NIEUWE LEIDSCHE COURANT
WOENSDAG 9 MEI 1928
TWEEDE BLAD.
Gewijde en Ongewijde
Historie.
HET TOONEEL VAN ISRAëLS
W0E8TIJNREIS.
Nadat het leger der Israëlieten door
de Roode Zee getrokken was, kwamen
zij op het schiereiland van den Sinaï.
Daar bleven zij veertig jaar rondzwer
ven.
Dit was voor het volk een tijdperk
van zeer groote beteekenis.
In dat harde en moeilijke woestijn
leven werden zij niet slechts voorbe
reid om later het Beloofde Land te
veroveren; neen, meer dan dat, daar
ontvingen zij bij den berg Sinaï door
de hand van Mozes, hun wetgeving,
die hen onderscheidde van alle natiën
rondom als het uitverkoren volk van
Jahweh (Psalm 147 vs. 19 en 20):
„Hij heeft aan Jacob Zijn woorden be
kend gemaakt,
Zijn inzettingen en rechten aan Israël.
Zoo heeft Hij aan geen ander volk ge
daan
en Zijne rechten, die kennen zij niet.
Hallelujah!"
De berg der wetgeving heeft dan
ook aan het geheele schiereiland zijn
naam gegeven en werd in den loop
der tijden talrijke malen bezocht door
vrome pelgrims, die de wieg van het
Jodendom, de plaats, waar God met
hoorbare stem had gesproken, met
eigen oogen wenschten te zien en zich
door de moeilijke en gevaarvolle reis
daarvan niet lieten terug houden.
Toch, hoewel van tijd tot tijd door
Europeesche reizigers bezocht, bleef
deze landstreek tot voor ongeveer een
halve eeuw nog vrijwel onbekend, om
dat er nog nooit een expeditie heen
was geweest, die haar op methodische
wijze had bestudeerd en er lang ge
noeg gebleven was om zich een vol
doende duidelijk beeld daarvan te
kunnen vormen.
In den herfst van 1868 vertrok een
wetenschappelijke expeditie, in Enge
land georganiseerd, naar het schier
eiland. Aan het hoofd er van stonden
Majoor Henri Spencer Palmer en Ka
pitein C. W. Wilson, beiden koninklij
ke ingenieurs. De overige leden waren
de oriëntalist E. H. Palmer, Hooglee
raar te Cambridge, zekere heer Hol
land, die het land reeds meermalen
bezocht had, en wien in het bijzonder
de onderzoeking der aardlagen was
opgedragen, de dierkundige C. W. Wy-
att, tenslotte de sergeant Macdonali
als fotograaf, de korporaal Goodwin,
belast met het in schets brengen van
het terrein en sergeant Brigley en
korporaal Malings, die de gebergten
op nauwkeurige wijze in kaart brach
ten.
De expeditie bracht vijf en een hal
ve maand op het schiereiland door; zij
bestudeerde er de plaatsen, de bewo
ners en hun zeden en öiaakte 300 foto
grafische opnamen, alsmede ongeveer
3000 afschriften of afdrukken van in
scripties. ongerekend nog de kaarten
en schetsen en de teekeningen, betrek
king hebbende op plant-, dier- en
aardkunde.
De resultaten van dezen arbeid wer
den in 1872 gepubliceerd in vijf deel en
waarvan 't eerste beschrijvenden tekst
drie de fotografieën en het vijfde kaar
ten en schetsen bevat.
Dank zij deze onderzoekingen, kun
nen wij ons thans een zeer nauwkeu
rig beeld vormen van hét schiereiland
dat het tooneel van Israëls woestijn-
reis geweest is.
Wanneer wij Hollanders, van een
woestijn hooren, stellen wij ons ge
woonlijk een groote zandvlakte voor,
zoo iets als de duinen bij de Noordzee
maar dan natuurlijk veel grooter. En
zoo ook als wij lezen van de woestijn-
reis der Israëlieten, dan denken we
ons een geweldige zandvlakte, slechts
hier an daar door eenige heuvels on
derbroken.
