NIEUWE LEIDSCHE COURANT
Het dagboek van een Leerares
van
VRIJDAG 9 MAART 1928
TWEEDE BLAD.
STADSNIEUWS.
KAMER VAN KOOPHANDEL.
Op Maandag 12 Dezer komt in de Ka
mer van Koophandel ook ter sprake de
classificatie van wegen in verband met
autoverkeer.
Het Bureau der Kamer deelt aan het
College het volgende mede:
Door Gedeputeerde Staten van Zuid-
Holland is bij beschikking van 15 Novem
ber 1927 No. 19 aan het voorschrift om de
wegen, geen rijkswegen zijnde, in klas
sen in te deelen, voldaan. Daarbij zijn
echtert de voorwaarden, waarop tot dus
ver, vóór de uitvaardiging van deze be
schikking, de bedrijfsautomobielen op die
wegen werden toegelaten, ernstig ver
zwaard.
De Bond van Bedrijfsautohouders in
Nederland heeft tegen deze klasse-indee
ling beroep bij de Kroon aangeteekend en
zich tevens nogmaals tot Gedeputeerde
Staten gewend. Deze Bond heeft zich
daarenboven tot de Kamer van Koophan
del voor Rijnland gewend met het ver
zoek eveneens aandrang op Gedeputeerde
Staten uit te oefenen.
De wegen, in het district onzer Kamer
gelegen, welke door de beschikking ge
troffen worden, zijn o.a.:
de weg over den Zijlweg vanaf de
Spanjaardsbrug te Leiden over Rijp-We-
tering, Oude Wetering, Nieuwe Wetering
tot de grens der Provincie met den zij
weg naar de brug over de Ringvaart van
den Haarlemmermeerpolder bij Nieuwe
Wetering en den zijweg langs de Oude
Wetering.
de weg vanaf den Lagen Rijndijk en
den Heerenweg over Rijnsaterwoude tot
aan den Vrieschen weg;
de Lage Rijndijk van Leiden tot Zwam-
merdam;
de weg Hazerswoude, Hooge Rijndijk—
Hazerswoude, Dorp (Gemeene weg);
de weg van den Hoogen Rijndijk naar
Boskoop over het Goudsche Rijpad.
Volgens de beschikking n.l. van 1 Oc
tober 1923 No. 199/2 (Prov. blad 80) waren
deze wegen toegankelijk voor automobie
len met een breedte van 2.30 M. en met
een wielbelasting onafhankelijk van
de soort rubberbanden tot 2500 K.G.
Bij de beschikking van 15 Nov. 1927 No.
19 zijn deze wegen ingedeeld in wegklasse
III, waarop dus slechts worden toegela
ten automobielen met een breedte van
2.10 M. en met een wielbelasting: bij ge
bruik van lucht- en cushi mbanden, tot
2400 K.G.; bij gebruik van massieve ban
den tot 1800 K.G.
De Commissie voor vervoer, Post en Te
legrafie heeft deze aangelegenheid be
sproken, terwijl ook het Bureau der Ka
mer, nog voorgelicht door Ir. Swaab, ern
stige aandacht aan deze materie heeft ge
wijd.
Naar de meening van het Bureau en
de Commissie voor Vervoer ligt het thans
nog niet op den weg der Kamer om zich
tot Gedeputeerde.Staten te wenden en wel
omda' uit het districl der Kamer nog
geen klachten zijn ingekomen.
Bovendien is de Kamer niet voldoen
ds geoutilleerd om .e kunnen beoordeelen
of een bepaalde weg de hoogere belasting,
welke tot voor kort was toegelaten, zal
kunnen blijven verduren, zonder dat de
kosten tot onderhoud van den weg te
hoog worden opgevoerd.
Ook de breedte van den weg maakt
naar de meening van het Bureau wel de
gelijk noodig, aan de breedte van de
vrachtauto's een grens te stellen, wslke
andere weggebruikers niet te zeer in het
nauw brengt.
