NIEUWE LEIDSCHE COURANT He! dagboek van een Leerares van ZATERDAG 28 APRIL 1928 TWEEDE BLAD. UIT DE SCHRIFTEN ti TELEURSTELLING. Doch Mozes vlood voor Farao's aangezicht, en woonde in het land Midian. Exodus 2 15. Hoe bitter is Mozes teleurgesteld. Van heeler harte had hij de keuze ge daan om te behooren tot het gesmade volk van God Zwaar moet zijn innerlijke strijd geweest zijn om daartoe te komen. Naar aanleg en ontwikkeling hoorde hij thuis in de aan kunst en kennis zoo rijke Egyp tische wereld; en menige bange zielewor- steling heeft het hem gekost die schatten op te geven, en zijn leven en toekomst te verbinden aan een slavenvolk. dar schier in alles hem moest afstooten. Maar de verbond9trouw des Heeren werkt on- wederstandelijk bij hem door, zij buigt zijn wil tot de goede keuze, en daar breekt het bij Mozes door; hij laat de wereld los om de hand te reiken aan Israël. „Uw God is mijn God." En nu komt de smartelijke teleurstel ling. Nu kan Mozes niet wat hij wil. Wat hij wil, dat is. als één met de kin deren Israels, hun leidsman zijn. Zélf had hij dit niet gezocht; Gód had voorzienig hem daartoe bestemd. En Mozes wist dit; hoe langer hoe duidelijker zag hij, „dat God door Zijne hand Israël verlossing zou geven" (Hand. 7 25). Daar grijpt hij zijne taak aan, en nu blijkt, dat hij onge schikt is. De gebeurtenis, die hem ontmoet, als hij den Egyptenaar den Israëliet onrecht ziet aandoen, is hem een beeld van den toestand. Zóó is het tusschen Egvnte en Israël. Israël wordt door Egypte gesla gen, onrecht aangedaan en verdrukt. En Mozes zal. in den ijver van zijn nieuwe keuze, nu laten zien. dat God hem tot Is- raëls verlosser bestemd heeft; in veront waardiging zichzelven niet meer meester, grijpt hij den Egyptenaar en doodt hem. Hij kan het Neen. het is juist gebleken, dat hij het niet kan; God maakt het den volgenden dag op ontstellende wijze hem duidelijk Mozes wilde ontreden als leidsman van Israël; en nu toont God hem, bij het doo- den van den Egyptenaar, dat hii niet eens zichzèlven leiden kan. Mozes meent, dat hij heel een volk kan regeeren, en nu blijkt, dat hij zichzelven niet vermag te beheerschen. Bittere teleurstelling. Nu wa9 hij in Gods weg, nu had hij al les verlaten voor zijne roeping, nu deed hij de goede keuze, en nu breekt God het af Mozes heeft zich vergist. Hij meende, dat, nu hij het wilde, hij het ook kon. En die vergissing doet de Heere hem hier inzien. En zeker dan blijkt óók, dat het volk Israël nog niet rijp is; maar veel pijnlijker voor Mozes het blijkt, dat hij zelf nog onbekwaam is. En Mozes is zoo ontmoedigd en verslagen, dat hij weg vlucht in Midians woestijn. Deze teleurstelling is aan het geestelijk leven niet vreemd. Ze wordt daar alle tij den door ervaren. Er zijn oogenblikken in het leven van den Christen, dat hij de goede keuze doet. Hij wil het. „Heere, ik zal U volgen waar Ge ook henengaatl" Dan breekt het dóór in ons hart, en dan gaan we op weg. En ons lied klinkt: „Ik zal door 's vijands zwaard niet sterven!" En dan meenen we, dat onze strijd gestreden is, en dat we reeds overwonnen hebben. Maar, dan begint de strijd pas. En In dien strijd gaat het niet van overwin ning tot overwinning, doch van teleur stelling tot teleurstelling. Teleurstelling niet aan onzen God, maar teleurstelling aan onszelven Wij moeten dan leeren, dat het goede te willen niet hetzelfde is als het goede te kunnen. En dan kan 't wel ge beuren, dat we, na de goede keuze ge daan te hebben, veertig jaren moeten leeren, dat we die goede keuze niet kun nen volbrengen. Zeker, onze onmacht en onafhankelijk heid leeren we óók wel in den aanvang kennen; maar toch slechts iets daarvan; de diepere kennis onzer krachteloosheid ten goede, het willen is wel bij mij. maar het goede te doen, dat vind ik niet" die kennis doen we, veel smartelijker, op in den doorgaanden weg van het gees telijk leven. Dan laat de Heere soms toe, FEUILLETON. 