Toch maken wij ons dan een zeer
foutieve voorstelling van dit. woestijn
gebied, Het is een bergachtige, zeer
afwisselende landstreek, terwijl het
zand, dat de groote woestijnen van
Afrika kenmerkt, hier bijna geheel
ontbreekt. Men vindt er onbegroeid
bergland niet kale toppen, en vlakten,
die voor het overgroote deel droog en
verlaten zijn.
Het geheele schiereiland heeft den
vorm van een driehoek, die gelegen is
tusschen de beide golven van de Roo
de Zee: de golf van Suez en de golf
van Akabah.
Het algemeene aspect, dat deze land
streek biedt, is dat van onvruchtbaar
heid. Er is weinig plantengroei, de
heuvels zijn er noch met aarde, noch
met groen bedekt en de dalen zijn er
grootendeels zonder water. De vlak
ten zijn droog en hebben een witach
tige kleur.
Toch heeft een dergelijk landschap
uit een schoonheidsoogpunt gezien,
zijn eigen bekoring. Wanneer, bij
den bijna zonder uitzondering wolke-
loozen hemel, door de wonderlijk door
schijnende atmosfeer het zonlicht trilt,
kleurt het de rotsen met een geheel
eigen glans en met helle en warme
tinten, verschillend naar den aard der
gesteenten: kalksteen, gneiss, graniet
en welke andere steensoorten men er
vindt.
Het bergland van den Sinaï mist
wat de schoonheid van b.v. dat van
Zwitserland uitmaakt: de met sneeuw
bedekte toppen en gletschers. de groe
ne dalen, de frissche bronnen, de kla
terende bergstroomen en watervallen.
Men vindt er ook geen steden en mo
numentale gebouwen, m.a.w. geen
cultuur, Maar het bezit één zaak van
wondere schoonheid: een hemel van
zuiver azuur overdag, en des nachts
geheel stralend van fonkelende ster
ren die een magisch licht werpen op
de fantastische vormen der rotsen en
berggevaarten.
Zoo is de algemeene aanblik van
het landschap, waar Mozes en de kin
deren Israëls veertig jaar hebben
doorgebracht.
KERK EN SCHOOL.
NED. HERV. KERK.
Beroepen: Te Doorn, C. J. Schweit
zer, te Workum. Te Eindhoven, F. M. Mul
ler, te Gorinchem. Te Vreeswijk, A. v. d.
Kooy, te Kampen.
Bedankt: Voor Brielle, A. Buurman,
te Wijk bij Duurstede. Voor Stedum, D.
Siemelink, te Roswinkel. Voor Jukwerd,
H. Buiskool, te Frederiksoord.
GEREF. KERKEN.
Tweetal: Te Haarlem (vac.-K. J. Cre-
mer), V. M. Boeijinga, te Sassenheim; en
IT. A. Munnik, te Zwolle.
Beroepen: Te Makkum, J. van Loo,
te Westergeest. Te Ilerwijnen, H. Ense-
rink, te Z'uidwolde (Gr.). x
Bedankt: Voor Koog-Zaandijk, II.
Veldkamp, te Kralingsche Veer. Voor
Hoogezand-Sappemeer, Dr. H. W. v. d
Vaart Smit, te Zuid-Beyerland.
CHR. GEREF. KERK.
Tweetal: Te Bussum-Naarden. W.
Bijleveld, te Haarlem; en J. Jongeleen, te
Hilversum.
Ds. J. KOK. t
Te Arnhem is op 71-jarigen leeftijd
overleden Ds. J. Kok, em. predikant der
Gereformeerde kerk te Bedum. Ds. Kok
was sedert 1919 emeritus en woonde te
Renkum.
Ds. Jacob Kok opgeleid aan cle Theol.
