NIEUWE LEIOSCHE COURANT
Het dagboek van een Leerares
van
WOENSDAG 29 FEBR.'28
TWEEDE BLAD.
Gewijde en Ongewijde
Historie.
MOZES' LEVENSKEUS.
Toen Mozes ongeveer vier jaar oud
was, werd hij door zijn moeder aan de
dochter van de fa'rao gebracht, en nu
ontving hij verder een Egyptische op
voeding in het koninklijk paleis, zij
het ook, dat de prinses zeer waar
schijnlijk wel haar eigen huis- en hof-~
houding zal gehad hebben.
Hoedanig die opvoeding was, wordt
het beste gekarakteriseerd in de rede
van Stefanus, die zegt, dat Mozes „in
al de wijsheid der Egyptenaren" on
derwezen werd (Hand. 7 vs. 22).
En de wetenschap stond in Egypte
al van oude tijden af op een hoog peil.
Zoo zal Mozes onderwezen zijn in de
taal en het schrift der Egyptenaren en
in hun litteratuur, voorts in sterren
kunde,-muziek en'bouwkunst, in po
litiek en strategie.
Ook deze beide laatste wetenschap
pen, want dit blijkt uit meerdere
plaatsen der Heilige Schrift als hij
aan het hof van den farao gebleven
was, had een grootsche toekomst hem
gewacht. Een eervolle betrekking had
men voor dezen begaafden man be
stemd, een hooge ambtenaarsfunctie,
ja indien we een oude legende ge-
looven mogen zelfs het koningschap
Zegt niet een oud verhaal, dat de^
dochter des konings Thermutis heette'
dat zij de eenige dochfbr van den fa
rao was en dat Mozes bestemd was
voor den troon van Egypte?
Mozes werd, althans naar het uit
wendige, een echte Egyptenaar. Hij
was niet slechts op'Egyptische wijze
gekleed, doch hij leefde ook met zijn
geest in die rijke Egyptische cultuur
wereld, die pas in de laatste-eeuw op
nieuw weer ontdekt is en waaruit zoo
rijke schatten zijn te voorschijn 'ge
komen.
Wie de Egyptische musea, ook dat
te Leiden, bezoekt, wordt van groote
bewondering vervuld voor een volk,
dat op het gebied der kunst tot zulke
schoone scheppingen kwam, en wien
het gegeven is door te dringen in de
litteratuur van Egypte, zal met ver
wondering kennis nemen van den
hoogen cultuurtrap, die reeds in die
dagen bereikt was.
En Mozes, met zijn rijken geest,
genoot van al deze schoonheid en
geestelijke schatten.
Mozes scheen in alle opzichten een
echte Egyptenaar, die zich volkomen
thuis gevoelt in de omgeving, waarin
hij zich thans bevindt.
Hpch dit was slechts schijn.
Hij bleef zich bewust, dat hij anders
was dan zijn omgeving. Hij kende zijn
afkomst en verloochende die niet,
doeh bleef met sterke banden verbon
den aan zijn volk. En telkenmale,
wanneer hij zag de onderdrukking zij
ner rasgenooten kwam geheel zijn ge
moed daartegen in opstand.
Zoo geschiedde het, verhaalt Ex. 2 vs.
11 e.v., dat hij een Egyptenaar zag, die
een Hebreër, een zijner broederen,
sloeg. Mozes keek naar links en naar
rechts, of er iemand in de nabijheid
was, en voordat hij eigenlijk goed wist
wat er geschied was, had hij den E-
gyptenaar dood geslagen, waarna hij
hem in het zand begroef, vertrouwen
de, dat de Israëliet het wel niet ver
der vertellen zou.
Doch toen hij den volgenden dag
weer naar de dwangarbeiders ging kij
ken, en hij twee Hebreën, die met el
kaar vochten, wilde scheiden, zeide
een van hen: „Wie heeft jou tot hoofd
man en rechter over ons aangesteld?
Of wil je mij soms ook ^vermoorden,
net als je dat gisteren dien Egypte
naar gedaan hebt?"
Mozes' daad was alzoo niet verbor
gen gebleven! Het gebeurde kwam
ook den farao ter oore, die dit als land
verraad beschouwde, en Mozes, be
grijpend, dat hij een kind des doods
was, vluchtte naar het land van Mi-
dian, over de Oostgrens van Egypte
.gelegen.
