden, om dienstknecht van Jezus te zijn. Aan hem kan Jezus iets doen. Hij is door en door krank, hij is dood in zonden en mis daden en wil zich door Jezus laten red den. De Farizeër wil Farfzeër blijven. Daar om kan hij niet bij Jezus zijn. Hij is ge zond en levend en zal er wel komen, hij doet immers wat God vraagt in de wet; hij geeft meer dan van hem geëischt wordt^ hij vertient zelfs de dille en de komijn; hij houdt zijn gebedsuren, al zal hij voor 't oog van elkeen bidden op de hoeken der straten; zijn gedenkcedels maakt hij breed. Wat een prachtfiguur in Israëls samenleving, volkomen gezond in geestelijk opzicht! Jezus kan aan hem niets doen! Die gezond zijn hebben den medicijn meester niet van noode, maar die ziek zijn. Jezus is niet gekomen, om te roepen rechtvaardigen, maar zondaars tot be keering. En gij? Wilt gij blijven wie ge zijt, dan zegt Jezus tot u niet: „Volg Mij". Wij woneh allen in het tolhuis der zon de. Wij zijn allen renegaten, afvalligen. Jezus moet u ontdekken aan uw krank heid, u>v onreinheid, uw doodschen toe stand- Als gij maar niet zegt: ik ben ge zond, ik ben rein, ik leef. Wil toch de werkelijkheid zien. Dan wordt gij onweer staanbaar door Jezus getrokken. Dan wordt gij innerlijk voor Hem gewonnen. In uw binnenste moet gij door de aanra king met Jezus worden toebereid om ge hoor te geven aan Zijn roepstem: „Volg Mij". Laat u door Hem roepen uit het tolhuis der zonde. Volg Hem op al Zijn wegen en zing, ter wijl ge achter Hem gaat: Neen, Heer! ik wil van U niet scheiden, k Blijf d'Uw' altijd! blijf Gij de mijn'. Uw liefde moet alom mij leiden, Uw leven moet mijn leven zijn; Uw licht moet schijnen in mijn huis: Bij kruis naar kracht, en kracht naar kruis. Dan blijft mijn ziel voor U gewonnen, Dan wint mijn ziel door U in kracht! Het werk, in needrighëid begonnen, Wordt dan in heerlijkheid volbracht! Wat in de winds'len 9liep, ontbot, En komt in 't licht, en rijpt voor God! BUIG MIJN WIL. Buig mijn wil naar Uwen wil, Breek mijn tegenstand, o Heerl Speen mijn hart en maak het stil Tot het niets dan U begeer. U alleen en U geheel, U voor eeuwig tot mijn deel. Breek Gij door mijn droefheid heen, Open d' ooren voor Uw wöord, Gij kunt spreken, Gij alleen, Dat de doode zelfs U hoort En zich opricht naar 't geluid Van Uw levenswoord: kom uit! Br,eek Gij met Uw hemelsch licht Doodt de blindheid mijner ziel, Q, dat van Uw aangezicht, Mij een straal in d' oogen viel, Om de neev'len dicht en zwart, Weg te drijven van mijn hart. Breek mijn stug en koud gemoed, Dat het voor U open ga; Koester mij met zonnegloed, Tot ik dorst naar Uw gena, En met volle teug geniet 't Levend water, dat Gij biedt. PIERSON. KERK EN SCHOOL. NED. HERV. KERK. Beroepen: te Oudega (Fr.), N. Dekker te Haskerhorne; te Almkerk, de heer A. Dönszelmann, cand. te Am sterdam; te Alphen a. d. Rijn, C. M. Luteyn te Apeldoorn. Aangenomen: naar Almkerk (N. Br.), A. Dönszelmann, cand. te Amsterdam; naar Kootwijkerbroek, W. Zijlstra te Neder-Langebroek; naar Kleverskerke, H. v, d. Linde, cand. te Utrecht. Bedankt: Voor Sleeuwijk en Hoogvliet, A. Dönszelmann, cand. te Amsterdam; voor Kralingen, R. Bart- lema te Zeist. GEREF. KERKEN. Tweetal: te 's Gravenhage (vac.