School te Kampen, werd op 23-jarigen leef
tijd bevestigd als predikant te Schoone-
beek: 21 Nov. 1888. Verder was .hij ver
bonden aan de Kerken van Idskerihuizen
(1884), Ju trijp—Hommerts (1892), Nijmegen
(1894) en zijn laatste gemeente. Bedum,
die hij van 24 Jan. 1904 diende tot hem 1
Dec. 1919 om gezondheidsredenen eervol
emeritaat werd verleend.
Hij was 62 jaar, toen hem in. Bedum 'n
ernstige kriiegewrichtsrheumatiek over
viel, waardoor hem het loopen onmogelijk
gemaakt werd. Hij moest toen zijn arbeid
neerleggen. In Renkum werd genezing
gezocht, maar sinds 1919 bleef hij als een
lichamelijk invalide aan bed en stoel ge
bonden.
Als schrijver was hij onverorneid. Hij
gaf een reeks geschriften op exegetisch
en practisch gebied. Bijzondere bekend
heid heeft o.a. zijn practische verklaring
van de „Spreuken", de „Prediker" en de
„Psalmen" verworven. Voorts hebben zeer
de aandacht getrokken verschillende klei
nere geschriften over de geschiedenis der
Afscheiding, waarvan „Meister Albert en
zijn zonen" (de Afscheiding in Drente ver
halende) zeker niet het minste is. Ook
zijn populaire geschriften, als „Grietje, de
geschiedenis van een doofstom meisje",
waarvan zelfs een vijfde druk verscheen,
getuigen van zijn gevoelige pen. Maar zijn
voornaamste werk is zeker wel de „Schet
sen over den Heidelbergschen Catechis
mus" een studiewerk van groote beteeke
nis. Onder het pseudoniem „Jeka" zoowel
als onder zijn eigen naam heeft hij veel
in de „Bazuin" en de „Wachter" gepubli
ceerd.
Thans is hij, die met zijn gaven ge
woekerd en gewerkt heeft zoolang het
dag was, tot de eeuwige rust ingegaan.
De begrafenis heeft a.s. Donderdagmid
dag te Renkum plaats.
ALGEMEENE SYNODALE COMMISSIE
DER NED. HERV. KERK.
De Algemeene Synodale Commissie der
Ned. Herv. Kerk heeft gisteren haar eer
ste zitting gehouden te 's-Gravenhage. Zij
is aldus samengesteld: dr. G. J. Weyland,
pred. te Veere, president; D. Zoete, pred.
te Lemmer, vice-president; D. den Breems
secretaris en adviseerend lid; D. Eilerts
de Haan, pred te Heiloo; prof. dr. W. J.
Aalders, ouderling te. Groningen; J. Bar
bas, predikant te Hengelo (Gld); J. D. J.
Idenburg, ouderling te Amsterdam;* A. M.
Bloem, predikant te Cha'am;; mr. H. E.
Cost Budde, oud-ouderling te Schevenin-
gen.
Nadat het. verslag van de vele afgedane
spoedzaken is behandeld, rapporteert de
heer Eilerts de Haan, namens gecommit
teerden voor de administratie van den
Quaestor-generaal over het onderzoek
dier administratie. De commissie stelt
voor, aan de Synode te adviseeren, den
Quaestor-generaal te déchargeeren voor
zijn beheer over 1927 met dank voor de
goede zorgen, aan de verschillende fond
sen gewijd.
Besloten wordt te voldoen aan eene tot
de Synode gerichte uitnoodiging van den
kerkeraad te Amsterdam, door afvaardi
ging van de heeren Gravemeyer en dr.
Schokking naar de 350-jarige herdenking
van het bestaan der gemeente te Amster
dam.
