Siei dapeK van een Leerares De ingebruikneming der gerestaureerde Geref. Kerk te Sassenheim. heel, geflankeerd .oor de, in de betim mering opgenomen, zitplaatsen van ou derlingen en diakenen. Het avondmaals- podium biedt aan een drie-armige tafel, (waarvan het middenstuk al? vaste tafel blijft staan) plaats voor 70 personen. De aslijnen der tafelannen komen samen in de plaats van den predikant, waardoor alle aanzittenden deze kunnen zien. Voorts werden nieuwe kerkba ken aan gebracht van eikenhout met klapzittingen. Ook de betimmeringen van kansel en om geving, de pijlers en de gaanderijbalustra de werden in eikenhout uitgevoerd. Voor de verwarming is de centrale ver warmingsinstallatie in een bijgebouwde gewapend-betonkelder aangebracht. Onder de kerkvloer zijn kokers aange bracht, die de verwalmde lucht verdee- len, waardoor ze langs -men en door de vloeropeningen in de kerk omhoog stijgt. Deze installatie is tevens geschikt om 's zomers versche lucht in de kerk te brengen. Midden in het kerkplafond is een groot rooster gemaakt (dat met klep pen kan worden gesloten), waardoor dan de verontreinigde lucht weggedreven wordt. De dagelijksche leidin* bij de verbou wing werd gegeven door den heer H. Meijer Jr. Het. bouwwerk werd uitgevoerd door de firma J. Dijkstra en Zn., aannemers al hier, die bij publieke aanbesteding de laagste inschrijver was. Deze firma kreeg ook de -pdracht voor de eikenhouten be timmeringen. Verder werden geleverd: De banken (naar teektning van den ar chitects door de firma J. Rothuizen en Zn. te Heelsum; de centrale verwar ning door de firma Heringa Wu brich te Haar lem; de stoffeering door de firma J. H. Perfors alhier; en ,.iart not least" het schilderwerk aan plafond, -u^en, 'ak- werk van het podium, werd uitgevoerd door de fa. L. Vogelaar, alhier. Vervolgens sprak Ds. Gunst. Spr. is blij met de blijden, daar de Heere groote din gen heeft gedaan. De meeste '"ulppredi- kers zijn jonge menschen. Deze echter had zijn werk al achter den rug. Toch voelde hij zich weer verjongd door het heerlijke werk, waartoe God hem riep. Nadat hij de gemeente des Heeren ze gen had toegewenscht, werd gezongen Ps. 27 3a. Hierna werd gesproken door Dr. Ruys van Lisse, Ds. van Herksen van Hille- gom, Ds. Koers van Noordwijk aan Zee, Ds. Broekstra van Rijnsburg en Ds. Schil der van Oegstgeest. Ds. Gunst ging voor in dankgebed, na dat gezongen was Ps. 135 12. KERK EN SCHOOL. NED. HERV. KERK. Aangenomen: naar Goudriaan en Ottoland, F. Anker te 's Gravemoer. Bedankt; Voor Ferwerd (Fr.) A. Kardolus te Suameer. GEREF. KERKEN. Aangenomen; naar Paesens en Mod dergat, P. M. Veldhuyzen, cand. te Rhoon. Naar Schoonoord. G. Lugtig- heid, cand. te Oldebroek. Bedankt: voor Molenaarsgraaf, Baar land, Genemuiden, Anna Jacobapolder Mussel, Brielle. 's Gravemoer, Drecht- ster Compagnie, Wilnis, Beekbergen en Baambrugge, P. M. Veldhuyzen, cand. te Rhoon. Voor Westerlee, Sel- lingen en Zoutkamp, G. Lugtigheid, cand. te Oldebroek. vestigd te zijn door Ds. Baarslag van Lage Zwaluwe. Ds. G. van Velzen hoopt 22 April a.s. wegens bekomen emeritaat af scheid te nemen van de Geref. Kerk van Middelharnis. DS. F. KRAMER. Heden viert Ds. F. Kramer, Geref. predikant te Beverwijk, den dag, waar op hij voor 25 jaar aldaar zijn intrede deed. Ds. Kramer werd 3 Mei 1868 geboren en ontving zijn opleiding aan de The ologische school te Kampen. In 1894 candidaat geworden, aanvaardde hij 24 Februari 1895 het predikambt te Stroobos (Fr.) vanwaar hij 22 Maart 1903 naar zijn tegenwoordige gemeen te vertrok. Ds. Kramer