NIEUWE LEIDSCHE COURANT Het dagboek van een Leerares van VRIJDAG 9 MAART 1928 TWEEDE BLAD. STADSNIEUWS. KAMER VAN KOOPHANDEL. Op Maandag 12 Dezer komt in de Ka mer van Koophandel ook ter sprake de classificatie van wegen in verband met autoverkeer. Het Bureau der Kamer deelt aan het College het volgende mede: Door Gedeputeerde Staten van Zuid- Holland is bij beschikking van 15 Novem ber 1927 No. 19 aan het voorschrift om de wegen, geen rijkswegen zijnde, in klas sen in te deelen, voldaan. Daarbij zijn echtert de voorwaarden, waarop tot dus ver, vóór de uitvaardiging van deze be schikking, de bedrijfsautomobielen op die wegen werden toegelaten, ernstig ver zwaard. De Bond van Bedrijfsautohouders in Nederland heeft tegen deze klasse-indee ling beroep bij de Kroon aangeteekend en zich tevens nogmaals tot Gedeputeerde Staten gewend. Deze Bond heeft zich daarenboven tot de Kamer van Koophan del voor Rijnland gewend met het ver zoek eveneens aandrang op Gedeputeerde Staten uit te oefenen. De wegen, in het district onzer Kamer gelegen, welke door de beschikking ge troffen worden, zijn o.a.: de weg over den Zijlweg vanaf de Spanjaardsbrug te Leiden over Rijp-We- tering, Oude Wetering, Nieuwe Wetering tot de grens der Provincie met den zij weg naar de brug over de Ringvaart van den Haarlemmermeerpolder bij Nieuwe Wetering en den zijweg langs de Oude Wetering. de weg vanaf den Lagen Rijndijk en den Heerenweg over Rijnsaterwoude tot aan den Vrieschen weg; de Lage Rijndijk van Leiden tot Zwam- merdam; de weg Hazerswoude, Hooge Rijndijk— Hazerswoude, Dorp (Gemeene weg); de weg van den Hoogen Rijndijk naar Boskoop over het Goudsche Rijpad. Volgens de beschikking n.l. van 1 Oc tober 1923 No. 199/2 (Prov. blad 80) waren deze wegen toegankelijk voor automobie len met een breedte van 2.30 M. en met een wielbelasting onafhankelijk van de soort rubberbanden tot 2500 K.G. Bij de beschikking van 15 Nov. 1927 No. 19 zijn deze wegen ingedeeld in wegklasse III, waarop dus slechts worden toegela ten automobielen met een breedte van 2.10 M. en met een wielbelasting: bij ge bruik van lucht- en cushi mbanden, tot 2400 K.G.; bij gebruik van massieve ban den tot 1800 K.G. De Commissie voor vervoer, Post en Te legrafie heeft deze aangelegenheid be sproken, terwijl ook het Bureau der Ka mer, nog voorgelicht door Ir. Swaab, ern stige aandacht aan deze materie heeft ge wijd. Naar de meening van het Bureau en de Commissie voor Vervoer ligt het thans nog niet op den weg der Kamer om zich tot Gedeputeerde.Staten te wenden en wel omda' uit het districl der Kamer nog geen klachten zijn ingekomen. Bovendien is de Kamer niet voldoen ds geoutilleerd om .e kunnen beoordeelen of een bepaalde weg de hoogere belasting, welke tot voor kort was toegelaten, zal kunnen blijven verduren, zonder dat de kosten tot onderhoud van den weg te hoog worden opgevoerd. Ook de breedte van den weg maakt naar de meening van het Bureau wel de gelijk noodig, aan de breedte van de vrachtauto's een grens te stellen, wslke andere weggebruikers niet te zeer in het nauw brengt. Volledigheidshalve veroorlooft het Bu reau zich nog op te mcrke:i: dat de toene ming van het vervoer per vrachtauto niet als ongewenscht mag worden tegenge gaan, maar dat integendeel zooveel moge lijk moet worden jec'.aan om deze wijze van vervoer te bevorderen. De Kamer zal er ^«rom steeds op heb ben te letten, op welke wijze de wegen be ter voor het vervoer per vrachtauto kun nen worden geschikt gemaakt. BADEN VAN BEROEP VOOR DE DIRECTE BELASTINGEN. Het Bureau van de Kamer van Koop handel en Fabrieken voor Rijnland stelt voor