We zien in deze beide daden: het
dooden v. d. Egyptenaar en de poging
om vrede te stichten tusschen de twee
Hebreën, reeds een voorspel van het
toekomstig levenslot van Mozes.
Hij zou de man worden, die zijn volk
vurig liefhad en er alles voor zou op
offeren, en tevens de wetgever, die
naar recht en gerechtigheid vraagt.
Doch eerst moest Mozes nog een lan
ge leerschool doormaken, waarin zijn
karakter gelouterd werd, zoodat uit
den hartstochtelijken mensch zou
groéien: de zachtmoedigste man, die
er ooit geweest is
Hoe hebben wij deze daden van Mo
zes te beoordeelen?
Wij moeten daarin tweeërlei onder
scheiden, een goed en een kwaad ele
ment.
Om met dit laatste te beginnen, we
zien er iets in van Mozes' karakter-
zonde: zijn drift en eigenzinnigheid,
welke hij in lateren tijd bijkans ge
heel overwonnen had, doch die nog
een enkele maal aan den dag treedt:
als hij tegen het einde zijns levens
slaat op de steenrots, inplaats van tot
haar te spreken.
Dit is evenwel niet het voornaamste
in dit optreden van Mozes, dat voor
zijn verder leven beslissend was.
Wij mogen en moeten dit in de eer
ste plaats als een geloofsdaad karakte-
riseeren. Want het bewijst,dat Mozes
zich één gevoelde met het volk des
Heeren, dat hij daaraan verbonden
was met den band des bloeds, doch
bovenal met den band des geloofs.
Zeer schoon zegt de schrijver van
den Brief aan de Hebreën (11 vs. 24
26): „Door het geloof weigerde Mozes,
toen hij volwassen was, een zoon van
Farao's dochter te heeten, omdat hij
liever slecht behandeld wilde worden
met het volk van God, dan een tijd
lang de vruchten der zonde te pluk
ken. Immers hij achtte den smaad ter-
wille van Christus grooter rijkdom,
dan de schatten van Egypte. Want hij
zag op het loon aan hét einde".
In het wezen der zaak was alzoó
Mozes'" partij kiezen voor zijn volk een
kiezen voor Christus. Israël ontleent
zijn bestaansrecht aan den Christus.
De smaad, dien hét volk leed. en waar
van Mozes deelgenoot werd, was
smaad terwille van Christus.
Doch juist daarom ligt in dien smaad
de profetie van heerlijkheid voor wie
met Mozes op het einde- ziet.
Hij begrijpt, dat de grondwet van
het koninkrijk der hemelen is: door
den smaad tot de kroon; door lijden
tot glorie.
KERK EN SCHOOL.
NED. HERV. KERK.
Beroepen: Te Oijen c.a. (toez.) J. L.
Snethlage, te Hijlaard.
GEREF KERKEN.
Beroepen; Te Dokkum, P. v. d. Sluis,
te Onstwédde. Te Arum, W. Seihen, te
Opperdoes. Te Paesens, H. M. Ploeger, te
Appelscha.
GEREF. GEMEENTEN.
Tweetal: Te Aagtekerke, J. Fraanje,
te Barneveld; en II. Hofman, te Krab-
bendijke.
Ds. J. A. BULT. f
Te Groningen is overleden Ds. J. A. Bult,
emeritus predikant van de Geref. Kerk te
Winschoten, in den ouderdom van 88 ja
ren. Behalve te Winschoten was Ds. Bult
predikant te Meeden (18791891); van
18771879 te Enkhuizen en van 18731877
te Wolvega. Na ruim 41-jarigen diensttijd
verkreeg hij in 1914 emeritaat.
De begrafenis zal Donderdag plaats vin
den op de Noorderbegraafplaats.
DE GROOTE KERK TE ENSCHEDE.
Kerkvoogden der Ned. Herv. Kerk te
Enschedé deden een beroep op de gemeen
te voor de restauratie van de Groote Kerk
aldaar.
- Dank zij de offervaardigheid der leden
zijn zij in staat gesteld glas-in-lood-ramen
aan ta brengen, welke door de firma
Schouten zullen worden vervaardigd, ter
wijl de betimmering van kansel en ban
ken in stijl, rustig en practisch zal wor
den aangebracht.
GEREF. KERK IN HERST. VERB. TE
HILVERSUM.
Tot ouderlingen der Geref. Kerk in Her
steld Verband te Hilversum zijn onlangs
gekozen de heeren Jac. van Bergen en F.
