NIEUWE LEIDSCHE COURANT
He! dagboek van een Leerares
van
ZATERDAG 28 APRIL 1928
TWEEDE BLAD.
UIT DE SCHRIFTEN
ti
TELEURSTELLING.
Doch Mozes vlood voor Farao's
aangezicht, en woonde in het land
Midian.
Exodus 2 15.
Hoe bitter is Mozes teleurgesteld.
Van heeler harte had hij de keuze ge
daan om te behooren tot het gesmade volk
van God Zwaar moet zijn innerlijke strijd
geweest zijn om daartoe te komen. Naar
aanleg en ontwikkeling hoorde hij thuis
in de aan kunst en kennis zoo rijke Egyp
tische wereld; en menige bange zielewor-
steling heeft het hem gekost die schatten
op te geven, en zijn leven en toekomst
te verbinden aan een slavenvolk. dar
schier in alles hem moest afstooten. Maar
de verbond9trouw des Heeren werkt on-
wederstandelijk bij hem door, zij buigt zijn
wil tot de goede keuze, en daar breekt
het bij Mozes door; hij laat de wereld los
om de hand te reiken aan Israël. „Uw
God is mijn God."
En nu komt de smartelijke teleurstel
ling.
Nu kan Mozes niet wat hij wil.
Wat hij wil, dat is. als één met de kin
deren Israels, hun leidsman zijn. Zélf had
hij dit niet gezocht; Gód had voorzienig
hem daartoe bestemd. En Mozes wist dit;
hoe langer hoe duidelijker zag hij, „dat
God door Zijne hand Israël verlossing zou
geven" (Hand. 7 25). Daar grijpt hij zijne
taak aan, en nu blijkt, dat hij onge
schikt is.
De gebeurtenis, die hem ontmoet, als
hij den Egyptenaar den Israëliet onrecht
ziet aandoen, is hem een beeld van den
toestand. Zóó is het tusschen Egvnte en
Israël. Israël wordt door Egypte gesla
gen, onrecht aangedaan en verdrukt. En
Mozes zal. in den ijver van zijn nieuwe
keuze, nu laten zien. dat God hem tot Is-
raëls verlosser bestemd heeft; in veront
waardiging zichzelven niet meer meester,
grijpt hij den Egyptenaar en doodt hem.
Hij kan het
Neen. het is juist gebleken, dat hij het
niet kan; God maakt het den volgenden
dag op ontstellende wijze hem duidelijk
Mozes wilde ontreden als leidsman van
Israël; en nu toont God hem, bij het doo-
den van den Egyptenaar, dat hii niet eens
zichzèlven leiden kan. Mozes meent, dat
hij heel een volk kan regeeren, en nu
blijkt, dat hij zichzelven niet vermag te
beheerschen.
Bittere teleurstelling.
Nu wa9 hij in Gods weg, nu had hij al
les verlaten voor zijne roeping, nu deed hij
de goede keuze, en nu breekt God het
af
Mozes heeft zich vergist.
Hij meende, dat, nu hij het wilde, hij
het ook kon. En die vergissing doet de
Heere hem hier inzien.
En zeker dan blijkt óók, dat het volk
Israël nog niet rijp is; maar veel
pijnlijker voor Mozes het blijkt, dat hij
zelf nog onbekwaam is. En Mozes is zoo
ontmoedigd en verslagen, dat hij weg
vlucht in Midians woestijn.
Deze teleurstelling is aan het geestelijk
leven niet vreemd. Ze wordt daar alle tij
den door ervaren.
Er zijn oogenblikken in het leven van
den Christen, dat hij de goede keuze doet.
Hij wil het. „Heere, ik zal U volgen waar
Ge ook henengaatl" Dan breekt het dóór
in ons hart, en dan gaan we op weg. En
ons lied klinkt: „Ik zal door 's vijands
zwaard niet sterven!" En dan meenen we,
dat onze strijd gestreden is, en dat we
reeds overwonnen hebben.
Maar, dan begint de strijd pas. En
In dien strijd gaat het niet van overwin
ning tot overwinning, doch van teleur
stelling tot teleurstelling. Teleurstelling
niet aan onzen God, maar teleurstelling aan
onszelven Wij moeten dan leeren, dat het
goede te willen niet hetzelfde is als het
goede te kunnen. En dan kan 't wel ge
beuren, dat we, na de goede keuze ge
daan te hebben, veertig jaren moeten
leeren, dat we die goede keuze niet kun
nen volbrengen.