- G. R. Kuijper), R. E. van Arkel te Utrecht en P. N. Kruijswijk te Vlis- singen. Beroepen: te Noord Scharwou- de, Cand. A. van der Vegte te Dor drecht. OUD-GEREF. GEMEENTE. Beroepen: te Den Helder, D. C. Overduin te Utrecht. BEVESTIGING, INTREDE, AFSCHEID. Na Woensdagavond bevestigd te zijn door Ds. J. Schoonhoven, heeft gisteravond in het kerkgebouw aan de Tidemanstraat Ds. K. Schilder, geko men van Oegstgeest, zijn intrede ge daan bij de Geref. Kerk te Rotterdam- Delfshaven. Ds. Schilder had tot tekst Jesaja 8 vs. 16 en 18a. Na de predikatie richtte spr. zich achtereenvolgens tot zijn collega's, de predikanten uit de classis, den kerke- raad, de Commissie van Beheer, de catechisanten en tenslotte de gemeen te. Nadat Ds. Schilder door den oud sten predikant der kerk van Rotter- dam-Delfshaven, Ds. R. Zijlstra, was toegesproken, werd hem toegezongen Ps. 134 vs. 3. SUBSIDIEERING VAN BIJZONDERE KWEEKSCHOLEN. De wijziging van het Kon. Besluit inzake de Kweekscholen, waarbij het getal in vijf jaren vereischte akten ten einde voor het volledig subsidie in aanmerking te komen van 90 tot 75 wordt terug gebracht, heeft eenige vertraging ondervonden. Naar de „Maasbode' thans met ze kerheid verneemt, kan bedoelde wij ziging voor verschillende Bijzonde re Kweekscholen van groote beteeke- nis in de eerste helft der maand Juli worden tegemoet gezien. EVANGELISATIE DOOR AANPLAKBILJETTEN. Speciaal de kerken in Angelsaksi sche streken maken veel werk van Evangelisatie door middel van aan plakbiljetten. Op de Protestantsche afdeeling der pressa kan men zich daarvan overtui gen. Deze preekstoel op straat", ge lijk men in Engeland wel zegt, wil duizenden bereiken, die dagelijks de kerken passeeren. lederen Zaterdag of Maandag wordt aan de buitenzijde van kerken een nieuw, sprekend aanplakbiljet beves tigd, dat de voorbijgangers attent wil maken op het feit, dat de kerk niet is een zaak, welke bestemd is voor een kleib, besloten kringetje, maar dat ze wil wezen het levende centrum voor de samenleving, dat met de groote vragen van het publieke leven in het nauwste verband staat. Zoo demonstreert Engeland wat in dezen voor propaganda gedreven is voor het behoud der Zondagsviering. Frankrijk heeft tijdens de verkie zingen deze aanplakbiljetten gewijd aan het cultureele program van den Fransch-Protestantschen Kerkenbond. Amerika demonstreerde door mid del dezer biljetten in den laasten tijd wat de Kerken verrichtten op het ge bied der In- en Uitwendige Zending. Ook is in Amerika zeer gebruikelijk om het onderwerp, dat op den volgen den Zondag in de Zondagsscholen be sproken zal worden, door middel van een dit onderwerp uitbeeldende plaat gedurende de geheele week aan de buitenzijde van kerk of lokaal te pu- bliiceeren. DE NED. HERV. KERK ARMLASTIG .7 In de vergadering der Prov. Staten van NoordrHolland heeft mr. Bomans (R.-K.), bij de behandeling der aan vrage om subsidie voor de restauratie van de Maria- of Kruittoren te Hoorn, gezegd, te betreuren dat vele van der gelijke monumenten in handen zijn \an armlastige instellingen „zooals de Ned. Herv. Kerk Tegen deze uitlating komt Ds. C. J. van Paassen in het Haarl. Predikbeur tenblad in verzet. Hij acht de bena ming „armlastige instelling" in dit verband niet juist. „Vooreerst is de Ned. Herv. Kerk in kerkrechtelijken zin nog wat an ders en nog wat meer dan een instel ling en in de tweede plaats is deze kerk niet armlastig. Een armlastige is iemand, die behoort tot hen, die oor zaak zijn van den armenlast en dien tengevolge iemand, die ten laste komt van eenig armbestuur. En tot deze personen behoort de Ned. Herv. Kerk niet. Wel is de Ned. Herv. Kerk arm. Wij schamen ons onze armoede niet. Maar wij achten ons te goed om arm lastig gescholden te worden. De Hervormde predikanten van Hoorn, Ds. Zwiep en Dr. Van Lanzen, hebben aan mr. Bomans een brief ge zonden inmiddels door hen ook gepubliceerd waarin zij op twee feiten wijzen, allereerst dat de ge meenteraad van 's-Hertogenbosch in het begin van dit jaar besloot, om voor den bouw van een nieuwe R.-K. Kerk gratis grond en bovendien f 1500 te geven en ten tweede, dat de ge meenteraad van Steenbergen besloot gedurende 10 jaar f 200 per jaar te zul len bijdragen voor een nieuwe R.