Volledigheidshalve veroorlooft het Bu
reau zich nog op te mcrke:i: dat de toene
ming van het vervoer per vrachtauto niet
als ongewenscht mag worden tegenge
gaan, maar dat integendeel zooveel moge
lijk moet worden jec'.aan om deze wijze
van vervoer te bevorderen.
De Kamer zal er ^«rom steeds op heb
ben te letten, op welke wijze de wegen be
ter voor het vervoer per vrachtauto kun
nen worden geschikt gemaakt.
BADEN VAN BEROEP VOOR DE
DIRECTE BELASTINGEN.
Het Bureau van de Kamer van Koop
handel en Fabrieken voor Rijnland stelt
voor ter kennisse te brengen van de Twee
de Kamer, dat niet teleurstelling is ken
nis genomen van het bij Koninklijke Bood
schap van 29 November 1927 aanhangig
gemaakte ontwerp van wet tot wijziging
van de samenstelling en werkwijze van
de Raden van Beroep voor de Directe Be
lastingen.
De reden van die teleurstelling is daar
in gelegen, dat naar het oordeel van de
Kamer van Koophandel door bedoeld
wetsontwerp in hooge. mate inbreuk zal
worden gemaakt op het onpartijdig ka
rakter van dit in belastingzaken recht
sprekend college.
Voor de hand* ligt, dat het vertrouwen
van de belastingplichtigen in de onpartij
digheid van de Raden van Beroep onvoor
waardelijk behouden behoort te blijven.
Waar immers de belastingplichtige in den
tegenwoordigen tijd om verklaarbare re
denen maar al te zeer bij de belastingad
ministratie de zucht meent te ontdekken,
dat deze de belastingaanslagen zoo hoog
mogelijk tracht op te voeren in stede van
ieders belastingplichtigheid objectief en
zoo juist en billijk mogelijk vast te stel
len, is het van groot belang, dat het ver
trouwen, dat de belastingjusticiabelpn
meenen te kunnen schpnken aan en heb
ben in de rechtspraak op hunnen belas
tingplicht. ongerept blijft.
Ongetwijfeld was de tot heden geldende
samenstelling der Raden, van Beróep een
zeer gewaardeerde waarborg voor een van
de belastingadministratie volkomen onaf
hankelijke en mitsdien onpartijdige ju
risdictie. De preventieve werking daarvan
uitgaande op de met de aanslagregeling
belaste ambtenarèri méént de kamer mede
zeer hoog te moeten aanslaan.
Door speciaal twee der voorgestelde wij
zigingen vreest de Kamer, dat een en an
der in gevaar zal worden gebracht en de
positie van den belastingplichtige zonder
grond zal worden verzwakt.
De eerste daarvan is, dat de Voorzitter,
welke reeds thans door de Kroon wordt
benoemd, doch geen deel uitmaakt van
den Raad, in dier voege, dat zijn stem
slechts is een adviseerende, bij de voor
gestelde regeling in den Raad zal worden
opgenomen met als gevolg een effectieve
stem bij het nemen der beslissing.
De huidige positie van dien voorzitter
is juist voor onze Kamer het symbool, dat
de definitieve uitspraak van den Raad
niet wordt beinvloed door den Fiscus, ter
wijl toch aan het overheidselement vol
doende invloed is toegekend.
De geest van bemiddeling, welke de be
handeling en leiding door dien voorzitter
tot heden zoo menigmaal ademt en welke
door den belastingplichtige zoowel als
door de Administratie vaak zoo wordt ge
waardeerd, zal bij en met zijn positie naar
het ingediende wetsvoorstel ongetwijfeld
verloren gaan.
De voornaamste en meest bedenkelijke
wijziging is echter naar de meening van
"de'Kamer van Koophandel, welke wordt
voorgesteld in de positie van den Secre
taris.
