CHRISTELIJK DAC BLAD voor LEIDEN en OMSTREKEN Dit nummer bestaat uit TWEE Bladen. Belanorijkste nieuws in dit Nummer. JAARGANG DONDERDAG 5 APRIL 1928 NUMMER 2404 Bureau: Hooigracht 35 - Leiden Telefoonnummer 2778 Postbox 20 Postgiro 58936 Aangesloten op het Streeknet Lisse ABONNEMENTSPRIJS In Leiden en buiten Leiden waar agenten gevestigd zijn Per kwartaalf 2.50 Per week f 0.19 Franco per post per kwartaal 1 2.90 EERSTE BLAD. MORGEN, GOEDEN VRIJDAG, ZAL DE N. L. CRT. TIET VERSCHIJNEN. ONZE BUREAUX ZULLEN ECHTER DEN GE* HEEL2N DAG GEOPEND ZIJN. V Goede Vrijdag. Het Paaschfeest is een bewegelijk feest. Nu eenfj is het vroeg, dan weer laat. Hadden wij verleden jaar 17 en 18 April Paschen, thans valt het 9 dagen vroeger. Paschen is een bewegelijk feest en zijn positie heeft de typische ver schuiving van het grootste deel van het kerkelijk jaar ten gevolge. Jezus was gestorven op den Pascha-dag der Joden, den 14en Nisan den dag van de volle maan na 't begin van de len te (21 Maart). Nu kon men op verschillende ma nieren den herinneringsdag dateeren. Men kon b.v. den kalenderdag van het sterfjaar als datum voor het Paasch feest vastleggen. Zoo hebben vele bisschoppen in Gallië nog omstreeks het jaar 570 gedaan en op den 25en Maart, als vasten datum, het Paasch feest, als onbewegelijk feest, gevierd. Men kon echter ook den 14en Nisan elk jaar feestelijk herdenken, onver schillig op welken dag deze viel. Dit was de practijk van de secte der Quartodecimanen in den vóór-Niceen- schen tijd. Uit de twisten omtrent den datum der Paaschviering is ten slotte de regel geboren, dat als dag der op standing de Zondag na de eerste volle maan na de lente-middernachtevening gevierd wordt, terwijl de daaraan voorafgaande Vrijdag als sterfdag van Jezus wordt herdacht. Deze sterfdag van onzen Heiland gaat slechts aan weinig Christenen ongemerkt voorbij. Hoeveel verschil onder de Christus- belijders echter over de heteekenis van dezen dag! De een viert hem als een grooten gedenkdag, de ander komt alleen tot het huis des gebeds cp het stille avonduur om dan in den geest zijn Heiland in het graf te volgen. Maar hoe ook de dag gewijd wordt, steeds wordt onze aandacht bepaald bij den somberen heuvel Golgotha, tusschen den Olijfberg en Jeruzalem, en bij de grafspelonk waarin vrien denhanden het lijk van den geliefden Meester begraven. Is elk ziekbed en sterfbed en elke begrafenis ons een prediking van de zonde en de straf Gods daarop, in het bijzonder het sterven van onzen .Hei land. Hij leed en stierf voor de zijnen. Zijn dood en begrafenis is een straf op onze zonden. Hij riep nog voor Hij den geest gaf: „Het is volbracht". Zijn dood is clan ook slechts een overgang tot het leven. Een leven in eeuwige heerlijkheid. Zoo is ons ook elke Goede Vrijdag een voorbereiding voor den Paasch- morgen. Het heil door Christus in Zijn dood verworven zal weldra heerlijk schijnen. Dan dus geen sombere stemming alleen maar een jubel tevens, omdat de dood is overwonnen. Mogen al Gods kinderen ook mor gen door Gods geest ervaren, dat ook dat heil aan hun bezegeld wordt. Dan komt over alle verschil heen do een heid, waarom de Heiland bad, toch vit. V Opvoeding oudertaak. In de schriftelijke voorbereiding van de regeling van het Zwijndrechtsche fröbelonderwijs treft allereerst een iiota van Burgemeester Doorn van 30 April 192G. Het betrof toen het plan tot stich ting van een tweede openbare bewaar school. Aldus, een gelijk voorstel als in Leiden nog op afdoening wacht. De heer Doorn