NIEUWE LEIOSCHE COURANT Het dagboek van een Leerares van WOENSDAG 29 FEBR.'28 TWEEDE BLAD. Gewijde en Ongewijde Historie. MOZES' LEVENSKEUS. Toen Mozes ongeveer vier jaar oud was, werd hij door zijn moeder aan de dochter van de fa'rao gebracht, en nu ontving hij verder een Egyptische op voeding in het koninklijk paleis, zij het ook, dat de prinses zeer waar schijnlijk wel haar eigen huis- en hof-~ houding zal gehad hebben. Hoedanig die opvoeding was, wordt het beste gekarakteriseerd in de rede van Stefanus, die zegt, dat Mozes „in al de wijsheid der Egyptenaren" on derwezen werd (Hand. 7 vs. 22). En de wetenschap stond in Egypte al van oude tijden af op een hoog peil. Zoo zal Mozes onderwezen zijn in de taal en het schrift der Egyptenaren en in hun litteratuur, voorts in sterren kunde,-muziek en'bouwkunst, in po litiek en strategie. Ook deze beide laatste wetenschap pen, want dit blijkt uit meerdere plaatsen der Heilige Schrift als hij aan het hof van den farao gebleven was, had een grootsche toekomst hem gewacht. Een eervolle betrekking had men voor dezen begaafden man be stemd, een hooge ambtenaarsfunctie, ja indien we een oude legende ge- looven mogen zelfs het koningschap Zegt niet een oud verhaal, dat de^ dochter des konings Thermutis heette' dat zij de eenige dochfbr van den fa rao was en dat Mozes bestemd was voor den troon van Egypte? Mozes werd, althans naar het uit wendige, een echte Egyptenaar. Hij was niet slechts op'Egyptische wijze gekleed, doch hij leefde ook met zijn geest in die rijke Egyptische cultuur wereld, die pas in de laatste-eeuw op nieuw weer ontdekt is en waaruit zoo rijke schatten zijn te voorschijn 'ge komen. Wie de Egyptische musea, ook dat te Leiden, bezoekt, wordt van groote bewondering vervuld voor een volk, dat op het gebied der kunst tot zulke schoone scheppingen kwam, en wien het gegeven is door te dringen in de litteratuur van Egypte, zal met ver wondering kennis nemen van den hoogen cultuurtrap, die reeds in die dagen bereikt was. En Mozes, met zijn rijken geest, genoot van al deze schoonheid en geestelijke schatten. Mozes scheen in alle opzichten een echte Egyptenaar, die zich volkomen thuis gevoelt in de omgeving, waarin hij zich thans bevindt. Hpch dit was slechts schijn. Hij bleef zich bewust, dat hij anders was dan zijn omgeving. Hij kende zijn afkomst en verloochende die niet, doeh bleef met sterke banden verbon den aan zijn volk. En telkenmale, wanneer hij zag de onderdrukking zij ner rasgenooten kwam geheel zijn ge moed daartegen in opstand. Zoo geschiedde het, verhaalt Ex. 2 vs. 11 e.v., dat hij een Egyptenaar zag, die een Hebreër, een zijner broederen, sloeg. Mozes keek naar links en naar rechts, of er iemand in de nabijheid was, en voordat hij eigenlijk goed wist wat er geschied was, had hij den E- gyptenaar dood geslagen, waarna hij hem in het zand begroef, vertrouwen de, dat de Israëliet het wel niet ver der vertellen zou. Doch toen hij den volgenden dag weer naar de dwangarbeiders ging kij ken, en hij twee Hebreën, die met el kaar vochten, wilde scheiden, zeide een van hen: „Wie heeft jou tot hoofd man en rechter over ons aangesteld? Of wil je mij soms ook ^vermoorden, net als je dat gisteren dien Egypte naar gedaan hebt?" Mozes' daad was alzoo niet verbor gen gebleven! Het gebeurde kwam ook den farao ter oore, die dit als land verraad beschouwde, en Mozes, be grijpend, dat hij een kind des doods was, vluchtte naar het land van Mi- dian, over de Oostgrens van Egypte .gelegen. We zien in deze beide daden: het dooden