NIEUWE LEIDSCHE COURANT WOENSDAG 9 MEI 1928 TWEEDE BLAD. Gewijde en Ongewijde Historie. HET TOONEEL VAN ISRAëLS W0E8TIJNREIS. Nadat het leger der Israëlieten door de Roode Zee getrokken was, kwamen zij op het schiereiland van den Sinaï. Daar bleven zij veertig jaar rondzwer ven. Dit was voor het volk een tijdperk van zeer groote beteekenis. In dat harde en moeilijke woestijn leven werden zij niet slechts voorbe reid om later het Beloofde Land te veroveren; neen, meer dan dat, daar ontvingen zij bij den berg Sinaï door de hand van Mozes, hun wetgeving, die hen onderscheidde van alle natiën rondom als het uitverkoren volk van Jahweh (Psalm 147 vs. 19 en 20): „Hij heeft aan Jacob Zijn woorden be kend gemaakt, Zijn inzettingen en rechten aan Israël. Zoo heeft Hij aan geen ander volk ge daan en Zijne rechten, die kennen zij niet. Hallelujah!" De berg der wetgeving heeft dan ook aan het geheele schiereiland zijn naam gegeven en werd in den loop der tijden talrijke malen bezocht door vrome pelgrims, die de wieg van het Jodendom, de plaats, waar God met hoorbare stem had gesproken, met eigen oogen wenschten te zien en zich door de moeilijke en gevaarvolle reis daarvan niet lieten terug houden. Toch, hoewel van tijd tot tijd door Europeesche reizigers bezocht, bleef deze landstreek tot voor ongeveer een halve eeuw nog vrijwel onbekend, om dat er nog nooit een expeditie heen was geweest, die haar op methodische wijze had bestudeerd en er lang ge noeg gebleven was om zich een vol doende duidelijk beeld daarvan te kunnen vormen. In den herfst van 1868 vertrok een wetenschappelijke expeditie, in Enge land georganiseerd, naar het schier eiland. Aan het hoofd er van stonden Majoor Henri Spencer Palmer en Ka pitein C. W. Wilson, beiden koninklij ke ingenieurs. De overige leden waren de oriëntalist E. H. Palmer, Hooglee raar te Cambridge, zekere heer Hol land, die het land reeds meermalen bezocht had, en wien in het bijzonder de onderzoeking der aardlagen was opgedragen, de dierkundige C. W. Wy- att, tenslotte de sergeant Macdonali als fotograaf, de korporaal Goodwin, belast met het in schets brengen van het terrein en sergeant Brigley en korporaal Malings, die de gebergten op nauwkeurige wijze in kaart brach ten. De expeditie bracht vijf en een hal ve maand op het schiereiland door; zij bestudeerde er de plaatsen, de bewo ners en hun zeden en öiaakte 300 foto grafische opnamen, alsmede ongeveer 3000 afschriften of afdrukken van in scripties. ongerekend nog de kaarten en schetsen en de teekeningen, betrek king hebbende op plant-, dier- en aardkunde. De resultaten van dezen arbeid wer den in 1872 gepubliceerd in vijf deel en waarvan 't eerste beschrijvenden tekst drie de fotografieën en het vijfde kaar ten en schetsen bevat. Dank zij deze onderzoekingen, kun nen wij ons thans een zeer nauwkeu rig beeld vormen van hét schiereiland dat het tooneel van Israëls woestijn- reis geweest is. Wanneer wij Hollanders, van een woestijn hooren, stellen wij ons ge woonlijk een groote zandvlakte voor, zoo iets als de duinen bij de Noordzee maar dan natuurlijk veel grooter. En zoo ook als wij lezen van de woestijn- reis der Israëlieten, dan denken we ons een geweldige zandvlakte, slechts hier an daar door eenige heuvels on derbroken. Toch maken wij ons dan een zeer foutieve voorstelling van dit. woestijn gebied, Het is een bergachtige, zeer afwisselende landstreek, terwijl het zand, dat de groote woestijnen van Afrika kenmerkt, hier bijna geheel ontbreekt. Men vindt er onbegroeid bergland niet kale toppen, en vlakten, die voor het