-K. Kerk en pastorie. Zij besluiten dan met de volgende vraag aan mr. Bomans: „Als nu een kerkgenootschap arm lastig genoemd moet worden omdat een van de tot dat kerkgenootschap behoorende gemeenten een subsidie ontvangt voor het herstel van een 13de eeuwsch bouwwerk, hoe moet dan, wanneer men een oordeel wil uitspreken, zooals u zich veroorlooft, een kerk genoemd worden, die niet in staat blijkt te zijn, om zonder hulp van buiten een nieuw kerkgebouw te stichten en te onderhouden?" GEMENGD NIEUWS. Ernstige aanrijding. Gisterochtend, omstreeks kwart voor negen is in de Plet- terijstraat in Den Haag een ernstig on geval gebeurd. Twee meisjes, de 12-jarige M. L., wonen de in de Geleenstraat, en de 13-jarige P. C. B. uit de Zaanstraat, waren op weg naar school en liepen op het trottoir, toen plotseling een motor-driewieler den hoek om kwam en het trottoir opreed. De bei de meisjes werden tegen den grond ge worpen en kwamen terecht in een por tiek. Het jongste meisje viel met het hoofd tegen den hardsteenen trap en werd ernstig verwond. Een dokter van den Ge neeskundigen dienst stelde een hersen schudding vast; daarbij bloedde het kind hevig uit neus en ooren. In zorgwekken- den toestand werd zij naar het zieken huis gebracht. Het andere meisje kwam RECLAME géén Pijn en naschrijneB oi stukgaan der huid, indien men vóór het inzeepen de baardoppervlakte inwrijft met Doos 30, Tube 80 ct. er goed af. Zij viel boven op haar vrien dinnetje en liep slechts eenige onbedui dende verwondingen op. De motorrijder is door de politie gear resteerd. Het is de 27-jarige H. A. Z., wo nende in de Beetsstraat in Den Haag, die sinds korten tijd als leerling in dienst is bij de firma T. aan den Denneweg Gister ochtend was hij met zijn patroon meege gaan om eenige boodschappen te doen. Terwijl de patroon even weg was, had de knecht aan den motor zitten prutsen, wat hem een standje van zijn baas bezorgde. Toen de beer van T. zich wederom even verwijderde in de Pletterijstraat, waar hij eenige accu's moest afleveren, wou de jongen, ondanks de zoo juist gekregen waarschuwing, toch even „een vierkantje" maken en het gelukte hem werkelijk, den motor op gang te krijgen. Bij de bocht wist hij echter geen raad meer en ver loor zijn stuur met het gevolg, dat hij het trottoir opreed en tegen de beide meisjes aanbotste. Inbraak te Nijmegen. H. v. G. en G. J. M. K., kooplieden, beiden wonende te 's-Hertogenbosch, doch thans in preven tieve hechtenis, zijn door de Arnhemsche Rechtbank veroordeeld ieder tot 5 jaren gevangenisstraf wegens inbraak, gepleegd in den nacht van 30 op 31 December 1927 te Nijmegen bij de firma Gebr. E. waar zij een bedrag van ongeveer 2500 hebben gestolen. Na ingesteld hooger beroep heeft het Gerechtshof de opgelegde straffen ver anderd voor den eersten verdachte in 4 jaar en voor den tweeden in 3 jaar ge vangenisstraf. Verdronken. Bij Stadskanaal is gis teravond de bejaarde P, Wind, uit Com- pascuum verdronken. De bult der Gooische inbrekers. Het vermoeden der Larensche politie, dat de buit van verschillende Gooische inbraken door de daders in de heide was begraven, is, bij een plaats gehad hebbend verboor der beide aangehoudenen H. C. en C. J. van W„ die thans gedetineerd zijn in het Huis van Bewaring te Utrecht, gebleken volkomen juist te zijn. Uit dit veTh^or is nader gebleken, dat de buit, in een gonje zak verpakt, in den grond was gestept en onlangs door de beide hoofddaders K. C. en C. J. van W. is opgegraven en per rijwiel naar de wo ning van den mededader H. C. is ver voerd. In de schuur dezer woning is, ge durende den nacht, de buit, waarbij zich o.a. zilveren schalen en