49) 6 24 December. Ik wilde wel, dat ik reeds weg was hier; mijne positie is werkelijk onaan genaam in den hoogsten graad. Mor gen is het Kerstmis. Vrouw Hüttmann heeft er een toespeling op gemaakt, toen zij mij voor vanavond tot het Kerstboomfeestje uitnoodigde, maar ik deed alsof ik haar niet verstaan had. Ik moest maar gauw mevrouw Dr. Frederik Herbold heeten om daarin schadeloosstelling te vinden voor dat gene, wat ik nu verlaten zal. Met al len moet ik breken; want zij zullen, als ik afvallig geworden ben, niet meer van mij willen weten. Frederik zal mij alles zijn. Nu, het gaat toch bij 't huwen dikwijls zoo; dat ligt im mers in den aard der zaak en is niet te veranderen. 26 December. Zie zoo, de feestdagen zijn voorbij. .Aan den dominee heb ik gisteren mijn afscheidsbezoek gebracht. Ik heb hem in een paar woorden gezegd, dat ik mijn ontslag genomen had en van het onderwijs afzag. Hij vroeg niet verder on ik zeide ook niets meer en zoo kwamen wij beiden op een goede ma nier uit de fatale situatie. dat de zonde weer heel machtig wordt, en wij struikelen en vallen; of dat wij die voorheen in het gelóóf stonden, later, op moeilijke wegen, alle vertrouwen en vast heid in onzen God verliezen en beschaamd neerzitten in duisternis. I-Ióevele zijn de ervaringen die alle hierop uitkomen, dat, wanneer wij het goede willen, de Ifeere ons nog leeren moet dat wij het niet kun nen. Leggen we ons leven dan naast dat van Mozes. Bij hem zien we zoo duidelijk, hoe heil zaam zijne teleurstelling is, hij is door de teleurstelling aan zichzelven de man geworden, die al zijne kracht en hulp al leen van God verwachtte; en zóó heeft hij de knecht des Heeren kunnen zijn. Als dan „het goede te doen" telkens bij ons afbreekt, als we ontdekt worden smartelijk ontdekt aan onze onbekwaam heid om de goede keuze te volbrengen, als we teleurgesteld worden aan onszel ven, neen, dan laat God dit niet toe, om ons te verwerpen, ons los te luiten en over te geven vanwege onze onbruikbaarheid, maar juist om ons te genezen en op te leiden in Zijn dienst, en om ons, door de teleurstelling aan onszelven, te leeren, dat we alleen uit den wijnstok vruchten kun nen dragen. VOOR PELGRIMS. O Pelgrim, troost u onderwegen, Al schijnt gij nog zoo wijd van huis! Het is zoo ver niet eens gelegen, Aan 't einde volgt de rust voor 't kruis. Dan zal het ons daar niet berouwen, Dat wij hier voor een korten tijd, De ijdelheid niet wilden trouwen, Die haast vergaande ijdelheid. Het zal zoo lang niet eens meer duren, Uw weg kort al gedurig af, Door t snel voorbijgaan van de uren, Totdat de vleeschklomp zinkt in 't graf. Dan is de ziel de kooi ontvlogen, Die haar onthield de vrije lucht, En jarenlang heeft neergebogen; Waarin zij veelmaals heeft gezucht. Dan valt gij in een vollen zegen, (Uit al dit wereldsche gedruisch) Door 't bloed van Jezus ons verkregen, Uw vader in Zijn armen thuis! JAN LUIKEN. KERK EN SCHOOL. NED. HERV. KERK. Drietal, te Oenkerk (Fr.): F. C. de Vries ,te Ureterp; J. G. Steenbeek, te Winsum (Fr.); en G. K. v. d. Horst, te Deersum. Beroepen, te Emmen: H. H. Dor- gelo, te Naarden. GEREF. KERKEN. Tweetal, te Kralingen (vac.