Tot de belangrijke verrichtingen der Al-
gem. Synodale commissie in hare Mei
vergadering behoort de behandeling van
de aanvragen om steun uit de verschil
lende fondsen. In de eerste plaats komt
het Fonds voor noodlijdende kerken en
personen ter tafel. Op de rekening van dit
fonds over 1927 staat een bedrag van on
geveer ƒ23.234 aan collecten. Tot de giften
behooren eene bijdrage van H.M. de Ko
ningin, groot ƒ2000, terwijl door tusschen-
komst van classicale quaestoren is ontvan
gen 323.65, benevens 284 van een pre
dikant, wegens gemoedsbezwaar tegen de
deelneming in het Pensioenfonds.
Ook in 1928 heeft de Koningin weder
2000 beschikbaar gesteld, waarvoor de
Synodale commissie erkentelijkheid heeft
betuigd. Voor groote toelagen zal in 1928
29.100 beschikbaar zijn en voor kleine
toelagen aan gemeenten en personen een
bedrag van 9370. Met de behandeling
van die kleine toelagen wordt in deze
eerste zitting een begin gemaakt.
CLASSICALE ZENDINGSDAG.
De classicale Zendingsdag der Ned.
Herv. classis Nijmegen wordt dit jaar ge
houden op den tweeden Pinksterdag, in
het bosch van „Hemmen", daarvoor be
schikbaar gesteld door Baron van Lyn-
den van Hemmen.
GIFTEN EN LEGATEN.
Ds. J. P. A. Ie Roy te Almelo ont
ving voor het Ned. Herv. Diaconessen-
huis van de dames W. v. C. te B. een gift
van 1000.
HERLEVING.
Dc Géref. Kerk te Helenaveen, die 2
jaar geleden werd opgeheven, is onlangs
weer tot leven gekomen, 's Zondags wor
den geregeld godsdienstoefeningen gehou
den, terwijl de classis 's-Hertogenbosch
een vacaturebeurt toezegde.
ONTSLAG AANGEVRAAGD.
De heer Jongsma, hoofd der Christel,
school (Nieuwstraat) te Boskoop, heeft
als zoodanig ontslag aangevraagd.
DE GEMEENTEN EN HET ONDERWIJS.
Naar het„Weekblad voor Gemeentebe
langen" herinnert, heeft het bestuur der
Vereeniging van Ned. Gemeenten tegen
het eind van het vorig jaar besloten over
te gaan tot instelling van een Commissie
van Advies voor Onderwijsaangelegenhe-
den. Deze commissie die tot taak heeft
zoowel op verzoek als op eigen initiatief
van advies te dienen, is als volgt samen
gesteld:
Dr. W. W. van der Meulen, Wethouder
van 's-Gravenhage, voorz.; Mr. A. Jonker,
dir.-secr. der Ver. van Ned. Gemeenten;
K. ter Laan, Burgemeester van Zaandam;
Dr. J. de Lange, gem.-secr. van Utrecht;
C. W. E. Baron Mackay, Burgemeester
van Ermelo; G. C. Roos, id. van Lekker-
kerk (weihouder van Vlaardingen); Mr.
A. F. L. M. Tepe, Wethouder van Leiden;
J. Welleman, Burgemeester van Krabben-
dijke en N. Arkema, adj.-dir. der Ver. van
Ned. Gemeenten, die als secretaris der
commissie zal optreden.
De commissie heeft het wetsontwerp
voorber. hooger- en algem. vormend mid
delbaar onderwijs in behandeling geno
men.
FASCISTISCHE MEISJESOPVOEDING.
In „Haagsch Maandblad" geeft J. F.
Otten een overzicht an de organisatie der
fascistische partij, waaraan wij de vol
gende bijzonderheid over de meisjes ont-
leenen:
Een pendant van de „Balilla" (jongens-
vereenigingen) vormen de Piccole en Gin-
vane Italiane, die onder de Vrouwelijke
Fasci ressorteeren. De eerste zijn inge
schreven, vrouwelijke kinderen van 6 tot
12 jaar. de groep der laatste omvat meis
jes van 13 tot 18 jaar. Zij dienen ter op
leiding tot „donna fascista". Haar taak is:
1. Haar plicht als dochter zuster, scho
lier, vriendin, goed en vroolijk te vervul
len, ook wanneer deze plicht soms moei-
lijk.is.