meende zich toenmaals reeds tegen deze oprichting te moeten verzetten. Hij begon met de stelling dat de opvoeding, evengoed als de voe ding der kinderen, tot de taak der ouders behoort. Daarbij heeft de Over heid slechts een aanvullende taak met de bedoeling de mogelijkheid voor de ouders te scheppen, hun taak zóó te vervullen ,dat daarbij tevens vol daan wordt aan de eischen, die uit de eigen overheidstaak rechtstreeks voortvloeien. Het vérleenen van dezen overheidssteun, zoo wordt verder ge zegd, wordt tevens gerechtvaardigd door het groote gemeenschapsbelang dat bij de schoolopvoeding betrokken is. Maar, zoo zegt de steller verder, hierdoor wijzigt zich niet de stelling dat de opvoedingsplicht en de opvoe- Gingsrecliten behooren tot de ouder- inak. In den breede wordt dan aange toond, dat dit ook geldt voor het be waarschool-onderwijs. Deze principieel© bezwaren tegen het openbaar onderwijs, voorzoover het niet een aanvullend karakter draagt, maar de plaats inneenU die aan de ouders toekomt, naast bezwa ren van financieelen aard, deden den heer Doorn in 1926 waarschuwen te gen de oprichting van een tweede openbare bewaarschool. Blijkbaar heeft deze waarschuwing toenmaals weerklank gevonden, ten minste eind 1927, hij de behandeling van de begrooting voor 1928, was niet alleen nog geen tweede school gesticht, maar werd ook door verschillende raadsleden in de richting van het nu gevallen besluit het woord gevoerd. In hun memorie van antwoord op het afdeelingsonderzoek der begroo ting, hadden B. en W. den raad nog eens geplaatst voor de vraag, of het de roeping der gemeente moet worden geacht bewaarschool-onderwijs te geven. Nadat de raad daarop, zonder meer aandrang van B. en W., zich had kun nen uitspreken hoe hij hierover dacht, zegden B. en W. nader prae-advies toe. Dat prae-advies verscheen in Jan. j.l. In dat prae-advies beantwoorden nu B. en W. de vraag, of de gemeente cp dit terrein een taak heeft, toestem mend. Zonder zelf scholen te exploi- teeren heeft de gemeente een taak in het geven van steun en het scheppen van regelen voor dit onderwijs. De staat, zoo wordt betoogd, heeft in dit geval, in zijn formatie de gemeente, den plicht aanvullend en steunend op te treden, maar de daad zelf, moet blijven aan de ouders. Overgenomen wordt daarbij de conclusie van den Minister van Onderwijs, in de toelich ting op het wetsvoorstel van 1920 tot een afzonderlijke regeling van het be waarschool-onderwijs, waarin hij zegt: „dat de wet het stichten van nieuwe openbare bewaarscholen niet behoeft aan te moedigen, maar dit wel behoort te geschieden met de bijzondere". In dit woord van den Minister, dat B. en W. van Zwijndrecht tot het hun ne maken en dat de gemeenteraad heeft overgeomen ligt de kern der re geling. Het aanmoedigen van het par ticulier initiatief en het leiding geven in het algemeen belang maar zich onthouden van het zelf schooltje spe len. Aan de andere zijde is hierbij ook ontweken het standpunt door Utrecht ingenomen, dat de gemeente, die hier kan, maar niet genoodzaakt wordt tot optreden, zich gevoeglijk ge heel kan terug trekken. Hoe aanlokkelijk het ook moge zijn uit een bezuinigings-oogpunt om deze bemoeienis maar geheel achterwege te laten, daarmede wordt niet het al gemeen belang gediend. Van gemeen tewege moet gewaakt worden voor goede schoolgebouwen en voor doel matige en hygiënische inrichting. Maar ook is de gemeentelijke lei ding en steun gewenscht voor de scho len zelf. Dan toch alleen is te ver wachten dat er