-J. L. de Wolf): G. R. Kuijper, te 's-Graven- hage-Oos-t; en H. A. Munnik Jr., te Zwolle. Aangenomen, naar Rotterdam- Delfshaven: K. Schilder, te Oegstgeest. GEREF. GEMEENTEN. Beroepen, te Grand Rapids (Mi chigan N. A.): J. D. Barth, te Bode graven. Bedankt,voor Bodegraven: J. D. Barth, te Bodegraven. BEVESTIGING, AFSCHEID, INTREDE. Ds. W. G. G. Beerekamp hoopt 6 Mei afsjheid te nemen van de-Ned. Herv. Kerk te Rijperkerk om 13 Mei te Nunspeet intrede te doen. Bevesti ger is Ds. R. J. D. Beerekamp, te Molk- werum. Ds. P. C. v. OOSTERZEE J. J.zn. Gisteren herdacht Ds. P C. van Oos terzee J.J.zn., Ned. Herv. predikant te Ooy (Gld.) den dag van zijn 55-jarige ambtsbediening. Ds. v. Oosterzee werd in 1848 gebo ren en in 1872 candidaat in Friesland. 27 April 1873 bevestigde zijn vader, de bekende Pröf. Dr. J. J. van Oosterzee, zijn zoon te Heino in het predikambt met de woorden uit den Johannes- brief: „Hebt gij Mij lief?" (Job. 21 16). In 1879 vertrok de jubilaris naar En schedé, welke standplaats in 1894 met Gendt verwisseld werd. 4 Mei 1902 verbon Ds. v. Oosterzee zich aan zijn tegenwoordige gemeente. De -80.-jarige grijsaard die op één na de oudste dienstdoende predikant is der Ned. Herv. Kerk, is praetor van den ring Nijmegen. Ds. L. NETELENBOS. De missionaris van Utrechts Gere- Torm. Kerk te Poerworedjo, die eeni- Hij kan uit mijn woorden wel ge voeld hebben, dat ik niet meer zeggen wilde. Mijn reisplan nu heb ik als volgt vastgesteld: morgen reis ik naar tante in Koblenz. Wil ze mij laten overnachten, goed. In het andere ge val keer ik reeds morgenavond weer naar hier terug. Overmorgen wordt dan de boel in gepakt en van moeder Klara afscheid genomen. Mijn bagage zend ik naar Keulen, bezoek het graf van Elsje en Dinsdag gaa„ 't naar Maagdenburg. Woensdag is 't oudejaarsavond; en dan begint het nieuwe leven. Ik schrijf dat hier allemaal zoo koel neder, doch zoo is 't mij mi juist niet te moede. Somwijlen kom ik mij voor als iemand die een sprong in liet duister waagt. Van tijd tot tijd wil me ook een senti menteel e gedachte te binnen komen; maar ik onderdruk ze terstond, want daar schiet ik niets mee op. Wie A zegt, moet ook B zeggen, en wie een doel wil bereiken, moet ook de daar heen voerende middelen gebruiken. Halve naturen zijn me altijd strijdig geweest. Vooruit, niet achteruit! luidt het parool. Elk is Je smid van zijn eigen geluk. Dus Roosje, houd je dap per! 27 December. Het is hij tante geaaan, zooals ik 't vooruit verwacht had. De volkomen breuk is ingetreden. Toen ik hij haar kwam, scheen zij aanvankelijk iets vriendelijker en meende, ik was vlug gen tijd ongesteld was, heeft zijn ar beid hervat. Zijn gezondheidstoestand is echter van dien aard, dat hij vreest, gedwongen te zullen zijn, binnen den gewonen tijd over drie en een half jaar te repatrieeren. Ook is 't waar schijnlijk, dat hij na een hernieuwd verlof het zendingswerk wel voor goed zal moeten loslaten. „Het verdient daarom aanbeve ling" aldus schreef hij aan den ker- keraad van Utrecht „allengs naar een jonge kracht cxm te zien, die met tertijd te Poerworedjo den arbeid kan voortzetten". Een tijd van behoorlijke voorberei ding èn in Holland (2 jaar) èn in Indië (1 jaar) is zeer noodig. Aan den lijve heeft Ds. Netelenbos zelf de laatste ja ren