Wordt die voorgestelde verandering
wet, dan zal de Secretaris als aan den
Raad toegevoegd, doch overigens buiten
het College staand ambtenaar fungeeren.
Tengevolge daarvan zal hij ongetwijfeld
zijn onafhankelijke positie tegenover de
belastinginspecteurs, zijn collega's, zoo al
niet zijn superieuren, inboeten.
Het is vooral door deze wijziging, dat
het onpartijdig karakter van den Raad in
zijn uitspraken ernstig in het gedrang
dreigt te komen, waar immers de Secre
taris niet alleen belast is met de voorbe
reiding der zaken en uit hoofde van zijn
bezoldiging bij uitstek geacht mag. wor
den op de hoogte te zijn van de bestaan
de belasting-rechtspraak, doch mede tot
taak heeft het ontwerpen der vonnissen
van den Raad, zoodat hij practisch een
niet onbelangrijken invloed zal hebben op
den inhoud der beslissingen, zij het ook,
dat hem theoretisch te dien aanzien geen
stem toekomt.
Als derhalve het Secretariaat het karak
ter verkrijgt van min of meer te zijn een
onderdeel der belastingadministratie, moet
dit ongetwijfeld in belangrijke mate bij
dragen tot het verloren gaan van het tot
heden in de belastingrechtspraak terecht
gestelde onmisbare groote vertrouwen.
Ten aanzien van den achterstand, ont
staan door dé toeneming van het aantal
aan het oordeel der Raden van Beroep on
derworpen zaken, betreurt de Kamer, dat
blijkbaar geen latere cijfers bekend zijn
dan die over 1924. De Kamer vermeent
n.l. goeden grond te hebben om te ver
onderstellen, dat aan die sterke toename
een einde zal zijn gekomen, daar het
maatschappelijk leven zich steeds meer
in normale banen beweegt. In ieder ge
val veroorlooft zij zich in twijfel te trek
ken of tegen bedoeld euvel, voorzooverre
het nog mocht bestaap, moet worden op
getreden door maatregelen, welke de deug
delijkheid dier rechtspraak in gevaar
brengen.
Waar met een cn ander ook de belan
gen van handel en industrie in nauw ver
band staan, wordt gevraagd de goedkeu
ring aan het ontwerp te onthouden.
TOEZICHT LOSSEN VAN SCHEPEN.
Door het Bureau van de Kamer van
Koophandel wordt voorgesteld den Minis
ter van Financiën te schrijven over kos
ten van toezicht bij het lossen van sche
pen. De aandacht wordt in dat schrijven
gevestigd op de soms groote bedragen,
welke in plaatsen, niet officieel als los
plaats aangewezen, betaald moeten wor
den als vacatiegeld wegens toezicht bij
lossing van uit het buitenland komende
schepen, indien deze met invoerrecht be
laste goederen inhouden.
Bij lossing van bij invoer niet belaste
goederep wordt echter geen vacatiegeld
gevorderd, terwijl in öfficieel erkende los
plaatsen in het geheel geen vacatiegeld
wordt geëis.cht, noch' bij belaste noch bij
onbelaste goederen.
Het. verschil in behandeling tusschen
officieel erkende en niet erkende losplaat
sen, maar vooral het verschil ten aanzien
van de behandeling van belaste en onbe
laste goederen is, naar de Kamer voor
komt, onlogisch en ongemotiveerd.
Als reeds invoerrecht moet worden be
taald, als derhalve de Staat reeds baten
ontvangt, moet daarenboven ook nog het
toezicht bij lossing worden vergoed, ter
wijl als geen invoerrecht moet worden be
taald, dit vacatiegeld niet wordt geheven.
De onbillijkheid wordt mede daarom
sterk gevoeld, omdat- het toezicht bij de
lossing voornamelijk schijnt te geschieden
indipn de schipper bij de douane-ambte
naren in niet te goeden roep staat.
