sterdam en Den Helder, waar in 1925 on ze partij eveneens meer stemmen ten deel vielen als in 1922. kan uwe commissie tot geen andere conclusie komen, dan dat de heer Colijn als lijstaanvoerder in 1925, een veel betere partuur voor dezen Kies kring was, dan de heer Smeenk in 1922. Het zal niet noodig zijn er uwe aan dacht op te vestigen, dat de commissie de candidaten alleen en uitsluitend bespreekt en beoordeelt naar hun propagandistische beteekenis. Zonder dus in 't minst iets ten nadeele van den heer Smeenk te willen zeggen immers hij is één onzer bekwaamste Ka merleden blijft uwe commissie de mee ning toegedaan dat de heer Colijn voor Amsterdam en Den Helder een betere trekkracht was dan de heer Smeenk. Uitgezonderd de Kieskring Haarlem, waar de heer Colijn in 1925 ruim 700 stemmen steeg, doel waaromtrent de com missie geen verklaring geven kan, gaat het in de overige 12 Kieskringen steeds in dalende lijn, waaronder :n enkele Kies kringen met bijna angstwekkenden vaart. In den Kieskring Dordrecht verloren we 8737 stemmen; in Rotterdam 6122; in Arn hem 4358; in Utrecht 3403; In Zwolle 1393; in Nijmegen 1382; in Leiden 1154; in Den Bosch 890; in Middelburg 758; in Den Haag 673, terwijl in Assen en Maastricht het verlies niet noemenswaardig was, n.l. respectieveliik 100 en 7 stemmen. Vooral in de vier eerstgenoemde Kies kringen is het verlies geweldig. Ruim 20.000 stemmen gingen in deze Kieskrin gen voor de A .R. partij verloren. Uwe commissie heeft zich niet bezig ge houden met ^e vraag aan welke partij deze stemmen zijn toegevallen, aangezien deze vraag riet valt binnen het kader van haar rapport. Zeker, er valt niet aan te twijfelen dat de felle striid, welke van de zijde der S. G. P. tegei. ons is gevoerd, over heel de linie ons stemmen aan deze partij heeft gekost, alhoewel 'het onverklaarbaar is, dat in de Kieskringen Groningen, Leeu warden. Den Helder, Amsterdam en Haar lem, waar onze cijfers in 1925 stegen, de S. G. P. eveneens met meer dan 200 pro cent vooruit ging. Het is de overtuiging uwer commissie, dat de methode van 1925, n.l. één lijstaan voerder over het geheele land. oorzaak s geweest, dat de beteekenis, welke verschil lende candidaten voor bepaalde Kieskrin gen en groepen' in het land hebben en daardoor het stemmencijfer niet onbelang rijk hadden kunnen verhoogen, totaal is te loor regaan. Om van de anderen niet te spreken, wil uwe commissie wijzen op den uitslag te Rotterdam. Niet minder dan 6000 stem men behaalde het Kamerlid Schouten in 1922 meer, dan de heer Colijn in 1925. Te verwonderen is dit niet. De heer Schouten heeft in Rotterdam een stuk le ven liggen; heeft in de Maasstad een po pulariteit als geen ander. De naam van den heer Schouten is onder de Rotter- damsche bevolking over- en overbekend en zijn staat va.i dienst als Raads- en Sta tenlid, als wethouder, als directeur der Boazbank en als lid van talrijk vele com missies en organisaties is voor hem één doorloopende aanbeveling. Dat de Rotter dammers aan den verkiezingsstrijd in 1925 den naam van Schouten niet kon den verbinden, was een teleurstelling. Met dien naam den strijd in te kunnen gaan, wekt reeds in hun gelederen geestdrift. En de vrees welke meermalen is uitge sproken, dat de heer Schouten, na zijn wethouderlijke loopbaan, zijn populariteit in Rotterdam belangrijk zou inboeten, is wel bij de jongste Gemeenteraadsverkie zing in 1927 krachtig gelogenstraft. Wilt ge het hewijs? Ziehier de cijfers, waarte gen niet te redeneeren valt: Schouten 1922 