v. d. Egyptenaar en de poging om vrede te stichten tusschen de twee Hebreën, reeds een voorspel van het toekomstig levenslot van Mozes. Hij zou de man worden, die zijn volk vurig liefhad en er alles voor zou op offeren, en tevens de wetgever, die naar recht en gerechtigheid vraagt. Doch eerst moest Mozes nog een lan ge leerschool doormaken, waarin zijn karakter gelouterd werd, zoodat uit den hartstochtelijken mensch zou groéien: de zachtmoedigste man, die er ooit geweest is Hoe hebben wij deze daden van Mo zes te beoordeelen? Wij moeten daarin tweeërlei onder scheiden, een goed en een kwaad ele ment. Om met dit laatste te beginnen, we zien er iets in van Mozes' karakter- zonde: zijn drift en eigenzinnigheid, welke hij in lateren tijd bijkans ge heel overwonnen had, doch die nog een enkele maal aan den dag treedt: als hij tegen het einde zijns levens slaat op de steenrots, inplaats van tot haar te spreken. Dit is evenwel niet het voornaamste in dit optreden van Mozes, dat voor zijn verder leven beslissend was. Wij mogen en moeten dit in de eer ste plaats als een geloofsdaad karakte- riseeren. Want het bewijst,dat Mozes zich één gevoelde met het volk des Heeren, dat hij daaraan verbonden was met den band des bloeds, doch bovenal met den band des geloofs. Zeer schoon zegt de schrijver van den Brief aan de Hebreën (11 vs. 24 26): „Door het geloof weigerde Mozes, toen hij volwassen was, een zoon van Farao's dochter te heeten, omdat hij liever slecht behandeld wilde worden met het volk van God, dan een tijd lang de vruchten der zonde te pluk ken. Immers hij achtte den smaad ter- wille van Christus grooter rijkdom, dan de schatten van Egypte. Want hij zag op het loon aan hét einde". In het wezen der zaak was alzoó Mozes'" partij kiezen voor zijn volk een kiezen voor Christus. Israël ontleent zijn bestaansrecht aan den Christus. De smaad, dien hét volk leed. en waar van Mozes deelgenoot werd, was smaad terwille van Christus. Doch juist daarom ligt in dien smaad de profetie van heerlijkheid voor wie met Mozes op het einde- ziet. Hij begrijpt, dat de grondwet van het koninkrijk der hemelen is: door den smaad tot de kroon; door lijden tot glorie. KERK EN SCHOOL. NED. HERV. KERK. Beroepen: Te Oijen c.a. (toez.) J. L. Snethlage, te Hijlaard. GEREF KERKEN. Beroepen; Te Dokkum, P. v. d. Sluis, te Onstwédde. Te Arum, W. Seihen, te Opperdoes. Te Paesens, H. M. Ploeger, te Appelscha. GEREF. GEMEENTEN. Tweetal: Te Aagtekerke, J. Fraanje, te Barneveld; en II. Hofman, te Krab- bendijke. Ds. J. A. BULT. f Te Groningen is overleden Ds. J. A. Bult, emeritus predikant van de Geref. Kerk te Winschoten, in den ouderdom van 88 ja ren. Behalve te Winschoten was Ds. Bult predikant te Meeden (18791891); van 18771879 te Enkhuizen en van 18731877 te Wolvega. Na ruim 41-jarigen diensttijd verkreeg hij in 1914 emeritaat. De begrafenis zal Donderdag plaats vin den op de Noorderbegraafplaats. DE GROOTE KERK TE ENSCHEDE. Kerkvoogden der Ned. Herv. Kerk te Enschedé deden een beroep op de gemeen te voor de restauratie van de Groote Kerk aldaar. - Dank zij de offervaardigheid der leden zijn zij in staat gesteld glas-in-lood-ramen aan ta brengen, welke door de firma Schouten zullen worden vervaardigd, ter wijl de betimmering van kansel en ban ken in stijl, rustig en practisch zal wor den aangebracht. GEREF. KERK IN HERST. VERB. TE HILVERSUM. Tot ouderlingen der Geref. Kerk in Her steld Verband te Hilversum zijn onlangs gekozen de heeren Jac. van Bergen en F. H. Sanders, tot diakenen de heeren Sj, Heringa