biljartballen be- vondên, afkomstig van de :nbraak ten huize der familie Weynschenk te Laren, benevens nog een groote hoeveelheid an dere kostbaarheden, afkomstig Vi*n de in braak in de Berg Stichting overgepakt in een rieten koffertje, hetwelk door IT. C. voor dit doel werd beschikbaar gesteld. K. C. en van W. vertrokken daarop met „de poet" per rijwiel naar Amsterdam, alwaar het gestolene van de hand werd gedaan. Het ledige koffertje werd per bode aan het adres van H. C. te Laren te ruggezonden. Door de Larensche politie worden thans uitgebreide pogingen in het werk gesteld om de verkochte voorwer pen op te sporen. Uit dit zeer waardevolle bewijsmateriaal is onomstootelijk gebleken, dat de politie thans de ware daders der tallooze onop gehelderde inbraken in handen heeft. De aanhouding van den thans overal gezochten K. C. moet echter het succes nog voltooien. Een noodlottige vaL De 72-jarige M. v. d. Zee te Roordahuizum is in de schuur van een hooibult gevallen en kort daar op overleden. De „roze diamant". De roze dia mant, ter waarde van ongeveer 5 milli- oen gulden, die in October 1926 uit het museum te Chantilly gestolen werd, en terug gevonden werd, doordat een kamermeisje uit een hotel toevallig in den appel beet waarin de dieven hem verstopt hadden, is gister weer in het museum tentoongesteld. Er is nu een speciale bewaker bij geplaatst. FEUILLETON. EINDELIJK VREDE. 11) —O— „Hier is het slaapvertrek van de mannen", zei Ruth, op een ander ge- houwtje wijzende, dat een eind ver der van het huis stond. „Het is maar één kamertje. Ik heb juist dezen mor gen een man opgenomen, die hier kwam bedelen. Hij heeft een paar groote wonden aan zijn been". Ze traden binnen, en vonden den man cp zijn balé zitten. Op Ruth's hevel maakte hij het verband los, dat ze er des morgens om gedaan had, na de wonden bekeken te hebben. „O dank je wel Frankl" zeide ze. „Het is zoo heerlijk een dokter als brcer te hebben!" en glimlachend keek ze tot hem op. „Maar zeg eens Ruth, wie is die krankzinnige vrouw daarginds?' vraagde de dokter, terwijl ze verder wandelden en het stukje grond in oogenschouw. namen, dat door Bidan zorgvuldig was omtuind en in vier kanten afgedeeld, terwijl verschillen de aardvrucht en djagoeng welig groeiden en een mooien oogst beloof- den. „O, de arme Mina", antwoordde Ruth. ,Ze is huishoudster geweesst hij een heer, die hier te Meester Cor- nelis woonde. Ze hadden een kind, een aardig meisje. De man kreeg het in 't hoofd om met een Europeesch meisje te trouwen. Daarom joeg hij eerst Mina het huis uit; en ongeveer een jaar geleden ging hij naar Euro pa met zijn jonge vrouw, en nam Mi- na's dochtertje mee. Is het niet vree- selijk? Van dien tijd af is Mina aan het malen. Ze liep overal rond om naar haar kind te zoeken. Ik btb haar toen bepraat hier te komen, en ze is al dien tijd vrij bedaard geweest. Ze zag hier nooit heeren; nu ze jou zag, werd ze weer aan haar toewan herinnerd. Ik hoop maar, dat zc niet weer zoo n bui krijgt. Ik zal trachten het adres van dien man te krijgen; én clan wil ik hem voorstel len, Mina's kind aan mij af te staan. Ik moet toch trachten op zijn gewe ten te werken. Is het geen schande, om zoo te handelen met een arme vrouw, alleen omdat ze een Inland- sche is?" „Afschuwelijke Indische toestan den!" vulde Frank verontwaardigd aan. „Niet dat het in Holland zoo veel beter is, maar dat hier zulke clingen zoo algemeen zijn; dat nie mand er tegen op komt; dat het geen schande is zoo iets te doen! Men zou zich schamen tegenover de Inlanders om Europeaan te zijn. Maar Ruth, hoe ben je ^r toe gekomen, zulk een „asyl' op te richten? Ik heb daar vroeger nooit iets van gehoord. „O, ik ben er pas mee begonnen