|ft> v Aan het einde der Week Er zijn deze week een tweetal be langrijke conferenties geweest: een in de oude en een in de nieuwe wereld. We bedoelen het pan-Amerikaansch congres te Havana en de Duitsche landenconferentie te Berlijn. Om met de eerste te beginnen, deze is door president Coolidge in eigen persoon geopend. Hij hield een lange en indrukwekkende openingsrede, die een verzamelroep aan Amerika was om zichzelf te zijn. Hij zag den ontdek ker Columbus als den man, die den koers had gebaand, welke van despo tisme naar democratie had geleid. Stoffelijke voorspoed, grooter dan ooit het menschelijk ras was te beurt gevallen, was thans de bekroning van die evolutie. In 't bijzonder werd dit deel der re de van Coolidge luide toegejuicht, waarin hij het had over de souverei- niteit der kleine naties. Zou men ge dacht hebben aan Amerika's kracht dadige tusschenkomst in Nicaragua, een punt, waaromtrent overigens op het congres het stilzwijgen werd be waard? Dan vormt dit woord van den president der Vereen. Staten wel een goede basis voor verdere bespre kingen. Te Berlijn is een conferentie gehou den met betrekking tot de bestuurs organisatie van het Duitsche Rijk, die van groote beteekenis- was met het oog op de vraag: eenheidsstaat of fe deratie, die den laatsten tijd weer op nieuw aan de orde gesteld werd door de oprichting der nieuwe politieke par tij, die naar den eenheidsstaat wil. Ook uit het oogpunt van bezuiniging op het dure bestuursapparaat der Duitsche republiek is dat vraagstuk yan belang. Het schijnt, dat de conferentie wei nig anders gedaan heeft, dan de kwes ties, die met dit punt samenhangen te formuleeren, hetgeen de eerste stap op den weg naar verbetering kan zijn. Ook is overeenstemming bereikt wat betreft de onduidelijkheid en on toereikendheid van de grondwet van Weimar ten aanzien van de verhou ding tusschen rijk en landen. De Duitsche Rijksminister van ver dediging, Gessier, is in hoofdzaak om persoonlijke redenen heenge gaan en vervangen door Generaal Von Gröner, welke benoeming tegen den wensch der Duitsch-nationalen en der Duitsche volkspartij is doorgezet door den Rijkspresident. Von Gröner is volgens Scheidemann den bekenden sociaal democratischen afgevaardigde, een der bekwaamste officieren, die het Duitsche leger ooit heeft bezeten. Hij was overtuigd mo narchist, doch bleef, evenals Von Hin denburg, na de catastrofe in dienst van de regeering Ebert-Scheidemanm Deze beide generaals hebben de inilli- oenen soldaten ondanks de grootste moeilijkheden in de best mogelijke orde naar het vaderland teruggeleid, om vervolgens het leger te ontbinden Hun samenwerking met de eerste re volutionaire regeering was vrij van alle wrijving. Gröner heeft zich later nogmaals ter beschikking gesteld van de republiek, na te hebben ingezien, dat Duitschland alleen als republiek kan leven en herworden. In het Duitsche Centrum is den laatsten tijd weer een vrij ernstig mee ningsverschil ontstaan. Zoo heeft de afgevaardigde Stegerwald zijn ambt van tweedeen voorzitter neergelegd, omdat het hem niet langer mogelijk is met den eersten voorzitter, rijks kanselier Marx, samen te werken. Ge lijk men weet, is Stegerwald de ver tegenwoordiger der arbeiders in het Centrum. De arbeiders zijn ontevreden over den geringen invloed, dien zij thans in de partij hebben, waartoe, zoo als de vakvereenigingsleider Imbusch verklaarde na de omwenteling tal van nieuwe leden zijn toegetreden, wien het uitsluitend 0111 baantjes te doen was. Onder hen zijn tal van ambtenaren en academisch gevorm- den, die innerlijk ver van de partij af staan, maar er grooten invloed heb ben. De besprekingen in verband met de- de tweespalt konden deze week niet