en J. II. Morreau. In de j.l. Zondag gehouden godsdienst oefening, die werd geleid door Ds. H. C. v. d. Brink, uit Zandvoort, werden na de bediening van den Doop en een predica te over Psalm 51 19 en 20, de nieuwe ambtsdragers bevestigd, waardoor ook de Geref. Kerk in H. V. te Hilversum is ge sticht. JUBILEUM PROF. Dr. H. BOUWMAN EN PROF. Dr. A. G. HONIG. Woensdag 7 Maart 1928. Prof. Bouwman mocht 11 Febr. j.l. den dag herdenken waarop hij voor 25 jaren als Hoogleeraar aan de Theol. school werd verbonden, en Prof. Honig zal dit D.V. 8 April a.s. mogen doen. Het Curatorium besloot beide jubilea op één dag te gedenken en stelde daarvoor vast Woensdag 7 Maart a.3. Op dien dag y.a.\ er des middags om 2 uur een offieieele samenkomst plaats heb ben in de groote Aula der School, voor welke samenkomst alleen genoodigden toe gang hebben. Oud-leerlingen die wenschen daarbij tegenwoordig te zijn, kunnen een toegangskaart aanvragen bij den Secre taris van het Regelings-comité, den heer A. S. Timmer, Oudestraat 69 te Kampen. Voor zoover er plaats is, zal er aan deze aanvragen worden voldaan. Zonder toe gangskaart kan echter niemand wórden toegelaten. Na afloop van deze offieieele samen komst zullen beide Jubilarissen van 4)^ tot 5J4 receptie houden in de groote Aula, waar allen welkom zijn, die hun belang stelling willen toonen, en beide families hun gelukwen:chen willen aanbieden. In de Regelingscommissie hebben zit ting: Ds. H. H. Schoemakers, voorz.; Dr. T. Hoekstra; Dr, S. Greydanus; J. LI. Kok; A. S. Timmer, Scriba. JUBILEUM L. J. v. WIJK. Morgen viert de heer L. J. v. Wijk, te Amsterdam, de alom bekende secretaris van het Ned. Bijbelgenootschap, zijn 40- jarig ambtsjubileum. Lambertus Johannes v. Wijk nerd 17 April 1865 te Amsterdam geboren, llij be zocht o.m. de Indische instehing te Delft en was oorspronkelijk besteo-.j tJs amb tenaar voor den Indischen diens*. Op 8 Februari werd de heer v. Wijk op 22-jarigen leeftijd, mede met het oog op de Indische Bijbelvertaling, naast Ds. J. v. Leeuwen, die van algemeen seci etaris le secretaris werd, benoemd, zulks in de plaats van zijn broer wijlen Ds. P. v Wijk, toen predikant te Rotterdam, die bedankt had. Een en ander was een gevolg van de reorganisatie van den arbeid van het genootschap, die onder leiding van Prof Dr. J. J, v. Toorenenbergen plaats had en waarmede ook de verhuizing van de Wasmoésstraat naar de Heerengracht ge paard ging. De jubilaris ving zijn arbeid aan als speciaal secretaris der technische afdeelin- gen (magazijn en bijbel-druk'. In 1924 werd bij van 2e secretaris algemeen se cretaris. Hard is de arbeid in die jaren gegroeid. Het aantal afdeelingen steeg, mede dank zij den arbeid van Ds. D. Emil Boeke, den secretaris-binnenland, van 125 op 190. In 1890 werd de colportage ingevoerd en de jubilaris werd secretaris van de spe ciale commissie daarvoor. Hij voerde ook de financieele correspondentie met de af deelingen. In 1890 werd de heer v. Wijk ook secretaris van de Indische comm. Hoewel het Indische werk in de vroe gere jaren niet tot de speciale taak van den jubilaris behoorde, werd hij toch al spoedig afgevaardigde in het comité voor de Ned. Zendingsconferentie, eerst secun dus, later primus. Nu fungeert de heer v. Wijk als president. Sinds 1899 is hij ook secretaris van de Indische commissie. Op kerkelijk gebied nam de beer v. Wijk, die tot de Herst. Ev. Luth. Gem. be hoort, mede een vooraanstaande plaats' in. Hij diende deze gemeente in de hoofd stad des lands van 18931924 eerst als eersten toorn