overgroote deel droog en verlaten zijn. Het geheele schiereiland heeft den vorm van een driehoek, die gelegen is tusschen de beide golven van de Roo de Zee: de golf van Suez en de golf van Akabah. Het algemeene aspect, dat deze land streek biedt, is dat van onvruchtbaar heid. Er is weinig plantengroei, de heuvels zijn er noch met aarde, noch met groen bedekt en de dalen zijn er grootendeels zonder water. De vlak ten zijn droog en hebben een witach tige kleur. Toch heeft een dergelijk landschap uit een schoonheidsoogpunt gezien, zijn eigen bekoring. Wanneer, bij den bijna zonder uitzondering wolke- loozen hemel, door de wonderlijk door schijnende atmosfeer het zonlicht trilt, kleurt het de rotsen met een geheel eigen glans en met helle en warme tinten, verschillend naar den aard der gesteenten: kalksteen, gneiss, graniet en welke andere steensoorten men er vindt. Het bergland van den Sinaï mist wat de schoonheid van b.v. dat van Zwitserland uitmaakt: de met sneeuw bedekte toppen en gletschers. de groe ne dalen, de frissche bronnen, de kla terende bergstroomen en watervallen. Men vindt er ook geen steden en mo numentale gebouwen, m.a.w. geen cultuur, Maar het bezit één zaak van wondere schoonheid: een hemel van zuiver azuur overdag, en des nachts geheel stralend van fonkelende ster ren die een magisch licht werpen op de fantastische vormen der rotsen en berggevaarten. Zoo is de algemeene aanblik van het landschap, waar Mozes en de kin deren Israëls veertig jaar hebben doorgebracht. KERK EN SCHOOL. NED. HERV. KERK. Beroepen: Te Doorn, C. J. Schweit zer, te Workum. Te Eindhoven, F. M. Mul ler, te Gorinchem. Te Vreeswijk, A. v. d. Kooy, te Kampen. Bedankt: Voor Brielle, A. Buurman, te Wijk bij Duurstede. Voor Stedum, D. Siemelink, te Roswinkel. Voor Jukwerd, H. Buiskool, te Frederiksoord. GEREF. KERKEN. Tweetal: Te Haarlem (vac.-K. J. Cre- mer), V. M. Boeijinga, te Sassenheim; en IT. A. Munnik, te Zwolle. Beroepen: Te Makkum, J. van Loo, te Westergeest. Te Ilerwijnen, H. Ense- rink, te Z'uidwolde (Gr.). x Bedankt: Voor Koog-Zaandijk, II. Veldkamp, te Kralingsche Veer. Voor Hoogezand-Sappemeer, Dr. H. W. v. d Vaart Smit, te Zuid-Beyerland. CHR. GEREF. KERK. Tweetal: Te Bussum-Naarden. W. Bijleveld, te Haarlem; en J. Jongeleen, te Hilversum. Ds. J. KOK. t Te Arnhem is op 71-jarigen leeftijd overleden Ds. J. Kok, em. predikant der Gereformeerde kerk te Bedum. Ds. Kok was sedert 1919 emeritus en woonde te Renkum. Ds. Jacob Kok opgeleid aan cle Theol. School te Kampen, werd op 23-jarigen leef tijd bevestigd als predikant te Schoone- beek: 21 Nov. 1888. Verder was .hij ver bonden aan de Kerken van Idskerihuizen (1884), Ju trijp—Hommerts (1892), Nijmegen (1894) en zijn laatste gemeente. Bedum, die hij van 24 Jan. 1904 diende tot hem 1 Dec. 1919 om gezondheidsredenen eervol emeritaat werd verleend. Hij was 62 jaar, toen hem in. Bedum 'n ernstige kriiegewrichtsrheumatiek over viel, waardoor hem het loopen onmogelijk gemaakt werd. Hij moest toen zijn arbeid neerleggen. In Renkum werd genezing gezocht, maar sinds 1919 bleef hij als een lichamelijk invalide aan bed en stoel ge bonden. Als schrijver was hij onverorneid. Hij gaf een reeks geschriften op exegetisch en practisch gebied. Bijzondere bekend heid heeft o.a. zijn practische verklaring van de „Spreuken", de „Prediker" en de „Psalmen" verworven. Voorts hebben zeer de aandacht getrokken verschillende klei nere geschriften over de geschiedenis der Afscheiding, waarvan „Meister Albert en zijn zonen" (de Afscheiding in Drente ver halende) zeker niet het minste is. Ook