plaats hebben door de landenconfe rentie, waar verschillende voorman nen tegenwoordig moesten zijn. Onze provincie heeft weer een nieu wen Commissaris der Koningin gekre gen in den persoon van Jlir. van Kar- nebeek, den oud-minister van Buiten- landsche Zeken. Gaarne hadden wij natuurlijk een partijgenoot op die hooge plaats gezien, doch overigens zijn er weinigen, bij wie het bestuur van ons gewest in zoo vertrouwde ban den is. BINNENLAND. DE INDISCHE BEGROOTING. De Commissie van rapporteurs uit de Eerste Kamer voor de Indische begrooting is als volgt samengesteld: Lindeyer, Prof. Steger, ir. de Muralt, Moltmaker en mr. Rink. DE GEVANGENIS TE ALKMAAR. Uit Alkmaar meldt men, dat een staatscommissie, na een bezoek aan de strafgevangenis aldaar, den Minis ter van Justitie heeft geadviseerd tot opheffing van deze inrichting. De Alkmaarsche cellulaire strafgevan- nis is bestemd voor gestraften, die geen langeren straftijd dan 12 maan den hebben, en biedt plaats aan 120 gevangenen. Het advies tot opheffing berust hierop, dat reeds sedert lang het aantal gevangenen te Alkmaar blijft beneden 50 pCt. van het aantal plaatsen. Geruimen tijd was dit aan tal slechts 38; thans is het weer tot 45 gestegen. WONINGTOESTANDEN EN NOG WAT. Het Haagsche Volk kwam dezer dagen met een sensatiebericht, waar boven prijkte: „Ergerlijke toestanden in Noordwijkerhout. Huisvesting van menschen in een varkensstal". Het stuk luidde als volgt: „Van onzen korrespondent te Lei den: Te Noordwijkerhout „woont" se dert Februari 1927 het gezin van v. d. B., bestaande uit man, vrouw en twee kinderen, in een varkensschuur. De man is werkloos en kan geen woning bekomen. Ër staan wel enke le huisjes leeg, o.m. ook een paar ge meentewoningen, doch deze wil men aan dit werkloos gezin niet verhuren. Het gemeentebestuur dat toch ze ker tot taak heeft voor een meer men- schelijke huisvesting te zorgen trekt zich van het gezin niets aan. Het verblijf in deze varkensschuur is eenvoudig vreeselijk. In de schuur zijn 21 varkens ondergebracht, met wie het gezin de ruimte moet deelen. Slechts een afscheiding van wat gon- je en oude doeken scheidt de men schen van de varkens In een bedompte ruimte van enkele vierkante meters, schemerig verlicht door een paar kleine ruitjes, wonen en slapen deze merischèn. Het is bij na ongeloofelijk, dat zich zoo iets in dezen tijd, in een toch zoo goed room- sche gemeente als Noordwijkerhout kan voordoen. 't Meest menschonteerend is wel, dat als niet spoedig het gezin aan een woning wordt geholpen, de vrouw verwacht spoedig haar derde kind, de „blijde" gebeurtenis in de varkens schuur zal moeten plaats hebben. Een partijgenoot uit Leiden, die de ze schandelijke toestand daar aan trof, heeft zich schriftelijk in verbin ding gesteld met den pastoor te Noordwijkerhout en hem als zieleher- der van dit goed roomsch gezin, dat trouw zijn kerkelijke plichten waar neemt, verzocht onmiddellijk aan de zen menschonteerenden toestand een einde te maken. Hij ontving een briefje van den pastoor, dat dezen van de zaak niets bekend was. Intussehen zijn ook thans nog geen maatregelen genomen. Alleen zijn vanwege den kapelaan, die een be zoek bij het gezin heeft gebracht, op den dag vóór Kerstmis een paar broodjes en twee pakjes margarine gebracht. Den eigenaar van de schuur, de boer Koudijs, kan in dezen geen blaam treffen. Hij stelde voor het daklooze gezin tenminste zijn schuur beschik baar en voorzag het meermalen van een maal eten. De volle schuld treft hier het ge meentebestuur en de geestelijkheid, die beiden geen hand uitsteken om dit gezin uit. zijn ellende te helpen". Wij hebben toen dat bericht niet dadelijk overgenomen omdat wij ver namen, dat van bevoegde zijde een onderzoek werd ingesteld. De R.