Het schrijven vraagt verder algeheele
afschaffing van vacatiegelden.
KERK EN SCHOOL.
NED. HERV. KERK.
Beroepen: Te Wouterswoude, H. Kie
vit, te Baarn; te Kootwijk (tocz.), A. G.
Oosterhuis, te Ernst. Te Maasland, A. Kar-
dolus te Suameer. Te Charlois (vac. Ds.
Beernink), J. H. Romeyn, te Workum.
GEREF. KERKEN.
T we e t al: Te Nijkerk (vac. H. Ph. Ing-
wersen), S. van Dijken, te Nieuweroord;
en G.Staal, te Culemborg.
Aangenomen; Naar Wassenaar, J.
C. Rullmann, te Utrecht.
Bedankt: Voor Surhuisterveen, P.
Prins, te Öostwolde (Oldambt).
BEVESTIGING, AFSCHEID, INTREDE.
De bevestiging en intrede van Ds. D. J.
van de Graaf in de Ned. Herv. Kerk te
Ede zal plaats hebben Zondag 11 Maart
a.s. De bevestiger is Ds. Kievit, van Baarn.
Ds. J. G. Steenbeek Jr., te Neerbosch
hoopt Zondag 18 Maart a.s. zijn intrede te
doen te Zunderdorp, na bevestigd te zijn
door Ds. J. Schrijver, em. pred. te Apel
doorn,
Ds. H. VERSLUIJS.
Ds. H. Versluijs, Geref. pred. te Zoeter-
meer-Zegwaart, moet een rustkuur door
maken.
Ds. Th. KRAMER.
Ds. Th. Kramer, Ned. Herv. predikant
te Oosterbierum, hoopt 29 MaarJ a.s. zijn
zilveren ambtsjubileum te herdenken.
Ds. CHR. HUNNINGHER.
Ds. Chr. Hunningher, emeritus pred. der
Ned. Herv. Herv. Gemeente te Amsterdam
is naar De Standaard verneemt, weder
zooveel beter, dat hij in zijn woning te
Amsterdam kan terugkeeren. Hij zal daar
verder kunnen verpleegd worden.
over dat, wat hierboven staat. Goeden
nacht l
14 Juni.
Verschillende Wereldbeschouwingen.
Daar wij vandaag. Zaterdag, een
vrijen namiddag hadden, maakte ik
met Elsje een groote wandeling,
waarop ik haar vertelde, wat de di
recteur mij gezegd en wat ik hem ge
antwoord had. Elsje hoorde mij kalm
aan en zette mij dan hare meening
uiteen. Ik mocht dat den Directeur
niet kwalijk nemen, hij beschouwde
de wereld vanuit een geheel ander ge
zichtspunt. Voor hem was er slechts
één zedeleer, namelijk die van den
Bijbel, waarop zijn geloof berustte.
Het voornaamste gebod dezer zede-
leer was de strijd tegen zijn eigen na
tuur met hare neigingen en driften,
welke de mensch zich niet vrij mag
lalen ontplooien en bevredigen, maar
welke hij beteugelen en inperken
moet. Onderwijzers en onderwijzeres
sen moesten helpen, om de jeugd voor
dezen strijd tegen hun eigen natuur
op te voeden, en hun daarin met een
goed voorbeeld voorgaan.
Daartegenover was er echter ook
nog een andere wereldbeschouwing,
welke den mensch als de laatste scha
kel van een langen keten van gelei
delijke omvormingen in de levende
wereld beschouwt en wil, dat hij zijn
natuurlijken aanleg en geschiktheid
verder ontwikkele en. zooals de verte
genwoordigers dezer wereldbesehou-
HET ZILVEREN JUBILEUM VAN DE
PROFESSOREN BOUWMAN EN HONIG.
Op grootsche wijze zijn de hoogleeraren
dr. II. Bouwman en dr. A. G. Honig, ter
gelegenheid van hun zilveren professoraat
aan de Theol. school te Kampen, gehul
digd.