Zeker, onze onmacht en onafhankelijk
heid leeren we óók wel in den aanvang
kennen; maar toch slechts iets daarvan;
de diepere kennis onzer krachteloosheid
ten goede, het willen is wel bij mij.
maar het goede te doen, dat vind ik niet"
die kennis doen we, veel smartelijker,
op in den doorgaanden weg van het gees
telijk leven. Dan laat de Heere soms toe,
FEUILLETON.
49) 6
24 December.
Ik wilde wel, dat ik reeds weg was
hier; mijne positie is werkelijk onaan
genaam in den hoogsten graad. Mor
gen is het Kerstmis. Vrouw Hüttmann
heeft er een toespeling op gemaakt,
toen zij mij voor vanavond tot het
Kerstboomfeestje uitnoodigde, maar ik
deed alsof ik haar niet verstaan had.
Ik moest maar gauw mevrouw Dr.
Frederik Herbold heeten om daarin
schadeloosstelling te vinden voor dat
gene, wat ik nu verlaten zal. Met al
len moet ik breken; want zij zullen,
als ik afvallig geworden ben, niet
meer van mij willen weten. Frederik
zal mij alles zijn. Nu, het gaat toch
bij 't huwen dikwijls zoo; dat ligt im
mers in den aard der zaak en is niet
te veranderen.
26 December.
Zie zoo, de feestdagen zijn voorbij.
.Aan den dominee heb ik gisteren mijn
afscheidsbezoek gebracht. Ik heb hem
in een paar woorden gezegd, dat ik
mijn ontslag genomen had en van het
onderwijs afzag. Hij vroeg niet verder
on ik zeide ook niets meer en zoo
kwamen wij beiden op een goede ma
nier uit de fatale situatie.
dat de zonde weer heel machtig wordt, en
wij struikelen en vallen; of dat wij die
voorheen in het gelóóf stonden, later, op
moeilijke wegen, alle vertrouwen en vast
heid in onzen God verliezen en beschaamd
neerzitten in duisternis. I-Ióevele zijn de
ervaringen die alle hierop uitkomen, dat,
wanneer wij het goede willen, de Ifeere
ons nog leeren moet dat wij het niet kun
nen.
Leggen we ons leven dan naast dat
van Mozes.
Bij hem zien we zoo duidelijk, hoe heil
zaam zijne teleurstelling is, hij is door
de teleurstelling aan zichzelven de man
geworden, die al zijne kracht en hulp al
leen van God verwachtte; en zóó heeft hij
de knecht des Heeren kunnen zijn.
Als dan „het goede te doen" telkens bij
ons afbreekt, als we ontdekt worden
smartelijk ontdekt aan onze onbekwaam
heid om de goede keuze te volbrengen,
als we teleurgesteld worden aan onszel
ven, neen, dan laat God dit niet toe, om
ons te verwerpen, ons los te luiten en over
te geven vanwege onze onbruikbaarheid,
maar juist om ons te genezen en op te
leiden in Zijn dienst, en om ons, door de
teleurstelling aan onszelven, te leeren, dat
we alleen uit den wijnstok vruchten kun
nen dragen.
VOOR PELGRIMS.
O Pelgrim, troost u onderwegen,
Al schijnt gij nog zoo wijd van huis!
Het is zoo ver niet eens gelegen,
Aan 't einde volgt de rust voor 't kruis.
Dan zal het ons daar niet berouwen,
Dat wij hier voor een korten tijd,
De ijdelheid niet wilden trouwen,
Die haast vergaande ijdelheid.
Het zal zoo lang niet eens meer duren,
Uw weg kort al gedurig af,
Door t snel voorbijgaan van de uren,
Totdat de vleeschklomp zinkt in 't graf.
Dan is de ziel de kooi ontvlogen,
Die haar onthield de vrije lucht,
En jarenlang heeft neergebogen;
Waarin zij veelmaals heeft gezucht.
Dan valt gij in een vollen zegen,
(Uit al dit wereldsche gedruisch)
Door 't bloed van Jezus ons verkregen,
Uw vader in Zijn armen thuis!
JAN LUIKEN.
KERK EN SCHOOL.
NED. HERV. KERK.