is Zendings- deputaat der classis Haarlem. Hij is de bekende penningmeester van de vereeniging van predikanten der Geref. Kerken. Van zijn hand verscheen indertijd een uitvoerig werk over „Het Gebed" door wijlen Prof. Dr. H. Bavinck van een voorrede voorzien. JUBILEUM. Ds. E. Raams, predikant bij de Ned. Herv. Gem. van Hoek (Z.) viert heden zijn zilveren ambtsjubileum. Geboren in 1877 werd hij in 1902 candidaat in Overijsel. om 22 Maart 1903 in zijn tegenwoordige gemeente intrede te doen. De jubilaris is quaes tor van den ring Axel. Er heeft zich een comité gevormd om hem op zijn feestdag te huldigen. Ds. H. Matzer, Ned. Herv. pred. te Wijhe (O.), viert heden eveneens zijn zilveren ambtsjubileum. Hij werd in 1871 geboren en in 1902 candidaat in Gelderland, om 22 Maart 1903 te Wadenoyen het predikambt bevestigd te worden. In 1907 vertrok hij naar Zoelen, om zich 27 Mei 1911 aan zijn tegenwoordige gemeente te verbinden. De jubilaris is assessor van het clas sicaal bestuur te Zwolle. GIFTEN EN LEGATEN. De diaconie der Geref. Kerk van Krommenie ontving een niet onbe langrijke gift voor aanschaffing van een ziekentelefoon. Wijlen Mevr. de Wed. P. Entjes gewoond hebbende te Kolham, heeft aan de Ned. Herv. gemeente te Sloch- teren 1000 gelegateerd. ZONDER ééN PREDIKANT. Het opmerkelijk verschijnsel doet zich voor, dat straks te 's Gravemoei geen enkele predikant zal zijn. De Geref. en de Chr. Geref. Kerk waren reeds vacant. Thans gaat ook Ds. An ker van de Ned. Herv. Kerk weg. DE KAS DER ZENDING. Er komt eenig licht! Dankbaar maken de besturen der Samenwerkende Zen dingscorporaties melding van kleine en groote giften, welke in de laatste dagen ontvangen of toegezegd werden. Toch is er nog veel zorg! Het tekort over 1927 ad ƒ38.000 en het tekort over Januari en Februari van on geveer ƒ70.000 geven veel moeilijkheden. Schulden, welke noodzakelijk voldaan moeten worden, wachten op afdoening. Enkel als allen naar vermogen hel pen is het mogelijk. De voornoemde be sturen doen een dringend beroep op al degenen, die geroepen zijn hulp te verlee- nen. Gisteravond te half acht werd de geres taureerde en vergroote Geref. kerk te Sas senheim in gebruik genomen. Ds. A. M. Boeijinga riep de velen die in deze nieuwe plaats samengekomen wa ren een hartelijk welkom toe en verzocht aan de dankbare stemming uiting te ge ven door te zingen Psalm 116 11. Vervol gens las hij voor 2 Kron. 6 vanaf Vers 17, de woorden welke Salomo sprak bij de opening van den tempel, waarna spr. voorging in gebed. Nadat spr. voorgelezen had een schrij ven van den burgemeester dezer gemeen te, waarin de Geref. kerk hartelijk door hem werd gelukgewenscht, gaf hij het woord aan den heer A. F r ij 1 i n k, lid der bouwcommissie, welke bestaat uit de heeren W. Warnaar. voorz.; A. Bergman, vice-voorzpenninvm.; L. v. Leeuwen, se cretaris: C. Batenburg; A. Ie Clerq; A. Frillink; J v. Nieuwkoop en J. Wijntjes. De heer Friilink betuigde zijn spijt het verslag der commissie te moeten uitbren gen. omdat de beer Warnaar ongesteld is. Eindeliik. nadat er veel eeheurd is aldu« spreker is deze kerk in gebruik genomen, 't Ts eehleken. dat verbouw mopilifkT is dan nieuwbouw. Van de oud» kerk is op een paar muren en een lessenaar na. niet veel overgebleven. Spr brengt een woord van dank aan allen die tot deze verbouwing hebban me- degpwprkt. te weten: den heer B T. Boeijinga. den architect, die in staat is geweest een moeilijk probleem op te los sen: den beer Meijer als opzichter en den heer Dijkstra als uitvoerder van het