-K. Leids.che Courant deelt nu een en an der over dat geval mede. Daaruit blijkt: ,1e. dat het gezin daar reeds woont van Februari 1927 af. 2e. dat de. schuur naar het oordeel van de menschen zelf aanvankelijk nog niet zoo n slechte woongelegen heid bood omdat de stal toen geen varkens huisvestte. 3e. dat het gezin niet geklaagd heeft en ook de eigenaar van de schuur eerst in October heeft bericht dat het gezin geholpen moest worden; 4e. dat het gezin iederen dag een witbrood en een roggebrood, een liter melk en wekelijks eenige pakjes mar garine worden verstrekt, terwijl ook voor verwarming van de ruimte wordt gezorgd; 5e. dat ook van andere zijde hulp geboden wordt, dóch ook hier weer dè houding van het ongelukkige ge zin do mildheid tempert. Zoodat, hoe waar ook het feit zelf moge zijn Het Volk zijn oude reputa tie van tendentieuze berichtgeving getrouw geweest is. DAMRUBRIEK. EEN LOKZET VAN G. T'ORS, (Dordrecht). Zwart: 14 schijven. Wit: 14 schijven. Zwart. m m m m -m M m m m m m 1 m m ■L. m mfe m,/, m m pff Hl1 W m "m üf Wit. Hier speelde Wit 27SI, Zwart liep er in en antwoordde 111Ü. Hierna won Wit met 33—29, 42—37 35—30 44—40, 43—38, 42X10 en 31X15! De volgende partij tusschen J. Ver- lioeve met Wit en J. J. Kempers met Zwart is gespeeld in den competitie wedstrijd van den Nederlandschen Dambond 1926. Wit. Zwart 1. 32—28 18—23 Ook 2025 is een goed antwoord. 2. 33—29 Moderne voortzetting. De theoreti sche voortzeting is 3429. Ook 3832 geeft interessant spel. 223 32 3. 37 23 17—21 Veel wordt hier 1924 gespeeld, Wit 39—33, Zwart 14—19, Wit 44—39 en Zwart 2025 en 25 14. Sterker dan 1721 is 1621, om op 28—33 (19:28), 29—24 (20:29) en 3432 met 21—27 enz. te; kunnen voortzeten. 4. 39—33 De theoreiische voortzetting is hier 28—23, 29—24 en 34 32. 420—25 5. 44—39 14—2U 31—26 20—24 7. 26 17 i2 21 8. 29 20 25 14 9. 36—31 7—12 10. 31—26 27 Waarom hier niet 17? Deze schijf stond toch zeer goed 'op veld 2. 11. 26; 17 12:21 12. 41—37 7—12 13. 46—41 1—7 14. 37—32 15—20 15. 41—37 21—26 16. ,3429. Zwart heeft hier te lang afgewacht en het gevolg is, dat deze nu in de verdediging wordt teruggedrongen door Wit's volmaakte centrumstelling. Zwart had hier veel vroeger 19^23. en 14 23 moeten spelen, met ongeveer gelijk spel. 1610—15 17. 3731 Inconsequent gespeeld. Waarom deze randschijf afgeruild? Aangewe zen was hier 4034, 4540, enz. 17. ..T. 26:37 18. 32 41 16—21 19. 41—37 12—17 Waarom nu deze schijf ook Weer van het centrum verwijderd? Meer vrij heid gaf 510, en eventueel 1923 of ook 2024, enz. 20. 37—32 21—26 21. 42—37 Sterk gespeeld in dezen stand om 2631 te beletten, wat soms hier erg hinderlijk kan zijn. 215—10 22. 50—44 7—12 Hier komt duidelijk uit, hetgeen wij opmerkten, bij Zwart s 19den zet. Als schijf 17 nu nog op 12 stond, had Zwart thans heel goed 1923 kunnen spelen. Thans echter zou dat slecht spel geven. 23. 40—34 11—16 24. 44—40 17—21 25. 29—24 Geeft hiermee vrijwel alle voordeel prijs. Heel sterk was hier 3430. Geen verbetering zou Zwart hierop bren gen door 19 of 20—24, terwijl op iede ren anderen zet Wit vervolgt met 30 doordat Zwart geen stuk meèr heeft 24 met prachtig spel. vooral ook op veld 2. 2520—29 26. 33 24 19 30 27. 35 24 12—18 28. 39—33 14—19 29. 34—29 19—30 30. 29—23 18 29 31. 33—35 De stand is thans volkomen gelijk. 31. 8—12 32. 40—34 10-14 33. 35—30 14—19 34. 34—29 6—11 35. 28—23 Deze heeft met de laatste zetten zijn stand keurif opgebracht en vooral diens laatste zet is heel agressief en biedt Wit vele kansen. 3519 28 36. 32 23 4—10 Misschien verdient hier 1117 en 1218 wel de voorkeur. 37. 45—40 11—17 38. 40—34 10—14 39. 38—33 12—18 40. 23 12 17 8 41. 