Drietal, te Oenkerk (Fr.): F. C.
de Vries ,te Ureterp; J. G. Steenbeek,
te Winsum (Fr.); en G. K. v. d. Horst,
te Deersum.
Beroepen, te Emmen: H. H. Dor-
gelo, te Naarden.
GEREF. KERKEN.
Tweetal, te Kralingen (vac.-J. L.
de Wolf): G. R. Kuijper, te 's-Graven-
hage-Oos-t; en H. A. Munnik Jr., te
Zwolle.
Aangenomen, naar Rotterdam-
Delfshaven: K. Schilder, te Oegstgeest.
GEREF. GEMEENTEN.
Beroepen, te Grand Rapids (Mi
chigan N. A.): J. D. Barth, te Bode
graven.
Bedankt,voor Bodegraven: J. D.
Barth, te Bodegraven.
BEVESTIGING, AFSCHEID, INTREDE.
Ds. W. G. G. Beerekamp hoopt
6 Mei afsjheid te nemen van de-Ned.
Herv. Kerk te Rijperkerk om 13 Mei
te Nunspeet intrede te doen. Bevesti
ger is Ds. R. J. D. Beerekamp, te Molk-
werum.
Ds. P. C. v. OOSTERZEE J. J.zn.
Gisteren herdacht Ds. P C. van Oos
terzee J.J.zn., Ned. Herv. predikant te
Ooy (Gld.) den dag van zijn 55-jarige
ambtsbediening.
Ds. v. Oosterzee werd in 1848 gebo
ren en in 1872 candidaat in Friesland.
27 April 1873 bevestigde zijn vader, de
bekende Pröf. Dr. J. J. van Oosterzee,
zijn zoon te Heino in het predikambt
met de woorden uit den Johannes-
brief: „Hebt gij Mij lief?" (Job. 21 16).
In 1879 vertrok de jubilaris naar En
schedé, welke standplaats in 1894 met
Gendt verwisseld werd.
4 Mei 1902 verbon Ds. v. Oosterzee
zich aan zijn tegenwoordige gemeente.
De -80.-jarige grijsaard die op één na
de oudste dienstdoende predikant is
der Ned. Herv. Kerk, is praetor van
den ring Nijmegen.
Ds. L. NETELENBOS.
De missionaris van Utrechts Gere-
Torm. Kerk te Poerworedjo, die eeni-
Hij kan uit mijn woorden wel ge
voeld hebben, dat ik niet meer zeggen
wilde. Mijn reisplan nu heb ik als
volgt vastgesteld: morgen reis ik naar
tante in Koblenz. Wil ze mij laten
overnachten, goed. In het andere ge
val keer ik reeds morgenavond weer
naar hier terug.
Overmorgen wordt dan de boel in
gepakt en van moeder Klara afscheid
genomen. Mijn bagage zend ik naar
Keulen, bezoek het graf van Elsje en
Dinsdag gaa„ 't naar Maagdenburg.
Woensdag is 't oudejaarsavond; en
dan begint het nieuwe leven. Ik schrijf
dat hier allemaal zoo koel neder, doch
zoo is 't mij mi juist niet te moede.
Somwijlen kom ik mij voor als iemand
die een sprong in liet duister waagt.
Van tijd tot tijd wil me ook een senti
menteel e gedachte te binnen komen;
maar ik onderdruk ze terstond, want
daar schiet ik niets mee op. Wie A
zegt, moet ook B zeggen, en wie een
doel wil bereiken, moet ook de daar
heen voerende middelen gebruiken.
Halve naturen zijn me altijd strijdig
geweest. Vooruit, niet achteruit! luidt
het parool. Elk is Je smid van zijn
eigen geluk. Dus Roosje, houd je dap
per!
27 December.
Het is hij tante geaaan, zooals ik 't
vooruit verwacht had. De volkomen
breuk is ingetreden. Toen ik hij haar
kwam, scheen zij aanvankelijk iets
vriendelijker en meende, ik was vlug
gen tijd ongesteld was, heeft zijn ar
beid hervat. Zijn gezondheidstoestand
is echter van dien aard, dat hij vreest,
gedwongen te zullen zijn, binnen den
gewonen tijd over drie en een half
jaar te repatrieeren. Ook is 't waar
schijnlijk, dat hij na een hernieuwd
verlof het zendingswerk wel voor goed
zal moeten loslaten.