werk. D"ze heeft laten blijken, dat hij ook moei lijk werk aandurft en tot een goed einde kan brengen En vervolgens den heer J. H. Perfors. die voor de stoffeering heeft zorg gedragen. De kosten waren eerst geraamd op on geveer ƒ70.000. maar zijn tijdens het werk opgeloopen tot 7'.000, waarvan ƒ35.000 ontvangen is aan vrije giften en 39.000 verkregen door een obligatieleening. Hierna werd gezongen Ps. 105 24. D s. B o e ij i n g a sprak vervolgens na mens den kerkeraad. De arbeid welke 8 maanden duurde, is afgeloopen. Vanaf 28 Augustus 1927 tot 18 Maart 1928 heeft men zich moeten behel pen. Spr. danki de bestuurders van Bloem- lust en Concoruia voor hun bereidwillig heid om deze gebouwen voor den kerk dienst af te staan. Tegen den winter bleek Bloemlust door koude en vocht niet te voldoen en moest naar een andere ge legenheid worden omgezien. Deze werd gevonden in de pakplaats der fa. van Zonneveld en Philippo, welke door deze firma belangeloos werd afgestaan. Vervolgens richtte spr. het woord tot de gemeente. Spr. wil niet ontkennen dat er nu en dan stof tot murmureering en ontevredenheid is geweest en dankt de broeders en zusters dat zij nochtans hun lot met groote gewilligheid hebben ge dragen. Nu we weer in gezelligheid bij eenzijn, hoopt spr deze houding te hand haven en wel ten opzichte van de verdee ling der plaatsen, 't Is meer gebeurd, dat eendracht heerschte gedurende verbouw, maar dar bij de verdeeling der plaatsen twist ontstond En 't zou ook hier kunnen gebeuren dat de verdeeling der plaatsen aanleiding tot „verdeeling" gaf. Spr. hoopt van harte dat dit echter het geval niet zal zijn. *t Kan gebeuren, dat men niet de plaats krijgt, waarop men vanaf het begin zijn zinnen gezet had, maar ten eerste zijn alle plaatsen goed. zoodat iedereen een goede plaats krijgt, en ten tweede zal de ver deeling eerlijk en stipt naar recht gebeu ren. Spr. brengt mede namens de gemeente dank aan Ds. Gunst, die zoo uitnemend geholpen heeft om in den dienst des Woords te voorzien. Ook dankt hij de be zitters van auto', voor het halen en weer thuisbrengen van Ds. Gunst, en hij heeft alle lof voor de bouwcommissie, die haar taak op zoo schitterende wijze heeft vol bracht. Spr. dankt de gemeente voor haar offervaardigheid en spreekt den wensch uit dat deze bestendigd mag blijven, om te voorzien in de jaarlijksche onkosten der Kerk. Hij dankt de catechisanten voor hun we- kelijksche bijdrage voor het zilveren doop vont, uitgevoerd naar het ontwerp van den beeldhouwer Theo van Reyn. Niemand zal willen ontkennen dat ons kerkgebouw thans gezellig en bekoorlijk is. In menig hart komt misschien het rijmpje op: Toen de kerken werden van goud, werden de harten van hout, omdat zij vreezen dat de geestelijke staat niet in overeenstemming zal zijn met ons gebouw, 't Is echter in de historie geble ken, dat dat rijmpje altijd misleidend 's geweest. Regel is dat een schraal geloof, een schrale hand geeft. Wanneer wij kennen het goud der genade vap onzen Heere Jezus Christus, wanneer wij Zijn rijkdom deelachtig worden, dan willen wij geven van ons bezit, van ons goud. We hebben een schoon gebouw. Kunst behoort bij Calvinisme. De kunst is één der hoogste gaven welke God aan den mensch geschonken heeft. Een kunstenaar is iemand die bewust of onbewust in de dingen ziet de idee Gods en die idee tot uiting brengt. De schilder, die de schoonheid der kleu ren ziet, welke God verbergt in de natuur. De architect, die dood hout en steen bij eenbrengt in zuivere harmonie, in vormen die behooren bij het wezen. De