zijn populaire geschriften, als „Grietje, de geschiedenis van een doofstom meisje", waarvan zelfs een vijfde druk verscheen, getuigen van zijn gevoelige pen. Maar zijn voornaamste werk is zeker wel de „Schet sen over den Heidelbergschen Catechis mus" een studiewerk van groote beteeke nis. Onder het pseudoniem „Jeka" zoowel als onder zijn eigen naam heeft hij veel in de „Bazuin" en de „Wachter" gepubli ceerd. Thans is hij, die met zijn gaven ge woekerd en gewerkt heeft zoolang het dag was, tot de eeuwige rust ingegaan. De begrafenis heeft a.s. Donderdagmid dag te Renkum plaats. ALGEMEENE SYNODALE COMMISSIE DER NED. HERV. KERK. De Algemeene Synodale Commissie der Ned. Herv. Kerk heeft gisteren haar eer ste zitting gehouden te 's-Gravenhage. Zij is aldus samengesteld: dr. G. J. Weyland, pred. te Veere, president; D. Zoete, pred. te Lemmer, vice-president; D. den Breems secretaris en adviseerend lid; D. Eilerts de Haan, pred te Heiloo; prof. dr. W. J. Aalders, ouderling te. Groningen; J. Bar bas, predikant te Hengelo (Gld); J. D. J. Idenburg, ouderling te Amsterdam;* A. M. Bloem, predikant te Cha'am;; mr. H. E. Cost Budde, oud-ouderling te Schevenin- gen. Nadat het. verslag van de vele afgedane spoedzaken is behandeld, rapporteert de heer Eilerts de Haan, namens gecommit teerden voor de administratie van den Quaestor-generaal over het onderzoek dier administratie. De commissie stelt voor, aan de Synode te adviseeren, den Quaestor-generaal te déchargeeren voor zijn beheer over 1927 met dank voor de goede zorgen, aan de verschillende fond sen gewijd. Besloten wordt te voldoen aan eene tot de Synode gerichte uitnoodiging van den kerkeraad te Amsterdam, door afvaardi ging van de heeren Gravemeyer en dr. Schokking naar de 350-jarige herdenking van het bestaan der gemeente te Amster dam. Tot de belangrijke verrichtingen der Al- gem. Synodale commissie in hare Mei vergadering behoort de behandeling van de aanvragen om steun uit de verschil lende fondsen. In de eerste plaats komt het Fonds voor noodlijdende kerken en personen ter tafel. Op de rekening van dit fonds over 1927 staat een bedrag van on geveer ƒ23.234 aan collecten. Tot de giften behooren eene bijdrage van H.M. de Ko ningin, groot ƒ2000, terwijl door tusschen- komst van classicale quaestoren is ontvan gen 323.65, benevens 284 van een pre dikant, wegens gemoedsbezwaar tegen de deelneming in het Pensioenfonds. Ook in 1928 heeft de Koningin weder 2000 beschikbaar gesteld, waarvoor de Synodale commissie erkentelijkheid heeft betuigd. Voor groote toelagen zal in 1928 29.100 beschikbaar zijn en voor kleine toelagen aan gemeenten en personen een bedrag van 9370. Met de behandeling van die kleine toelagen wordt in deze eerste zitting een begin gemaakt. CLASSICALE ZENDINGSDAG. De classicale Zendingsdag der Ned. Herv. classis Nijmegen wordt dit jaar ge houden op den tweeden Pinksterdag, in het bosch van „Hemmen", daarvoor be schikbaar gesteld door Baron van Lyn- den van Hemmen. GIFTEN EN LEGATEN. Ds. J. P. A. Ie Roy te Almelo ont ving voor het Ned. Herv. Diaconessen- huis van de dames W. v. C. te B. een gift van 1000. HERLEVING. Dc Géref. Kerk te Helenaveen, die 2 jaar geleden werd opgeheven, is onlangs weer tot leven gekomen, 's Zondags wor den geregeld godsdienstoefeningen gehou den, terwijl de classis 's-Hertogenbosch een vacaturebeurt toezegde. ONTSLAG AANGEVRAAGD. De heer Jongsma, hoofd der Christel, school (Nieuwstraat) te Boskoop, heeft als zoodanig ontslag aangevraagd. DE GEMEENTEN EN HET ONDERWIJS. Naar het„Weekblad voor Gemeentebe langen" herinnert, heeft het bestuur der Vereeniging van Ned. Gemeenten tegen het eind van het vorig jaar besloten over te gaan tot instelling van een Commissie van Advies voor Onderwijsaangelegenhe- den. Deze commissie die tot taak heeft zoowel op verzoek als op eigen initiatief van advies te dienen, is als volgt samen gesteld: Dr. W. W. van der Meulen, Wethouder van 's-Gravenhage, voorz.; Mr. A. Jonker, dir.