„Het verdient daarom aanbeve
ling" aldus schreef hij aan den ker-
keraad van Utrecht „allengs naar
een jonge kracht cxm te zien, die met
tertijd te Poerworedjo den arbeid kan
voortzetten".
Een tijd van behoorlijke voorberei
ding èn in Holland (2 jaar) èn in Indië
(1 jaar) is zeer noodig. Aan den lijve
heeft Ds. Netelenbos zelf de laatste ja
ren ondervonden, dat een speciale toe
bereiding voor het zendingswerk geen
luxe is. Er moet dus spoedig naar een
nieuwen missionaris worden uitge
zien.
ERKENTELIJKHEID.
Kerkelijke deputaatschappen bren
gen vaak moeilijken en tijdroovenden
arbeid mee. Arbeid, die steeds belan
geloos wordt verricht. Er is geen an
der honorarium aan verbonden dan
een woord van dank. Daarom trof ons,
schrijft „De Heraut", wat we lazen in
't kort verslag der vergadering van de
classis Klundert. Besloten werd na
melijk, dat op kosten der classis de
heide deputaten voor de Theol. School
den Theol. Schooldag, en de beide
deputaten voor de V. U. den Universi
teitsdag kunnen bijwonen. Een derge
lijk bewijs van erkentelijkheid be
hoort tot de uitzonderingen!
GENERALE SYNODE DER GEREF.
GEMEENTEN.
Donderdag 3 Mei zal te Middelburg
de Generale Synode der Gereformeer
de Gemeenten bijeenkomen. Den
avond te voren zal Ds. Kersten in ie
kerk Segeerstraat aldaar een bidstond
leiden.
DE VERKIEZINGEN TE DEN HAAG.
De uitslag van de kerkelijke verkie
zingen in de Ned. Herv. Geimeente te
's-Gravenhage is als volgt:
Uitgebracht 2526 stemmen, van on
waarde 2, blanco 1, geldige stemmen
2517, meerderheid 1259; waarvan op
de eigen candidaten van „Evangelie en
Belijdenis" (confessioneelen) 1521
1527 stemmen; op de eigen candidaten
van de kiesvereeniging „De Band des
Vredes" 296303 stemmen en op de
gezamenlijke candidaten van deze
twee kiesvereenigingen 17551748
Op de candidaten van Evenredige Ver
tegenwoordiging zijn uitgebracht 742
747 sternen, zoodat de candidaten
van Evangelie en Belijdenis met groo-
te meerderheid zijn gekozen.
Opmerkelijk is bij deze verkiezing
de vooruitgang van Evenredige Ver
tegenwoordiging, die het vorige jaar
596590 stemmen had verworven. De
vooruitgang is blijkbaar geschied ten
koste van de Band de-s Vredes, welke
vereendging in 1926 nog 864859 stem
men op haar candidaten had ver-
eenigd.
S TATEN-GENERAAL.
EERSTE HAMER.
Vergadering van gisteren.
Begrooting van Waterstaai.
Voortgezet wordt de behandeling
van de waterstaatsbegrooting.
De heer VAN DER LANDE (R.-K.)
dringt aan op onderzoek naar het eco
nomisch nut der drie kanaalplannen
AmsterdamRijn, alvorens een keuze
gedaan wordt. Hij wenscht over de
Waal bij Nijmegen een hangbrug, uit
schoonheidsoverwegingen.
De heer SMEENGE (V.B.) hoopt, dat
de verbinding AmsterdamRijn spoe
dig tot stand komt, en zoo spoedig mo
gelijk een suppletoire begrooting voor
de uitvoering van heit TwenteRijn
kanaal, zal verschijnen. Hij bepleit
onder meer het behoud van de Arem-
bergersluis, verbetering van den vaar
weg GroningenLemmer en maatre
gelen betreffende de onbewaakte
overwegen.
De heer FRANSEN (R.-K.) wil de
arbeidsvoorwaarden van de landelij
ke contracten bij het bouwbedrijf op
genomen zien in de waterstaatsbestek-
hersteld en had dan ook wel met de
vacantié naai Koblenz kunnen komen.
Ik antwoordde haar, de beterschap
was eerst in de laatste dagen en ge
heel onverwacht, bijna plotseling in
getreden; ik had het toen als van-zelf
sprekend beschouwd, dat ik haar een
bezoek bracht, temeer omdat ik aller
lei gewichtige aangelegenheden met
haar had te bespreken.