naar een bepaald sy steem gewerkt zal worden en dat het onderwijs ook een voorbereidend vor mend karakter blijft behouden. Wij bevelen dit Zwijndrechtsche besluit en deze regeling gaarne ter na volging aan. STADSNIEUWS. GIFT VAN H. K. H. PRINSES JULIANA. Het orgelcomité tot aanschaffing van een nieuw orgel in 't Wijkgebouw der Ned. Herv. Gem., Stille Rijn 13, heeft van H. K. H. Prinses Juliana een gift van 40 ontvangen. BEDANKT. Ds. Joh. Jansen, pred. bij de Chr. Geref. Gem. alhier, heeft bedankt voor het beroep naar de Chr. Geref. Gem. te Dordrecht. EVANGELISCHE MAATSCHAPPIJ. Ds. G. H. Kersten over Petrus Dathenus Gisterenavond is in de Stadsgehoor zaal eeli slecht bezochte samenkomst van de afdeeling Leiden van de Evan gelische Maatschappij gehouden, waar als spreker optrad Ds. G. H. Kersten, lid van de Tweede Kamer en predi kant der Gereformeerde Gemeente te Rotterdam, die tot onderwerp had: „Petrus Dathenus en zijn heteekenis voor de hervorming in de Nederlan den". Ds. A. G. II. van Hoogenhuyzè, Ned. Herv. predikant te Amsterdam en lid van het Hoofdbestuur der Evangeli sche Maatschappij, opende de vergade ring als welker doel hij noemde de verlevendiging van het Protestantsch bewustzijn, liet zingen Ps. 68 10 en gaf vervolgens het woord aan Ds. Kersten, die na te zijn voorgegaan in gebed, zijn rede aanving. Spr. gaf eerst een korte schets van het leven van Petrus Dathenus en wees er daarna op, dat deze zoowel door zijn Psalmberijming als vooral ook door zijn persoonlijk optreden grooten invloed heeft geoefend op de reformatie in de Nederlanden. Deze werkzaamheid valt in hoofdzaak in een drietal perioden uiteen: de jaren 15G6—'67, '72'79 en '83—'84. Deze pe rioden kenmerkten 2ich door een tel kens wisselende verhouding tot den Prins van Oranje. Wat de jaren '66 en '67 betreft, merkte Spr. op, dat Datheen ten on rechte beticht is van schuld aan den beeldenstorm; voorts dat in dien tijd den Prins het opperbevel over bijeen gebrachte troepen werd aangeboden, hetgeen deze weigerde omdat daaraan de voorwaarde van de bescherming der Gereformeerde religie verbonden was, terwijl de Prins, die Luthersch was het Calvinisme tegenstond. Het is niet juist, aldus Spr., dat Datheen de kerk wilde doen heerschen over den Staat, doch hij kwam op voor de vrijheid en zelfstandigheid der kerk. In de tweede periode ('72—79) stond Dal heen bij den Prins in hoog aanzien, zelfs ontving hij een benoeming als diens hofprediker, die hij evenwel afwees. Spr. gaf een uitvoerige uiteen zetting van de vaderlandsche geschie denis in dien tijd, waarbij hij de Paci ficatie van Gent vergeleek bij de coa litie der drie Christelijke partijen, die geleid heeft tot de verroomaching van Nederland. Die „heillooze en goddelooze" Gods dienstvrede, die den Roomschen zoo wel als den Hervormden vrijheid van uitoefening hunner religie waarborg de, leidde tot een breuk tusschen Da theen en den Prins. Een andere oor zaak was, dat de Prins politieke aan sluiting zocht bij Frankrijk, waarte gen Datheen bezwaar had om den Bartholomeusnacht, die nog slechts enkele jaren achttr den rug was. Da- theen's hoop was op koningin Elisa beth van Engelad gevestigd. Aan den val vaji Gent enkele jaren later was Datheen volgens Spr. on schuldig, gelijk blijkt uit het feit, dat Hembyse als verrader op het schavot stierf, terwijl Datheen vrij mocht heen gaan. Datheen trok ontmoedigd naar Duitschland, waar hij leeraar aan een gymnasium werd. Dat hij een ramp zalig einde zou gehad hebben, is vol gens