H. Sanders, tot diakenen de heeren Sj,
Heringa en J. II. Morreau.
In de j.l. Zondag gehouden godsdienst
oefening, die werd geleid door Ds. H. C.
v. d. Brink, uit Zandvoort, werden na de
bediening van den Doop en een predica
te over Psalm 51 19 en 20, de nieuwe
ambtsdragers bevestigd, waardoor ook de
Geref. Kerk in H. V. te Hilversum is ge
sticht.
JUBILEUM PROF. Dr. H. BOUWMAN EN
PROF. Dr. A. G. HONIG.
Woensdag 7 Maart 1928.
Prof. Bouwman mocht 11 Febr. j.l. den
dag herdenken waarop hij voor 25 jaren
als Hoogleeraar aan de Theol. school werd
verbonden, en Prof. Honig zal dit D.V. 8
April a.s. mogen doen.
Het Curatorium besloot beide jubilea op
één dag te gedenken en stelde daarvoor
vast Woensdag 7 Maart a.3.
Op dien dag y.a.\ er des middags om 2
uur een offieieele samenkomst plaats heb
ben in de groote Aula der School, voor
welke samenkomst alleen genoodigden toe
gang hebben. Oud-leerlingen die wenschen
daarbij tegenwoordig te zijn, kunnen een
toegangskaart aanvragen bij den Secre
taris van het Regelings-comité, den heer
A. S. Timmer, Oudestraat 69 te Kampen.
Voor zoover er plaats is, zal er aan deze
aanvragen worden voldaan. Zonder toe
gangskaart kan echter niemand wórden
toegelaten.
Na afloop van deze offieieele samen
komst zullen beide Jubilarissen van 4)^
tot 5J4 receptie houden in de groote Aula,
waar allen welkom zijn, die hun belang
stelling willen toonen, en beide families
hun gelukwen:chen willen aanbieden.
In de Regelingscommissie hebben zit
ting: Ds. H. H. Schoemakers, voorz.; Dr.
T. Hoekstra; Dr, S. Greydanus; J. LI. Kok;
A. S. Timmer, Scriba.
JUBILEUM L. J. v. WIJK.
Morgen viert de heer L. J. v. Wijk, te
Amsterdam, de alom bekende secretaris
van het Ned. Bijbelgenootschap, zijn 40-
jarig ambtsjubileum.
Lambertus Johannes v. Wijk nerd 17
April 1865 te Amsterdam geboren, llij be
zocht o.m. de Indische instehing te Delft
en was oorspronkelijk besteo-.j tJs amb
tenaar voor den Indischen diens*.
Op 8 Februari werd de heer v. Wijk op
22-jarigen leeftijd, mede met het oog op
de Indische Bijbelvertaling, naast Ds. J.
v. Leeuwen, die van algemeen seci etaris
le secretaris werd, benoemd, zulks in de
plaats van zijn broer wijlen Ds. P. v Wijk,
toen predikant te Rotterdam, die bedankt
had. Een en ander was een gevolg van
de reorganisatie van den arbeid van het
genootschap, die onder leiding van Prof
Dr. J. J, v. Toorenenbergen plaats had
en waarmede ook de verhuizing van de
Wasmoésstraat naar de Heerengracht ge
paard ging.
De jubilaris ving zijn arbeid aan als
speciaal secretaris der technische afdeelin-
gen (magazijn en bijbel-druk'. In 1924
werd bij van 2e secretaris algemeen se
cretaris. Hard is de arbeid in die jaren
gegroeid. Het aantal afdeelingen steeg,
mede dank zij den arbeid van Ds. D. Emil
Boeke, den secretaris-binnenland, van 125
op 190.
In 1890 werd de colportage ingevoerd en
de jubilaris werd secretaris van de spe
ciale commissie daarvoor. Hij voerde ook
de financieele correspondentie met de af
deelingen. In 1890 werd de heer v. Wijk
ook secretaris van de Indische comm.
Hoewel het Indische werk in de vroe
gere jaren niet tot de speciale taak van
den jubilaris behoorde, werd hij toch al
spoedig afgevaardigde in het comité voor
de Ned. Zendingsconferentie, eerst secun
dus, later primus. Nu fungeert de heer v.
Wijk als president.
Sinds 1899 is hij ook secretaris van de
Indische commissie.
Op kerkelijk gebied nam de beer v.