Nu werd haar gelaat ernstiger en Lij
vroeg, wat dat dan was. Ik antwoord
de, dat ik haar vóór alles wilde ver
zoeken, mij kalm ten einde toe aan te
liooren. Toen werd zij nog ernstiger
en zeide kortaf: „Dat wil ik doen'.
Ik begon nu, dat ik reeds gedurende
mijn studietijd in mijne godsdienstige
beschouwingen uit mijne kindsheid
was beginnen te wankelen. Allerlei
twijfel was in mij opgekomen en ik
had vergeefs getracht dién terzijde te
stellen. Van andere zijde was ik daar
in versterkt geworden en tengevolge
daarvan, toen ik mijn examen achter
don rug had, in mijn hart eigenlijk
niet meer geloovig geweest. Ware roe
ping tot het onderwijs had ik ook niet
gevoeld. In Wiesenau had het in den
beginne nog zoo tamelijk gegaan; toen
was ik echter door den omgang met
Elsje langzamerhan J omtrent veel in
gelicht, had gestudeerd en ten slotte
de overtuiging gekregen, dat ik het
godsdienstige leven ergens ander9 dan
in de Kerk zoeken moest.
Het eenzame, vreugdelooze leven
kei); meer dan thans gunning van
werken aan de laagste inschrijvers en
voorziening van onbewaakte overwe
gen.
De Minister van Waterstaat, de heer
VAN DER VEGTE, komt op tegen het
verwijt, dat hij veel heeft beloofd en
niets doet.
Wettelijke regeling van de con
tactcommissie met beslissingsrecht
heeft bezwaar, daar ze slechts aan
staatsmijnen zou kunnen worden op
gelegd.
Verbetering van de haven van Bres-
kens zal worden overwogen; voor uit
breiding van de veerdiensten is geen
aanleiding.
Het TwenteRijn-kanaal zal prac-
tisch en vlug behandeld worden, het
eerste onteigeningsontwerp heeft
reeds het departement verlaten.
De radio-aanvrage van den Vrij
heidsbond is nog niet behandeld. Ze
zal echter niet vergeten worden.
Voor arbeidsvoorwaarden in de wa
terstaatsbestekken zal het volgende
jaar een duidelijke verklaring gege
ven worden.
Spreker betoogt voorts, dat inzake
de verbinding Amsterdam-Rijn bij
keuze van het plan de economie niet
vooropgesteld kan worden.
Medezeggenschap van het spoorweg
personeel bestaat en moet groeien,
maar moot niet geforceerd worden.
Een commissie is ingesteld tot onder
zoek van de toepassing van de dienst
en rusttijden.
Spreker ontraadt* de motie-Moltma-
ker inzake de classificatie voor het
spoorwegpersoneel.
Hij deelt nog mee, dat er een com
missie benoemd wordt voor een on
derzoek van de onbewaakte overwe
gen, die vooraf afzonderlijk de over
wegen bij Rilland, Kethel en Akkrum
zal onderzoeken. In de commissie kan
een lid van het spoorwegpersoneel,
doch dan een van het mjfcliineperso-
rieel, benoemd worden. f
De heer DE VOS VAN STEENWIJK
(C.-H.) motiveert zijn stem tegen de
motie-De Muralt, omdat hij in het al
gemeen een tegenstander is van mo
ties en bovendien een onderzoek in de
ze aangelegenheid niet noodig acht,
daar hij den Minister volkomen ver
trouwt. Door aanneming van de motie-
Moltmaker zou de Kamer haar be
voegdheid te buiten gaan, daar zij den
Minister zou voorschrijven hoe hij
handelen moet op zijn speciaal terrein
De heeren DOBBELMAN (R.-K.) en
DE MURALT (V.B.) repliceeren; de
laatste trekt zijn motie in na de tege
moetkomende houding van den Minis
ter.
De heer MOLTMAKER (S.D.) repli
ceert en handhaaft zijn motie, doch
wijzigt haar door het tweede deel te
laiten vervallen, zoodat zij thans luidt
als volgt:
„De Kamer, van oordeel, dat het
wenschelijk is een zelfde systeem
der classificatie van de standplaat
sen toe te passen als voor het rijks
personeel, noodigt den Minister
dringend uit, spoedig in overleg te
treden met de directie der Ned..
Spoorwegen."