vorm is een sierlijk gewaad rondom onzen Chr eeredienst. Is dat niet wandelen in de voetstappen van den oppersten Bouwmeester en Kun stenaar? Wij spreken van eeredienst. Dit is de eeredienst die geboden wordt aan den God des hemels en der aarde. Hij vraagt de schoonste vorm. Dit nieuwe kerkgebouw dient ter eere van onzen God, die ons beloofd heeft: „Ik zal dit huis met Mijne heerlijkheid vervullen". Terwijl gecollecteerd werd voor de Dia conie, werd gezongen Ps. 132 5, 9 en 10. Hierna sprak de architect, de heer B. T. B o e ij i n g a, aan wiens rede wij het vol gende ontleenen: De verbouwde kerk. Door de verbouwing der kerk is het aantal zitplaatsen van ongeveer 650 op ongeveer 1050 gebracht. Hiervoor is het middenschip der kerk met 2.80 M. ver lengd en zijn gaanderijen aangebracht. Het plan van de kerk is een kruisvorm, doch zooals in bijna alle protestantsche kruisvorm-kerken, is het eigenlijke kerk deel niet meer een kruis- maar een T- vorm, waarin de kansel in het midden van den langen wand van het dwarsschip is geplaatst. Hierdoor ontstaan rechts en links van den kansel zijdelings verwijder de plaatsen, die zoowel voor spreker als voor hoorders minder voortreffelijk ge legen zijn. Ook in deze kerk waren die verre zijdelingsche plaatsen zeer slecht, te meer omdat de acoustiek (klankvoort- planting) in het gebouw niet gunstig was. Begrijpelijk is het daarom, dat de Ker keraad in geen geval gaanderijen in de uiteinden van dit dwarsschip wilde ac- ceptéeren. Een gaanderij alleen in het ver lengde middenschip der kerk, gaf geen voldoende plaatsvermeerdering. Zoo ont stond de zeer eigenaardige gaanderij vorm, met schuine hoeken links en rechts te genover den kansel, in een V-vorm naar het midden samengetrokken. De banken- rijen konden nu zoo gemaakt worden, dat de zitplaatsen allen gericht waren naar den kansel. Ook in de beneden kerkruimte, waar oorspronkelijk de zitplaatsen gericht wa ren naar het middelpunt (de snijding van de aslijnen van midden- en dwarsschip) werden nu de -.ankenrijen zoo gemaakt, dat elke plaats ook naar den kansel is gericht Door de vermeerdering en wijziging van de zitplaatsen en hoofdzakelijv omdat de kerk nu een gaanderijkerk werd, moest ook de kansel gewijzigd worden. Eerstens werd de plaats van den predikant, om zoo gunstig mogelijk tegenover alle hoorders te komen, zooveel mogelijk achteruit ge bracht en iets verhoogd. Deze noodzakelij ke wijziging werd benut, om voor de ver groote kerk ook een beter centrum te vor men, om de plaats van waar het Woord bediend wordt, Doop en Avondmaal plaats vinden, en de ambtsdragers plaat-i nemen, tot een liturgisch centrum te maken. Door convergeerenda lijnen aan het kerk- ruim verbonden en daarbij aangesloten, accentueert dit centrale deel de bestem ming. Uit elkaar voortkomend vormen een avondmaalspodium, een dooppodium en een kanselpodium te z'.men één ge- BEVESTIGING, AFSCHEID, INTREDE. De heer Koning, overgekomen van Midwolda (Old.) werd Zondagmorgen met een predikatie over Joh. 3 vs. 20 door Ds. Kromsigt van Rinsumageest tot zijn arbeid als voorganger bij de Vereen, voor Evangelisatie, kring Grijpskerk, ingeleid. Des middags deed de heer Koning intrede en sprak naar aanleiding van Joh. 3 vs. 14 en 15. De heer Koning werd namens den kring Grijpskerk toegesproken door den heer v. d. Meer te Doezum. De heer v. d. Meer sprak tevens namens het bestuur en als collega. De heer Bosman, rustend Evangelist te Gro ningen, sprak den heer Koning toe als vriend. Ds. Snoek hoopt Zondagmiddag in de Ned. Herv. Kerk te Veenendaai intrede te doen. na des morgens be CHRISTEL. NAT. ZENDINGSFEEST. Op het Chr. Nationaal Zendingsfeest, dat Woensdag 4 Juli op Middachten ge vierd wordt, zal des namiddags ook een jeugddienst worden gehouden, waarin als sprekers zullen optreden Ds. J. J. Stam, predikant te Rotterdam en Ds. J. A. van Selms, predikant te Nijmegen. BINNENLAND. NEDERLAND EN BELGIë. De N. R. C.