wilde ik mijnheer te hulp reppen. Ik heb 't echter niet ge daan, want wat zou hij er aan doen? Zoolang niet bewezen is, dat die twee iets verkeerds gedaan hebben, kan hij hen niet straffen. En bewijzen kan ik niets. Daarna kwam juffrouw Roszkind weer met haar dwaas geredeneer. Toen wij in den speeltijd op de speel plaats wandelden, zeide zij, dat ik te enghartig opgevoed was. Daarmede kwam men tegenwoordig niet door het leven; zij was in den beginne ook zoo geweest; maar zij had in die din gen een helderder inzicht en andere opvattingen gekregen. Men mocht de jeugd niet door al te strenge beper king van vrijheid in doen en laten op het kwade opmerkzaam maken. Drong men in den schooltijd al te streng aan op scheiding der geslachten, dan vroegen zich de kinderen af,- waarom men hen elkander verwijderd hield en begonnen zij daarover na te denken; de nieuwsgierigheid dreef hen dan verder en ten laatste werkelijk tot het kwade. Over het algemeen wilden de jongens tijdens de schooljaren van de meisjes van hun leeftijd niets we ten en behandelden zij haar met sou- vereine minachting, terwijl de meis jes zich bij hen trachtten aan te slui ten, om deel te nemen aan hunne spelen, welke haar imponeerden. Het was echter hoofdzakelijk de bewon dering van de meerdere physieke kracht der jongens, welke haar naar diaken, later als ouderling. Ook van het weeshuis dezer gemeente was de heer v. Wijk, die vroeger ook in de Amsterdam- sche afdeeling van het Luth. genootschap een rol speelde, regent. De heer v* Wijk, die sin Is 1924 in Heem stede woont, was eerst voorzitter en is nu eere-voorzitter van den Zendingsstudie raad. Van den Chr. Bond voor Inwendige Zending en Chr. Philantropische instel lingen is de l.eer v. Wijk bestuurslid, ter wijl hij ook voorzitter is van het Ned. Godsdienstig Tractaatgenootschap. De re geering erkende zijn verdiensten door hem ter gelegenheid van zijn zilveren jubileum in 1913, te benoemen tot ridder in de orde van Oranje Nassau en bevorderde hem verleden jaar ter gelegenheid van de 40e Zendingsconferentie tot officier. DE ZENDING OP NIAS. De zendingsconsul dr. N. A. C. Slotema- ker de Bruine, heeft, naar in „De Loco motief" gemeld wordt, verleden maand te Buitenzorg een lezing gehouden over; „De zending op Nias". Spr. vertelde o.m., hoe op het eiland Nias in 1859 de Dajaks eenige zendelingen ge dood hebben, waarna de andere gevlucht zijn. In 1865 werden de eerste bekeerlin gen gemaakt, die toen de zending in 1915 haar halve-eeuwfeest herdacht, tot 18.0UU waren gegroeid. Niettegenstaande dit naar het uitwen dige niet ongunstige resultaat was de toen malige zendeling Sundermann over het geestelijk succes bij de bevolking zeer critiscb gestemd. Dit gaf hem aanleiding tot een zeer merkwaardige herdenkings rede, waarin hij zijn gemeente hierop wees en als fout aanwees het gemis aan zon- debewustzijn. Zoo donker 'zag deze zen deling het in, dat hij zich niet gerechtigd achtte het avondmaal te bedienen, zoo lang geen verbetering was ingetreden. Deze toespraak had een merkwaardige uitwerking. Eenigen bleken het in hun hart met hem eens en begonnen een ar beid onder hun volksgenooten, die zich als een olievlek^uitbreidde en leidde tot een geweldige neerslachtigheid, die zelfs tot psychische afwijkingen leidde, droo- men, stemmen enz. De zendelingen ston den hiertegen aanvankelijk nog al scep tisch, doch ten slotte brak hetgeen lang gesluimerd moet hebben in de gemeente zich baan en openbaarde zich de crisis in een grooten drang naar boetedoening. De ongelooflijkste