33518. Colijn 1925 27396. Schouten 1927 35868. Bijna 8J4 duizend stemmen werden in 1927 te Rotterdam meer op den heer Schouten uitgebracht dan in 1925 op den heer Colijn en dat, niettegenstaande de heer Schouten bijna vier jaren aaneen een verantwoordelijke en aan veel critiek on derhevige functie als wethouder van Fi nanciën had vervuld. Nog eens: het gaat bij deze beschouwing niet om de kwaliteiten onzer candidaten, maar het gaat om de gevechtswaarde welke zij hebben op de verschillende pun ten van het krijgstooneel. Zoolang een man als Schouten nog met zijn volle kracht in het Rotterdamsche le ven staat, zoolang mag deze candidaat aan onze Rotterdamsche partijgenooten niet worden onthouden. Op nog een anderen uitslag wil uwe commissie de aandacht vestigen. In Den Haag was in 1922 de heer Schou ten de lijstaanvoerder. Het is uwe commissie niet mogen ge lukken te weten te komen, welke motie ven er toe hebben geleid in Den Haag wèl den heer Schouten, doch niet den bekenden Haagschen wethouder, het Ka merlid Mr. J. A. de Wilde als trekkracht te stellen. Wel was de heer de Wilde in 1922 de lijstaanvoerder in Tilburg, Dor drecht en Middelburg, doch in Den Haag, waar èn zijn vader, de heer H. de Wilde, èn Mr. de Wilde zelf het politieke en pu blieke leven tal van jaren hebben be- heersebt, was de heer Schouten de trek kracht. Uwe commissie, en met haar ongetwij feld velen onzer geestverwanten, is van oordeel, dat èn in 1922 èn in 1925 Mr. de Wilde in Den Haag de lijstaanvoerder had moeten zijn. Dat had aan onze partij 1000 2000 stemmen voordeel kunnen bezor gen. Wilt ge het bewijs? Ziehier de cijfers: 1922 Kamerverkiezing Schouten 15653 1923 Raadsverkiezing de Wilde 16685 1925 Kamerverkiezing, Colijn 14980 1927 Raadsverkiezing de Wilde 17068 Gezien deze cijfers acht uwe commis sie verdere verklaring overbodig. Maar de vraag rijst toch: waarom heeft onze partij evenals de R.K. en de S.D.A.P. er niet naar gestreefd de verschillende candidaten, welke in bepaalde kringen en groepen propagandistische beteekenis heb ben op den voorgrond te plaatsen en ge tracht den verkiezingsstrijd met hun naam en persoon te verbinden. Zij kan, op grond der stembusuitslagen, tot geen andere conclusie komen, dan dat in de naaste toekomst het lijstaanvoerders- schap om dit vreemde woord nu eens te gebruiken worde uitgebreid tot alle aftredende A.R. Kamerleden. Behalve om de propagandistische waar de, die dit hebben zal, zijn er belangrijke moreele voordeelen door te behalen. Im mers. er wordt voortdurend geklaagd en niet ten onrechte dat onze nieuwe Kamerkieskringindeeling de band tus- schen kiezers en gekozenen heeft doorge sneden. Tracht men evenwel al onze Ka merleden in afzonderlijke of gecombi neerde Kieskringen gekozen te kri'gen, dan wordt deze begeerenswaardige band weer hersteld. En de Kamerleden, gekozen door een bepaalden Kieskring en voor de zen Kieskring zitting nemend, zullen bij elke verkiezing dezen Kieskring speciaal kunnen bearbeiden en met de zich daar in bevindende Kiesvereenigingen regel matig contact, houden. Deze voordeelen moger niet worden on derschat. Zoowel de kiezers als de ge kozenen zullen zich aan elkander ver want gevoelen en in bepaalde gevallen elkander tot steun kunnep zijn. liet is naar de vaste overtuiging uwer commissie niet alben gewenscht, maar dringend noodzakelijk, dat de candidaat- stelling bij cle eerstkomende Kamerver kiezing worde geleid in de richting van een zoo groot mogelijk aantal trekkrach ten of lijstaanvoerders. Zoo