ter kennisse te brengen van de Twee de Kamer, dat niet teleurstelling is ken nis genomen van het bij Koninklijke Bood schap van 29 November 1927 aanhangig gemaakte ontwerp van wet tot wijziging van de samenstelling en werkwijze van de Raden van Beroep voor de Directe Be lastingen. De reden van die teleurstelling is daar in gelegen, dat naar het oordeel van de Kamer van Koophandel door bedoeld wetsontwerp in hooge. mate inbreuk zal worden gemaakt op het onpartijdig ka rakter van dit in belastingzaken recht sprekend college. Voor de hand* ligt, dat het vertrouwen van de belastingplichtigen in de onpartij digheid van de Raden van Beroep onvoor waardelijk behouden behoort te blijven. Waar immers de belastingplichtige in den tegenwoordigen tijd om verklaarbare re denen maar al te zeer bij de belastingad ministratie de zucht meent te ontdekken, dat deze de belastingaanslagen zoo hoog mogelijk tracht op te voeren in stede van ieders belastingplichtigheid objectief en zoo juist en billijk mogelijk vast te stel len, is het van groot belang, dat het ver trouwen, dat de belastingjusticiabelpn meenen te kunnen schpnken aan en heb ben in de rechtspraak op hunnen belas tingplicht. ongerept blijft. Ongetwijfeld was de tot heden geldende samenstelling der Raden, van Beróep een zeer gewaardeerde waarborg voor een van de belastingadministratie volkomen onaf hankelijke en mitsdien onpartijdige ju risdictie. De preventieve werking daarvan uitgaande op de met de aanslagregeling belaste ambtenarèri méént de kamer mede zeer hoog te moeten aanslaan. Door speciaal twee der voorgestelde wij zigingen vreest de Kamer, dat een en an der in gevaar zal worden gebracht en de positie van den belastingplichtige zonder grond zal worden verzwakt. De eerste daarvan is, dat de Voorzitter, welke reeds thans door de Kroon wordt benoemd, doch geen deel uitmaakt van den Raad, in dier voege, dat zijn stem slechts is een adviseerende, bij de voor gestelde regeling in den Raad zal worden opgenomen met als gevolg een effectieve stem bij het nemen der beslissing. De huidige positie van dien voorzitter is juist voor onze Kamer het symbool, dat de definitieve uitspraak van den Raad niet wordt beinvloed door den Fiscus, ter wijl toch aan het overheidselement vol doende invloed is toegekend. De geest van bemiddeling, welke de be handeling en leiding door dien voorzitter tot heden zoo menigmaal ademt en welke door den belastingplichtige zoowel als door de Administratie vaak zoo wordt ge waardeerd, zal bij en met zijn positie naar het ingediende wetsvoorstel ongetwijfeld verloren gaan. De voornaamste en meest bedenkelijke wijziging is echter naar de meening van "de'Kamer van Koophandel, welke wordt voorgesteld in de positie van den Secre taris. Wordt die voorgestelde verandering wet, dan zal de Secretaris als aan den Raad toegevoegd, doch overigens buiten het College staand ambtenaar fungeeren. Tengevolge daarvan zal hij ongetwijfeld zijn onafhankelijke positie tegenover de belastinginspecteurs, zijn collega's, zoo al niet zijn superieuren, inboeten. Het is vooral door deze wijziging, dat het onpartijdig karakter van den Raad in zijn uitspraken ernstig in het gedrang dreigt te komen, waar immers de Secre taris niet alleen belast is met de voorbe reiding der zaken en uit hoofde van zijn bezoldiging bij uitstek geacht mag. wor den op de hoogte te zijn van de bestaan de belasting-rechtspraak, doch mede tot taak heeft het ontwerpen der vonnissen van den Raad, zoodat hij practisch een niet onbelangrijken invloed zal hebben op den inhoud der beslissingen, zij het ook, dat hem theoretisch