Spr. niet juist omdat hij met groote eer in een kerk daar begraven is! In den loop zijner uiteenzettingen koos Spr. telkens positie tegen het be kende geschrift van den heer H. de Wilde: „Om de. Vrijheid", waarin, vol gens Spr., Datheen als een oproerma ker geteekend wordt. Spr. eindigde met een oproep, par tij te kiezen tegen den „ouden vijand" Rome en mede- te werken aan de we deropleving van het aloude Gerefor meerde beginsel onder de Protestan ten. Nadat gepauzeerd was, zette Ds. Van Hoogenhuyze doel en streven der Evangelische Maatschappij uiteen, die in 1853 werd opgericht als een reactie tegen het herstel der bisschoppelijke hiërarchie in Nederland. Zij verzet zich tegen het Ultramontanisme, dat de nationale eenheid van on9 land be dreigt en werkt aan de versterking van Protestantsche instellingen en van het Protestantsch bewustzijn. Haar taak is nog niet geëindigd, doch deze is nooit noodiger geweest dan thans in de na-oorlogsche jaren, nu Rome zoo aan macht en invloed ge wonnen heeft. Rome is bezig ons land te verroomschen. Spr. begrijpt niet dat men dit niet inziet. Waarom ontwa ken de Protestanten niet en staan zij niet als één man op om de geestelijke goederen der reformatie te verdedigen? Het Protestantisme in ons geheele vaderland wordt bedreigd, daarom moeten oVeral tot in de kleinste ge huchten de Protestanten mobiel wor den gemaakt tegen dit gevaar. Deze „heilige kruistocht" tegen Rome is volgens Spr. een bij uitstek nationa- le(!) beweging. Het is ook een interkerkelijke en interconfessioneel beweging, die zich niet beperkt tot de Ned. Herv. Kerk, al erkent de vang. Maatschappij de geheel eenige plaats die deze kerk in on. volksleven inneemt. Al zijn de ver schillende kerkgemeenschappen van verschillende belijdenis, ze zijn toch alle volgens Spr. anti-RoomSch; zelfs geldt dit van de oud-Roomschen. Op theologisch gebied moge er gToot verschil zijn tusschen orthodoxen en modernen, doch tegenover Rome zijn ze één (wonderlijke „eenheid"!). De vergadering werd besloten mët dankgebed door Ds. van Hoogenhuy ze, waarna bij den uitgang voor de Evangelische Maatschappij gecollec teerd werd. SCHOOLKINDERVOEDING. Ingekomen bij de Vereen. „School kindervoeding en -kleeding": Opbrengst Collecte jaarfeest van de 9meden en kopërslagersvereen. „Nut door Vriendschap" 14.25; bijdrage kleermakersvereen. „Eendracht door Vriendschap" 10. LEIDSCHE VER. TOT BEV. VAN DE KENNIS DER GRAFISCHE VAKKEN Op uitnoodiging van bovengenoem de vereeniging hield gisteravond in de groote Nutszaal, voor een vrij talrijke schare belangstellei-den, de heer S. Levisson, directeur der Ned. Rotogra vure-maatschappij alhier, een lezing melt lichtbeelden over „Moderne re productie-methoden". De voorzitter, de heer A. P. J. Aarse Sr., heette in zijn openingswoord al len hartelijk welkom en zette vervol gens kortelijk het doel der vereeni ging, uitgedrukt in haar naam, uit een. Na den wensch uitgesproken te heb ben, dat patroons zoowel als werkne mers, niet langer zouden dralen als lid tot de vereeniging toe te treden, opdat in de naaste toekomst het be stuur zijn arbeidsterrein zou kunnen Uitbreiden, gaf spr. bet woord aan den heer Levisson, die aanving met op te merken, dat reeds in de grijze oudheid bij den mensch een innerlijke drang tot reproduceeren viel waar te nemen. Uit den aard van de hem ten dien ste staande hulpmiddelen waren de- Ze reproducties zeer primitief, terwijl 2ij zich bovendien beperkten tot één exemplaar (rotsteelceningen). Toch valt ook in dezen