Wijk, die tot de Herst. Ev. Luth. Gem. be
hoort, mede een vooraanstaande plaats' in.
Hij diende deze gemeente in de hoofd
stad des lands van 18931924 eerst als
eersten toorn wilde ik mijnheer te
hulp reppen. Ik heb 't echter niet ge
daan, want wat zou hij er aan doen?
Zoolang niet bewezen is, dat die twee
iets verkeerds gedaan hebben, kan hij
hen niet straffen. En bewijzen kan ik
niets.
Daarna kwam juffrouw Roszkind
weer met haar dwaas geredeneer.
Toen wij in den speeltijd op de speel
plaats wandelden, zeide zij, dat ik te
enghartig opgevoed was. Daarmede
kwam men tegenwoordig niet door
het leven; zij was in den beginne ook
zoo geweest; maar zij had in die din
gen een helderder inzicht en andere
opvattingen gekregen. Men mocht de
jeugd niet door al te strenge beper
king van vrijheid in doen en laten op
het kwade opmerkzaam maken. Drong
men in den schooltijd al te streng aan
op scheiding der geslachten, dan
vroegen zich de kinderen af,- waarom
men hen elkander verwijderd
hield en begonnen zij daarover na te
denken; de nieuwsgierigheid dreef hen
dan verder en ten laatste werkelijk tot
het kwade. Over het algemeen wilden
de jongens tijdens de schooljaren van
de meisjes van hun leeftijd niets we
ten en behandelden zij haar met sou-
vereine minachting, terwijl de meis
jes zich bij hen trachtten aan te slui
ten, om deel te nemen aan hunne
spelen, welke haar imponeerden. Het
was echter hoofdzakelijk de bewon
dering van de meerdere physieke
kracht der jongens, welke haar naar
diaken, later als ouderling. Ook van het
weeshuis dezer gemeente was de heer v.
Wijk, die vroeger ook in de Amsterdam-
sche afdeeling van het Luth. genootschap
een rol speelde, regent.
De heer v* Wijk, die sin Is 1924 in Heem
stede woont, was eerst voorzitter en is nu
eere-voorzitter van den Zendingsstudie
raad. Van den Chr. Bond voor Inwendige
Zending en Chr. Philantropische instel
lingen is de l.eer v. Wijk bestuurslid, ter
wijl hij ook voorzitter is van het Ned.
Godsdienstig Tractaatgenootschap. De re
geering erkende zijn verdiensten door hem
ter gelegenheid van zijn zilveren jubileum
in 1913, te benoemen tot ridder in de orde
van Oranje Nassau en bevorderde hem
verleden jaar ter gelegenheid van de 40e
Zendingsconferentie tot officier.
DE ZENDING OP NIAS.
De zendingsconsul dr. N. A. C. Slotema-
ker de Bruine, heeft, naar in „De Loco
motief" gemeld wordt, verleden maand te
Buitenzorg een lezing gehouden over; „De
zending op Nias".
Spr. vertelde o.m., hoe op het eiland Nias
in 1859 de Dajaks eenige zendelingen ge
dood hebben, waarna de andere gevlucht
zijn. In 1865 werden de eerste bekeerlin
gen gemaakt, die toen de zending in 1915
haar halve-eeuwfeest herdacht, tot 18.0UU
waren gegroeid.
Niettegenstaande dit naar het uitwen
dige niet ongunstige resultaat was de toen
malige zendeling Sundermann over het
geestelijk succes bij de bevolking zeer
critiscb gestemd. Dit gaf hem aanleiding
tot een zeer merkwaardige herdenkings
rede, waarin hij zijn gemeente hierop wees
en als fout aanwees het gemis aan zon-
debewustzijn. Zoo donker 'zag deze zen
deling het in, dat hij zich niet gerechtigd
achtte het avondmaal te bedienen, zoo
lang geen verbetering was ingetreden.
Deze toespraak had een merkwaardige
uitwerking. Eenigen bleken het in hun
hart met hem eens en begonnen een ar
beid onder hun volksgenooten, die zich
als een olievlek^uitbreidde en leidde tot
een geweldige neerslachtigheid, die zelfs
tot psychische afwijkingen leidde, droo-
men, stemmen enz. De zendelingen ston
den hiertegen aanvankelijk nog al scep
tisch, doch ten slotte brak hetgeen lang
gesluimerd moet hebben in de gemeente
zich baan en openbaarde zich de crisis
in een grooten drang naar boetedoening.