29—23 Mooi gespeeld. Dit vak speelt een belangrijke rol en Wit moet trachten het te behouden, om druk op den zwarten stand uit te oefenen. 418—12 42. 34—29 12—17 43. 30—24 17—22 44. 43—38 14—19 Heel sterk, daar anders het witte centrum te sterk wordt. Thans moet Wit rekening houden met een even- tueelen aanval op zijn langen vleugel. 45. 23 14 9 20 46. 47—41 3—9 47. 49—44 Wit heeft met zijn laatste zetten- reeks eenig voordeel weten te beha len. De tekstzet echter is zwak. Het stuk 47 stond juist zoo sterk ter ver dediging van den langen vleugel en Wit's eenig doel moest zijn, te trach ten zoo sterk mogelijk op het cen trum te komen. Veel sterker was, dan ook 3832 b.v. Stand na den 45sten zet van Zwart. Zwart. Wit. 9—14 13—18 47 48. 4440 49 41—36? Een grove blunder, alhoewel Wit toch vrijwel geen voordeel meer had, juist door de dreiging 1823 van Zwart. 49. 18—23 50. 29 27 21 43 51. 48 39 20 38 52. 40—31 14—19 53. 34—29 16—21 54. 37—31. 26 37 Wit geeft het op. Een door Wit goed gespeelde partij waarin Zwart heel wat meer kreeg, dan hem toekwam. GETUIGENISSEN. Op het graf van Copernicus leest pien de volgende inscriptie: „Ik verwacht niet de gunst, die Gij aan een Paulus hebt ge schonken; ook niet de genade, waarmede Gij een Petrus vergeven hebt; maar alleen om de barmhartigheid, die Gij den moor denaar aan het kruis bewezen hebt, smeek ik U". Keplers geloof blijkt duidelijk uit het slotwoord van zijn eerste werk, waar hij zegt: „Ik dank U, o mijn God en mijn Schepper, voor de blijdschap, die het werk Uwer handen mij bereid heeft heb ik hier of daar iets uitgesproken, dat Uwer onwaardig was, vergeeft het dan, o Heer!" Van Newton wordt gezegd, dat hij nooit Gods naam heeft uitgesproken, zonder z'n hoofd te ontblooten. En Fareday waardeerde den Bijbel als zijn dierbaarste goed en zijn grootsten schat. Wiegand, hoogleeraar in de plantenkun de aan de hoogeschool te Marburg, sprak op zijn sterfbed den dringenden wensch uit, dat de wereld mocht vernemen, dat hij, een man der wetenschap, in het ge loof in Christus gestorven was. Leidsche Penkrassen. Amice, Ik had het verleden week zoo in het voorbijgaan even over de Nieuwjaarsrede van den voorzitter van de Kamer van Koophandel voor Rijnland. Ik wil daar nog gaarne even op terugkomen. Dat zal je mij natuurlijk niet kwalijk nemen; al is ook de Kamer geen uitslui tend Leidsche instelling, zij beheerscht toch een district, waarvan Leiden de hoofdplaats en het centrum is. Daarom kunnen wij dus zeggen, dat de stad Lei den een bijzonder belang heeft bij hetgeen deze Kamer van Koophandel doet. De voorzitter onzer Koophandelskamer haalde even aan de onvolledige inrichting van onzen voorlichtingsdienst op econo misch gebied. Ik heb eens moeite gedaan, Amice, om daarover wat meer te weten te komen. Toen ben ik toch wel een beetje geschrok ken. Dat het niet tot in de puntjes in orde was, dat was bekend, maar dat wij bij an dere landen zoo zeer achter stonden, dat was mij niet bekend en is ongetwijfeld ook geen gemeengoed. Hoe toch zit die inlichtingendienst in elkaar? Hoe werkt hij? Onze voorlichtingsdienst op economisch terrein is, afgescheiden van de inlichtin gen die het Departement van Financiën, als medeleider van de economische po litiek kan verschaffen ondergebracht bij drie departementen en wel bij Buiten- landsche Zaken, Arbeid, Handel en Nij verheid en Binnenlandsche Zaken en Landbouw. Aan het departement van Buitenland- sche zaken is gevestigd de directie van Economische Zaken, waaronder de con sulaire dienst ressorteert. Hieruit volgt, al dadelijk, dat, indien een onzer depar tementen iets te vragen heeft aan dezen officieelen buitenlandsche dienst, het dit moet doen yin de