sterdam en Den Helder, waar in 1925 on
ze partij eveneens meer stemmen ten deel
vielen als in 1922. kan uwe commissie tot
geen andere conclusie komen, dan dat de
heer Colijn als lijstaanvoerder in 1925,
een veel betere partuur voor dezen Kies
kring was, dan de heer Smeenk in 1922.
Het zal niet noodig zijn er uwe aan
dacht op te vestigen, dat de commissie de
candidaten alleen en uitsluitend bespreekt
en beoordeelt naar hun propagandistische
beteekenis.
Zonder dus in 't minst iets ten nadeele
van den heer Smeenk te willen zeggen
immers hij is één onzer bekwaamste Ka
merleden blijft uwe commissie de mee
ning toegedaan dat de heer Colijn voor
Amsterdam en Den Helder een betere
trekkracht was dan de heer Smeenk.
Uitgezonderd de Kieskring Haarlem,
waar de heer Colijn in 1925 ruim 700
stemmen steeg, doel waaromtrent de com
missie geen verklaring geven kan, gaat
het in de overige 12 Kieskringen steeds
in dalende lijn, waaronder :n enkele Kies
kringen met bijna angstwekkenden vaart.
In den Kieskring Dordrecht verloren we
8737 stemmen; in Rotterdam 6122; in Arn
hem 4358; in Utrecht 3403; In Zwolle 1393;
in Nijmegen 1382; in Leiden 1154; in Den
Bosch 890; in Middelburg 758; in Den
Haag 673, terwijl in Assen en Maastricht
het verlies niet noemenswaardig was, n.l.
respectieveliik 100 en 7 stemmen.
Vooral in de vier eerstgenoemde Kies
kringen is het verlies geweldig. Ruim
20.000 stemmen gingen in deze Kieskrin
gen voor de A .R. partij verloren.
Uwe commissie heeft zich niet bezig ge
houden met ^e vraag aan welke partij
deze stemmen zijn toegevallen, aangezien
deze vraag riet valt binnen het kader
van haar rapport.
Zeker, er valt niet aan te twijfelen dat
de felle striid, welke van de zijde der S.
G. P. tegei. ons is gevoerd, over heel de
linie ons stemmen aan deze partij heeft
gekost, alhoewel 'het onverklaarbaar is,
dat in de Kieskringen Groningen, Leeu
warden. Den Helder, Amsterdam en Haar
lem, waar onze cijfers in 1925 stegen, de
S. G. P. eveneens met meer dan 200 pro
cent vooruit ging.
Het is de overtuiging uwer commissie,
dat de methode van 1925, n.l. één lijstaan
voerder over het geheele land. oorzaak s
geweest, dat de beteekenis, welke verschil
lende candidaten voor bepaalde Kieskrin
gen en groepen' in het land hebben en
daardoor het stemmencijfer niet onbelang
rijk hadden kunnen verhoogen, totaal is
te loor regaan.
Om van de anderen niet te spreken, wil
uwe commissie wijzen op den uitslag te
Rotterdam. Niet minder dan 6000 stem
men behaalde het Kamerlid Schouten in
1922 meer, dan de heer Colijn in 1925.
Te verwonderen is dit niet. De heer
Schouten heeft in Rotterdam een stuk le
ven liggen; heeft in de Maasstad een po
pulariteit als geen ander. De naam van
den heer Schouten is onder de Rotter-
damsche bevolking over- en overbekend
en zijn staat va.i dienst als Raads- en Sta
tenlid, als wethouder, als directeur der
Boazbank en als lid van talrijk vele com
missies en organisaties is voor hem één
doorloopende aanbeveling. Dat de Rotter
dammers aan den verkiezingsstrijd in
1925 den naam van Schouten niet kon
den verbinden, was een teleurstelling. Met
dien naam den strijd in te kunnen gaan,
wekt reeds in hun gelederen geestdrift.
En de vrees welke meermalen is uitge
sproken, dat de heer Schouten, na zijn
wethouderlijke loopbaan, zijn populariteit
in Rotterdam belangrijk zou inboeten, is
wel bij de jongste Gemeenteraadsverkie
zing in 1927 krachtig gelogenstraft. Wilt
ge het hewijs? Ziehier de cijfers, waarte
gen niet te redeneeren valt:
Schouten 1922 33518.
Colijn 1925 27396.
Schouten 1927 35868.