De ongelooflijkste ongerechtigheden wer
den den zendelingen toevertrouwd, die
nacht en. dag deze bezwaarden hadden
aan te hooien en.... te troosten. Ilun taak
was toen haast .bovenmenscheliik" zwaar.
Daarop, in 1916, kwam de merkwaardige
geestelijke bevrijding, een werkelijk „ge
lukzalige" stemming; men was „van een
last bevrijd" Jaren later, :n 1921 heeft
zich een soortgelijke revival voorgedaan
als in de jaren 1915 tot 1917, waarna de
toestand zich heeft genormaliseerd.
Hierop kwam spr. aan de vele psycho
logische vragen en problemen bij deze
verschijnselen. Ook spr. zoü aanvankelijk
ongetwijfeld sceptisch tegenover de ge
beurtenissen hebben gestaan, doch toch
is er zooveel merkwaardigs'en mensche-
lijk gesproken onverklaarbaars, dat spr.
dit verschijnsel toch als zeer be! ngrijk
en leerzaam is aan zien. Eenige punten
treden naar voren: de zoo vaak vergeten
werking van den Heiligen Geest die wij
als éénmaal uitgestort beschouwen, doch
verder vrijwel uitschakelen. Toch geldt 1
nog steeds: „De wind blaast waarheefi
hij wil en gij hoort zijn geluid, maar gij
weet niet vanwaar hij komt en waar hij
heen gaat; alzoo is een iegelijk die uit den
geest geboren is'-' (Joh. 3 8). Verder blijkt
wat een professor genoemd heeft de ge-
deeldbeid van den mensch, speciaal sterk
bij Oostersche volken, die zeer heterogene
bestanddeelen kunnen bevatten, die beur
telings tot uiting kunnen komen. Ten slót
te de werking van het onderbewuste: lan
ge jaren had de verkondiging schijnbaar
geen succes, geen psychologische inwer
king, blijkbaar waren toch de kiemen ge
legd. dié wachtten op het „psychologische
moment", de toespraak van den zende
ling, om aan den dag te treden.
Sceptici zullen de vraag stellen: wat is
er gebleven? en op het „abnormaal ka
rakter" van een dergelijke geestelijke
ziekte wijzen. Iedere geestelijke strooming
noemt spr. „abnormaal", omdat nu een
maal het „normale" niet „groot" en niet
„geestelijk" is. De blijvende gevolgen zijn
zoo belangrijk, dat de kracht der bewe
ging onmiskenbaar is. Het godsdienstig
hunne nabijheid trok. Verdere, slech
te bedoelingen zaten daarbij niet voor,
als de kinderen niet reeds vroeg ze
delijk bedorven waren. En dat kon
men in den regel niet veronderstellen.
Een greintje waarheid moge al in
deze opvattingen verborgen liggen,
maar hoe en waar moet men de grens
trekken? Daar ligt de moeilijkheid.
Ni'euwe vriendschap.
Ik heb een vriendin gevonden; zij
heet Marie Distel, en is de dochter
van een heereboer. Dat kwam zoo. Ik
kwam gisterennamiddag toevallig hun
hofstede voorbij. Daar sprong hun
groote waakhond woedend en blaffend
op mij af, zoodat ik erg schrok. Maar
Marie riep het dier met een kort,
scherp bevel terug en verontschuldig
de zich zoo hartelijk, dat ik behoefte
gevoelde, met haar een gesprek aan
te knoopen. Ten laatste vroeg ze mij,
of ze mij op den namiddag niet eens
'n bezoek mócht brengen. Gaarne
stemde ik daarin toe, daar 't Zaterdag
was en ik vrij had. Zoo kwam zij dan
te 3 uur bij me en we gingen samen
een wandeling maken. Marie heeft
een zeer lief, fijn gezichtje, echt trou
we oogen, is rank van gestalte, in 't
geheel niet zooals andere boerenmeis
jes, en 18 jaar oud. Zij was zoo ver
trouwelijk en verhaalde mij zoo gezel
lig over hare kleine aangelegenheden,
dat de tijd van ons samenzijn voorbij
vloog. Haar vader had haar een prach
tige piano gekocht, die moest ik eens
AAN HET ZOEKLICHT.
Leiden, 29 Febr. 1928.