te dien aanzien geen stem toekomt. Als derhalve het Secretariaat het karak ter verkrijgt van min of meer te zijn een onderdeel der belastingadministratie, moet dit ongetwijfeld in belangrijke mate bij dragen tot het verloren gaan van het tot heden in de belastingrechtspraak terecht gestelde onmisbare groote vertrouwen. Ten aanzien van den achterstand, ont staan door dé toeneming van het aantal aan het oordeel der Raden van Beroep on derworpen zaken, betreurt de Kamer, dat blijkbaar geen latere cijfers bekend zijn dan die over 1924. De Kamer vermeent n.l. goeden grond te hebben om te ver onderstellen, dat aan die sterke toename een einde zal zijn gekomen, daar het maatschappelijk leven zich steeds meer in normale banen beweegt. In ieder ge val veroorlooft zij zich in twijfel te trek ken of tegen bedoeld euvel, voorzooverre het nog mocht bestaap, moet worden op getreden door maatregelen, welke de deug delijkheid dier rechtspraak in gevaar brengen. Waar met een cn ander ook de belan gen van handel en industrie in nauw ver band staan, wordt gevraagd de goedkeu ring aan het ontwerp te onthouden. TOEZICHT LOSSEN VAN SCHEPEN. Door het Bureau van de Kamer van Koophandel wordt voorgesteld den Minis ter van Financiën te schrijven over kos ten van toezicht bij het lossen van sche pen. De aandacht wordt in dat schrijven gevestigd op de soms groote bedragen, welke in plaatsen, niet officieel als los plaats aangewezen, betaald moeten wor den als vacatiegeld wegens toezicht bij lossing van uit het buitenland komende schepen, indien deze met invoerrecht be laste goederen inhouden. Bij lossing van bij invoer niet belaste goederep wordt echter geen vacatiegeld gevorderd, terwijl in öfficieel erkende los plaatsen in het geheel geen vacatiegeld wordt geëis.cht, noch' bij belaste noch bij onbelaste goederen. Het. verschil in behandeling tusschen officieel erkende en niet erkende losplaat sen, maar vooral het verschil ten aanzien van de behandeling van belaste en onbe laste goederen is, naar de Kamer voor komt, onlogisch en ongemotiveerd. Als reeds invoerrecht moet worden be taald, als derhalve de Staat reeds baten ontvangt, moet daarenboven ook nog het toezicht bij lossing worden vergoed, ter wijl als geen invoerrecht moet worden be taald, dit vacatiegeld niet wordt geheven. De onbillijkheid wordt mede daarom sterk gevoeld, omdat- het toezicht bij de lossing voornamelijk schijnt te geschieden indipn de schipper bij de douane-ambte naren in niet te goeden roep staat. Het schrijven vraagt verder algeheele afschaffing van vacatiegelden. KERK EN SCHOOL. NED. HERV. KERK. Beroepen: Te Wouterswoude, H. Kie vit, te Baarn; te Kootwijk (tocz.), A. G. Oosterhuis, te Ernst. Te Maasland, A. Kar- dolus te Suameer. Te Charlois (vac. Ds. Beernink), J. H. Romeyn, te Workum. GEREF. KERKEN. T we e t al: Te Nijkerk (vac. H. Ph. Ing- wersen), S. van Dijken, te Nieuweroord; en G.Staal, te Culemborg. Aangenomen; Naar Wassenaar, J. C. Rullmann, te Utrecht. Bedankt: Voor Surhuisterveen, P. Prins, te Öostwolde (Oldambt). BEVESTIGING, AFSCHEID, INTREDE. De bevestiging en intrede van Ds. D. J. van de Graaf in de Ned. Herv. Kerk te Ede zal plaats hebben Zondag 11 Maart a.s. De bevestiger is Ds. Kievit, van Baarn. Ds. J. G. Steenbeek Jr., te Neerbosch hoopt Zondag 18 Maart a.s. zijn intrede te doen te Zunderdorp, na bevestigd te zijn door Ds. J. Schrijver, em. pred. te Apel doorn, Ds. H. VERSLUIJS. Ds. H. Versluijs, Geref. pred. te Zoeter- meer-Zegwaart, moet een rustkuur door maken. Ds. Th. KRAMER. Ds. Th. Kramer, Ned. Herv. predikant te Oosterbierum, hoopt 29 MaarJ a.s. zijn zilveren