-correspondent te Parijs schrijft d.d. 19 Maart: Men weet wel, dat de Fransche pers inzake het Nederlandsch-Belgische ge schil een opmerkelijke onzijdigheid in acht genomen heeft. Zoo opmerkelijk, dat ze aan bepaalde Belgische bladen als een Nederlandsche gezindheid voorkwam. De openbare meening hier blijft onverschillig ten aanzien van da hangende kwesties, Dit moet het streven in België aan wakkeren om ze op het internationale plan over te brengen. Baron H. Carton de Wiart heeft dit in de Revue mondi ale gedaan. Hij ziet in het Eerste Ka mer-votum en de evenwijdige stroo mingen ten onzent een voorzetting van die mentaliteit uit den tijd, waarin de Zuidelijke Nederlanden, van de Noor delijke gescheiden, aan de Hahsbuvg- sche souvereiniteit trouw bleven en daarom „de slagen opvingen, die de jonge republiek hun meesters toe bracht." De Scheldemond op Neder- landsch gebied is voor hem het voor beeld van een „grens van den over wonnene" en de kwetsbaarheid van den „zak" van Maastricht zou zonne klaar geworden zijn, toen in 1918 „het zevende Duitsche legerkorps niet aar zelde om ter verhaasting van den te rugtocht daar doorheen te trekken". De Scheldekwestie draagt een bij uitstek economisch, die van Maastricht een militair karakter, maar beide rang schikt de schrijver onder de proble men van de Europeesche politiek. Hij acht het ondankbaar, dat de din gen op het doode punt blijven. En in dezelfde simplistische en tendentieuze geesteshouding, die deze aanhalingen kenmerkt, stelt de heer de Wiart den toestand van den Scheldemond gelijk met een onderstelde volkomen vrije beschikking van de Franschen over dien van de Theems of wel van de En- gelschen over den Seinemon!. En hij kan daarin geen anderen toeleg zien dan dien van Antwerpen's mededee- ging met Rotterdam te fnuiken. Tenslotte waarschuwt hij, dat het pact van Locarno de streek van Maas tricht volstrekt niet tegen een moge lijken aanval beschermt en bestendi ging van het geschil de atmosfeer dreigt te vergiftigen. KEI- OF KLINKERBESTRATING. Op de vragen van den heer Polak, betreffende de bestrating van de Mid- dachter Allee, en de Ellecomsche Laan, antwoordde de Minister van Water staat, dat wegens het op dezen weg be staande en te verwachten verkeer aan vankelijk was gedacht een gesloten dek op den rijweg aan te leggen. Nadere overweging met betrekking tot het bekende hoornen- en buizen- vraagstuk heeft er toe geleid, dat een niet gesloten wegdek moest worden gekozen, dat zoo goed mogelijk aan de verkeerseischen zou voldoen Klinkers kunnen daarvoor hier niet in aanmerking worden gebracht. Niet gedeeld wordt de blijkbaar be staande meening, dat in het algemeen bij wegenvernieuwing keien meer dan noodig worden gebruikt. Evenmin wordt ingestemd met de meening, dat bestrating met dit materiaal na zeer korten tijd erg ongunstig zou worden. Integendeel is de minister van oordeel dat, indien gezorgd wordt, dat keien van goede hoedanigheid bij goede be werking worden gebezigd, een voor treffelijke. wegverharding wordt ver kregen. Geen aanleiding wordt gevonden om de bedoelde wegen te voorzien van een klinkerbestrating. Het aanbrengen van een