Toen eergistermiddag te 2 uur de offi-
cieele samenkomst in de groote Aula,
waar het podium schuil ging tusschen
een schat van bloemen, zou aanvangen,
bleek, dat een groot aantal oud-leerlingen
waren overgekomen om aan de huldiging
deel te nemen.
Voorafgegaan door den Senaat van het
Studentencorps werden onder het geza
menlijk zingen van het Wilhelmus de
jubilarissen en het curatorium der School
binnengeleid, waarna de voorzitter van
de regelingscommissie, ds. Schoemakers,
het welkomstwoord sj^rak en voorlezing
deed van een aantal telegrafische geluk-
vvenschen. Dan spreekt de president van
liet curatorium, ds. It. J. van der Veen,
van Goes, die herinnert aan den hache-
lijken toestand, waarin de Theolog. School
in 1902 tijdens de Synode van Arnhem
verkeerde. „Er behoorde moed voor het
besluit der curatoren toch de beide hoog-
leeraarsvacatures te doen vervullen, maar
nog veel meer moed toondet gij, jubilaris
sen van heden, om dé benoeming te aan
vaarden: dat was een geloofsdaad. En gij
beiden hebt bewezen te zijn the right man
on the right place. Uw colleges werden
gezocht en het aantal studenten steeg van
1 ma. 1 20 tot 8 maal 20." Spr. besluit met
de aanbieding aan beiden van hun ge
schilderd portret.-
Hierna is het woord aan den pro-rec
tor prof. Greydanus, die de jubilarissen
huldigt als mannen van diepgaande stu
die, den een op kerkhistorisch gebied, den
ander op dat der dogmatiek, om ten slot
te namens de collega's aan te bieden aan
prof. Bouwman „The Dictionary of the
Bible" en aan prof. Honig „Die Religion
in Geschichte und Gegenwart".
De heer A. S. Timmer, praetor van het
corps, die thans volgt, richt een betui
ging van groote waardeering tot beide
hoogleeraren en geeft op welsprekende
wijze uiting aan de gevoelens van hoog
achting en genegenheid van de studenten,
uit wier naam hij aan de jubilarissen en
hunne dames keurige geschenken heeft
aan te bieden: Prof. Bouwman pen schrijf
machine; zijn echtgenoote een gangtafel
tje en Prof. Honig een ruststoel en zijn
echtgenoote een schemerlamp.
Voor de oud-leerlingen treedt dan prof.
Hoekstra op, die verklaart, dat de le-
venspractijk hun de bevestiging heeft ge
bracht van de groote lijnen, door prof.
Bouwman getrokken op het terrein der
kerkgeschiedenis, op zijn belichting van
het kerkrecht en prof. Honig's beteekenis
ziet bij vooral in de organische synthese
door dezen gegeven van de dogmatiek van
Kuyper en Bavinck. Hij eindigt met de
aanbieding aan ieder hunner van James
Hastings' Encyclopaedia of Religion and
Ethics in 13 banden, met een keurig be
werkt album met de namen der schen
kers uit alle werelddeelen, uitgezonderd
Australië.
Namens de Theol. Faculteit der Vrije
Universiteit is het, dat prof. Kuyper het
woord voert. „Heeft vóór 25 jaren de V.
U. in een tijd van spanning een zwaar of
fer geêischt van de T. S., thans is de ver
houding gewijzigd en is het de T. S„ die
ons aller liefde heeft." Als hierna nog Ds.
L. Kuiper, voorzitter van den Kamper
Kerkeraad, en de burgemeester van Kam
pen, de beer Fernhout, gesproken hebben
komt eerst prof. Bouwman en daarna
prof. Honig aan het woord, om aan allen
hun dank te brengen.
Onder den stroom van bezoekers die al
maar aanhield, zagen we prof. Dr. A.