2. Het vadérland tè dienen als de Groo
te Moeder van alle' Italianen.
3. Den Duce, die- het vaderland grooter
en sterker heeft gemaakt; te beminnen.
4. Met vreugde aan haar superieuren te
gehoorzamen.
5. Zich moedig te verweren tegenover
iedereen, die het kwade raadt en de eer
lijkheid bespottelijk maakt.
6. Het eigen lichaam opvoeden ter over
winning van physieke moeilijkheden.
7. De ijdelheid te ontvluchten.
8. De schoone dirigen van dit leven te
beminnen.
9. Het werk, dat leven en harmonie is,
lief te hebben".
STATEN-GENERAAL.
EERSTE XAMER.
Vergadering van gisteravond.
Geopend 8.30 uur. v
Herdenking wijlen den heer De Vries.
De VOORZITTER deelt mede, dat is
ingekomen een schrijven, waarin me-
uedeeling wordt gedaan van het over
lijden van den heer De Vries.
Namens de Kamer heeft spreker aan
de nabestaanden, een schrijven van
rouwbeklag gezonden.
Spreker merkte on, dat met den heer
De Vries een verdienstelijk lid der
Kamer is heengegaan. Nauwelijks is
het graf voor een onzer medeléden ge
sloten, of het moet weer geopend wor
den voor een ander der leden.
De heer De Vries \.as een bemind en
een ijverig man. Nooit heeft hij zijn
Friesche afkomst verloochend en hij
stelde er altijd prijs op, dat hij tot het
hooge Noorden behcorde. Tot spreker
heeft de thans overledene meermalen
gezegd: „Die Friezen, dat zijn nog
eens mannen".
Spreker zegt er van overtuigd te
zijn, dat de nagedachtenis van den
l.o^r De Vries bij de Kamer in aange
name herinnering zal blijven voortle
ven als die van een verdienstelijk
volksvertegenwoordiger.
De leden hoorden deze woorden
staande aan.
Ingekomen stukken.
De griffier doet daarna voorlezing
van verschillende ingekomen stukken
en boekwerken.
Ingekomen is een schrijven van den
Minister van Binnenlandsche Zaken,
waarin mededeeling wordt gedaan dat
in de vacature-Van Nagell van Amp-
sen door het Centraal Stembureau tot
lid der Eerste Kamer gekozen is ver
klaard de heer J. van Gelderman.
Aanvulling agenda.
De VOORZITTER deelt mede, dat
alsnog aan de agenda is toegevoegd
het wetsontwerp houdende bepa.ing
betreffende het opium en andere ver-
doovende middelen.
De VC^-.^iTTER verzoekt der. le
den zich naar de afdeelingen te be
geven.
De vergadering werdt te 8.45 ver
daagd tot hedenmorgen 11 uur.
TWEEDE KAMER.
Vergadering van gisteren.
De VOORZITTER wijdt woorden
van deernis jegens de slachtoffers van
den veenbrand in Drente en spreekt
zijn waardeering uit voor hen, die het
vuur bestrijden.
De MINISTER VAN KOLOM-
sluit zich namens de regeering daarbi,
aan en zegt dat de regeering niet za
nalaten maatregelen te treffen ter
verzachting van het leed der slachtof
fers.
Besloten wordt hij de hegrooting
over het Wegenfonds te behandelen
de motie-Van der Waerden betreffende
de instelling van een Wegenraad.
Hierna worden de afdeelingen ge
trokken.
Gekozen werden tot voorzitters van
de afdeelingen de heeren: Gerhard,
Nolens, Albarda, Heemskerk en Van
Vuuren, en tot onder-voörzitters de
heeren: Sannes, Duymaer van Twist,
Droogleever Fortuyn, Van Schaik en
J. J. C. van Dijk.
De heer BRAAT (P.B.) vraagt een in
terpellatie, aan over het optreden van
een inspecteur der directe belastingen
te Dordrecht.