mogelijk met een gelijk aantal, als onze partij over Ka merzetels beschikt. Ter verduidelijking van haar gevoelen heeft uwe commissie voor de a.s. candi- daatstelling van 1929 een schema ontwor pen. Bij de samenstelling hiervan is zij uitgegaan van het standpunt, dat alle thans zitting hebbende Kamerleden zich opnieuw een candidatuur zullen laten welgevallen en waagt zij de veronderstel ling indien haar zienswijze wordt ge deeld dat de A.R. Dartij met één zetel zal worden versterkt. Het spreekt vanzelf dat er bij de a.s. verkiezing of misschien reeds eerder belangrijke mutaties in onze Kamer fractie kunnen nlaats hebben. Dat man nen als oud-minister Colijn of oud-minis ter Rutgers weder als candidaat zullen worden geproclameerd, of dat uit ande ren hoofde veranderingen in onze Kamer- club zullen plaats hebben. Maar aangezien uwe commissie met deze interne aangelegenheden niet be kend is, is zij van het standpunt uitge gaan, dat onze 13 aftredende Kamerleden allen bereid zijn hun Kamerlidmaatschap voort te zetten. Rekening houdend met het feit, dat on ze partij één zetel meer zal behalen, moest dus in dit schema aan 14 candidaten een plaats op de candidatenlijst der 18 Kies kringen worden toegewezen. Uwe commissie heeft dus voor den 14en zetel een candidaat moeten stellen en zij heeft het aangedurfd hiervoor te' noemen den heer H. A m e 1 i n k. Behalve dat de heer Amelink een zeer bekwaam man is en hij in zijn arbeid de gansche Christelijke arbeidersbeweging aan zich heeft verplicht, zou zijn verkie zing tot lid der Tweede Kamer een rede lijke compensatie kunnen worden ge noemd voor zijn uitwerping uit de Eer ste Kamer. Men houde echter goed in 't oog, dat dit schema een geheel fictief karakter draagt, en in 't minst niet bedoelt eenige stemming te maken voor een bepaalde candidatuur. Dat zou in flagranten strijd zijn met wat door de commissie is betoogd betreffende de toewijzing der kansbieden- de plaatsen door het Centraal Comité. Het door uwe commissie ontworpen schema bedoelt slechts te zijn een po ging, om aan de 14 candidaten voor het bezetten van 14 Kamerzetels een zooda nige plaats op de lijst te geven, dat hun persoonlijkheid en positie kan medewer ken tot opvoering van ons stemmencijfer. Bij 't zoeken van den juisten man voor den juisten Kieskring hebben zich natuur lijk moeilijkheden voorgedaan, moeilijk heden welke zich bij elke andere methode zullen voordoen, maar uwe commissie verklaart zich in staat, de plaatsing der 14 candidaten met uitzondering van enkele desgewenscht behoorlijk te kun nen motiveeren. Natuurlijk kunnen al hare overwegin gen niet in dit rapport worden vermeld. Er zijn zelfs overwegingen, welke in het geheel niet voor openbaarmaking geschikt zijn. Maar ieder die met de positie en 'plaats, welke onze Kamerleden in het pu blieke leven innemen, bekend is, zal bet schema der candidaatstelling, hetwelk uwe commissie samenstelde, volkomen begrijpen en laten wij bopen er zich mee kunnen vereenigen. Het volgende schema voor de candidaat stelling in 1929 is door uwe commissie ontworpen. In de eerste kolom zijn de 18 Kieskrin gen opgenomen; in de tweede koiom het door onze partij in 1925 aantal uitgebrach te stemmen; in de derde kolom de door uwe commissie begeerde lijstaanvoerders of trekkrachten. Aantal Kieskring in 1925 Lijstaanvoerders Groningen 35260 A. Zijlstra Leeuwarden 41167 H. A. Leenstra Assen 15070 Dr. J. G. Scheurer Zwolle 27464 L. F. Duymaer v. Twist Arnhem 25663 C. Smeenk Nijmegen 12861 