ondervonden, dat een speciale toe bereiding voor het zendingswerk geen luxe is. Er moet dus spoedig naar een nieuwen missionaris worden uitge zien. ERKENTELIJKHEID. Kerkelijke deputaatschappen bren gen vaak moeilijken en tijdroovenden arbeid mee. Arbeid, die steeds belan geloos wordt verricht. Er is geen an der honorarium aan verbonden dan een woord van dank. Daarom trof ons, schrijft „De Heraut", wat we lazen in 't kort verslag der vergadering van de classis Klundert. Besloten werd na melijk, dat op kosten der classis de heide deputaten voor de Theol. School den Theol. Schooldag, en de beide deputaten voor de V. U. den Universi teitsdag kunnen bijwonen. Een derge lijk bewijs van erkentelijkheid be hoort tot de uitzonderingen! GENERALE SYNODE DER GEREF. GEMEENTEN. Donderdag 3 Mei zal te Middelburg de Generale Synode der Gereformeer de Gemeenten bijeenkomen. Den avond te voren zal Ds. Kersten in ie kerk Segeerstraat aldaar een bidstond leiden. DE VERKIEZINGEN TE DEN HAAG. De uitslag van de kerkelijke verkie zingen in de Ned. Herv. Geimeente te 's-Gravenhage is als volgt: Uitgebracht 2526 stemmen, van on waarde 2, blanco 1, geldige stemmen 2517, meerderheid 1259; waarvan op de eigen candidaten van „Evangelie en Belijdenis" (confessioneelen) 1521 1527 stemmen; op de eigen candidaten van de kiesvereeniging „De Band des Vredes" 296303 stemmen en op de gezamenlijke candidaten van deze twee kiesvereenigingen 17551748 Op de candidaten van Evenredige Ver tegenwoordiging zijn uitgebracht 742 747 sternen, zoodat de candidaten van Evangelie en Belijdenis met groo- te meerderheid zijn gekozen. Opmerkelijk is bij deze verkiezing de vooruitgang van Evenredige Ver tegenwoordiging, die het vorige jaar 596590 stemmen had verworven. De vooruitgang is blijkbaar geschied ten koste van de Band de-s Vredes, welke vereendging in 1926 nog 864859 stem men op haar candidaten had ver- eenigd. S TATEN-GENERAAL. EERSTE HAMER. Vergadering van gisteren. Begrooting van Waterstaai. Voortgezet wordt de behandeling van de waterstaatsbegrooting. De heer VAN DER LANDE (R.-K.) dringt aan op onderzoek naar het eco nomisch nut der drie kanaalplannen AmsterdamRijn, alvorens een keuze gedaan wordt. Hij wenscht over de Waal bij Nijmegen een hangbrug, uit schoonheidsoverwegingen. De heer SMEENGE (V.B.) hoopt, dat de verbinding AmsterdamRijn spoe dig tot stand komt, en zoo spoedig mo gelijk een suppletoire begrooting voor de uitvoering van heit TwenteRijn kanaal, zal verschijnen. Hij bepleit onder meer het behoud van de Arem- bergersluis, verbetering van den vaar weg GroningenLemmer en maatre gelen betreffende de onbewaakte overwegen. De heer FRANSEN (R.-K.) wil de arbeidsvoorwaarden van de landelij ke contracten bij het bouwbedrijf op genomen zien in de waterstaatsbestek- hersteld en had dan ook wel met de vacantié naai Koblenz kunnen komen. Ik antwoordde haar, de beterschap was eerst in de laatste dagen en ge heel onverwacht, bijna plotseling in getreden; ik had het toen als van-zelf sprekend beschouwd, dat ik haar een bezoek bracht, temeer omdat ik aller lei gewichtige aangelegenheden met haar had te bespreken. Nu werd haar gelaat ernstiger en Lij vroeg, wat dat dan was. Ik antwoord de, dat ik haar vóór alles wilde ver zoeken, mij kalm ten einde toe aan te liooren. Toen werd zij nog ernstiger en zeide kortaf: „Dat wil ik doen'. Ik begon nu, dat ik reeds gedurende mijn studietijd in mijne godsdienstige beschouwingen uit mijne