Bij alle financieele en economische
ellende, die Duitschland doormaakte
schijnt het Duitsche volk ook zedelijk
zich op een hellend vlak te bevinden.
Liet geboorteaantal vermindert sterk.
Echtscheidingen zijn aan de orde
van deji dag.
Processen van zedelijkheidsschan
dalen komen meer dan vroeger voor.
Maar er is ook nog een andere uiting
van hetzelfde verdorven beginsel. Zoo
lees ik, dat uit Berlijn aan de Times
gemeld wordt, dat de Piscator-Bühne
dezer dagen een opvoering heeft gege
ven voor een publiek van genoodig
den, dat zonder eenig klee
ding stuk ter voorstelling ver
scheen.
De heeren, dames en kinderen, die
dit auditorium vormden, behooren tot
een groep van enthousiasten welke
meent door dit slechte voorbeeld het
algemeen belang te dienen: men
hoopt zooals Dr. Hans Graaz, de
medische adviseur der beweging uit
drukte -de -gevaren der jeugd te ont
wijken, door de massa terug te bren
gén tot den toestand waarin onze
vroegste voorouders zich in het Para
dijs bewogen.
Denk nu niet, dat dit obscene too-
neel zich in een of ander nachtcafé,
ergens in een volksbuurt, heeft afge
speeld, neen het bericht vermeld vei>
der, dat een aantal Rijksdagafgevaar
digden onder de aanwezigen waren,
't Is erg! Op den dag in de Rijks-
riaeverga dering pleiten voor verheffing
van het Duitsche volk uit de geestelij
ke en stoffelijke ellende en 's avcaads
spiernaakt in een cmusements*®e-
genheid! w'
Moge God ons voor deze erger.ijke
vormen van zedelijken achteruitgang
behoeden.
OBSERVATOR.
leven is veel intensiever geworden en ge
bleven: huiselijk bijbellezen, zingen, enz.
Zeer belangrijk is de verbetering der po
sitie van de vrouw, die thans als geeste
lijke kracht met eigen geestelijk leven er
kend is. erder heeft de beweging een ge
weldige uitbreiding van de bekeeringen
tengevolge gehad. In tien jaar tijds is bet
aanial Christenen gestegen van 18.000 tot
bijna 90.000, zoodat thans de grootste helft
der bevolking gekerstend is.
MAN EN VROUW IN DEN GODSDIENST.
De volkstelling van 1925 werpt in.
Duitschland een eigenaardig licht op het
feit, hoe de man en de vrouw staan ten
opzichte van de secten en de z.g. vrij-reli-
gieuse stroomingen.
Het „Stuttgarter Gemeindeblatt" heeft,
zooals de Rotterdammer meldt, ten deze
eenige cijfers uit Wurtemberg, waarbij
voorop gesteld moet worden, dfct in de
zen Staat op 100 mannelijke personen 107
vrouwelijke voorkomen.
In de Evangelische Kerk komen op 100
mannen 109 vrouwen voor en in de Room-
sche Kerk zijn die cijfers 100 en 105.
Bij de secten en de vrije kerken zijn die
cijfers geheel anders. Op 100 mannelijke
leden bij de nieuw Apostolischen komen
123 vrouwen voor. Bij de Methodisten is
dit aantal 140 en bij de Adventisten zelfs
165 vrouwelijke ^personen. Hieruit blijkt,
dat de vrouw gemakkelijker voor secten
is te winnen dan de man.
Geheel anders is weer de verhouding
bij de z.g. vrij religieuse en anti-gedsdien-
stige bewegingen. Daar zijn op de 100
mannelijke leden 66 vrouwelijke en bij
eenige zelfs 58. Hieruit blijkt, dat bij den
man meer het verstandelijke op den voor
grond treedt. De vrouw is ten opzichte
van de godsdienstige zaken meer positief,
de man meer negatief. Misschien kan men
ook zeggen: de vrouw is minder onver
schillig dan de man.
GIFTEN EN LEGATEN.