Maastricht Tilburg 872 3506 f H. Amelink Den Bosch 5622 Middelburg 20401 Mr. H. Bijleveld Dordrecht 45912 Prof. Dr. H. Visscher Rotterdam 27396 J. Schouten Utrecht 27489 Dr. E. J. Beumer Den Haag 14980 Mr. J. A. de Wilde Leiden 24981 J. J. C. v. Dijk. Amsterdam 21928 Mr. Th. Heemskerk Haarlem 15925) Ch. v. d. Heuvel Den Helder 10929 j En hiermede meent uwe commissie zich van haar opdracht te hebben gekweten. Zij moet nog eens herhalen dat haar werk slechts een bescheiden poging was om de candidaatstelling op meer bevredi gende en meer propagandistische manier tot stand te brengen. Dat deze wijze van candidaatstelling de „menscheliiker wijze volmaakte" z.ou zijn. evenals minister van Houten eenmaal van zijn Kieswet getuigde, durft uwe com missie vooralsnog niet te be\ ren. Zij hoopt evenwel dat haar beschou wingen aan een zakelijke bespreking in uwe vergadering mogen worden onder worpen en de ..iesvere-.iiging zich met haar rapport geheel zal kunnen -ereeni- gen. DE COMMISSIE. KERK EN SCHOOL. NED. HERV. KERK. Beroepen: Te 's Gravenmoer (toez.), A. v. Willigen, te Woudrichem. Te Ivage, II. C. Touw, cand. te Utrecht. Te Losdorp, A. Dijkstra, te Saaxum. T" St. Maartens dijk, 1. Kievit, te Baarn. Aangenomen: Naar Charlois, II. Romeyn, te Workum. Naar Wanneperveen N Ooster.een, te Boyl. Naar Sneek. Dr. II. de Yo te Rottevalle. Bedankt: Voor Wassenaar. P. G. de Veij Mestdagh, te Botterdam. Voor Kes- teren, I. Kievit, te Baarn. CHR. GEREF. KERK. Bedankt: Voor 3aarn, P. de Groot, te Rotterdam Centrum. Voor 's-Graven- zande. G. Salomons, te Amersfoort. GEREF. GEMEENTEN. Beroepen: Te Leiden, J. D. Barth. re Bodegraven. BEVESTIGING, AFSCHEID, INTREDE. Het afscheid van Ds. II. Knoop van de Geref. Kerk te Gouda is bepaald op 3 Juni aanstaande. Ds. Knoop heeft het beroep aangeno men naar de Geref. Kerk te Rotterdam (Delfshaven). Ds. W. H. Gfspen W.Hzn. pred. der Geref. Kerk te Hazerswoude, die het be roep naar Delft aannam, zal D.V. in de maand Augustus zijn intrede aldaar doen na bevestigd te zijn door Ds. W. H. Gis pen te Scheveningen. Ds. A. DE GEUS. Zooals in het verslag van de Unie „Een school met den Bijbel" reeds gemeld, is Ds. A. de Geus, em. predikant van de Geref. kerk van De Lemmer en voorzit ter van de Unie, vrij ernstig ongesteld. De patiënt moet volkomen het bed houden en mag geen bezoek ontvangen. Direct le vensgevaar is gelukkig niet aanwezig. TOT PREEKEN BEREID. De heer N. J. Hommes, theol. candidaat aan de V. U., verzoekt te melden, dat hij gaarne de Geref. Kerken des Zondags wil dienen. Zijn adres is voorloopig Nieuw- Buinen. REORGANISATIE DER NED. HERV. KERK. De Amsterdamsehe reorganisatiecomm. (voorz. dr. P. J. Kromsigt van Amster dam, seer. ds. J. G. Haselager van Weesp) waarin ook de classes Den Ilaag, Rotter dam en Utrecht zijn vertegenwoordigd, zal naar de „Nederlander" meldt, wederom terstond na de Utrechtsche predikanten vergadering een vergadering van ambts dragers en gemeenteleden houden op a.s. Woensdag 18 April te Utrecht in „Irene", om 2 uur. t Ds. Gravemeyer van 's-Gravenhage zal spreken over: „God gaat Zijn gang" en dr. Kromsigt van Rinsumageest, over: „De nood der Kerk". Daar de reorganisatie der kerk allen aangaat, zijn ook alle richtingen, die in de Ned. Herv. Kerk zijn, welkom. Er is gelegenheid tot discussie. KERKBOUW. Naar gemeld wordt, heeft de Kerkeraad der Geref. Kerk van 's-Gravenhage-West den bouw ^an een derde kerk opgedragen aan de firma L. Koelen en Zoon, te 's- Gravenhage, voor ƒ129.750. Deze firma was op één na de laagste inschrijver. HET NIEUWE ENGELSCHE GEBEDENBOEK. De „National Church League" publiceert in een manifest de volgende bezwaren te gen het nieuwe ontwerp-Gebedenboek: 1. Het tweede Avondmaalsformulier met ceremonieën en gebeden, welke naar haar oordeel afdwalen van en strijden met het Woord Gods. 2. De viering van den Allerheiligendag, het houden van gebeden voor de dooden en „zielsrust-missen" met de daaraan ver bonden leer van het vagevuur. 