kindsheid was beginnen te wankelen. Allerlei twijfel was in mij opgekomen en ik had vergeefs getracht dién terzijde te stellen. Van andere zijde was ik daar in versterkt geworden en tengevolge daarvan, toen ik mijn examen achter don rug had, in mijn hart eigenlijk niet meer geloovig geweest. Ware roe ping tot het onderwijs had ik ook niet gevoeld. In Wiesenau had het in den beginne nog zoo tamelijk gegaan; toen was ik echter door den omgang met Elsje langzamerhan J omtrent veel in gelicht, had gestudeerd en ten slotte de overtuiging gekregen, dat ik het godsdienstige leven ergens ander9 dan in de Kerk zoeken moest. Het eenzame, vreugdelooze leven kei); meer dan thans gunning van werken aan de laagste inschrijvers en voorziening van onbewaakte overwe gen. De Minister van Waterstaat, de heer VAN DER VEGTE, komt op tegen het verwijt, dat hij veel heeft beloofd en niets doet. Wettelijke regeling van de con tactcommissie met beslissingsrecht heeft bezwaar, daar ze slechts aan staatsmijnen zou kunnen worden op gelegd. Verbetering van de haven van Bres- kens zal worden overwogen; voor uit breiding van de veerdiensten is geen aanleiding. Het TwenteRijn-kanaal zal prac- tisch en vlug behandeld worden, het eerste onteigeningsontwerp heeft reeds het departement verlaten. De radio-aanvrage van den Vrij heidsbond is nog niet behandeld. Ze zal echter niet vergeten worden. Voor arbeidsvoorwaarden in de wa terstaatsbestekken zal het volgende jaar een duidelijke verklaring gege ven worden. Spreker betoogt voorts, dat inzake de verbinding Amsterdam-Rijn bij keuze van het plan de economie niet vooropgesteld kan worden. Medezeggenschap van het spoorweg personeel bestaat en moet groeien, maar moot niet geforceerd worden. Een commissie is ingesteld tot onder zoek van de toepassing van de dienst en rusttijden. Spreker ontraadt* de motie-Moltma- ker inzake de classificatie voor het spoorwegpersoneel. Hij deelt nog mee, dat er een com missie benoemd wordt voor een on derzoek van de onbewaakte overwe gen, die vooraf afzonderlijk de over wegen bij Rilland, Kethel en Akkrum zal onderzoeken. In de commissie kan een lid van het spoorwegpersoneel, doch dan een van het mjfcliineperso- rieel, benoemd worden. f De heer DE VOS VAN STEENWIJK (C.-H.) motiveert zijn stem tegen de motie-De Muralt, omdat hij in het al gemeen een tegenstander is van mo ties en bovendien een onderzoek in de ze aangelegenheid niet noodig acht, daar hij den Minister volkomen ver trouwt. Door aanneming van de motie- Moltmaker zou de Kamer haar be voegdheid te buiten gaan, daar zij den Minister zou voorschrijven hoe hij handelen moet op zijn speciaal terrein De heeren DOBBELMAN (R.-K.) en DE MURALT (V.B.) repliceeren; de laatste trekt zijn motie in na de tege moetkomende houding van den Minis ter. De heer MOLTMAKER (S.D.) repli ceert en handhaaft zijn motie, doch wijzigt haar door het tweede deel te laiten vervallen, zoodat zij thans luidt als volgt: „De Kamer, van oordeel, dat het wenschelijk is een zelfde systeem der classificatie van de standplaat sen toe te passen als voor het rijks personeel, noodigt den Minister dringend uit, spoedig in overleg te treden met de directie der Ned.. Spoorwegen." De heeren JANSSEN (R.