Noordtzij van Utrecht; de hoogbejaarde,
rustende hoogleeraar, prof. L. Lindeboom,
vrijwel alle leden van het curatorium, pre
dikanten uit alle oorden des lands, alle
studenten, leden van het gemeentebestuur
afgevaardigden van onderscheiden corpo
raties waarin de jubilarissen zitting heb
ben, enz. enz.
Van de vele telegrafische gelukwenschen
die inkwamen, noemen we die van het
Calvin-College te Grands Rapids; van de
Theol. Faculteit der Vrije Universiteit van
de classis Utrecht, in vergadering bijeen,
van ds. R. Bartlema, Ned. Herv. predikant
te Zeist en van onderscheiden kerkeraden
van Geref. Kerken.
Na deze officieele huldigingssamen
komst volgde een receptie, welke druk be-
AAN HET ZOEKLICHT.
Leiden, 9 Maart 1928.
Er bestaat een nuttige vereeniging „Het
Ned. Jack London-verbond". Zij heeft tot
doel dierenbescherming. Ook wij doen
daar gaarne aan mee. De vereeniging
geeft een Maandbericht uit, waarin vaak
op pakkende wijze het doel van de ver
eeniging wordt uiteengezet en waarin met
succes wordt opgetreden tegen dierenmis
handeling, zooals schier dagelijks o.a. in
circussen e.d. plaats heeft.
Maar de redactie laat zich ook wel
eens vervoeren tot een uiting, die mij
minder sympathiek is.
Onder den titel „Wie een klein katje
troost, troost den Vader" krijgen wij deze
overgenomen ontboezeming:
„Want het is het zelfde leven, dat heen-
bruist door den grooten Eeuwigen Geest
van Eeuwigheid tot Eeuwigheid, en door
't broze soepele poeselijfje. Bewust in den
Geest Gods, onbewust in het katje toch
gevoed door licht uit dezelfde Lichtbron.
't Poesje staat in zijn sierlijke onbewust
heid op de eerste sport van den ladder,
die voert van mensch tot Goddelijk we
zen. Wie 't klein verregend poesje koes
tert, het een warm thuis geeft, vermeer
dert de som van liefde over de gebeele
aarde.
Wie een klein katje troost, troost daar
om den Vader, omdat er is het troostende
Evangeliewoord; „Voorwaar zeg ik u:
Voor zooveel gij dit een van deze Mijne
minste broeders gedaan hebt, zoo hebt gij
dat Mij gedaan."
Zie dan wordt het mij te machtig, 'k
Doe gaarne mee aan dierenbescherming,
ook omdat het dier mij een bewijs van
Gods goedheid is, maar ik heb een af
keer, om Gods wille, van bet pantheïstisch
gedoe als hieruit spreekt.
OBSERVATOR.
zocht was, en daarna een feestmaaltijd in
de Stads Gehoorzaal, door het Studenten
corps aangeboden aan de jubilarissen met
hun families en een aantal genoodigden.
Vele burgers hadden te dezer gelegen
heid de vlag uitgestoken.
Ds. HUISMAN NIET NAAR AUSTRALIë.
Naar aanleiding van berichten omtrent
een ontslagname van Ds. J. T. Huisman,
Ned. Herv. predikant te Woldendorp, ver
neemt de Nederl. dat ds. Iluismen wel het
plan heeft gehad naar rijn z< on in Aus
tralië te gaan, doch van definitieve plan
nen geen sprake is, in elk geval een va
cant worden der Herv. Gem. te Wolden
dorp niet zal plaats inden.
DE EENHEID IN DE GEREF. KERKEN.
In de te Groningen gehouden vergade
ring van de Vereeniging tot herstel der
eenheid van de Geref. Kerken, is, haar
De Standaard meldt, besloten tot ophef
fing dezer vereeniging. Zulks op grond
van bet feit, dat ongewenschte reactie zou
kunnen leiden tot een scheuring in de
Geref. Kerk ter plaatse, wat de Vereeni
ging in strijd achtte met'het in haar sta
tuten vastgelegde doel: „het herstel der
eenheid van de Geref. Kerken".