ambtsjubileum te herdenken. Ds. CHR. HUNNINGHER. Ds. Chr. Hunningher, emeritus pred. der Ned. Herv. Herv. Gemeente te Amsterdam is naar De Standaard verneemt, weder zooveel beter, dat hij in zijn woning te Amsterdam kan terugkeeren. Hij zal daar verder kunnen verpleegd worden. over dat, wat hierboven staat. Goeden nacht l 14 Juni. Verschillende Wereldbeschouwingen. Daar wij vandaag. Zaterdag, een vrijen namiddag hadden, maakte ik met Elsje een groote wandeling, waarop ik haar vertelde, wat de di recteur mij gezegd en wat ik hem ge antwoord had. Elsje hoorde mij kalm aan en zette mij dan hare meening uiteen. Ik mocht dat den Directeur niet kwalijk nemen, hij beschouwde de wereld vanuit een geheel ander ge zichtspunt. Voor hem was er slechts één zedeleer, namelijk die van den Bijbel, waarop zijn geloof berustte. Het voornaamste gebod dezer zede- leer was de strijd tegen zijn eigen na tuur met hare neigingen en driften, welke de mensch zich niet vrij mag lalen ontplooien en bevredigen, maar welke hij beteugelen en inperken moet. Onderwijzers en onderwijzeres sen moesten helpen, om de jeugd voor dezen strijd tegen hun eigen natuur op te voeden, en hun daarin met een goed voorbeeld voorgaan. Daartegenover was er echter ook nog een andere wereldbeschouwing, welke den mensch als de laatste scha kel van een langen keten van gelei delijke omvormingen in de levende wereld beschouwt en wil, dat hij zijn natuurlijken aanleg en geschiktheid verder ontwikkele en. zooals de verte genwoordigers dezer wereldbesehou- HET ZILVEREN JUBILEUM VAN DE PROFESSOREN BOUWMAN EN HONIG. Op grootsche wijze zijn de hoogleeraren dr. II. Bouwman en dr. A. G. Honig, ter gelegenheid van hun zilveren professoraat aan de Theol. school te Kampen, gehul digd. Toen eergistermiddag te 2 uur de offi- cieele samenkomst in de groote Aula, waar het podium schuil ging tusschen een schat van bloemen, zou aanvangen, bleek, dat een groot aantal oud-leerlingen waren overgekomen om aan de huldiging deel te nemen. Voorafgegaan door den Senaat van het Studentencorps werden onder het geza menlijk zingen van het Wilhelmus de jubilarissen en het curatorium der School binnengeleid, waarna de voorzitter van de regelingscommissie, ds. Schoemakers, het welkomstwoord sj^rak en voorlezing deed van een aantal telegrafische geluk- vvenschen. Dan spreekt de president van liet curatorium, ds. It. J. van der Veen, van Goes, die herinnert aan den hache- lijken toestand, waarin de Theolog. School in 1902 tijdens de Synode van Arnhem verkeerde. „Er behoorde moed voor het besluit der curatoren toch de beide hoog- leeraarsvacatures te doen vervullen, maar nog veel meer moed toondet gij, jubilaris sen van heden, om dé benoeming te aan vaarden: dat was een geloofsdaad. En gij beiden hebt bewezen te zijn the right man on the right place. Uw colleges werden gezocht en het aantal studenten steeg van 1 ma. 1 20 tot 8 maal 20." Spr. besluit met de aanbieding aan beiden van hun ge schilderd portret.- Hierna is het woord aan den pro-rec tor prof. Greydanus, die de jubilarissen huldigt als mannen van diepgaande stu die, den een op kerkhistorisch gebied, den ander op dat der dogmatiek, om ten slot te namens de collega's aan te bieden aan prof. Bouwman „The Dictionary of the Bible" en aan prof. Honig „Die Religion in Geschichte und Gegenwart". De heer A. S. Timmer, praetor van het corps, die thans volgt, richt een betui ging van groote waardeering tot beide hoogleeraren en geeft op welsprekende wijze uiting aan de gevoelens van hoog achting en genegenheid van de studenten, uit wier naam hij aan de jubilarissen