na Grootmoe's dood. Toen zij nog leefde, had ik de handen vol met haar te verplegen. Ze was zoo lijdend en hulp behoevend. Maar toen zij er niet meer was, kwam ik zoo heel ongezocht met die ongelukkigen in aanraking; en ik had behoefte om voor iemand te zorgen. Ik voelde mij zoo eenzaam dikwijls. Ik denk, God zelf deed mij dit werk vinden. Anders was ik die jaren zeker niet doorgekomen. Ik bad wel in betrekking kunnen gaan; maar ik zag er zoo tegen op. Door Grootmoe's ziekte was ik aan een stil leven gewend geraakt. En dan zou ik Nènèk alleen hebben moeten lateu. Daar kon ik niet toe besluiten. Het zou voor die trouwe ziel zoo zwaar geweest zijn. Neen, zóó is het alles heel goed gegaan I O Frank, God heeft altijd zoo goed voor mij ge zorgd 1 lk was zoo dankbaar voor deze arme zielen, die mijn hulp noodig hadden. Ik kon wel niet veel voorhen doen; ze moesten leeren zichzelven te be- helppen. Ze werken allen, behalve de oude Ma Simah natuurlijk; en die is pas de jaatste maanden zoo achter uit gegaan. Vroeger waschte ze voor de Euro peanen hier in de buurt. Ik leerde haar op zijn Hollandseh wasschen, zooals Grootmoe mij gewezen had. En de lui waren zoo ingenomen met Si- mah's werk; want ze waschte schoo ner dan de Inlandsche bleekers, en cleed het goed niet zoo slijten. Zelfs ae arme krankzinnige werd flink. Ze houdt het heele tuintje vóór het huis schoon, en naait de kleeren voor de anderen; en ze betalen haar daarvoor. Zoo voorzien ze allen in hun eigen on derhoud. Wie niet werken wil, kan hier niet blijven. Ik heb er al een paar moeten wegzenden, die te lui en te vuil waren, en zich niet aan do be palingen wilden houden. Met degenen die er nu zijn, heb ik geen moeite. Al leen Ali is nog al eens ongezeggelijk en lui. Omdat we hier zoo dicht bij de In landsche kampongs wonen, hoor ik nog al eens van arme menschen. Het is wel dikwijls door hun eigen schuld, dat ze arm geworden zijn. Ze spelen soms tot alles naar den lommerd is gebracht; en dan, als ze ziek worden, soms door hun slecht leven, lijden ze waarlijk gebrek. Het is anders voor een Inlander, die werken wil, niet moeilijk om aan den kost te komen. Nu, ik vraag hun altijd, of ze werken willen. Willen ze dat, dan zijn zo waard om geholpen te worden. Ik ben zoo dankbaar voor dit lapje grond. En Bidan is een goede mandoer. Dikwijls komen hier vijf of zes man per dag werken. Ik geef hun eten, tot je oogst verkocht kan worden. Bidan brengt de aardvruchten, de djagoeng, ae pisang en de klappers naar de pa sar, en brengt mij het geld tot den laatsten cent. Dan betaal ik daarvan wat ieder voor zijn werk toekomt. Bi dan krijgt het vijfde van. al de op brengst en de rest gaat in mijn armen kas". Frank hoorde haar stilzwijgend.aan, terwijl hij over 't een en ander zoo zijn eigen gedachten had. „God heeft altijd zoo goed voor mij gezorgd", had Ruth gezegd. Als er een God was, had Hij toch wel beter voor de arme wees kunnen zorgen. Hij, Frank va:i End©, zou het anders gedaan hebben. Hoe vreeselijk eenzaam en treurig moest ltuth zich in dien largen tijd na Gi cotmoeders dood gevoeld hebben, zij. met haar teeder, liefhebbend hart, dat behoefte had aan liefde en sym pathie. Waarom haar dan geen zorg- vollen echtgenoot gegeven, die haar cp de handen had kunnen dragen, zoodat haar voet niet in aanraking had behoeven te komen met de doornen des levens? Waarom haar een taak gegeven, die veel te zwaar was voor zulke zwakke schouders? Waarom haar zoo vroeg haar ouders ontnomen, c-n ten laatste nog haar grootmoeder, aan wie ze zoo innig gehecht was? Waarom haar in aanraking laten ko men met zorg, ontbering en lijden? (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1928 | | pagina 5