-secr. der Ver. van Ned. Gemeenten; K. ter Laan, Burgemeester van Zaandam; Dr. J. de Lange, gem.-secr. van Utrecht; C. W. E. Baron Mackay, Burgemeester van Ermelo; G. C. Roos, id. van Lekker- kerk (weihouder van Vlaardingen); Mr. A. F. L. M. Tepe, Wethouder van Leiden; J. Welleman, Burgemeester van Krabben- dijke en N. Arkema, adj.-dir. der Ver. van Ned. Gemeenten, die als secretaris der commissie zal optreden. De commissie heeft het wetsontwerp voorber. hooger- en algem. vormend mid delbaar onderwijs in behandeling geno men. FASCISTISCHE MEISJESOPVOEDING. In „Haagsch Maandblad" geeft J. F. Otten een overzicht an de organisatie der fascistische partij, waaraan wij de vol gende bijzonderheid over de meisjes ont- leenen: Een pendant van de „Balilla" (jongens- vereenigingen) vormen de Piccole en Gin- vane Italiane, die onder de Vrouwelijke Fasci ressorteeren. De eerste zijn inge schreven, vrouwelijke kinderen van 6 tot 12 jaar. de groep der laatste omvat meis jes van 13 tot 18 jaar. Zij dienen ter op leiding tot „donna fascista". Haar taak is: 1. Haar plicht als dochter zuster, scho lier, vriendin, goed en vroolijk te vervul len, ook wanneer deze plicht soms moei- lijk.is. 2. Het vadérland tè dienen als de Groo te Moeder van alle' Italianen. 3. Den Duce, die- het vaderland grooter en sterker heeft gemaakt; te beminnen. 4. Met vreugde aan haar superieuren te gehoorzamen. 5. Zich moedig te verweren tegenover iedereen, die het kwade raadt en de eer lijkheid bespottelijk maakt. 6. Het eigen lichaam opvoeden ter over winning van physieke moeilijkheden. 7. De ijdelheid te ontvluchten. 8. De schoone dirigen van dit leven te beminnen. 9. Het werk, dat leven en harmonie is, lief te hebben". STATEN-GENERAAL. EERSTE XAMER. Vergadering van gisteravond. Geopend 8.30 uur. v Herdenking wijlen den heer De Vries. De VOORZITTER deelt mede, dat is ingekomen een schrijven, waarin me- uedeeling wordt gedaan van het over lijden van den heer De Vries. Namens de Kamer heeft spreker aan de nabestaanden, een schrijven van rouwbeklag gezonden. Spreker merkte on, dat met den heer De Vries een verdienstelijk lid der Kamer is heengegaan. Nauwelijks is het graf voor een onzer medeléden ge sloten, of het moet weer geopend wor den voor een ander der leden. De heer De Vries \.as een bemind en een ijverig man. Nooit heeft hij zijn Friesche afkomst verloochend en hij stelde er altijd prijs op, dat hij tot het hooge Noorden behcorde. Tot spreker heeft de thans overledene meermalen gezegd: „Die Friezen, dat zijn nog eens mannen". Spreker zegt er van overtuigd te zijn, dat de nagedachtenis van den l.o^r De Vries bij de Kamer in aange name herinnering zal blijven voortle ven als die van een verdienstelijk volksvertegenwoordiger. De leden hoorden deze woorden staande aan. Ingekomen stukken. De griffier doet daarna voorlezing van verschillende ingekomen stukken en boekwerken. Ingekomen is een schrijven van den Minister van Binnenlandsche Zaken, waarin mededeeling wordt gedaan dat in de vacature-Van Nagell van Amp- sen door het Centraal Stembureau tot lid der Eerste Kamer gekozen is ver klaard de heer J. van Gelderman. Aanvulling agenda. De VOORZITTER deelt mede, dat alsnog aan de agenda is toegevoegd het wetsontwerp houdende bepa.ing betreffende het opium en andere ver- doovende middelen. De VC^-.