3. De onvoldoende eerbiediging van het Oude Testament en 4. (als het ernstigste bezwaar) de voort durende reservatie welke practijk steeds leidt tot aanbidding van de geconsacreer de elementen. „VREDE DOOR RELIGIE". Te Den Haag heeft zich een comité ge vormd, dat zich ten doel stelt, van 31 Juli tot 2 Aug. a.s. daar ter stede een con ferentie te beleggen voor „Vrede door Re- ligie". Een commissie van aanbeveling is sa mengesteld, waarin vele hoogleeraren en geestelijken zitting hebben. De redevoeringen worden in het Espe ranto vertaald. Nadere inlichtingen worden gaarne ver strekt door Mevr. J. C. Insbrücker—Dirk- sen, Oostduinlaan 32, den Haag. DE ZENDINGSCONFERENTIE TE JERUZALEM. De Zendingsconferentie te Jeruzalem is gisteren gesloten. De jonge Zendingskerken van Japan, Indië en Zuid-Amerika traden nog toe als gelijkgerechtigde leden van den interna tionalen zendingsraad. De raad zelve kreeg een nieuw statuut met uitbreiding der organisatie over alle werelddeelen. Tot voorzitter werd geko zen dr. Mott, tot plaatsvervangers de bis schop van Salisbury en de Chinees Tsjeng Tsjing Jy. DE UNIE „EEN SCHOOL MET DEN BIJBEL". De 50e jaarvergadering. Heden werd in het Jaarbeursgebouw te Utrecht de 50e jaarvergadering gehouden van cle Unie „Een school met den Bijbel" Op deze vergadering viel een schaduw door de ongesteldheid van den voorzitter, Ds. A. de Geus, van Zaandam. Daarom werd zijn openingswoord voorgelezen door clen vice-voorzitter, Ds. J. L. Pierson, van Bilthoven. Ds. Pierson opende de samenkomst op de onder ons gebruikelijke wijze, waarna hij de rede van Ds. de Geus voorlas. Rede Ds. A. de Geus. Deze onze 50e jaarvergadering roept ons tot gedenken. Het is 1928. Een halve eeuw verliep sindt 1878, het jaar van het Volks- petitionement. Wat was het toen een somber voorjaar! liet ontwerp van de nieuwe schoolwet- Kappevne was ingediend en bleek duide lijk zóó te zijn bedacht, dat bij aanne ming de concurrentie voor de vrienden van de school met clen Bijbel onmogelijk zou worden. Vóór de indiening van het wetsontwerp was er al een zeer gedrukte stemming; de moed zakte weg bij ons Christenvolk. In 1876 was Groen de eeuwige rust ingegaan, maar ook die an ders zoo onvermoeide strijder was kort voor zijn dood ook al wat moedeloos ge worden; het was voor het particulier ini tiatief niet uit te houden, wat Avel bleek uit de geringe toename van het aantal scholen met den Bijbel. In spr.'s ouderlijk huis en in het heele milieu, waarin spr. als jongeling leefde, zag men maar één uitweg om de vrije Christelijke school te behouden, n.l. dat de kerk zich de zaak van het onderwijs als haar zaak aantrok. Men vond dat nu wel niet het gewensch- te, maar in de benarde omstandigheden de eenige uitkomst. En daar 1 wam nu minister Kappeyne met zijn wet. Hij had gezegd, dat li ij wel een einde zou maken aan den toen reeds 3U-jarigen schooloorlog. Die wet zou het 'm doen. De Kamers zouden het ontwerp zeker niet verzachten. Maar indien ooit, dan is het toen ge bleken, dat „de Heer zou opstaan tot den strijd". Hij