VRIJZINNIGEN TE GRONINGI^N.
Door den predikant der afdeeling van
de Vrijz. Herv. Vereeniging te Groningen,
Ds. H. N. IJsbrandij, is aan den Kerkeraad
der Ned. Herv. gemeente aldaar het ver
zoek gericht over te gaan tot het afnemen
van belijdenis van de lidmaten-catechi
santen en hem toe te staan deze als lid
maten der Ned. Herv. kerk in een der
kerkgebouwen te mogen bevestigen. Te
vens richtte hij het verzoek voor de be
diening van bet Heilig Avondmaal en den
Heiligen Doop 2 godsdienstoefeningen aan
zijn leiding toe te vertrouwen.
KERKBOUW.
Te Ooltgensplaat is door de Geref.
Kerk besloten tot het bouwen van een
nieuwe kerk.
DE BIJBEL IN HET AFRIKAANSCH.
Gelijk men weet is in Zuid-Afrika een
commissie van bijbelvertalers al geruimen
tijd bezig, den*bijbel in het Afrikaansch
te vertalen. In 1927 heeft prof. dr. C. van
Gelderen van de Vrije Universiteit hier
bij eenige maanden geholpen. Tegelijk
dicht de dichter „Totius" (prof. dr. J. D.
du Toit van Potcbefstroom) een nieuwe
FEUILLETON.
Naar het Duitsch.
10). -fl
ik antwoordde hem, dat dit wel zoo
was en dat ik graag geloofde, dat een
onderwijzeres zich voor vele dingen
had in acht te nemen. Maar zij had
toch geen gelofte afgelegd, om niet te
trouwen, en dus kon men het haar
ook niet euvel duiden, als zij eens een
fatsoenlijk feest meemaakte en zich
in gezelschappen liet zien. Zij moest
de kinderen opvoeden voor het fami
lieleven en dat was geen kloosterle
ven. Ik was me niet bewust mij in of
buiten de school aan iets kwaads
schuldig gemaakt te hebben. Als ech
ter de Directeur mij iets bepaalds,
iets concreets had te verwijten, zoo
verzocht ik hem, mij dat te zeggen;
ik zou dan gaarne mijn best doen,
dit te verbeteren.
Daarop zag hij me een wijle treurig
aan en antwoordde.
„Er is een maagdelijke geest, welke
zich in al het doen en laten van een
meisje openbaart, zonder dat men
dien juist omschrijven of definieeren
kan; men gevoelt hem slechts naar
buiten; hij sticht, hij vervult met eer
bied, hij ademt reine berglucht, zui
ver en vrij van de stiklucht in het
diepe dal des gewonen levens. U ver
staat mij niet, en ik gevoel ook, dat
ik thans geen gevolg bij u bereiken
kan. Ik wil echter voor u bidden, dat
God u verlichte en voor onheil be
ware".
Daarmee stond hij op en verliet mij.
Wat moet ik nu doen? Iiadde hij mij
bepaalde verwijten gemaakt, dan wist
ik waar ik aan toe was. Maar die
maagdelijke geest is toch, zooals hij
zelf toegaf, iets, waarvan geen defini
tie te geven is; begrijpe wie het kan.
Hij meende, men kon dien alleen ge
voelen. Ja, gevoelens, zijn nu eenmaal
iets zuiver subjectiefs, bij ieder
mensch anders; als een meisje zich
daarnaar richten moest, dan moest
het zich aldoor veranderen, als de mo
de de kleederen.
Ja, ik weet 't er zijn zoo onderwij
zeressen, kinderlijke ziele:., dJ-« in de
tegenwoordige wereld daar staan als
bloembedplantcn op eene veeweide
ho, ho, wat is me daar we Ier uit de
pen gevloeid? De wereld is toch geen
veeweide; zeggen we liever een natuur
tuin. Dat me ook altijd zulke domme,
dwaze woorden ontsnappen moete.i!