onderlaag, waarvan trouwens de bruikbaarheid in het algemeen door proeven nog nader moet worden aangetoond, zou hier geen toepassing mogen vinden, omdat die laag min of meer gesloten dek op den ondergrond zou vormen, terwijl juist in dit ge val dergelijke wegdekken niet worden gewenscht. ONBEWAAKTE OVERWEGEN. Het Tweede Kamerlid, de heer van der Sluis, heeft aan den Minister van Waterstaat de volgende vragen ge steld: 1. Is het den minister bekend, dat de directie van de Nederlandsche Spoorwegen overweegt de huidige be waking van den overweg bij wacht post 6 (Almelo-Hengelo) op te heffen? 2. Is het den minister bekend, dat, vooral des zomers, door vele duizen den voetgangers en wielrijders van de zen overweg gebruik gemaakt wordt? 3. Is de minister, in verband met de veiligheid van het verkeer, bereid te bevorderen, dat het voornemen van de directie van de Nederlandsche Spoorwegen niet tot uitvoering komt? FEUILLETON. 21). o— Eerst toen ik buiten zijn bereik wasv gevoelde ik, in welke beroering me* het onderhoud gebracht had; ik sid derde geheel en de meest verscheiden gedachten joegen me door 't hoofd. Dit ééne stond nu eenmaal vast, dat hij me beminde en me een huwelijks aanzoek gedaan had, anders waren toch zijn woorden niet te verstaan. En wat had ik gedaan? Ik moest me daarbij onuitspreke lijk dwaas en belachelijk aangesteld hebben. Wat had ik eigenlijk geant woord? Ik weet 't zelf niet meer; maar in elk geval iets zeer dwaas. En het slot van het geheel! vVeg te loopen als een klein meisje, dat op snoepen be trapt is. Wat moet Herbold van me denken? Ik heb hem toch eigenlijk vlakweg afgewezen. Ten slotte is hij thans boos op mij, houdt me voor een domme, verlegen gans, welke hij hee- lemaal niet aan zijn vader als zijne bruid kan voorstellen, zonder zich be lachelijk te maken. En een jongeman als hij heeft toch werkelijk aanspraak op een nette be handeling, wanneer hij een meisje 'n huwelijksaanzoek doet. Want hij is niet de eerste de beste. De vader, eigenaar van eèn groot ziekenhuis, de zoon weldra zijn assistent en zeer ze ker later eenmaal zijn opvolger. Neen, hoe kon ik me zoo dwaas, zoo onuit sprekelijk dwaas aanstellen! Maar misschien heeft hij mijne hou ding als schuchterheid opgevat en mij er nog te meer om lief gekregen. Wat had ik dan moeten doen? Ik kon me toch niet om zijn hals werpen; dat had hem eerst juist moeten afstooten. En ik heb hem toch lief. Ik schrok bepaald, toen me die woorden half luid waren ontsnapt. „Voorzichtig, juffrouw", hoorde ik (ensklaps dicht naast me eene stem, ga een beetje op zij anders stapt u hier in het slijk". „Ik kromp ineen en zag op; een der lieden, die het park schoon houden, had aldus gesproken; want ik stond juist op 't punt, in een hoop slijk te trappen, dat terzijue van den weg bij elkaar geveegd was, om weggereden te worden. Beschaamd over mijne verstrooidheid, week ik uit en keek om; ik wist heelemaal niet. waar ik terechtgekomen was. Dj wegwerker bemerkte mijne verlegenheid en zei- de goedaardig: „Als u naar de Kurzaal wilt, moet u omkeeren en den eersten weg links nemen". Ik stamelde een paar woorden van dank en volgde zijn raad. Weldra zag ik het gebouw voor me en sloeg toen de richting in naar huis. Maar een chaos van gedachten bleven me door het hoofd dwarrelen. Hoe zou die heele geschiedenis eindigen? Liefdessmarte. Herbold is van huis uit Katholiek en eigenlijk geheel ongeloovig. Kon en mocht ik er aan denken, hem te trou wen? Voor gemengde huwelijken wordt toch altijd zoo gewaarschuwd. Maar sta ik dan