en hunne dames keurige geschenken heeft aan te bieden: Prof. Bouwman pen schrijf machine; zijn echtgenoote een gangtafel tje en Prof. Honig een ruststoel en zijn echtgenoote een schemerlamp. Voor de oud-leerlingen treedt dan prof. Hoekstra op, die verklaart, dat de le- venspractijk hun de bevestiging heeft ge bracht van de groote lijnen, door prof. Bouwman getrokken op het terrein der kerkgeschiedenis, op zijn belichting van het kerkrecht en prof. Honig's beteekenis ziet bij vooral in de organische synthese door dezen gegeven van de dogmatiek van Kuyper en Bavinck. Hij eindigt met de aanbieding aan ieder hunner van James Hastings' Encyclopaedia of Religion and Ethics in 13 banden, met een keurig be werkt album met de namen der schen kers uit alle werelddeelen, uitgezonderd Australië. Namens de Theol. Faculteit der Vrije Universiteit is het, dat prof. Kuyper het woord voert. „Heeft vóór 25 jaren de V. U. in een tijd van spanning een zwaar of fer geêischt van de T. S., thans is de ver houding gewijzigd en is het de T. S„ die ons aller liefde heeft." Als hierna nog Ds. L. Kuiper, voorzitter van den Kamper Kerkeraad, en de burgemeester van Kam pen, de beer Fernhout, gesproken hebben komt eerst prof. Bouwman en daarna prof. Honig aan het woord, om aan allen hun dank te brengen. Onder den stroom van bezoekers die al maar aanhield, zagen we prof. Dr. A. Noordtzij van Utrecht; de hoogbejaarde, rustende hoogleeraar, prof. L. Lindeboom, vrijwel alle leden van het curatorium, pre dikanten uit alle oorden des lands, alle studenten, leden van het gemeentebestuur afgevaardigden van onderscheiden corpo raties waarin de jubilarissen zitting heb ben, enz. enz. Van de vele telegrafische gelukwenschen die inkwamen, noemen we die van het Calvin-College te Grands Rapids; van de Theol. Faculteit der Vrije Universiteit van de classis Utrecht, in vergadering bijeen, van ds. R. Bartlema, Ned. Herv. predikant te Zeist en van onderscheiden kerkeraden van Geref. Kerken. Na deze officieele huldigingssamen komst volgde een receptie, welke druk be- AAN HET ZOEKLICHT. Leiden, 9 Maart 1928. Er bestaat een nuttige vereeniging „Het Ned. Jack London-verbond". Zij heeft tot doel dierenbescherming. Ook wij doen daar gaarne aan mee. De vereeniging geeft een Maandbericht uit, waarin vaak op pakkende wijze het doel van de ver eeniging wordt uiteengezet en waarin met succes wordt opgetreden tegen dierenmis handeling, zooals schier dagelijks o.a. in circussen e.d. plaats heeft. Maar de redactie laat zich ook wel eens vervoeren tot een uiting, die mij minder sympathiek is. Onder den titel „Wie een klein katje troost, troost den Vader" krijgen wij deze overgenomen ontboezeming: „Want het is het zelfde leven, dat heen- bruist door den grooten Eeuwigen Geest van Eeuwigheid tot Eeuwigheid, en door 't broze soepele poeselijfje. Bewust in den Geest Gods, onbewust in het katje toch gevoed door licht uit dezelfde Lichtbron. 't Poesje staat in zijn sierlijke onbewust heid op de eerste sport van den ladder, die voert van mensch tot Goddelijk we zen. Wie 't klein verregend poesje koes tert, het een warm thuis geeft, vermeer dert de som van liefde over de gebeele aarde. Wie een klein katje troost, troost daar om den Vader, omdat er is het troostende Evangeliewoord; „Voorwaar zeg ik u: Voor zooveel gij dit een van deze Mijne minste broeders gedaan hebt, zoo hebt gij dat Mij gedaan." Zie dan wordt het mij te machtig, 'k Doe gaarne mee aan dierenbescherming, ook omdat het dier mij een bewijs van Gods goedheid is, maar ik heb een af keer, om Gods wille, van bet pantheïstisch gedoe als hieruit