^iTTER verzoekt der. le den zich naar de afdeelingen te be geven. De vergadering werdt te 8.45 ver daagd tot hedenmorgen 11 uur. TWEEDE KAMER. Vergadering van gisteren. De VOORZITTER wijdt woorden van deernis jegens de slachtoffers van den veenbrand in Drente en spreekt zijn waardeering uit voor hen, die het vuur bestrijden. De MINISTER VAN KOLOM- sluit zich namens de regeering daarbi, aan en zegt dat de regeering niet za nalaten maatregelen te treffen ter verzachting van het leed der slachtof fers. Besloten wordt hij de hegrooting over het Wegenfonds te behandelen de motie-Van der Waerden betreffende de instelling van een Wegenraad. Hierna worden de afdeelingen ge trokken. Gekozen werden tot voorzitters van de afdeelingen de heeren: Gerhard, Nolens, Albarda, Heemskerk en Van Vuuren, en tot onder-voörzitters de heeren: Sannes, Duymaer van Twist, Droogleever Fortuyn, Van Schaik en J. J. C. van Dijk. De heer BRAAT (P.B.) vraagt een in terpellatie, aan over het optreden van een inspecteur der directe belastingen te Dordrecht. Op het verzoek zal nader worden be slist. Verschillende ontwerpen en conclu sies komen aan de orde en worden z. li. s. aangenomen. Begrootlng Wegenfonds. Aan de orde is de begrooting van het Wegenfonds 1928. De hr. VAN VOORST TOT VOORST (R.-K.) merkt op, dat in de eerstvol gende 5 jaren er weinig zal komen van verbetering van een aantal door spr. met name genoemde wegen. Hij dringt aan op versnelde uitvoering der we genverbetering. Er zou eventueel geen bezwaar tegen bestaan, een deel der kosten op het nageslacht te doen druk ken. De heer v. d. WAERDEN (S.D.) zou gaarne in een snel tempo het wegen plan zien uitgevoerd. Hij waarschuwt echter tegen zeer kostbare onteigenin gen die prejudicieeren op de totstand koming van groote verkeerswegen, waaromtrent echter nog niet voldoen de overleg is gepleegd. Spr. herinnert voorts aan de motie, door 'hem het vorige jaar ingediend met de heeren Kortenhorst en Krijger, welke motie vraagt de instelling van een Wegenraad. De Minister zegt wel, dat hij een Wegenraad niet noodig heeft, 'en dat hij steeds met belangheb benden overleg pleegt, doch spreker is van meening, dat hij met al dat over leg veel meer tijd verliest, dan wan neer er een vast adviescollege in 't le ven wordt geroepen. Spr. betoogt, dat het noodzakelijk is. dat er zoo spoedig mogelijk een goede verbinding tot stand komt tusschen Noord en Zuid. Is er daaromtrent overleg gepleegd mei de provinciën? De heer KORTENHORST (R.-K.) con stateert, dat de Minister in vele op zichten is tegemoet gekomen aan de bezwaren, in het voorloopig verslag te berde gebracht. De Minister aanvaardt pas critiek na de totstandkoming van het plan, doch de Kamer zal zich toch rekenschap moeten geven van hetgeen tot stand zal komen. Is het plan een maal gereed, dan is er niet meer aan te veranderen. Spr. vraagt zich af, hoe het mogelijk is, dat op sommige plaatsen zooveel geld wordt uitgegeven voor verbete ring van bestaande wegen, terwijl het te voorzien is, dat binnenkort een pa rallelweg noodig zal zijn, vaak geleid buiten de bebouwde kom om. Do Minister vergeet, dat in hem per soonlijk wat zijn voortvarendheid en bekwaamheid betreft veel vertrouwen gesteld wordt. Het vertrouwen, dat de Minister heeft in den waterstaats dienst, bestaat echter bij het publiek niet. Wanneet de Minister den Wegen raad zou accepteeren, zou een sfeer van vertrouwen kunnen worden ge schapen. Er zijn toch tal van particu lieren, die van dienst zouden kunnen zijn met hun ervaring en deskundig heid. Hij hoopt, dat de motie-v. d. Waerden zal worden aangenomen. De heer EBELS (V.