Bijna 8J4 duizend stemmen werden in
1927 te Rotterdam meer op den heer
Schouten uitgebracht dan in 1925 op den
heer Colijn en dat, niettegenstaande de
heer Schouten bijna vier jaren aaneen een
verantwoordelijke en aan veel critiek on
derhevige functie als wethouder van Fi
nanciën had vervuld.
Nog eens: het gaat bij deze beschouwing
niet om de kwaliteiten onzer candidaten,
maar het gaat om de gevechtswaarde
welke zij hebben op de verschillende pun
ten van het krijgstooneel.
Zoolang een man als Schouten nog met
zijn volle kracht in het Rotterdamsche le
ven staat, zoolang mag deze candidaat
aan onze Rotterdamsche partijgenooten
niet worden onthouden.
Op nog een anderen uitslag wil uwe
commissie de aandacht vestigen.
In Den Haag was in 1922 de heer Schou
ten de lijstaanvoerder.
Het is uwe commissie niet mogen ge
lukken te weten te komen, welke motie
ven er toe hebben geleid in Den Haag
wèl den heer Schouten, doch niet den
bekenden Haagschen wethouder, het Ka
merlid Mr. J. A. de Wilde als trekkracht
te stellen. Wel was de heer de Wilde in
1922 de lijstaanvoerder in Tilburg, Dor
drecht en Middelburg, doch in Den Haag,
waar èn zijn vader, de heer H. de Wilde,
èn Mr. de Wilde zelf het politieke en pu
blieke leven tal van jaren hebben be-
heersebt, was de heer Schouten de trek
kracht.
Uwe commissie, en met haar ongetwij
feld velen onzer geestverwanten, is van
oordeel, dat èn in 1922 èn in 1925 Mr. de
Wilde in Den Haag de lijstaanvoerder had
moeten zijn. Dat had aan onze partij 1000
2000 stemmen voordeel kunnen bezor
gen. Wilt ge het bewijs? Ziehier de cijfers:
1922 Kamerverkiezing Schouten 15653
1923 Raadsverkiezing de Wilde 16685
1925 Kamerverkiezing, Colijn 14980
1927 Raadsverkiezing de Wilde 17068
Gezien deze cijfers acht uwe commis
sie verdere verklaring overbodig.
Maar de vraag rijst toch: waarom heeft
onze partij evenals de R.K. en de S.D.A.P.
er niet naar gestreefd de verschillende
candidaten, welke in bepaalde kringen en
groepen propagandistische beteekenis heb
ben op den voorgrond te plaatsen en ge
tracht den verkiezingsstrijd met hun naam
en persoon te verbinden.
Zij kan, op grond der stembusuitslagen,
tot geen andere conclusie komen, dan dat
in de naaste toekomst het lijstaanvoerders-
schap om dit vreemde woord nu eens
te gebruiken worde uitgebreid tot alle
aftredende A.R. Kamerleden.
Behalve om de propagandistische waar
de, die dit hebben zal, zijn er belangrijke
moreele voordeelen door te behalen. Im
mers. er wordt voortdurend geklaagd
en niet ten onrechte dat onze nieuwe
Kamerkieskringindeeling de band tus-
schen kiezers en gekozenen heeft doorge
sneden. Tracht men evenwel al onze Ka
merleden in afzonderlijke of gecombi
neerde Kieskringen gekozen te kri'gen,
dan wordt deze begeerenswaardige band
weer hersteld. En de Kamerleden, gekozen
door een bepaalden Kieskring en voor de
zen Kieskring zitting nemend, zullen bij
elke verkiezing dezen Kieskring speciaal
kunnen bearbeiden en met de zich daar
in bevindende Kiesvereenigingen regel
matig contact, houden.
Deze voordeelen moger niet worden on
derschat. Zoowel de kiezers als de ge
kozenen zullen zich aan elkander ver
want gevoelen en in bepaalde gevallen
elkander tot steun kunnep zijn.
liet is naar de vaste overtuiging uwer
commissie niet alben gewenscht, maar
dringend noodzakelijk, dat de candidaat-
stelling bij cle eerstkomende Kamerver
kiezing worde geleid in de richting van
een zoo groot mogelijk aantal trekkrach
ten of lijstaanvoerders. Zoo mogelijk met
een gelijk aantal, als onze partij over Ka
merzetels beschikt.