-K.), KOS TER (V.B.) en de MINISTER duplicee- ren. De motie-Moltmaker wordt verwor pen met 1615 stemmen. De begrooting wordt z. h. s. aange nomen. Verschillende onderwerpen. Aan de orde is de begrooting van de posterijen, telegrafie en telefonie voor 1928. De heer HERMANS (S.D.) dankt den Minister dat hij maatregelen heeft genomen tegen overschrijding van het maximum gewicht, dat brievenbestel lers mogen meedragen, doch vraagt of het bericht juist is, dat nu dit maxi mumgewicht eenvoudig van 18 tot 30 K.G. is verhoogd. De MINISTER antwoordt, dat het maximum voor den loopdienst 18 Kg. bedraagt en voor den rijwieldienst 30 Kg. Het bericht moet op een misver stand berusten. De begrooting wordt z. h. s. aange nomen. Aan de orde is de begrooting van uitgaven van de staatsmijnen in Lim burg voor 1928. De heer L1NDEYER (S.D.) brengt hulde aan de leiding van het bedrijf doch vraagt of er wel voldoende propa- eener onderwijzeres was mij tot last geworden en de neiging tot Herbold had mij gezegd, dat ik tot den echte lijken staat geroepen was en met hem die mij eerlijk zijne hand aangeboden had, gelukkig kon en zou zijn. Derhal ve had ik hem mijn jawoord gegeven en nu alles zoover geregeld, dat ik te gen 1 Januari mijn ontslag ingediend had en naar Maagdenburg verhuizen zou. Half Februari zou de bruiloft ge vierd worden. Mijn verloofde zou dan assistent bij zijn vader worden. Deze maakte, zooals zij overigens uit zijn eigen mond gehoord had, katholieke kinderopvoeding tot voorwaarde zijner toestemming en ik had mij daartoe be reid verklaard. Tante zou mij dezen stap niet euvel duiden; ik zou haar geheel mijn leven voor al het goede, dat zij mij bewezen had, dankbaar blijven. Het cleed me zeer veel leed, dat ik haar zulk een smart moest aan doen, want ik gevoelde zeer goed, hoe haar dit bij hare godsdienstige be- schouwnigen aan het hart zou gaan. Zij zou echter zelf moeten toegeven, dat in zulke dingen de eigen overtui ging te beslissen had. Ik bad haar dus, mij goed gezind te blijven en niet boos te worden. Tante had mij tot hier toe zwijgend, zonder mij aan te zien, aangehoord; haar gelaatstrekken echter verrieden duidelijk genoeg wat er in haar om ging, Thans vroeg zij kortaf en met nadruk op elk harer woorden: AAN HET ZOEKUCHT. Leiden, 28 April 1928. De S.D.A.P.'ers worden tegenwoor dig heele heeren. Zij stellen vooral ook prijs op goede manieren en nemen het erg kwalijk als men die niet tegen over hen in acht neemt. Zoo bevat „Het Volk" van gisteravond het vol gende lijstje van klachten tegen Mi nisters, die zich tegen sociaal-demo cratische Kamerleden op onbehoorlij ke wijze hebben gedragen. „Bij het incident-Van Zadelhoff meende de Minister van Oorlog, met de vuist op tafel slaande, onze frak- tie een verhoor op vraagpunten te mogen afnemen, terwijl naar par lementaire zede het de Kamer is die vraagt en de Minister die antwoordt. Mocht men nog kunnen meenen, dat deze militaire Minister dacht nog in de kazerne tegenover rekru ten in plaats van in het parlement tegenover Kamerleden te staan, van burger-ministers mag men meer be-, sef voor het milieu verwachten. Echter heeft ook de Minister van Buitenlandsche Zaken zich dezer dagen jegens ons Eerste Kamerlid Moltmaker bedenkelijke aardighe den veroorloofd. Een door dezen in andere kwaliteit ingediend verzoek inzake het door fascisten te Rome verwoeste gebouw der transport arbeiders-internationale noemde hij „apekool", een woord dat in de di plomatentaal, waarvan de minister zich jegens anderen pleegt te bedie nen, stellig niet voorkomt. En de Minister van Onderwijs, meenende bij deze voorbeelden niet te mogen achterblijven, achtte het gepast, rechtmatige klachten van