Op het verzoek zal nader worden be
slist.
Verschillende ontwerpen en conclu
sies komen aan de orde en worden z.
li. s. aangenomen.
Begrootlng Wegenfonds.
Aan de orde is de begrooting van het
Wegenfonds 1928.
De hr. VAN VOORST TOT VOORST
(R.-K.) merkt op, dat in de eerstvol
gende 5 jaren er weinig zal komen van
verbetering van een aantal door spr.
met name genoemde wegen. Hij dringt
aan op versnelde uitvoering der we
genverbetering. Er zou eventueel geen
bezwaar tegen bestaan, een deel der
kosten op het nageslacht te doen druk
ken.
De heer v. d. WAERDEN (S.D.) zou
gaarne in een snel tempo het wegen
plan zien uitgevoerd. Hij waarschuwt
echter tegen zeer kostbare onteigenin
gen die prejudicieeren op de totstand
koming van groote verkeerswegen,
waaromtrent echter nog niet voldoen
de overleg is gepleegd.
Spr. herinnert voorts aan de motie,
door 'hem het vorige jaar ingediend
met de heeren Kortenhorst en Krijger,
welke motie vraagt de instelling van
een Wegenraad. De Minister zegt wel,
dat hij een Wegenraad niet noodig
heeft, 'en dat hij steeds met belangheb
benden overleg pleegt, doch spreker is
van meening, dat hij met al dat over
leg veel meer tijd verliest, dan wan
neer er een vast adviescollege in 't le
ven wordt geroepen.
Spr. betoogt, dat het noodzakelijk is.
dat er zoo spoedig mogelijk een goede
verbinding tot stand komt tusschen
Noord en Zuid. Is er daaromtrent
overleg gepleegd mei de provinciën?
De heer KORTENHORST (R.-K.) con
stateert, dat de Minister in vele op
zichten is tegemoet gekomen aan de
bezwaren, in het voorloopig verslag te
berde gebracht. De Minister aanvaardt
pas critiek na de totstandkoming van
het plan, doch de Kamer zal zich toch
rekenschap moeten geven van hetgeen
tot stand zal komen. Is het plan een
maal gereed, dan is er niet meer aan
te veranderen.
Spr. vraagt zich af, hoe het mogelijk
is, dat op sommige plaatsen zooveel
geld wordt uitgegeven voor verbete
ring van bestaande wegen, terwijl het
te voorzien is, dat binnenkort een pa
rallelweg noodig zal zijn, vaak geleid
buiten de bebouwde kom om.
Do Minister vergeet, dat in hem per
soonlijk wat zijn voortvarendheid en
bekwaamheid betreft veel vertrouwen
gesteld wordt. Het vertrouwen, dat de
Minister heeft in den waterstaats
dienst, bestaat echter bij het publiek
niet. Wanneet de Minister den Wegen
raad zou accepteeren, zou een sfeer
van vertrouwen kunnen worden ge
schapen. Er zijn toch tal van particu
lieren, die van dienst zouden kunnen
zijn met hun ervaring en deskundig
heid. Hij hoopt, dat de motie-v. d.
Waerden zal worden aangenomen.
De heer EBELS (V.-D.) wijst op het
belang van intensieve wegenverbete
ring. Handel en Nijverheid hebben er
in de eerste plaats belang bij, aange
zien het vervoer op slechte wegen veel
tijd en geld kost. De betalers der we
genbelasting betalen wel ieder jaar,
maar merken weinig van wegenverbe
tering als die hier en daar op kleine
schaal plaats vindt. Is er geen moge
lijkheid, een snellere uitvoering voor
te bereiden? Is er wel voldoende sa
menwerking tusschen Rijks- en Pro
vincialen Waterstaat?
FEUILLETON.