verwekte mannen, die het in moedeloosheid neergeslagen volk in Ne* clerland weer te wapen zouden roepen, met moed bezielen en tot den ouden strijd vaardig maken. Laat ons slechts twee u noemen: Dr. A. Kuyper en Jlir. Mr. A. F. de Savornin Lohman. In de Meivergade ring van Chr. Nationaal Onderwijs werd na ernstige biddende beraadslaging be sloten tot bet organiseeren van een smeek schrift aan Z.M den Koning. Pat het wets ontwerp van Minister Kappeyne door de Kamers zou worden aangenomen, kon wel als zeker worden aangenomen. De eeni ge uitkomst zou dan zijn, dat de Koning de Wet niet teekende. Dat zou men aan Zijne Majesteit vragen. Dat besluit tot net Volkspetitionement gaf een schok door heel het land. Het ge heele Liberalendom vloekte het. Het le ger Conservatieven keurde het ten streng ste af: foei, het volk in rep en roer bren gen! Het moedeloos verslagen volk, dat gebogen lag voor zijn God, hief het hoofd even op als hoorde het een stem der ver lossing! Wat een voorjaar! Wat een zomer! Een tijd van hooge «reestesspanning. Terwijl onze voormannen een organisa tie ontwierpen voor heel het land, werd er algemeen gebeden. De organisatie 'kwam zonder groote moeite tot stand. Het was, alsof alles er voor gereed was. Er was eenheid onder allen, die den Bijbel op de school wilden honden. In elke plaats, tot in de kleinste toe, stonden de leidende mannen klaar. Tot verwondering van vriend en vijand was de organisatie binnen een luttel aantal weken „fix und fertig". Toen de wet ook loor de Eerste Kamer was aangenomen, begon het tee kénen va., bet smeel—chrift. Binnen en kele dagen hadden ruim 300.000 meerder jarige Nederlanders hun naam gezet on der het verzoekschrift ar. den Koning: Sire, teeken die wet toch niet! Den 17en Augustus teekende Z.M. de wet. Voor velen was het een kleurstel ling; zij hadden verwacht, dat een Oranje luisteren zou naar h- volk, dat zijn Bij bel in de school, en de school aan de ouders vilrG hebben. Dat mocht echter niet zoo zijn. Wij willen thans deze daad van Koning Willem III niet 5eoordeelen, wij willen thans liever ook niet spreken over al den hoon en den smaad, die in dien zomer is uitgegoten over het volk, 'dat een school met den Bijbel begeerde. Eén ding willen wij niet onvermeld laten, n.l. wat Minister Kappeyne schreef in 't Rapport, waarmee hij den Koning bezwoer niet toe te geven aan het verlangen van de honderdduizenden petitionarissen. In dat Rapport beschuldigde hij dat Christen volk, ons en onze ouders van het „omhel zen van het grofste Communisme". Dat was een wondere., vergissing. Dat woord van minister Kappeyne heeft ons steeds doen denken aan het woord van Barlai- mont, die de Landvoogdes bij de aanbie ding van het Smeekschrift der Edelen in fluisterde: „Ce ne sont que des gueux!" Eji die Geuzen hebben het toch ten slot te gewonnen. Dat als communistisch ge scholden volk. dat van het knielen voor zijn God opgestaan was en fier zijn aard- scben vorst in de oogen had gezien met de bede: ,,laa» ons als ouders onze kin deren mogen opvoeden en laten onderwij zen naar het Woord van God"; dat volk, afgewezen door den Koning is verhoord door den God des hemels en heeft over wonnen. Tot „gedenken" worden wij in' de Hei lige Schrift gedurig opgewekt. Daarom willen wij ook thans gedenken aan wat God heeft verricht, aan Zijn doorluchte wonderdaan van voor 50 jaar. Daarmee bedoelt spr. nog niet het Volkspetitione ment zelf: de gedachtenis daaraan moge in de Augustusmaand van dit jaar in ge heel ons vaderland