Ter verduidelijking van haar gevoelen
heeft uwe commissie voor de a.s. candi-
daatstelling van 1929 een schema ontwor
pen. Bij de samenstelling hiervan is zij
uitgegaan van het standpunt, dat alle
thans zitting hebbende Kamerleden zich
opnieuw een candidatuur zullen laten
welgevallen en waagt zij de veronderstel
ling indien haar zienswijze wordt ge
deeld dat de A.R. Dartij met één zetel
zal worden versterkt.
Het spreekt vanzelf dat er bij de a.s.
verkiezing of misschien reeds eerder
belangrijke mutaties in onze Kamer
fractie kunnen nlaats hebben. Dat man
nen als oud-minister Colijn of oud-minis
ter Rutgers weder als candidaat zullen
worden geproclameerd, of dat uit ande
ren hoofde veranderingen in onze Kamer-
club zullen plaats hebben.
Maar aangezien uwe commissie met
deze interne aangelegenheden niet be
kend is, is zij van het standpunt uitge
gaan, dat onze 13 aftredende Kamerleden
allen bereid zijn hun Kamerlidmaatschap
voort te zetten.
Rekening houdend met het feit, dat on
ze partij één zetel meer zal behalen, moest
dus in dit schema aan 14 candidaten een
plaats op de candidatenlijst der 18 Kies
kringen worden toegewezen.
Uwe commissie heeft dus voor den 14en
zetel een candidaat moeten stellen en zij
heeft het aangedurfd hiervoor te' noemen
den heer H. A m e 1 i n k.
Behalve dat de heer Amelink een zeer
bekwaam man is en hij in zijn arbeid de
gansche Christelijke arbeidersbeweging
aan zich heeft verplicht, zou zijn verkie
zing tot lid der Tweede Kamer een rede
lijke compensatie kunnen worden ge
noemd voor zijn uitwerping uit de Eer
ste Kamer.
Men houde echter goed in 't oog, dat
dit schema een geheel fictief karakter
draagt, en in 't minst niet bedoelt eenige
stemming te maken voor een bepaalde
candidatuur. Dat zou in flagranten strijd
zijn met wat door de commissie is betoogd
betreffende de toewijzing der kansbieden-
de plaatsen door het Centraal Comité.
Het door uwe commissie ontworpen
schema bedoelt slechts te zijn een po
ging, om aan de 14 candidaten voor het
bezetten van 14 Kamerzetels een zooda
nige plaats op de lijst te geven, dat hun
persoonlijkheid en positie kan medewer
ken tot opvoering van ons stemmencijfer.
Bij 't zoeken van den juisten man voor
den juisten Kieskring hebben zich natuur
lijk moeilijkheden voorgedaan, moeilijk
heden welke zich bij elke andere methode
zullen voordoen, maar uwe commissie
verklaart zich in staat, de plaatsing der
14 candidaten met uitzondering van
enkele desgewenscht behoorlijk te kun
nen motiveeren.
Natuurlijk kunnen al hare overwegin
gen niet in dit rapport worden vermeld.
Er zijn zelfs overwegingen, welke in het
geheel niet voor openbaarmaking geschikt
zijn. Maar ieder die met de positie en
'plaats, welke onze Kamerleden in het pu
blieke leven innemen, bekend is, zal bet
schema der candidaatstelling, hetwelk
uwe commissie samenstelde, volkomen
begrijpen en laten wij bopen er zich mee
kunnen vereenigen.
Het volgende schema voor de candidaat
stelling in 1929 is door uwe commissie
ontworpen.
In de eerste kolom zijn de 18 Kieskrin
gen opgenomen; in de tweede koiom het
door onze partij in 1925 aantal uitgebrach
te stemmen; in de derde kolom de door
uwe commissie begeerde lijstaanvoerders
of trekkrachten.
Aantal
Kieskring
in 1925
Lijstaanvoerders
Groningen
35260
A. Zijlstra
Leeuwarden
41167
H. A. Leenstra
Assen
15070
Dr. J. G. Scheurer
Zwolle
27464
L. F. Duymaer v. Twist
Arnhem
25663
C. Smeenk
Nijmegen
12861
Maastricht
Tilburg
872
3506 f
H. Amelink
Den Bosch
5622
Middelburg
20401
Mr. H. Bijleveld
Dordrecht
45912
Prof. Dr. H. Visscher
Rotterdam
27396
J. Schouten
Utrecht
27489
Dr. E. J. Beumer
Den Haag
14980
Mr. J. A. de Wilde
Leiden
24981
J. J. C. v. Dijk.
Amsterdam
21928
Mr. Th. Heemskerk
Haarlem
15925)
Ch. v. d. Heuvel
Den Helder
10929 j
En hiermede meent uwe commissie zich
van haar opdracht te hebben gekweten.