ongerechtigheden wer den den zendelingen toevertrouwd, die nacht en. dag deze bezwaarden hadden aan te hooien en.... te troosten. Ilun taak was toen haast .bovenmenscheliik" zwaar. Daarop, in 1916, kwam de merkwaardige geestelijke bevrijding, een werkelijk „ge lukzalige" stemming; men was „van een last bevrijd" Jaren later, :n 1921 heeft zich een soortgelijke revival voorgedaan als in de jaren 1915 tot 1917, waarna de toestand zich heeft genormaliseerd. Hierop kwam spr. aan de vele psycho logische vragen en problemen bij deze verschijnselen. Ook spr. zoü aanvankelijk ongetwijfeld sceptisch tegenover de ge beurtenissen hebben gestaan, doch toch is er zooveel merkwaardigs'en mensche- lijk gesproken onverklaarbaars, dat spr. dit verschijnsel toch als zeer be! ngrijk en leerzaam is aan zien. Eenige punten treden naar voren: de zoo vaak vergeten werking van den Heiligen Geest die wij als éénmaal uitgestort beschouwen, doch verder vrijwel uitschakelen. Toch geldt 1 nog steeds: „De wind blaast waarheefi hij wil en gij hoort zijn geluid, maar gij weet niet vanwaar hij komt en waar hij heen gaat; alzoo is een iegelijk die uit den geest geboren is'-' (Joh. 3 8). Verder blijkt wat een professor genoemd heeft de ge- deeldbeid van den mensch, speciaal sterk bij Oostersche volken, die zeer heterogene bestanddeelen kunnen bevatten, die beur telings tot uiting kunnen komen. Ten slót te de werking van het onderbewuste: lan ge jaren had de verkondiging schijnbaar geen succes, geen psychologische inwer king, blijkbaar waren toch de kiemen ge legd. dié wachtten op het „psychologische moment", de toespraak van den zende ling, om aan den dag te treden. Sceptici zullen de vraag stellen: wat is er gebleven? en op het „abnormaal ka rakter" van een dergelijke geestelijke ziekte wijzen. Iedere geestelijke strooming noemt spr. „abnormaal", omdat nu een maal het „normale" niet „groot" en niet „geestelijk" is. De blijvende gevolgen zijn zoo belangrijk, dat de kracht der bewe ging onmiskenbaar is. Het godsdienstig hunne nabijheid trok. Verdere, slech te bedoelingen zaten daarbij niet voor, als de kinderen niet reeds vroeg ze delijk bedorven waren. En dat kon men in den regel niet veronderstellen. Een greintje waarheid moge al in deze opvattingen verborgen liggen, maar hoe en waar moet men de grens trekken? Daar ligt de moeilijkheid. Ni'euwe vriendschap. Ik heb een vriendin gevonden; zij heet Marie Distel, en is de dochter van een heereboer. Dat kwam zoo. Ik kwam gisterennamiddag toevallig hun hofstede voorbij. Daar sprong hun groote waakhond woedend en blaffend op mij af, zoodat ik erg schrok. Maar Marie riep het dier met een kort, scherp bevel terug en verontschuldig de zich zoo hartelijk, dat ik behoefte gevoelde, met haar een gesprek aan te knoopen. Ten laatste vroeg ze mij, of ze mij op den namiddag niet eens 'n bezoek mócht brengen. Gaarne stemde ik daarin toe, daar 't Zaterdag was en ik vrij had. Zoo kwam zij dan te 3 uur bij me en we gingen samen een wandeling maken. Marie heeft een zeer lief, fijn gezichtje, echt trou we oogen, is rank van gestalte, in 't geheel niet zooals andere boerenmeis jes, en 18 jaar oud. Zij was zoo ver trouwelijk en verhaalde mij zoo gezel lig over hare kleine aangelegenheden, dat de tijd van ons samenzijn voorbij vloog. Haar vader had haar een prach tige piano gekocht, die moest ik eens AAN HET ZOEKLICHT. Leiden, 29 Febr. 1928. Bij alle financieele en economische ellende, die Duitschland doormaakte schijnt het Duitsche volk ook zedelijk zich op een hellend