-D.) wijst op het belang van intensieve wegenverbete ring. Handel en Nijverheid hebben er in de eerste plaats belang bij, aange zien het vervoer op slechte wegen veel tijd en geld kost. De betalers der we genbelasting betalen wel ieder jaar, maar merken weinig van wegenverbe tering als die hier en daar op kleine schaal plaats vindt. Is er geen moge lijkheid, een snellere uitvoering voor te bereiden? Is er wel voldoende sa menwerking tusschen Rijks- en Pro vincialen Waterstaat? FEUILLETON. De boer van „De Bork" (Een Drentsch verhaal). 1) o HOOFDSTUK I. Vader Machiels afkomst. Daar het nog nooit gebeurd is dat iemand bij zijn geboorte, even als de kuikens dadelijk wegloopt en de kost opzoekt, maai langzamerhand en soms al heel langzaam, van een kraam kind, een kwajongen, een aardig ki.aapje en ten laatste een man. echt genoot. vader wordt, willen we ook n'.t dodelijk met de levenshistorie van onzen held beginnen bij 't kapittel, dat hem als vader Machiel doet kennen, maar met een h">el natuurlijk en alle- dorr-sch be in Tijn geboorte namelijk en zijn intree in de wereld. Opdat ii'tn schen niemand zich ver beelde, dat ik hem of zijn vader bedoel, zeg ik voer eens en voor altijd dat ik op hem of ijn vader, volstrekt het oog niet had of heb, maar ven Machiel spreek dien ik meen. De reden waarom ik dit -.eg, is eer stens, omdat ik geen kwade vrienden wensch te maken, maar buitengewoon neutraal zoek te Hijven. Iets dat in de tegenwoordige eeuw \yel wat vreemds is. En anderdeels zeg ik dit. omdat ik volstrekt niet verlang, dat iemand een hooge borst zette, alsof hij zoo'n gewichtig man in de maatschap pij ware, wiens naam en wiens lotge vallen aan de vergetelheid ontrukt moeten worden. Een zeer verschoon— lijk iets in onze biografieën eeuw, waarin men elkander overlaadt met levensberichten van levenden en doo- den, zelfs tot walgens toe. Maar de biographie razernij daar gelaten! Zoo min ik met Machiel mijn buurman, of zijn vacler, of groot vader bedoel, zoo min heb ik aan mijn dorp gedacht en dus: In ze ker Drentsch dorp. Welk dan? Och! dat .is verdrietig! val me bid ik u niet in de rede! den naam noem ik toch niet. 'k Zal er u niet zwart om aanzien, al denkt gij aan het uwe. In zeker Drentsch dorp, met een heel lieve kerk, alsmede een hooge spit- sche toren, waar ge heerl'jk uitzicht hadt over eten vruchtbaren omtrek, wel te verstaan als ge een paar goede oogen in 't hoofd hebt en lust hebt. om langs een smallen trap en heel steilen ladder, zoo wat honderd voeten hoo per te klimmen, dan dat vierkante ge metselde blok. waar de touwen han gen om de klokken te luiden en soms voor een enkelen nacht, logies ver leend wordt aan een of ander bedelaar of landloopcr, die den voigen Yn dag verder getransporteerd wordt -- stond een boerenwoning, die klonk als een klok, en de Bork werd geheeten. 't I Was er wel geen van de nieuwste en laatste bouwtrant, maar ze was stevig in den wand en goed onderhouden, Zij heugde al menigte van jaren en had al vTij wat bijgewoond. De wijn gaard, naar de regelen der edele snoei en bindkunst beoordeeld, zat wel hou terig en stijf tegen muur en gevel ge bonden, maar toch hij gaf iets vroo- lijks en schilderachtigs aan 't lage ge bouw. De man die er woonde, in den tijd dat ons verhaal begint, heette Roelof Machiels, een eigen-geërfde boer, wiens voorzaten weleer in den loffe- lijken Etstoel zaten