Zij moet nog eens herhalen dat haar
werk slechts een bescheiden poging was
om de candidaatstelling op meer bevredi
gende en meer propagandistische manier
tot stand te brengen.
Dat deze wijze van candidaatstelling de
„menscheliiker wijze volmaakte" z.ou zijn.
evenals minister van Houten eenmaal
van zijn Kieswet getuigde, durft uwe com
missie vooralsnog niet te be\ ren.
Zij hoopt evenwel dat haar beschou
wingen aan een zakelijke bespreking in
uwe vergadering mogen worden onder
worpen en de ..iesvere-.iiging zich met
haar rapport geheel zal kunnen -ereeni-
gen.
DE COMMISSIE.
KERK EN SCHOOL.
NED. HERV. KERK.
Beroepen: Te 's Gravenmoer (toez.),
A. v. Willigen, te Woudrichem. Te Ivage,
II. C. Touw, cand. te Utrecht. Te Losdorp,
A. Dijkstra, te Saaxum. T" St. Maartens
dijk, 1. Kievit, te Baarn.
Aangenomen: Naar Charlois, II.
Romeyn, te Workum. Naar Wanneperveen
N Ooster.een, te Boyl. Naar Sneek. Dr. II.
de Yo te Rottevalle.
Bedankt: Voor Wassenaar. P. G. de
Veij Mestdagh, te Botterdam. Voor Kes-
teren, I. Kievit, te Baarn.
CHR. GEREF. KERK.
Bedankt: Voor 3aarn, P. de Groot,
te Rotterdam Centrum. Voor 's-Graven-
zande. G. Salomons, te Amersfoort.
GEREF. GEMEENTEN.
Beroepen: Te Leiden, J. D. Barth. re
Bodegraven.
BEVESTIGING, AFSCHEID, INTREDE.
Het afscheid van Ds. II. Knoop van de
Geref. Kerk te Gouda is bepaald op 3
Juni aanstaande.
Ds. Knoop heeft het beroep aangeno
men naar de Geref. Kerk te Rotterdam
(Delfshaven).
Ds. W. H. Gfspen W.Hzn. pred. der
Geref. Kerk te Hazerswoude, die het be
roep naar Delft aannam, zal D.V. in de
maand Augustus zijn intrede aldaar doen
na bevestigd te zijn door Ds. W. H. Gis
pen te Scheveningen.
Ds. A. DE GEUS.
Zooals in het verslag van de Unie „Een
school met den Bijbel" reeds gemeld,
is Ds. A. de Geus, em. predikant van de
Geref. kerk van De Lemmer en voorzit
ter van de Unie, vrij ernstig ongesteld. De
patiënt moet volkomen het bed houden en
mag geen bezoek ontvangen. Direct le
vensgevaar is gelukkig niet aanwezig.
TOT PREEKEN BEREID.
De heer N. J. Hommes, theol. candidaat
aan de V. U., verzoekt te melden, dat hij
gaarne de Geref. Kerken des Zondags wil
dienen. Zijn adres is voorloopig Nieuw-
Buinen.
REORGANISATIE DER NED. HERV.
KERK.
De Amsterdamsehe reorganisatiecomm.
(voorz. dr. P. J. Kromsigt van Amster
dam, seer. ds. J. G. Haselager van Weesp)
waarin ook de classes Den Ilaag, Rotter
dam en Utrecht zijn vertegenwoordigd, zal
naar de „Nederlander" meldt, wederom
terstond na de Utrechtsche predikanten
vergadering een vergadering van ambts
dragers en gemeenteleden houden op a.s.
Woensdag 18 April te Utrecht in „Irene",
om 2 uur. t
Ds. Gravemeyer van 's-Gravenhage zal
spreken over: „God gaat Zijn gang"
en dr. Kromsigt van Rinsumageest, over:
„De nood der Kerk".