vlak te bevinden. Liet geboorteaantal vermindert sterk. Echtscheidingen zijn aan de orde van deji dag. Processen van zedelijkheidsschan dalen komen meer dan vroeger voor. Maar er is ook nog een andere uiting van hetzelfde verdorven beginsel. Zoo lees ik, dat uit Berlijn aan de Times gemeld wordt, dat de Piscator-Bühne dezer dagen een opvoering heeft gege ven voor een publiek van genoodig den, dat zonder eenig klee ding stuk ter voorstelling ver scheen. De heeren, dames en kinderen, die dit auditorium vormden, behooren tot een groep van enthousiasten welke meent door dit slechte voorbeeld het algemeen belang te dienen: men hoopt zooals Dr. Hans Graaz, de medische adviseur der beweging uit drukte -de -gevaren der jeugd te ont wijken, door de massa terug te bren gén tot den toestand waarin onze vroegste voorouders zich in het Para dijs bewogen. Denk nu niet, dat dit obscene too- neel zich in een of ander nachtcafé, ergens in een volksbuurt, heeft afge speeld, neen het bericht vermeld vei> der, dat een aantal Rijksdagafgevaar digden onder de aanwezigen waren, 't Is erg! Op den dag in de Rijks- riaeverga dering pleiten voor verheffing van het Duitsche volk uit de geestelij ke en stoffelijke ellende en 's avcaads spiernaakt in een cmusements*®e- genheid! w' Moge God ons voor deze erger.ijke vormen van zedelijken achteruitgang behoeden. OBSERVATOR. leven is veel intensiever geworden en ge bleven: huiselijk bijbellezen, zingen, enz. Zeer belangrijk is de verbetering der po sitie van de vrouw, die thans als geeste lijke kracht met eigen geestelijk leven er kend is. erder heeft de beweging een ge weldige uitbreiding van de bekeeringen tengevolge gehad. In tien jaar tijds is bet aanial Christenen gestegen van 18.000 tot bijna 90.000, zoodat thans de grootste helft der bevolking gekerstend is. MAN EN VROUW IN DEN GODSDIENST. De volkstelling van 1925 werpt in. Duitschland een eigenaardig licht op het feit, hoe de man en de vrouw staan ten opzichte van de secten en de z.g. vrij-reli- gieuse stroomingen. Het „Stuttgarter Gemeindeblatt" heeft, zooals de Rotterdammer meldt, ten deze eenige cijfers uit Wurtemberg, waarbij voorop gesteld moet worden, dfct in de zen Staat op 100 mannelijke personen 107 vrouwelijke voorkomen. In de Evangelische Kerk komen op 100 mannen 109 vrouwen voor en in de Room- sche Kerk zijn die cijfers 100 en 105. Bij de secten en de vrije kerken zijn die cijfers geheel anders. Op 100 mannelijke leden bij de nieuw Apostolischen komen 123 vrouwen voor. Bij de Methodisten is dit aantal 140 en bij de Adventisten zelfs 165 vrouwelijke ^personen. Hieruit blijkt, dat de vrouw gemakkelijker voor secten is te winnen dan de man. Geheel anders is weer de verhouding bij de z.g. vrij religieuse en anti-gedsdien- stige bewegingen. Daar zijn op de 100 mannelijke leden 66 vrouwelijke en bij eenige zelfs 58. Hieruit blijkt, dat bij den man meer het verstandelijke op den voor grond treedt. De vrouw is ten opzichte van de godsdienstige zaken meer positief, de man meer negatief. Misschien kan men ook zeggen: de vrouw is minder onver schillig dan de man. GIFTEN EN LEGATEN. Wijlen de heer F. J. Appels, te Drie bergen, heeft aan de Vereeniging „Neder- landsche Landkolonisatie en Inw. Zen ding", gevestigd te Leeuwarden, een legaat groot 1000 besproken. zien; zij had haar eigen kamer; of zij me op een middag mocht komen ha len. Ik zeide, dat ik haar gaarne een bezoek bracht. Toen zij wegging, druk te zo me recht hartelijk de hand. O, die goede, lieve ziell 11 Mei. Dat was nu eens 'n