reproductievorm een zekere ontwikkelingsgang niet te mis kennen, zooal9 uit de teekeningen der oude Egyptenaren en later der Grie ken duidelijk is te constateeren. Geleidelijk breidde zich de lust tot reproduceeren bij den mensch uit, maar toch heeft het heel lang ge duurd, eer hij erin slaagde meerdere copieën te vervaardigen van hetgeen hij aanvankelijk in originali had we ten Uit te beelden. Spr. wilde dezen ontwikkelingsgang door de eeuwen heen niet volgen, doch bepaalde zich ertoe op te merken, dat in de laatste tientallen jaren het begrip van repro ductie-methoden tot een veel grooter contingent menschen is doorgedron gen dan voorheen. Komende tot zijn eigenlijk onder werp, de grafische reproductie, maak te spr. onderscheid tusschen hoog druk (boekdruk), vlakdruk (steen druk) en diepdruk (metaaldruk). Deze drie methoden werden door spr. uitvoerig geschetst, waarbij hij er nadrukkelijk de aandacht op vestigde, dat bij de beide eerste systemen de druk uitsluitend afhankelijk is van de oppervlakten in den drukvorm, doch bij het laatste ook van de hoeveelheid verfstof of inkt, welke in den druk vorm wordt aangebracht. Uitvoerig wijdde spr. vervolgens uit over de moeilijkheden, welke te overwinnen waren alvorens we erin slaagden de 2.g.n. halve tinten te re produceeren; over de voor- en nadee- len der verschillende methoden om tenslotte ook den meerkleurendruk en den offsetdruk in het kort te behande len. Na een korte pauze, waarin de aan wezigen in de gelegenheid gesteld werden de talrijke affiches welke langs de wanden waren opgehangen, te be zichtigen toonde de heer Levisson een aantal lantaarnplaatjes, welke het gesprokene nog verduidelijkten en die in niet geringe mate een juist begrip van het onderwerp ten goede kwamen. De heer Aarse was stellig de tolk der aanwezigen, toén hij aan het eind van den avond den heer Levisson dank bracht voor zijn leerzaam be toog en den wensch uitsprak, dat een volgende keer het bestuur niet tever geefs op hem een beroep zal doen. GOEDE VRIJDAG. Wegens den Goeden Vrijdag zullen de bureaux van de Gemeente-secreta rie en den Gemeente-ontvanger mor gen den geheelen dag gesloten zijn. NAAR ROME. Prof. Keesom, Prof. de Haas en Dr. Crommelin vertrekken morgen naar Rome teneinde het Internationaal Koudecongres bij te wonen, dat daar van 9 tot 22 dezer wordt gehouden en waarbij zij de Nederlandsche re geering zullen vertegenwoordigen. DS. BOUWMAN OVER „BIOSCOOPBEZOEK*. Gisteravond werd vanwege de Geref. Jeugdraad in een dercatechisatielo kalen van de Geref. Kerk aan de Hooigracht een cursusavond gehou den, waar als spreker optrad Ds. W. Bouwman met het onderwerp: „Bios coopbezoek". De vergadering stond onder leiding van den waarnemen den voorzitter, den heer A. van Weercn, die de bij eenkomst opende met te laten zingen Ps. 119 1 en gebed, waarna gelezen werd Rom. 14. In een kort openings woord wees spr. er daarna op, dat dit ADVERTENTIE-PRIJS Gewone Advertentiën per regel 221/« cent Ingezonden Mededeelingen dubbel tariei Bij contract belangrijke reductie Kleine Advertentiën - bij vooruitbetaling van ten hoogste 30 woorden, worden da gelijks geplaatst ad. 40 cents Binnenland. Het heffingspercentage der gem.