Daar de reorganisatie der kerk allen
aangaat, zijn ook alle richtingen, die in
de Ned. Herv. Kerk zijn, welkom. Er is
gelegenheid tot discussie.
KERKBOUW.
Naar gemeld wordt, heeft de Kerkeraad
der Geref. Kerk van 's-Gravenhage-West
den bouw ^an een derde kerk opgedragen
aan de firma L. Koelen en Zoon, te 's-
Gravenhage, voor ƒ129.750. Deze firma
was op één na de laagste inschrijver.
HET NIEUWE ENGELSCHE
GEBEDENBOEK.
De „National Church League" publiceert
in een manifest de volgende bezwaren te
gen het nieuwe ontwerp-Gebedenboek:
1. Het tweede Avondmaalsformulier met
ceremonieën en gebeden, welke naar haar
oordeel afdwalen van en strijden met het
Woord Gods.
2. De viering van den Allerheiligendag,
het houden van gebeden voor de dooden
en „zielsrust-missen" met de daaraan ver
bonden leer van het vagevuur.
3. De onvoldoende eerbiediging van het
Oude Testament en
4. (als het ernstigste bezwaar) de voort
durende reservatie welke practijk steeds
leidt tot aanbidding van de geconsacreer
de elementen.
„VREDE DOOR RELIGIE".
Te Den Haag heeft zich een comité ge
vormd, dat zich ten doel stelt, van 31
Juli tot 2 Aug. a.s. daar ter stede een con
ferentie te beleggen voor „Vrede door Re-
ligie".
Een commissie van aanbeveling is sa
mengesteld, waarin vele hoogleeraren en
geestelijken zitting hebben.
De redevoeringen worden in het Espe
ranto vertaald.
Nadere inlichtingen worden gaarne ver
strekt door Mevr. J. C. Insbrücker—Dirk-
sen, Oostduinlaan 32, den Haag.
DE ZENDINGSCONFERENTIE TE
JERUZALEM.
De Zendingsconferentie te Jeruzalem is
gisteren gesloten.
De jonge Zendingskerken van Japan,
Indië en Zuid-Amerika traden nog toe als
gelijkgerechtigde leden van den interna
tionalen zendingsraad.
De raad zelve kreeg een nieuw statuut
met uitbreiding der organisatie over alle
werelddeelen. Tot voorzitter werd geko
zen dr. Mott, tot plaatsvervangers de bis
schop van Salisbury en de Chinees Tsjeng
Tsjing Jy.
DE UNIE „EEN SCHOOL MET DEN
BIJBEL".
De 50e jaarvergadering.
Heden werd in het Jaarbeursgebouw te
Utrecht de 50e jaarvergadering gehouden
van cle Unie „Een school met den Bijbel"
Op deze vergadering viel een schaduw
door de ongesteldheid van den voorzitter,
Ds. A. de Geus, van Zaandam. Daarom
werd zijn openingswoord voorgelezen door
clen vice-voorzitter, Ds. J. L. Pierson, van
Bilthoven.
Ds. Pierson opende de samenkomst op
de onder ons gebruikelijke wijze, waarna
hij de rede van Ds. de Geus voorlas.
Rede Ds. A. de Geus.
Deze onze 50e jaarvergadering roept ons
tot gedenken. Het is 1928. Een halve eeuw
verliep sindt 1878, het jaar van het Volks-
petitionement.
Wat was het toen een somber voorjaar!
liet ontwerp van de nieuwe schoolwet-
Kappevne was ingediend en bleek duide
lijk zóó te zijn bedacht, dat bij aanne
ming de concurrentie voor de vrienden
van de school met clen Bijbel onmogelijk
zou worden. Vóór de indiening van het
wetsontwerp was er al een zeer gedrukte
stemming; de moed zakte weg bij ons
Christenvolk. In 1876 was Groen de
eeuwige rust ingegaan, maar ook die an
ders zoo onvermoeide strijder was kort
voor zijn dood ook al wat moedeloos ge
worden; het was voor het particulier ini
tiatief niet uit te houden, wat Avel bleek
uit de geringe toename van het aantal
scholen met den Bijbel. In spr.'s ouderlijk
huis en in het heele milieu, waarin spr.
als jongeling leefde, zag men maar één
uitweg om de vrije Christelijke school te
behouden, n.l. dat de kerk zich de zaak
van het onderwijs als haar zaak aantrok.