De heeren JANSSEN (R.-K.), KOS
TER (V.B.) en de MINISTER duplicee-
ren.
De motie-Moltmaker wordt verwor
pen met 1615 stemmen.
De begrooting wordt z. h. s. aange
nomen.
Verschillende onderwerpen.
Aan de orde is de begrooting van de
posterijen, telegrafie en telefonie voor
1928.
De heer HERMANS (S.D.) dankt
den Minister dat hij maatregelen heeft
genomen tegen overschrijding van het
maximum gewicht, dat brievenbestel
lers mogen meedragen, doch vraagt of
het bericht juist is, dat nu dit maxi
mumgewicht eenvoudig van 18 tot 30
K.G. is verhoogd.
De MINISTER antwoordt, dat het
maximum voor den loopdienst 18 Kg.
bedraagt en voor den rijwieldienst 30
Kg. Het bericht moet op een misver
stand berusten.
De begrooting wordt z. h. s. aange
nomen.
Aan de orde is de begrooting van
uitgaven van de staatsmijnen in Lim
burg voor 1928.
De heer L1NDEYER (S.D.) brengt
hulde aan de leiding van het bedrijf
doch vraagt of er wel voldoende propa-
eener onderwijzeres was mij tot last
geworden en de neiging tot Herbold
had mij gezegd, dat ik tot den echte
lijken staat geroepen was en met hem
die mij eerlijk zijne hand aangeboden
had, gelukkig kon en zou zijn. Derhal
ve had ik hem mijn jawoord gegeven
en nu alles zoover geregeld, dat ik te
gen 1 Januari mijn ontslag ingediend
had en naar Maagdenburg verhuizen
zou. Half Februari zou de bruiloft ge
vierd worden. Mijn verloofde zou dan
assistent bij zijn vader worden. Deze
maakte, zooals zij overigens uit zijn
eigen mond gehoord had, katholieke
kinderopvoeding tot voorwaarde zijner
toestemming en ik had mij daartoe be
reid verklaard. Tante zou mij dezen
stap niet euvel duiden; ik zou haar
geheel mijn leven voor al het goede,
dat zij mij bewezen had, dankbaar
blijven. Het cleed me zeer veel leed, dat
ik haar zulk een smart moest aan
doen, want ik gevoelde zeer goed, hoe
haar dit bij hare godsdienstige be-
schouwnigen aan het hart zou gaan.
Zij zou echter zelf moeten toegeven,
dat in zulke dingen de eigen overtui
ging te beslissen had. Ik bad haar dus,
mij goed gezind te blijven en niet boos
te worden.
Tante had mij tot hier toe zwijgend,
zonder mij aan te zien, aangehoord;
haar gelaatstrekken echter verrieden
duidelijk genoeg wat er in haar om
ging, Thans vroeg zij kortaf en met
nadruk op elk harer woorden:
AAN HET ZOEKUCHT.
Leiden, 28 April 1928.
De S.D.A.P.'ers worden tegenwoor
dig heele heeren. Zij stellen vooral
ook prijs op goede manieren en nemen
het erg kwalijk als men die niet tegen
over hen in acht neemt. Zoo bevat
„Het Volk" van gisteravond het vol
gende lijstje van klachten tegen Mi
nisters, die zich tegen sociaal-demo
cratische Kamerleden op onbehoorlij
ke wijze hebben gedragen.
„Bij het incident-Van Zadelhoff
meende de Minister van Oorlog, met
de vuist op tafel slaande, onze frak-
tie een verhoor op vraagpunten te
mogen afnemen, terwijl naar par
lementaire zede het de Kamer is die
vraagt en de Minister die antwoordt.
Mocht men nog kunnen meenen,
dat deze militaire Minister dacht
nog in de kazerne tegenover rekru
ten in plaats van in het parlement
tegenover Kamerleden te staan, van
burger-ministers mag men meer be-,
sef voor het milieu verwachten.
Echter heeft ook de Minister van
Buitenlandsche Zaken zich dezer
dagen jegens ons Eerste Kamerlid
Moltmaker bedenkelijke aardighe
den veroorloofd. Een door dezen in
andere kwaliteit ingediend verzoek
inzake het door fascisten te Rome
verwoeste gebouw der transport
arbeiders-internationale noemde hij
„apekool", een woord dat in de di
plomatentaal, waarvan de minister
zich jegens anderen pleegt te bedie
nen, stellig niet voorkomt.