De boer van „De Bork"
(Een Drentsch verhaal).
1) o
HOOFDSTUK I.
Vader Machiels afkomst.
Daar het nog nooit gebeurd is dat
iemand bij zijn geboorte, even als de
kuikens dadelijk wegloopt en de kost
opzoekt, maai langzamerhand en
soms al heel langzaam, van een kraam
kind, een kwajongen, een aardig
ki.aapje en ten laatste een man. echt
genoot. vader wordt, willen we ook
n'.t dodelijk met de levenshistorie van
onzen held beginnen bij 't kapittel, dat
hem als vader Machiel doet kennen,
maar met een h">el natuurlijk en alle-
dorr-sch be in Tijn geboorte namelijk
en zijn intree in de wereld.
Opdat ii'tn schen niemand zich ver
beelde, dat ik hem of zijn vader bedoel,
zeg ik voer eens en voor altijd dat ik
op hem of ijn vader, volstrekt het oog
niet had of heb, maar ven Machiel
spreek dien ik meen.
De reden waarom ik dit -.eg, is eer
stens, omdat ik geen kwade vrienden
wensch te maken, maar buitengewoon
neutraal zoek te Hijven. Iets dat in
de tegenwoordige eeuw \yel wat
vreemds is. En anderdeels zeg ik dit.
omdat ik volstrekt niet verlang, dat
iemand een hooge borst zette, alsof hij
zoo'n gewichtig man in de maatschap
pij ware, wiens naam en wiens lotge
vallen aan de vergetelheid ontrukt
moeten worden. Een zeer verschoon—
lijk iets in onze biografieën eeuw,
waarin men elkander overlaadt met
levensberichten van levenden en doo-
den, zelfs tot walgens toe.
Maar de biographie razernij daar
gelaten! Zoo min ik met Machiel
mijn buurman, of zijn vacler, of groot
vader bedoel, zoo min heb ik aan
mijn dorp gedacht en dus: In ze
ker Drentsch dorp.
Welk dan?
Och! dat .is verdrietig! val me bid
ik u niet in de rede! den naam noem
ik toch niet. 'k Zal er u niet zwart
om aanzien, al denkt gij aan het uwe.
In zeker Drentsch dorp, met een heel
lieve kerk, alsmede een hooge spit-
sche toren, waar ge heerl'jk uitzicht
hadt over eten vruchtbaren omtrek,
wel te verstaan als ge een paar goede
oogen in 't hoofd hebt en lust hebt. om
langs een smallen trap en heel steilen
ladder, zoo wat honderd voeten hoo
per te klimmen, dan dat vierkante ge
metselde blok. waar de touwen han
gen om de klokken te luiden en soms
voor een enkelen nacht, logies ver
leend wordt aan een of ander bedelaar
of landloopcr, die den voigen Yn dag
verder getransporteerd wordt -- stond
een boerenwoning, die klonk als een
klok, en de Bork werd geheeten. 't
I
Was er wel geen van de nieuwste en
laatste bouwtrant, maar ze was stevig
in den wand en goed onderhouden,
Zij heugde al menigte van jaren en
had al vTij wat bijgewoond. De wijn
gaard, naar de regelen der edele snoei
en bindkunst beoordeeld, zat wel hou
terig en stijf tegen muur en gevel ge
bonden, maar toch hij gaf iets vroo-
lijks en schilderachtigs aan 't lage ge
bouw.