geschieden. Thans wijst spr. bepaald op het besluit, den 2en Mei 1878 door Chr. Nationaal genomen, om te petitioneeren. Als spr. er aan her innert, dat negen maanden later onze Unie „Een school met den Bijbel" is ge boren, dan zal men verstaan, dat er in dat besluit, tot het petitionement een le venskracht was, niet door menschen daar in gelegd, maar door onzen God zelf. Was het nu alleen nog maar onze Unie geweest, die uit die beweging is voortge komen, dan zouden wij al van Gods won derdaden mogen spreken. Maar die we deropleving van het Nederlandsche Chris tenvolk heeft zich na 1878 op allerlei ge bied voortgezet. Overbodig acht spr. het, ook maar iets van die levensbewegingen op het gebied van school en kerk, van staat en maatschappij te noemen. Gij kunt ze weten. Wilt er aan gedenken tot eere Gods, tot versterking van Uw geloof en Uw hope. „En wilt Zijn straffen gadeslaan", heb ben we gezongen. Laten we ook dit thans doen met diepen ootmoed. Ootmoed past ons hier, want hadde God de Heere met ons en onze vaderen gedaan naar ver dienste, dan ware er van de school met den Bijbel niets gekomen. Ontferming is ons geschied. Die zoo moedeloos neerla gen, zijn door den Heere opgericht en heb ben nog zeer moeilijke jaren moeten door maken, vóór de verlossing kwam. Wij zijn staande gebleven. Maar waar zijn de Kap- peyne's, die de minderheden zouden ver drukken? Waar zijn de Moensen en de Kerdijken, die de school met den Bijbel zouden vertreden? Waar is de vóór 50 jaar zoo machtige Liberale partij Door „de oordeelen van Gods mond" zijn ze verdwenen. „Laat ons Zijn straffen ga deslaan". De gedachtenis aan dat alles moge ons dit voorjaar en dezen zomer bijblijven, opdat wij in Augustus van dit jaar in al len ernst en met diepen ootmoed, zonder schetterend feestgedruisch, in het huis des Heeren met dank en bede nederbuigen, Hem erkennend voor wat Hij heeft vei richt. In dat dankend en biddend gedenken mogen als vóór 50 jaar allen, die de schooi met den Bijbel liefhebben, één zijn. Moehi onze goede God dit als een Unie-zegen geven. En iets daarvan ook in dit samenzijn. (Daverend applaus). Hierna kwam het jaarverslag, 1>M mi een handboek voor het Chr. Onderwijs uitgedeide geschrift, aan de orde. Het werd goedgekeurd, waarna de se cretaris, Mr. J. Terpstra, enkele mededee- lingen deed. In de middagvergadering refereerde do heer A. de Jong Ezn., directeur van hel Bureau der Vereeniging van Chr. Onder wijzers, enz. te 's-Gravenhage over „De Eenheidsschool". UIT ONZE INDIEN. INDISCHE EN NEDERLANDSCHE STEMMINGEN. De reiscorrespondent van de „N. R. Crt." neust op het oogenblik in Indië rond en wat hem daar het eerst trof, toen hij met mannen van gezag of invloed in allerlei kringen van de Eu- ropeesche en Indische wereld in aan raking kwam, was een eigenaardig misverstand, dat tusschen het moe derland en cle koloniale bevolking op het oogenblik bestaat, aldus lezen wij in onze Prov. Gron. Cour. „Uiteraard beweegt men zich als journalist tusschen allerlei kampen. Te Batavia heb ik veel gesproken met de hoofdmannen in het economi sche leven, die een zoo belangrijk aan deel genomen hebben aan den politie- ken strijd van het laatste jaar. Te vens kwam ik uitvoerig in aanraking met de voornaamste vertegenwoordi gers van de ambtelijke inlandsche wereld in den Volksraad. Daarna heb ik de Vorstenlanden bezocht. Daar en te Soerabaia trof ik het grootste en waarschijnlijk belangrijkste gedeelte van de groep van intellectueele Java nen, die aan het hoofd van de