spreekt. OBSERVATOR. zocht was, en daarna een feestmaaltijd in de Stads Gehoorzaal, door het Studenten corps aangeboden aan de jubilarissen met hun families en een aantal genoodigden. Vele burgers hadden te dezer gelegen heid de vlag uitgestoken. Ds. HUISMAN NIET NAAR AUSTRALIë. Naar aanleiding van berichten omtrent een ontslagname van Ds. J. T. Huisman, Ned. Herv. predikant te Woldendorp, ver neemt de Nederl. dat ds. Iluismen wel het plan heeft gehad naar rijn z< on in Aus tralië te gaan, doch van definitieve plan nen geen sprake is, in elk geval een va cant worden der Herv. Gem. te Wolden dorp niet zal plaats inden. DE EENHEID IN DE GEREF. KERKEN. In de te Groningen gehouden vergade ring van de Vereeniging tot herstel der eenheid van de Geref. Kerken, is, haar De Standaard meldt, besloten tot ophef fing dezer vereeniging. Zulks op grond van bet feit, dat ongewenschte reactie zou kunnen leiden tot een scheuring in de Geref. Kerk ter plaatse, wat de Vereeni ging in strijd achtte met'het in haar sta tuten vastgelegde doel: „het herstel der eenheid van de Geref. Kerken". VRIJZINNIGEN TE GRONINGI^N. Door den predikant der afdeeling van de Vrijz. Herv. Vereeniging te Groningen, Ds. H. N. IJsbrandij, is aan den Kerkeraad der Ned. Herv. gemeente aldaar het ver zoek gericht over te gaan tot het afnemen van belijdenis van de lidmaten-catechi santen en hem toe te staan deze als lid maten der Ned. Herv. kerk in een der kerkgebouwen te mogen bevestigen. Te vens richtte hij het verzoek voor de be diening van bet Heilig Avondmaal en den Heiligen Doop 2 godsdienstoefeningen aan zijn leiding toe te vertrouwen. KERKBOUW. Te Ooltgensplaat is door de Geref. Kerk besloten tot het bouwen van een nieuwe kerk. DE BIJBEL IN HET AFRIKAANSCH. Gelijk men weet is in Zuid-Afrika een commissie van bijbelvertalers al geruimen tijd bezig, den*bijbel in het Afrikaansch te vertalen. In 1927 heeft prof. dr. C. van Gelderen van de Vrije Universiteit hier bij eenige maanden geholpen. Tegelijk dicht de dichter „Totius" (prof. dr. J. D. du Toit van Potcbefstroom) een nieuwe FEUILLETON. Naar het Duitsch. 10). -fl ik antwoordde hem, dat dit wel zoo was en dat ik graag geloofde, dat een onderwijzeres zich voor vele dingen had in acht te nemen. Maar zij had toch geen gelofte afgelegd, om niet te trouwen, en dus kon men het haar ook niet euvel duiden, als zij eens een fatsoenlijk feest meemaakte en zich in gezelschappen liet zien. Zij moest de kinderen opvoeden voor het fami lieleven en dat was geen kloosterle ven. Ik was me niet bewust mij in of buiten de school aan iets kwaads schuldig gemaakt te hebben. Als ech ter de Directeur mij iets bepaalds, iets concreets had te verwijten, zoo verzocht ik hem, mij dat te zeggen; ik zou dan gaarne mijn best doen, dit te verbeteren. Daarop zag hij me een wijle treurig aan en antwoordde. „Er is een maagdelijke geest, welke zich in al het doen en laten van een meisje openbaart, zonder dat men dien juist omschrijven of definieeren kan; men gevoelt hem slechts naar buiten; hij sticht, hij vervult met eer bied, hij ademt reine berglucht, zui ver en vrij van de stiklucht in het diepe dal des gewonen levens. U ver staat mij niet, en ik gevoel ook, dat ik thans geen gevolg bij u bereiken kan. Ik wil echter voor u bidden, dat God u verlichte en voor onheil be ware". Daarmee stond hij op en verliet mij. Wat moet ik nu doen? Iiadde hij mij bepaalde verwijten gemaakt, dan wist ik waar ik aan toe was. Maar die maagdelijke geest is toch, zooals hij zelf toegaf, iets, waarvan geen defini tie te geven is; begrijpe wie het kan. Hij meende, men kon