De man die er woonde, in den tijd
dat ons verhaal begint, heette Roelof
Machiels, een eigen-geërfde boer,
wiens voorzaten weleer in den loffe-
lijken Etstoel zaten en in de Ballor-
kuil rechtspraak deden, 'k Verzeker u!
onze Roelof wist vrij wat te vertellen
van de groote diensten, die zij aan dit
Landschap hadden bewezen. Zelfs de
dikke eikenstok, dien zijn vader Ma
chiel Roelofs, in zijn belangrijke be
trokking als Schultes van het kerspel
bij koopen en verkoopen placht te ge
bruiken, had hij nog als een heiligdom
in een hoekje, tusschen zijn bedsteê
de oud-vaderlijke notenboomen lin
nenkast, met kunstig gesneden en ge
hekelde deuren bewaard. En meerma-
lti- placht hij te zeggen: dat was eerst
oen tijd! toen was er nog geld en
recht in den Lande. Dat was nu heel
anders, vooral wat het laatste betrof,
r Duurde lang en kostte veel met al
hit rechtbanken en rechters. Maar in
ijn vaders en vooral grootvaders tijd,
was 't maar in een oogenblik beslist.
Dat was maar, heit i steulen, loat um
hangen; doa ir je altwisse wel 'n boom,
doa 'n stukkie wieder voo:En een,
twee, drie in een wip hing Sinjeur.
Eens op een avond was alles op cl 2
Bork in rep en roer en ieder op de
beenen. Want Roelof Machiels, na ja
ren getrouwd te zijn geweest, werd
voor de eerste maal vader. Een voor
recht, dat hem maar ééns to beurt viel
en z.00 als ik later vernam hem
nooit veel spijt en rouw veroorzaakte,
om den wille van den brandewijn met
rozijnen en suiker en vat er meer is.
Want, tusschen ons gezegd en geble
ven, Roelof was niet heel scheutig uit
gevallen. Omdat zijn eerstgeborene
een zoon was, moest deze, loffelijker
gewoonte in zijn familie, grootvaders
naam Machiel dragen. Of onze Ma
chiel met of zonder helm geboten was,
kan ik u niet zeggen. Maar daar sta ik
voor in, dat de „noaberwievon", wel
degelijk zorg gedragen hebben, dat de
jonggeborene, om alle tooverij en hek
serij, waar men niet genoeg tegen wa
ken kan, sedert de heksen-processen
niet meer gevoerd mogen worden, voor
te komen ,in een manshemd werd ont
vangen en ingewikkeld. E dat hij op
dat pas recht van lijf en leden was, ls
zoo zeker, als ik 't u vertel. Want toen
onze kraamheer aan den dominee en
schoolmeester liet zeggen dat hij het
wief in bedde had, vergat men neit
er bij te voegen: van een welgeschapen
jongen zoon.
I
Van de kraamvisite en 't kinderbier,
van den kinderstoel en leiband, met
groote ovalen zilveren gesp, willen we
maar niet spreken. En of hij gauw
alleen liep en dikwijls viel; of hij veel
leed aan tremiens (stuipen) en aan de
tanden en kiezen, willen we ook maar
overslaan. Zoo willen we ook maar
niet onderzoeken, of hij op school een
baas was in 't leeren en of hij lang of
kort geleerd'heeft. Genoeg! Machiel
\ias in de wereld, werd groot en woon
de als eigen-geërfde boer, met zijn wet
tige huisvrouw op de Bork.
Die stap is wel wat groot, maar aan
gezien men per spoorweg uren in mi
nuten afreist, en alles zoo wat met
«dectriciteit gaat, kan ons zoo iets niet
eens meer bevreemden. Intus9chen
moet zich niemand verbeelden, om
dat we Machiel zoo maar even in de
wereld laten komen en zes, acht en
twintig jaren oud doen worden, dat
dit zoo zonder slag of stoot, zonder
vallen en opstaan geschied is. Och
neen! Machiel was een mensch als
ieder ander. En er is nog geen een
groot geworden, die reeh. was van lijf
en leden, of hij stootte hier en daar
wel eens leelijk het hoofd, omdat hij 't
wat al te hoog droeg, en meende dat
niemand hem kon deren en alle man
eerbiedig tot hem opzien zou. En er
komt er geen een op 't wereldtooneel,
of er moet wat af en wat bij, eer hij
zoo'n beetje geschikt is om meê te
doen, en wat dragelijk zijn rol te spelen