natio nalistische beweging staan. Hoe meer er gesproken werd, des te meer bleek mij de juistheid van hetgeen men mij in de Europeesche kringen, waarvan ik zooeven sprak, van den beginne af had gezegd: „Men heeft in Holland 'n overdreven voorstelling van de span ning die hier heerscht". Tegelijkertijd kwam echter heel dui delijk uit, dat men hier een nog ster ker onjuiste voorstelling had van de stemming in het moederland. Als men lieden, die toch in voortdurend contact» met Nederland staan, hoorde oordee len over hetgeen zij de „opwinding thuis" noemden, dan was het moeilijk om te hegrijpen, dat zij over het land en een atmosfeer spraken, die wij kort geleden, vervuld van een betrekkelijk kalme belangstelling en van eenige verbazing van de opgewondenheid op Java, hadden verlaten. Dit was onmiddellijk heel duidelijk, men weet weinig, verbluffend weinig van elkaar. De groote afstand doet de dingen over en weer met krasse ver- teekening overkomen. Men beoordeelt heele politieke complexen naar enke le verschijnselen en uitingen, en het schijnt moeilijk aan dezen misstand te ontkomen. Hoe het toegaat, moge het volgende voorbeeld leeren. Het geval kwam mij tegemoet in „rechts staande" onder nemingskringen en in behoudende ambtelijke milieu's, die in dezen tijd van nadeining na een levendigen po- litieken strijd nog groote verwant schap van begrippen vertoonen. Het geval was als volgt: Uit Europa kwam een man op be zoek, die uitgebreide financiëele be langen in Indië heeft, en die behoort tot de wereld van Amsterdamsehe kooplieden. Hij kwam voornamelijk om zich te vergewissen van den toe stand. Want een bekend man uit de Indische ondernemerswereld had in het moederland rondgereisd, en aan ieder, die het hooren wilde, het on rustwekkende nieuws verteld, dat on ze heerschappij in Indië nog maar een kwestie van jaren was. Dat de verhalen van dezen laatsten wellicht tijdelijk wat overspannen rei ziger ontsteltenis hadden gewekt, is. om de positie van den betrokkene, zeer zeker begrijpelijk. Minder begrij pelijk is, welke verschijnselen een man, die deze wereld moet kennen, zelfs in zijn zwakke oogenhlikken, op zijn denkbeelden kunnen hebben ge bracht. Met dit vraagstuk hield men zich ernstig bezig in de ondernemers kringen, waar de dwaze geschiedenis was bekend geworden. Wij vermoeden, dat de Amsterdammer, als hij tot de zijnen terug keert, heel wat overdre ven vrees in hun midden zal kunnen verjagen. Want den ernstigen man. die den toestand op Java of elders voor ons bewind werkelijk gevaarlijk acht, moet ik nog vinden, hoe vlijtig ik er tot nog toe naar heb gezocht. Toen ik uit het vaderland vertrok, was het werkelijk met den indruk, dat het Indische publiek een periode van ernstige zenuwachtigheid doormaakte. Zooals gezegd, trof ik hier het omge keerde, en zeer zeker onjuistere ge voelens ten opzichte van Europa. De reis van bovenbedoelden Amsterdam mer echter moest vanzelf daartoe lei den". OP NIEUW-GUINEA POLITIE DIENAREN VERMOORD. De vermoedelijke oorzaak van de moordpartij op Nieuw-Guinea, waard.- bevolking van den Zuid-Vogelkop vij? patroilleei endie 1 andschap spoilt i 'd i e na ren vermoord heeft, eclfjnt gelegen te zijn in een heerschende ontstemming over de inning van ^.lasting ond r d bevolking. Er liepen geruchten, ifin^ stig uit net binnenland, dat eenige i de bergen gelegen kampongs op h fiscaal vermogen getaxeerd zouden wor den. In de vecaoteplannen. die naai' aan-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1928 | | pagina 6