Wijlen de heer F. J. Appels, te Drie
bergen, heeft aan de Vereeniging „Neder-
landsche Landkolonisatie en Inw. Zen
ding", gevestigd te Leeuwarden, een legaat
groot 1000 besproken.
zien; zij had haar eigen kamer; of zij
me op een middag mocht komen ha
len. Ik zeide, dat ik haar gaarne een
bezoek bracht. Toen zij wegging, druk
te zo me recht hartelijk de hand. O,
die goede, lieve ziell
11 Mei.
Dat was nu eens 'n heerlijke namid
dag. Om 3 uur verscheen Marie, om
mij, zooals afgesproken was, te ha-
Jen. Zij heeft een allerliefste kamer
met aangrenzend slaapvertrek, een
kleipe wereld voor zich zelf. Sofa,
stoelen met kussens, aan de muren
eenige ouderwetsch ingelijste koper
gravures, daaronder ook de Dom van
Limburg a. d. Lahn en tegen den
wand een boekenkast; de piano is uit
stekend. Ik speelde een wijle; daarna
begon zij; ik stond verbaasd over de
zekerheid en het diepe gevoel harer
voordracht. Op mijn vraag, waar zij
het piano-spe'.en geleerd had, gaf ze
mij ten antwoord;: op het pensionaat.
Daarom had zij ook den Limburger
Dom zoo groot aan den muur hangen.
Daarmede was alles verklaard.
Toen dronken we samen een kop
koffie. Zij vertelde me veel en allerlei
uit den tijd van hahr pensionaat-le
ven. Eindelijk kwam ook haar vader.
Dat is geen gewone landbouwer; hij
hoeft de hoogere burgerschool bezocht.
Maria's moeder is voor eenige jaren
aan de tering gestorven. Als zij maar
niets van haar moeder overgeërfd
heeftl Weg met die sombere ge
dachte 1
FEUILLETON.
Naar het Duitsch.
'4—o
Een dwaze geschiedenis is van
daag voorgevallen. Dwaas? Neen,
eigenlijk heel afschuwelijk. Gisterèn»
ha1?! een der grootere meisjes des na
middags, de school verzuimd. Toen ik
haar heden vroeg, waar zij geweest
was, antwoordde ze zeer brutaal,
thuis bij het werk in den tuin te heb
ben moeten helpen. Dat kwam me
verdacht voor. Ik liet er bij haar
ouders naar vragen, wat voor werk
hun dochter gisteren in den tuin had
moeten verrichten. Zij antwoordden,
dat niemand in hun tuin gewerkt had
Niet leelijkl Nu trok ik tegen dat leu
genachtige ding van leer en 't kwam
er ten langen laatste uit, dat 't met
een der groote jongens van den on
derwijzer Kostheim door het bosch
had rondgedwaald. Mooi niet waar?
Ik heb haar -behoorlijk gestraft en
vertelde toen vol verontwaardiging
de zaak aan mijnheer Kostheim. Deze
nam het echter zeer koel op. Hij had
den jongen wegens schoolverzuim ge
straft en verder kon men ei' niets aan
doen. Het behoorde tot de taak der
ouders tusschenbeide te komen, als
zij het voor rtoodig hielden. Die zien
daarin echter dikwijls biets bijzon
ders. Wat zal men daarop zeggen?
Daar houdt toch alles op! Ik ant
woordde hem, dat ik van een ander
gevoelen was en zoo iets bij mijne
meisjes niet dulden zou; toen trok hij
de schouders op en ging weg.
Daarop vertelde ik zeer verstoord
het voorval aan mijn beide mede-on
derwijzeressen, hopend, dat zij ten
minste met mij.zouden instemmen.
Zij maakten 't echter geheel 't zelfde
als onderwijzerer Kostheim. Ik zag
die dingen al te ernstig in. Onze tijd
was anders. Men kon de jeugd niet
meer naó.r verouderde grondbeginse
len opvoeden. De ouders lieten aan de
kinderen in die dingen veel vrijheid.
Ik antwoordde, dat de school de kin
deren toch christelijk moest opvoe
den en hen in hare macht had. Juf
frouw Roszkind merkte daartegen op,
dat men tegen den wil der ouders niet
kon opkomen. Nu, dat wil ik dan
toch wel eens zien; ik duld het in
mijn klas niet, daar ben ik meesteres,
en ik heb ook een wil.
10 Mei.
Ik heb 'n paar dagen moeten uit
stellen; het ging wérkelijk niet. Ik
was niet in de stemming om te schrij
ven. Die geschiedenis met dat meisje
heeft me te zeer opgewonden. Als
men het goede wil en dan nog op te
genwerking stuit, nog wel bij diege
nen, door wie men uit alle kracht
moest ondersteund worden, dan is
dat toch zeer ootmoedigend. Dat had
ik inderdaad niet gedacht. In mijn