onzen partijgenoot Ossendorp over onderwijs-verwaarloozing te beant woorden met een grofheid als: „De heeren hebben allang verleerd hoera te roepen". Nu zijn we 't in zoover met de heeren eens, dat de Minister van Onderwijs hun onrecht deed, want in geen enke le partij wordt zooveel „hoera" geroe pen als bij hen. Over de prestaties van hun eigen partij en partijgenooten wel te verstaan. OBSERVATOR. ganda voor het product van het be drijf wordt gemaakt. Voorts zou spr. willen, dat ons land T initiatief nam tot een internationale regeling van de kolenproductie. Spr. uit een aantal klachten over belemmering van de vrijheid van mo dern georganiseerde mijnwerkers. De MINISTER meent, dat de direc tie zeker bereid zal zijn te overwegen of meer reclame noodig is. Een inter nationale regeling der kolenproductie zou spr. toejuichen. De klachten van den heer Lindeyer zal spr. nagaan en zoo noodig hespreken met de directie. De begrooting wordt z. h. s. aange nomen. Voorts worden z. h. s. nog eenige wetsontwerpen aangenomen. Hoofdstuk X. (Arbeid, Handel en Nijverheid). Aan de orde is hoofdstuk X (Arbeid, Handel en Nijverheid). De heer DANZ (S.D.) critiseert het beleid van den Minister. Spr. meent dat loonsverlaging, werktijdverlen ging e.d. niet geschikt zijn om de eco nomische omstandigheden te verbete ren .Met genoegen constateert spr., dat de Minister op het gebied der so ciale wetgeving weer verder wil gaan, doch hij vreest, dat het te geleidelijk zal gaan. Zeer zeker is het ontwerp- Ziektewet op enkele punten beter dan het voorontwerp, doch vele grieven worden niet weggenomen. De Minister wil geen wettelijke vacantieweek in voeren en de wijze, waarop de motie- v. d. Tempel inzake de werkloosheids verzekering wordt uitgevoerd lijkt meer op sabotage dan op een loyale uitvoering. Spr. komt op tegen de op vatting van den Minister over de verbindendverklaring der collectieve arbeidscontracten en klaagt over de langzame invoering van de Arbeids wet en het niet ratificeeren van de conventie van Washington. De vergadering wordt te 4.45 ver daagd tot heden 11 uur. „Dat is dus je vast, wei-overwogen besluit, Roosje? En wat ik je van het vroegere leven van je Herbold verteld heb, heeft geen indruk op je ge maakt?" „Toch wel, tante; ik heb een onder zoek ingesteld en ondervonden, dat wel iets van de zaak waar is; maar zoo erg als ze u voorgesteld werd, is 't niet geweést. Het zijn jongensstre ken, zooals die tegenwoordig, vooral onder de jongelui uit de hoogere stan den, heel gewoon zijn. Als geen meisje een jongen man huwen wilde, die zul ke of gelijksoortige verhoudingen ge had heeft, dan zou de wereld gauw uitsterven. In den echtelijken staat worden deze zonden der jeugd spoedig weer goed gemaakt. In studentenkrin gen passeerden dag in dag uit veel er ger dingen, dan waaraan Herbold zich ooit schuldig gemaakt heeft". „Nu, goed, Roosje; ik heb dit zien aankomen. Ge hebt je zonder achter houdendheid uitgesproken en gezegd, wat ge wilt. Hoor nu ook, wat ik wil". Zij ging naar hare schrijftafel en nam een pakje uit de lade, reikte het mij toe en voer voort: „Hier hebt ge je ouderlijk vermogen het bedraagt 10375 mark. Ik heb het voor je beheerd en de renten steeds bij het kapitaal gevoegd. De nauwkeurige afrekening vindt ge bij de bankbiljet ten. Je bent sedert 1 December mon dig, kunt er dus vrij over beschikken. (Wordt vervolgd V

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1928 | | pagina 5