dien alleen ge voelen. Ja, gevoelens, zijn nu eenmaal iets zuiver subjectiefs, bij ieder mensch anders; als een meisje zich daarnaar richten moest, dan moest het zich aldoor veranderen, als de mo de de kleederen. Ja, ik weet 't er zijn zoo onderwij zeressen, kinderlijke ziele:., dJ-« in de tegenwoordige wereld daar staan als bloembedplantcn op eene veeweide ho, ho, wat is me daar we Ier uit de pen gevloeid? De wereld is toch geen veeweide; zeggen we liever een natuur tuin. Dat me ook altijd zulke domme, dwaze woorden ontsnappen moete.i! Zou ik 't doorhalen? dan heb ik 't later toch nog altijd onder de oogen radeeren? helpt ook niets. Blijf staan, afschuwelijk woord! Hier geldt wederom de spreuk van Pilatus. Ik wil er eens met Elsje over spreken d. w. z. over dat,, wat de Directeur gezegd heeft niet over die neen. ik .-chrijf "t geen tweeden keer niets 1 wing plachtën te zeggen, zich uitleve. Een gebod van een bovenaardschen persoonlijken God, die de wereld en de menschen geschapen heeft, erken den zij niet. Zij zeiden: „Van deze dingen weten wij niets. Met het woord „geschapen" komen we niet verder, want we kunnen ons daarin niet in denken. Uit niets wordt niets; uit niets kan ook uw God niets maken. Wij nemen den mensch, zooals hij is; de driften, welke hij in zich heeft, zijn voor hem een gebod, hetwelk zijn grenzen slechts heeft in de gelijke driften van anderen; waar dezer be vrediging de bevrediging der onze in clcn weg staat, mogen wij niet met geweld voortgaan maar moeten we in vrede een vergelijk treffen. Geweld ware onrecht en een misdaad tegen de natuur. Bovendien gevoelen we in ons nog een heele reeks drifen, welke ons doen en laten beheersehen, zooals den zin voor het schoone, de liefde, de dankbaarheid voor ontvangen welda den, de trouw, het streve.i om goed te doen, medelijden, vriendschap, enz. Als we aan deze- driften en harts tochten toegeven, dan handelen wij overeenkomstig onze natuur en zijn goed". Dat was de natuurlijke zedeleer; op dat standpunt stond zij en eveneens haar verloofde, en zij was overtuigd, dat zij daarbij gelukkig zouden wor den. „Jij gelooft dus niet aan de leer van den Bijbel?" vroeg ik, getroffen door wat ik gehoord had. Elsje trok de schouders op en ant woordde: „Al naar gelang dat ge dat woord ,.gelooven" neemt, ja en neen. Ik houd den godsdienst voor iets, wat ieder voor zich moet uitmaken. Ik heb' niet9 tegen het Christelijk geloof en zie er t k niets kwaads in; daarom woon ik. alle plechtigheden in de kerk bij, wijl mijn ambt als onderwijzeres dat zoo meebrengt. Ben ik eenmaal vrij en met Karei vereenigd, dan laat ik 't vorder na. Vraag je me echter, of ik al die Christelijke leerstukken innerlijk voor waar houd en van hunne waar heid vast overtuigd ben, dan ant woord ik met een beslist neen. Dat kan ik niet. Je ziet echter, Roosje, dat mijn „ik" daaronder niet lijdt. Kinde ren en volwassenen houden van mo, ilc doe mijn plicht in de school, mijne examens vallen alijd goed uit, de autoriteiten zijn over me tevreden, en dat is, naar ik meen, alles, wat men redelijker- en billijkerwijze van mij verlangen kan, 't overige is mijne pri vaatzaak, welke niemand anders iets aangaat. Wat zou dan de .godsdienst in den mensch op 't oog hebben? Im mers dat hij een zedelijk goed leven leide. Nu goed, als mijn godsdienst dat bij mij volbrengt, zoo bewijst hij zich daardoor als waar en goed. Den l oom kent mm aan zijn vruchtèn. Kunt ge mij dus wegens mijn gods dienstige beschouwingen een verwijt maken of minder liefhebben, Roosje?'

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1928 | | pagina 5