heerlijke namid dag. Om 3 uur verscheen Marie, om mij, zooals afgesproken was, te ha- Jen. Zij heeft een allerliefste kamer met aangrenzend slaapvertrek, een kleipe wereld voor zich zelf. Sofa, stoelen met kussens, aan de muren eenige ouderwetsch ingelijste koper gravures, daaronder ook de Dom van Limburg a. d. Lahn en tegen den wand een boekenkast; de piano is uit stekend. Ik speelde een wijle; daarna begon zij; ik stond verbaasd over de zekerheid en het diepe gevoel harer voordracht. Op mijn vraag, waar zij het piano-spe'.en geleerd had, gaf ze mij ten antwoord;: op het pensionaat. Daarom had zij ook den Limburger Dom zoo groot aan den muur hangen. Daarmede was alles verklaard. Toen dronken we samen een kop koffie. Zij vertelde me veel en allerlei uit den tijd van hahr pensionaat-le ven. Eindelijk kwam ook haar vader. Dat is geen gewone landbouwer; hij hoeft de hoogere burgerschool bezocht. Maria's moeder is voor eenige jaren aan de tering gestorven. Als zij maar niets van haar moeder overgeërfd heeftl Weg met die sombere ge dachte 1 FEUILLETON. Naar het Duitsch. '4—o Een dwaze geschiedenis is van daag voorgevallen. Dwaas? Neen, eigenlijk heel afschuwelijk. Gisterèn» ha1?! een der grootere meisjes des na middags, de school verzuimd. Toen ik haar heden vroeg, waar zij geweest was, antwoordde ze zeer brutaal, thuis bij het werk in den tuin te heb ben moeten helpen. Dat kwam me verdacht voor. Ik liet er bij haar ouders naar vragen, wat voor werk hun dochter gisteren in den tuin had moeten verrichten. Zij antwoordden, dat niemand in hun tuin gewerkt had Niet leelijkl Nu trok ik tegen dat leu genachtige ding van leer en 't kwam er ten langen laatste uit, dat 't met een der groote jongens van den on derwijzer Kostheim door het bosch had rondgedwaald. Mooi niet waar? Ik heb haar -behoorlijk gestraft en vertelde toen vol verontwaardiging de zaak aan mijnheer Kostheim. Deze nam het echter zeer koel op. Hij had den jongen wegens schoolverzuim ge straft en verder kon men ei' niets aan doen. Het behoorde tot de taak der ouders tusschenbeide te komen, als zij het voor rtoodig hielden. Die zien daarin echter dikwijls biets bijzon ders. Wat zal men daarop zeggen? Daar houdt toch alles op! Ik ant woordde hem, dat ik van een ander gevoelen was en zoo iets bij mijne meisjes niet dulden zou; toen trok hij de schouders op en ging weg. Daarop vertelde ik zeer verstoord het voorval aan mijn beide mede-on derwijzeressen, hopend, dat zij ten minste met mij.zouden instemmen. Zij maakten 't echter geheel 't zelfde als onderwijzerer Kostheim. Ik zag die dingen al te ernstig in. Onze tijd was anders. Men kon de jeugd niet meer naó.r verouderde grondbeginse len opvoeden. De ouders lieten aan de kinderen in die dingen veel vrijheid. Ik antwoordde, dat de school de kin deren toch christelijk moest opvoe den en hen in hare macht had. Juf frouw Roszkind merkte daartegen op, dat men tegen den wil der ouders niet kon opkomen. Nu, dat wil ik dan toch wel eens zien; ik duld het in mijn klas niet, daar ben ik meesteres, en ik heb ook een wil. 10 Mei. Ik heb 'n paar dagen moeten uit stellen; het ging wérkelijk niet. Ik was niet in de stemming om te schrij ven. Die geschiedenis met dat meisje heeft me te zeer opgewonden. Als men het goede wil en dan nog op te genwerking stuit, nog wel bij diege nen, door wie men uit alle kracht moest ondersteund worden, dan is dat toch zeer ootmoedigend. Dat had ik inderdaad niet gedacht. In mijn

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1928 | | pagina 5