-in- komstenbelasting te Koudekerk van 4 cp 5 gebracht. De Minister kan nog geen medewer king toezeggen aan de instelling van een leerstoel voor homoeopathie. Buitenland. Het conflict in de Saksische me taalindustrie. Het antwoord der Britsche regee ring aan Egypte. Dijkdoorbraak in Noord-Italië. Lenin's broer in de oppositie. Het onderhond tusschen Mussolini en den Turkschen minister van bui- tenlandsche zaken. de laatste cursus-vergadering van het seizoen was. Ds. Bouwman ving zijn rede aan met de vraag te stellen: Mag een Christen, of liever mag men de bios coop bezoeken? Dadelijk echter komt dan een andere vraag naar voren: Wat bedoelt men toch met de bios coop? met d e Bioscoop. In verband hiermede wijst spr. op twee plaatsen. De eene heet Nusquam, een soort Chr. kolonie, volkrijk, met een maatschap pelijke weivaart, échter volkomen ge ïsoleerd. Daar heeft men o.a. ook een bioscoop. Hetzelfde wat de Holfu be oogt, wordt ook in Nusquam toege past, maar veel rijker en schooner. Al het mooie en belangrijke dat de Christen gaarne aan zijn kinderen laat zien wordt daar vertoond. Wan neer spr. in Nusquam ging wonen zou het vanzelf spreken om naar de Bios coop te gaan. D e bioscoop zou dan zijn de bioscoop van Nusquam. Waar ligt deze plaats? Alvorens dat te zeggen brengt spr. de aanwezigen eerst naar een andere plaats, die een schrille tegenstelling vormt met Nusquam. Die plaats is puur mondain, bidders zijn er niet, vloekers des te meer. Daar is ook de bioscoop. Maar elke film is anti-gods dienstig, anti-christelijk, immoreel. Daar mag men de bioscoop niet be zoeken. De naam van deze tweede plaats is Usquam. Waar zij liggen? Nusquam beteekent nergens. Usquam beteekent ergens. De eerste is geïdealiseerd, de twee de is wel ergens te vinden al is ze misschien wat eenzijdig geteekend. Spr. heeft met deze voorbeelden slechts willen zeggen dat het milieu waarin men bij het bioscoopbezoek' plaats neemt zoo ganschelijk onder scheiden is. Spr. betoogt verder, dat er in de bioscoop op zichzelf niets kwaads schuilt, maar hoe staat het met de werkelijkheid, met de bioscoop in eigen land? Spr .wijst er op hoe de films, die in de bioscopen worden vertoond scha delijke invloed oefenen op de zenu wen ,de zinnen prikkelen, booze harts tochten wekken, de onzedelijkheid in de hand werken en de misdaad in sterke mate bevorderen. En 't wordt steeds erger, steeds meer sensationeel, immer meer gedurfd. Door de keu ringscommissie worden de ergste uit wassen afgesneden, maar overigens kunnen ze weinig doen. Het publiek dat in de bioscoop komt kan afgemeten worden naar de films en daarmede is ook gezegd, dat het milieu waarin men komt geheel verkeerd is. Soms worden er wel eens goede- films vertoond, het is waar. Meest zijn het lokvogëltjes om het Christelijk publiek te trekken. Zoo b.v. de film Ben-Hur. Spr. wijst op het stuitende, het krenkende, kwetsende, als de heiligste godsdienstige verrichtingen, de arbeid, de strijd en het lijden van den Heere Jezus op het doek worden gebracht. Heiligschennis is het ge weest toen deze film vervaardigd werd en iemand de rol van den Heere Jezus heeft gespeeld. Echter ook films waartegen op zichzelf geen bezwaar zou kunnen worden ingebracht mag men niet in de bioscoop gaan zien want een ding staat nooit op zichzelf en kan eigen lijk nooit op zichzelf bezien worden. Het woord van Judas geldt hier: Haat ook den rok die van het vleesch be vlekt is. De gemeenschap der zonda ren moet gemeden worden, maar ook wat met hun zondig bedrijf in verband staat. Bovendien staat niet alleen de bioscoop niet op zichzelf, maar de mensch, de Christen evenmin. Wan neer de Christen naar de bioscoop gaat oefent dit invloed uit op zijn om geving. Men heeft niet met de bios-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1928 | | pagina 1