niet min of meer op hetzelfde godsdienstig standpunt als hij? Ben ik feitelijk nog christin? Overigens heeft hij ook terstond ge zegd, dat hij te mijner liefde gaarne elk offer brengen zou. Hoe teeder moet-hij me liefhebben I Hoe goed, hoe edel is hij! Een man met zulke ge zindheid zal en moet eene vrouw ge lukkig maken; wat zou mij dus kun nen weerhouden, hem te huwen? Nochtans, wat zou tante ervan zeg gen? Hare nicht een gemengd hu welijk? Ach, dat zou zich wel schik ken; zij zal mijn geluk voorzeker niet in den weg willen staan. Maar tante is zoo streng. Zoo in me zelf filo sofeerend en disputeerend, kwam ik thuis, waar Bertha me reeds ongerust wachtte. „Nu", riep ze mij tegen, „hoe is 't afgeloopen? Ben je tevreden?" „Lieve Bertha", zeide ik, terwijl ik me op een stoel liet nedervallen, „een oopenblik geduld; eerst moet ik eens uitblazen. In mijn Keulsrhe japon valt me het ademhalei en trappen- klimmen zeer moeilijk". „Bestrafte ijdelheid", kreeg ik on middellijk ten antwoord. „Overigens heb ik je reeds gezegd, dat het kleed je voortreffelijk staat. Alleen zag ik het liever iets minder plastisch". „Kom, kom", aldus diende ik haar van repliek, „kleederen moeten zitten als aangegoten. Jonge meisjes zijn toch geen vogelverschrikkers. Doch, luister nu eens. Herbold was stipt ter plaatse en we hebben een wijltje door het plantsoen rondgeloopen; hij weet iemand zeer aangenaam te onderhou den; ten laatste geraakten we op een zijweg, waarop toevallig geen mensch te zien was. Daar deed hij me een lief desverklaring en een huwelijksaan zoek". „En wat heb je daarop geant woord?" vroeg zij in spanning, toen ik een oogenblik ophield. „Ik ben waggeloopen". „Weggeloopen?" herhaalde zij ver wonderd. „Waarom ben je er dan eigenlijk heengegaan? Dan ware 't toch verstandiger geweest, hier te blij- en. Want dat er zoo iets komen zou, kondt ge je zelve even goed zeggen, als ik t mij gezegd het „Ik mocht hem toch niet beleedigen en mijn woord breken; dat heeft hij toch in geen geval verdiend „Maar, mijn liefste, menschenkind, is dat dan een bewijs van beleefdheid, als een jong meisje een fatsoenlijken jongeman ik zet voorop, dat Her bold dit is een onderhoud toestaat, hem aldus in de meening versterkt, dat hij de jongedame niet onverschil lig is, en dan, als hij met de zaak voor den dag komt en een huwelijksaan zoek doet, hem op den publieken weg laat staan en wegloopt? 't Is te hopen, dat er niemand geweest is,, die dit dwaas tooneel gezien heeft". „Toch wel, er kwamen juist eenige personen op den tot dan toe eenzamen weg en juist daarom liep ik weg." „Lieve hemel, wat moeten die wel van den armen aanbidder van juf frouw Rosa Wantolf gedacht hebben? Roosje, ik begrijp maar, wat is dat nu, waarom schreit ge?" onderbrak zij plotseling zich zelve, en sloeg ha re armen om mij heen. Bij hare verwijten had ik me niet meer in kunnen houden; ik begon hartverscheurend te weenen. Dat, wat ik in stilte gevreesd had en mij zelf tevergeefs uit het hoofd had trachten te praten, trad me nu, toen Bertha dezelfde gedachten uitsprak, met ver schrikkelijke duidelijkheid voor den geest, Herbold van me afgestooten en zelfs beleedigd en en, ik heb hem toch zoo lief. Onzettend! Wat nu? Bertha liet me een tijd lang schreien en trachtte mij toen met hare gewone goedhartigheid te troosten. Ik was toch verliefd, zonder het tot nu toe goed geweten te hebben. Het was ech ter een zeer ongelukkige positie waar in ik daar geraakt was. Wordt var vol gd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1928 | | pagina 5