Men vond dat nu wel niet het gewensch-
te, maar in de benarde omstandigheden
de eenige uitkomst.
En daar 1 wam nu minister Kappeyne
met zijn wet. Hij had gezegd, dat li ij wel
een einde zou maken aan den toen reeds
3U-jarigen schooloorlog. Die wet zou het
'm doen. De Kamers zouden het ontwerp
zeker niet verzachten.
Maar indien ooit, dan is het toen ge
bleken, dat „de Heer zou opstaan tot den
strijd". Hij verwekte mannen, die het in
moedeloosheid neergeslagen volk in Ne*
clerland weer te wapen zouden roepen, met
moed bezielen en tot den ouden strijd
vaardig maken. Laat ons slechts twee u
noemen: Dr. A. Kuyper en Jlir. Mr. A. F.
de Savornin Lohman. In de Meivergade
ring van Chr. Nationaal Onderwijs werd
na ernstige biddende beraadslaging be
sloten tot bet organiseeren van een smeek
schrift aan Z.M den Koning. Pat het wets
ontwerp van Minister Kappeyne door de
Kamers zou worden aangenomen, kon wel
als zeker worden aangenomen. De eeni
ge uitkomst zou dan zijn, dat de Koning
de Wet niet teekende. Dat zou men aan
Zijne Majesteit vragen.
Dat besluit tot net Volkspetitionement
gaf een schok door heel het land. Het ge
heele Liberalendom vloekte het. Het le
ger Conservatieven keurde het ten streng
ste af: foei, het volk in rep en roer bren
gen! Het moedeloos verslagen volk, dat
gebogen lag voor zijn God, hief het hoofd
even op als hoorde het een stem der ver
lossing!
Wat een voorjaar! Wat een zomer! Een
tijd van hooge «reestesspanning.
Terwijl onze voormannen een organisa
tie ontwierpen voor heel het land, werd
er algemeen gebeden. De organisatie
'kwam zonder groote moeite tot stand. Het
was, alsof alles er voor gereed was. Er
was eenheid onder allen, die den Bijbel
op de school wilden honden. In elke
plaats, tot in de kleinste toe, stonden de
leidende mannen klaar. Tot verwondering
van vriend en vijand was de organisatie
binnen een luttel aantal weken „fix und
fertig". Toen de wet ook loor de Eerste
Kamer was aangenomen, begon het tee
kénen va., bet smeel—chrift. Binnen en
kele dagen hadden ruim 300.000 meerder
jarige Nederlanders hun naam gezet on
der het verzoekschrift ar. den Koning:
Sire, teeken die wet toch niet!
Den 17en Augustus teekende Z.M. de
wet. Voor velen was het een kleurstel
ling; zij hadden verwacht, dat een Oranje
luisteren zou naar h- volk, dat zijn Bij
bel in de school, en de school aan de
ouders vilrG hebben. Dat mocht echter
niet zoo zijn. Wij willen thans deze daad
van Koning Willem III niet 5eoordeelen,
wij willen thans liever ook niet spreken
over al den hoon en den smaad, die in
dien zomer is uitgegoten over het volk,
'dat een school met den Bijbel begeerde.
Eén ding willen wij niet onvermeld laten,
n.l. wat Minister Kappeyne schreef in 't
Rapport, waarmee hij den Koning bezwoer
niet toe te geven aan het verlangen van
de honderdduizenden petitionarissen. In
dat Rapport beschuldigde hij dat Christen
volk, ons en onze ouders van het „omhel
zen van het grofste Communisme". Dat
was een wondere., vergissing. Dat woord
van minister Kappeyne heeft ons steeds
doen denken aan het woord van Barlai-
mont, die de Landvoogdes bij de aanbie
ding van het Smeekschrift der Edelen in
fluisterde: „Ce ne sont que des gueux!"
Eji die Geuzen hebben het toch ten slot
te gewonnen. Dat als communistisch ge
scholden volk. dat van het knielen voor
zijn God opgestaan was en fier zijn aard-
scben vorst in de oogen had gezien met
de bede: ,,laa» ons als ouders onze kin
deren mogen opvoeden en laten onderwij
zen naar het Woord van God"; dat volk,
afgewezen door den Koning is verhoord
door den God des hemels en heeft over
wonnen.