en in de Ballor- kuil rechtspraak deden, 'k Verzeker u! onze Roelof wist vrij wat te vertellen van de groote diensten, die zij aan dit Landschap hadden bewezen. Zelfs de dikke eikenstok, dien zijn vader Ma chiel Roelofs, in zijn belangrijke be trokking als Schultes van het kerspel bij koopen en verkoopen placht te ge bruiken, had hij nog als een heiligdom in een hoekje, tusschen zijn bedsteê de oud-vaderlijke notenboomen lin nenkast, met kunstig gesneden en ge hekelde deuren bewaard. En meerma- lti- placht hij te zeggen: dat was eerst oen tijd! toen was er nog geld en recht in den Lande. Dat was nu heel anders, vooral wat het laatste betrof, r Duurde lang en kostte veel met al hit rechtbanken en rechters. Maar in ijn vaders en vooral grootvaders tijd, was 't maar in een oogenblik beslist. Dat was maar, heit i steulen, loat um hangen; doa ir je altwisse wel 'n boom, doa 'n stukkie wieder voo:En een, twee, drie in een wip hing Sinjeur. Eens op een avond was alles op cl 2 Bork in rep en roer en ieder op de beenen. Want Roelof Machiels, na ja ren getrouwd te zijn geweest, werd voor de eerste maal vader. Een voor recht, dat hem maar ééns to beurt viel en z.00 als ik later vernam hem nooit veel spijt en rouw veroorzaakte, om den wille van den brandewijn met rozijnen en suiker en vat er meer is. Want, tusschen ons gezegd en geble ven, Roelof was niet heel scheutig uit gevallen. Omdat zijn eerstgeborene een zoon was, moest deze, loffelijker gewoonte in zijn familie, grootvaders naam Machiel dragen. Of onze Ma chiel met of zonder helm geboten was, kan ik u niet zeggen. Maar daar sta ik voor in, dat de „noaberwievon", wel degelijk zorg gedragen hebben, dat de jonggeborene, om alle tooverij en hek serij, waar men niet genoeg tegen wa ken kan, sedert de heksen-processen niet meer gevoerd mogen worden, voor te komen ,in een manshemd werd ont vangen en ingewikkeld. E dat hij op dat pas recht van lijf en leden was, ls zoo zeker, als ik 't u vertel. Want toen onze kraamheer aan den dominee en schoolmeester liet zeggen dat hij het wief in bedde had, vergat men neit er bij te voegen: van een welgeschapen jongen zoon. I Van de kraamvisite en 't kinderbier, van den kinderstoel en leiband, met groote ovalen zilveren gesp, willen we maar niet spreken. En of hij gauw alleen liep en dikwijls viel; of hij veel leed aan tremiens (stuipen) en aan de tanden en kiezen, willen we ook maar overslaan. Zoo willen we ook maar niet onderzoeken, of hij op school een baas was in 't leeren en of hij lang of kort geleerd'heeft. Genoeg! Machiel \ias in de wereld, werd groot en woon de als eigen-geërfde boer, met zijn wet tige huisvrouw op de Bork. Die stap is wel wat groot, maar aan gezien men per spoorweg uren in mi nuten afreist, en alles zoo wat met «dectriciteit gaat, kan ons zoo iets niet eens meer bevreemden. Intus9chen moet zich niemand verbeelden, om dat we Machiel zoo maar even in de wereld laten komen en zes, acht en twintig jaren oud doen worden, dat dit zoo zonder slag of stoot, zonder vallen en opstaan geschied is. Och neen! Machiel was een mensch als ieder ander. En er is nog geen een groot geworden, die reeh. was van lijf en leden, of hij stootte hier en daar wel eens leelijk het hoofd, omdat hij 't wat al te hoog droeg, en meende dat niemand hem kon deren en alle man eerbiedig tot hem opzien zou. En er komt er geen een op 't wereldtooneel, of er moet wat af en wat bij, eer hij zoo'n beetje geschikt is om meê te doen, en wat dragelijk zijn rol te spelen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1928 | | pagina 5