Zou ik 't doorhalen? dan heb ik 't
later toch nog altijd onder de oogen
radeeren? helpt ook niets. Blijf
staan, afschuwelijk woord! Hier geldt
wederom de spreuk van Pilatus. Ik
wil er eens met Elsje over spreken
d. w. z. over dat,, wat de Directeur
gezegd heeft niet over die neen. ik
.-chrijf "t geen tweeden keer niets
1
wing plachtën te zeggen, zich uitleve.
Een gebod van een bovenaardschen
persoonlijken God, die de wereld en
de menschen geschapen heeft, erken
den zij niet. Zij zeiden: „Van deze
dingen weten wij niets. Met het woord
„geschapen" komen we niet verder,
want we kunnen ons daarin niet in
denken. Uit niets wordt niets; uit
niets kan ook uw God niets maken.
Wij nemen den mensch, zooals hij is;
de driften, welke hij in zich heeft,
zijn voor hem een gebod, hetwelk zijn
grenzen slechts heeft in de gelijke
driften van anderen; waar dezer be
vrediging de bevrediging der onze in
clcn weg staat, mogen wij niet met
geweld voortgaan maar moeten we in
vrede een vergelijk treffen. Geweld
ware onrecht en een misdaad tegen
de natuur. Bovendien gevoelen we in
ons nog een heele reeks drifen, welke
ons doen en laten beheersehen, zooals
den zin voor het schoone, de liefde, de
dankbaarheid voor ontvangen welda
den, de trouw, het streve.i om goed te
doen, medelijden, vriendschap, enz.
Als we aan deze- driften en harts
tochten toegeven, dan handelen wij
overeenkomstig onze natuur en zijn
goed".
Dat was de natuurlijke zedeleer; op
dat standpunt stond zij en eveneens
haar verloofde, en zij was overtuigd,
dat zij daarbij gelukkig zouden wor
den.
„Jij gelooft dus niet aan de leer
van den Bijbel?" vroeg ik, getroffen
door wat ik gehoord had.
Elsje trok de schouders op en ant
woordde:
„Al naar gelang dat ge dat woord
,.gelooven" neemt, ja en neen. Ik houd
den godsdienst voor iets, wat ieder
voor zich moet uitmaken. Ik heb' niet9
tegen het Christelijk geloof en zie er
t k niets kwaads in; daarom woon ik.
alle plechtigheden in de kerk bij, wijl
mijn ambt als onderwijzeres dat zoo
meebrengt. Ben ik eenmaal vrij en
met Karei vereenigd, dan laat ik 't
vorder na. Vraag je me echter, of ik al
die Christelijke leerstukken innerlijk
voor waar houd en van hunne waar
heid vast overtuigd ben, dan ant
woord ik met een beslist neen. Dat
kan ik niet. Je ziet echter, Roosje, dat
mijn „ik" daaronder niet lijdt. Kinde
ren en volwassenen houden van mo,
ilc doe mijn plicht in de school, mijne
examens vallen alijd goed uit, de
autoriteiten zijn over me tevreden, en
dat is, naar ik meen, alles, wat men
redelijker- en billijkerwijze van mij
verlangen kan, 't overige is mijne pri
vaatzaak, welke niemand anders iets
aangaat. Wat zou dan de .godsdienst
in den mensch op 't oog hebben? Im
mers dat hij een zedelijk goed leven
leide. Nu goed, als mijn godsdienst
dat bij mij volbrengt, zoo bewijst hij
zich daardoor als waar en goed. Den
l oom kent mm aan zijn vruchtèn.
Kunt ge mij dus wegens mijn gods
dienstige beschouwingen een verwijt
maken of minder liefhebben, Roosje?'