Tot „gedenken" worden wij in' de Hei
lige Schrift gedurig opgewekt. Daarom
willen wij ook thans gedenken aan wat
God heeft verricht, aan Zijn doorluchte
wonderdaan van voor 50 jaar. Daarmee
bedoelt spr. nog niet het Volkspetitione
ment zelf: de gedachtenis daaraan moge
in de Augustusmaand van dit jaar in ge
heel ons vaderland geschieden. Thans
wijst spr. bepaald op het besluit, den 2en
Mei 1878 door Chr. Nationaal genomen,
om te petitioneeren. Als spr. er aan her
innert, dat negen maanden later onze
Unie „Een school met den Bijbel" is ge
boren, dan zal men verstaan, dat er in
dat besluit, tot het petitionement een le
venskracht was, niet door menschen daar
in gelegd, maar door onzen God zelf.
Was het nu alleen nog maar onze Unie
geweest, die uit die beweging is voortge
komen, dan zouden wij al van Gods won
derdaden mogen spreken. Maar die we
deropleving van het Nederlandsche Chris
tenvolk heeft zich na 1878 op allerlei ge
bied voortgezet. Overbodig acht spr. het,
ook maar iets van die levensbewegingen
op het gebied van school en kerk, van
staat en maatschappij te noemen. Gij kunt
ze weten. Wilt er aan gedenken tot eere
Gods, tot versterking van Uw geloof en
Uw hope.
„En wilt Zijn straffen gadeslaan", heb
ben we gezongen. Laten we ook dit thans
doen met diepen ootmoed. Ootmoed past
ons hier, want hadde God de Heere met
ons en onze vaderen gedaan naar ver
dienste, dan ware er van de school met
den Bijbel niets gekomen. Ontferming is
ons geschied. Die zoo moedeloos neerla
gen, zijn door den Heere opgericht en heb
ben nog zeer moeilijke jaren moeten door
maken, vóór de verlossing kwam. Wij zijn
staande gebleven. Maar waar zijn de Kap-
peyne's, die de minderheden zouden ver
drukken? Waar zijn de Moensen en de
Kerdijken, die de school met den Bijbel
zouden vertreden? Waar is de vóór 50
jaar zoo machtige Liberale partij Door
„de oordeelen van Gods mond" zijn ze
verdwenen. „Laat ons Zijn straffen ga
deslaan".
De gedachtenis aan dat alles moge ons
dit voorjaar en dezen zomer bijblijven,
opdat wij in Augustus van dit jaar in al
len ernst en met diepen ootmoed, zonder
schetterend feestgedruisch, in het huis
des Heeren met dank en bede nederbuigen,
Hem erkennend voor wat Hij heeft vei
richt.
In dat dankend en biddend gedenken
mogen als vóór 50 jaar allen, die de schooi
met den Bijbel liefhebben, één zijn. Moehi
onze goede God dit als een Unie-zegen
geven.
En iets daarvan ook in dit samenzijn.
(Daverend applaus).
Hierna kwam het jaarverslag, 1>M mi
een handboek voor het Chr. Onderwijs
uitgedeide geschrift, aan de orde.
Het werd goedgekeurd, waarna de se
cretaris, Mr. J. Terpstra, enkele mededee-
lingen deed.
In de middagvergadering refereerde do
heer A. de Jong Ezn., directeur van hel
Bureau der Vereeniging van Chr. Onder
wijzers, enz. te 's-Gravenhage over „De
Eenheidsschool".
UIT ONZE INDIEN.
INDISCHE EN NEDERLANDSCHE
STEMMINGEN.
De reiscorrespondent van de „N. R.
Crt." neust op het oogenblik in Indië
rond en wat hem daar het eerst trof,
toen hij met mannen van gezag of
invloed in allerlei kringen van de Eu-
ropeesche en Indische wereld in aan
raking kwam, was een eigenaardig
misverstand, dat tusschen het moe
derland en cle koloniale bevolking op
het oogenblik bestaat, aldus lezen wij
in onze Prov. Gron. Cour.
„Uiteraard beweegt men zich als
journalist tusschen allerlei kampen.