En de Minister van Onderwijs,
meenende bij deze voorbeelden niet
te mogen achterblijven, achtte het
gepast, rechtmatige klachten van
onzen partijgenoot Ossendorp over
onderwijs-verwaarloozing te beant
woorden met een grofheid als: „De
heeren hebben allang verleerd hoera
te roepen".
Nu zijn we 't in zoover met de heeren
eens, dat de Minister van Onderwijs
hun onrecht deed, want in geen enke
le partij wordt zooveel „hoera" geroe
pen als bij hen. Over de prestaties
van hun eigen partij en partijgenooten
wel te verstaan.
OBSERVATOR.
ganda voor het product van het be
drijf wordt gemaakt. Voorts zou spr.
willen, dat ons land T initiatief nam
tot een internationale regeling van de
kolenproductie.
Spr. uit een aantal klachten over
belemmering van de vrijheid van mo
dern georganiseerde mijnwerkers.
De MINISTER meent, dat de direc
tie zeker bereid zal zijn te overwegen
of meer reclame noodig is. Een inter
nationale regeling der kolenproductie
zou spr. toejuichen. De klachten van
den heer Lindeyer zal spr. nagaan en
zoo noodig hespreken met de directie.
De begrooting wordt z. h. s. aange
nomen.
Voorts worden z. h. s. nog eenige
wetsontwerpen aangenomen.
Hoofdstuk X. (Arbeid, Handel en
Nijverheid).
Aan de orde is hoofdstuk X (Arbeid,
Handel en Nijverheid).
De heer DANZ (S.D.) critiseert het
beleid van den Minister. Spr. meent
dat loonsverlaging, werktijdverlen
ging e.d. niet geschikt zijn om de eco
nomische omstandigheden te verbete
ren .Met genoegen constateert spr.,
dat de Minister op het gebied der so
ciale wetgeving weer verder wil gaan,
doch hij vreest, dat het te geleidelijk
zal gaan. Zeer zeker is het ontwerp-
Ziektewet op enkele punten beter dan
het voorontwerp, doch vele grieven
worden niet weggenomen. De Minister
wil geen wettelijke vacantieweek in
voeren en de wijze, waarop de motie-
v. d. Tempel inzake de werkloosheids
verzekering wordt uitgevoerd lijkt
meer op sabotage dan op een loyale
uitvoering. Spr. komt op tegen de op
vatting van den Minister over de
verbindendverklaring der collectieve
arbeidscontracten en klaagt over de
langzame invoering van de Arbeids
wet en het niet ratificeeren van de
conventie van Washington.
De vergadering wordt te 4.45 ver
daagd tot heden 11 uur.
„Dat is dus je vast, wei-overwogen
besluit, Roosje? En wat ik je van het
vroegere leven van je Herbold verteld
heb, heeft geen indruk op je ge
maakt?"
„Toch wel, tante; ik heb een onder
zoek ingesteld en ondervonden, dat
wel iets van de zaak waar is; maar
zoo erg als ze u voorgesteld werd, is
't niet geweést. Het zijn jongensstre
ken, zooals die tegenwoordig, vooral
onder de jongelui uit de hoogere stan
den, heel gewoon zijn. Als geen meisje
een jongen man huwen wilde, die zul
ke of gelijksoortige verhoudingen ge
had heeft, dan zou de wereld gauw
uitsterven. In den echtelijken staat
worden deze zonden der jeugd spoedig
weer goed gemaakt. In studentenkrin
gen passeerden dag in dag uit veel er
ger dingen, dan waaraan Herbold
zich ooit schuldig gemaakt heeft".
„Nu, goed, Roosje; ik heb dit zien
aankomen. Ge hebt je zonder achter
houdendheid uitgesproken en gezegd,
wat ge wilt. Hoor nu ook, wat ik wil".
Zij ging naar hare schrijftafel en
nam een pakje uit de lade, reikte het
mij toe en voer voort:
„Hier hebt ge je ouderlijk vermogen
het bedraagt 10375 mark. Ik heb het
voor je beheerd en de renten steeds bij
het kapitaal gevoegd. De nauwkeurige
afrekening vindt ge bij de bankbiljet
ten. Je bent sedert 1 December mon
dig, kunt er dus vrij over beschikken.
(Wordt vervolgd V