Te Batavia heb ik veel gesproken
met de hoofdmannen in het economi
sche leven, die een zoo belangrijk aan
deel genomen hebben aan den politie-
ken strijd van het laatste jaar. Te
vens kwam ik uitvoerig in aanraking
met de voornaamste vertegenwoordi
gers van de ambtelijke inlandsche
wereld in den Volksraad. Daarna heb
ik de Vorstenlanden bezocht. Daar en
te Soerabaia trof ik het grootste en
waarschijnlijk belangrijkste gedeelte
van de groep van intellectueele Java
nen, die aan het hoofd van de natio
nalistische beweging staan. Hoe meer
er gesproken werd, des te meer bleek
mij de juistheid van hetgeen men mij
in de Europeesche kringen, waarvan
ik zooeven sprak, van den beginne af
had gezegd: „Men heeft in Holland 'n
overdreven voorstelling van de span
ning die hier heerscht".
Tegelijkertijd kwam echter heel dui
delijk uit, dat men hier een nog ster
ker onjuiste voorstelling had van de
stemming in het moederland. Als men
lieden, die toch in voortdurend contact»
met Nederland staan, hoorde oordee
len over hetgeen zij de „opwinding
thuis" noemden, dan was het moeilijk
om te hegrijpen, dat zij over het land
en een atmosfeer spraken, die wij kort
geleden, vervuld van een betrekkelijk
kalme belangstelling en van eenige
verbazing van de opgewondenheid op
Java, hadden verlaten.
Dit was onmiddellijk heel duidelijk,
men weet weinig, verbluffend weinig
van elkaar. De groote afstand doet de
dingen over en weer met krasse ver-
teekening overkomen. Men beoordeelt
heele politieke complexen naar enke
le verschijnselen en uitingen, en het
schijnt moeilijk aan dezen misstand
te ontkomen.
Hoe het toegaat, moge het volgende
voorbeeld leeren. Het geval kwam mij
tegemoet in „rechts staande" onder
nemingskringen en in behoudende
ambtelijke milieu's, die in dezen tijd
van nadeining na een levendigen po-
litieken strijd nog groote verwant
schap van begrippen vertoonen. Het
geval was als volgt:
Uit Europa kwam een man op be
zoek, die uitgebreide financiëele be
langen in Indië heeft, en die behoort
tot de wereld van Amsterdamsehe
kooplieden. Hij kwam voornamelijk
om zich te vergewissen van den toe
stand. Want een bekend man uit de
Indische ondernemerswereld had in
het moederland rondgereisd, en aan
ieder, die het hooren wilde, het on
rustwekkende nieuws verteld, dat on
ze heerschappij in Indië nog maar een
kwestie van jaren was.
Dat de verhalen van dezen laatsten
wellicht tijdelijk wat overspannen rei
ziger ontsteltenis hadden gewekt, is.
om de positie van den betrokkene,
zeer zeker begrijpelijk. Minder begrij
pelijk is, welke verschijnselen een
man, die deze wereld moet kennen,
zelfs in zijn zwakke oogenhlikken, op
zijn denkbeelden kunnen hebben ge
bracht. Met dit vraagstuk hield men
zich ernstig bezig in de ondernemers
kringen, waar de dwaze geschiedenis
was bekend geworden. Wij vermoeden,
dat de Amsterdammer, als hij tot de
zijnen terug keert, heel wat overdre
ven vrees in hun midden zal kunnen
verjagen. Want den ernstigen man.
die den toestand op Java of elders
voor ons bewind werkelijk gevaarlijk
acht, moet ik nog vinden, hoe vlijtig
ik er tot nog toe naar heb gezocht.
Toen ik uit het vaderland vertrok,
was het werkelijk met den indruk, dat
het Indische publiek een periode van
ernstige zenuwachtigheid doormaakte.
Zooals gezegd, trof ik hier het omge
keerde, en zeer zeker onjuistere ge
voelens ten opzichte van Europa. De
reis van bovenbedoelden Amsterdam
mer echter moest vanzelf daartoe lei
den".
OP NIEUW-GUINEA POLITIE
DIENAREN VERMOORD.
De vermoedelijke oorzaak van de
moordpartij op Nieuw-Guinea, waard.-
bevolking van den Zuid-Vogelkop vij?
patroilleei endie 1 andschap spoilt i 'd i e na
ren vermoord heeft, eclfjnt gelegen te
zijn in een heerschende ontstemming
over de inning van ^.lasting ond r d
bevolking. Er liepen geruchten, ifin^
stig uit net binnenland, dat eenige i
de bergen gelegen kampongs op h
fiscaal vermogen getaxeerd zouden wor
den. In de vecaoteplannen. die naai' aan-