directie van Economi sche Zaken. Tusschen de departementen en in het bijzonder tusschen de andere economische afdeelingen bestaat dan ook een voortdurende drukke correspondentie. Voor de voorlichting beschikt de direc tie van Economische Zaken behalve over de consuls ook, voorzoover dat gaat, over den diplomatieken dienst en enkele han- delsattaché's. Na 1918 heeft ons land, in navolging van andere landen, enkele harfdelsatta- ché's aan onze gezantschappen verbonden tot het verrichten vari werk op economisch terrein, in het bijzonder ter voorlichting. In tegenstelling echtér met het buiten land, waar aan dit instituut groote uit breiding is gegeven, heeft ons land om bezuinigingsredenen er weer mede gebro ken. Of dit juist is geweest, betwijfel ik. Bo vendien zijn onze handelsattaché's altijd geweest een soort van ambtenaren, die aan het gezantschap hun werkzaamheden verrichten, maar nooit wat men daar in Amerika of andere landen onder verstaat, personen die een land bestudeeren uit handels-economisch oogpunt en daar over schrijven. Een struikelblok voor een goede voor lichting is het verder, dat ons land, ge dwongen door den staat zijner financiën, op 20 betaalde beroepsconsuls een korps van ruim 600 honoraire consuls heeft, waarvan dus niet alles geëischt kan wor den. In Zwitserland heeft men dit ondervan gen door de bepaling, dat de honoraire consuls voor inlichtingen, die gevraagd worden, betaling mogen eischen, waar voor thans een tarief ontworpen wordt. Zij, die de voorlichting vragen, moeten de kosten dragen. Hetzelfde is het geval met Duitschland. Wanneer ook hier te lande betaling zou kunnen plaats hebben Lij gevraagde voorlichting, dan zou dat zeker de acti viteit van tal van honoraire consuls ver- hoogen. Daarmede zou men er echter niet zijn, want aan de geheele werkwijze van onzen VQorlichtingsdienst mankeert nog veel. Zoo verzamelt de directie van Economi sche Zaken berichten van economischen aard over het buitenland voor het binnen land bestemd of van belang. Deze berich ten worden gestuurd aan de afdeeling Handel van het departement op het Be- zuidenhout en deze publiceert ze in de door haar uitgegeven „Handelsberichten" een periodiek, waaraan ook de directie van Landbouw medewerkt, in dien zin, dat deze er heel wat in publiceert. De directie van Economische Zaken pu bliceert weer „Economische Berichten", handelend over het binnenland en be stemd voor het buitenland. Daarnaast ver richt diezelfde directie werk, wat in an dere landen ressorteert onder den pers dienst, door de uitgave van een hand hoek over de Kennis van Nederland en Koloniën. Naar ik meen, reeds in vier talen. Ontkend kan niet worden, dat er aan de voorlichting hard gewerkt wordt, maar daar ieder zijn eigen terrein wil behou den, geschiedt het onsystematisch. Het duidelijkst blijkt dit, als we er de directie van Landbouw bij betrekken, een afdeeling, die vooral met het oog op den omvangrijken export van kweekers-, tuin en landbouwproducten van het hoogste belang is, omdat men daar aan geregelde en goede voorlichting dringend behoefte heeft. Deze directie beschikt niet alleen over een uitstekenden binnenlandsche voor lichtingsdienst, waarhij het Centraal Bu reau voor de Statistiek belangrijke dien sten bewijst, maar ook over een eigen bui- tenlandschen dienst. De directie heeft te Brussel. Berlijn en Parijs een Rijksiand- bouw- en te Londen een Rijkstuinbouw- consulent; verder staat zij rechtstreeks in contact mK het Internationaal Landbouw Instituut te Rome. Behalve wat gepubli ceerd wordt in „Handelsberichten wor den door deze directie bovendien nog uit gegeven: „Verslagen over den Landbouw" en „Verslagen en Mededeelingen". Er is hier keus genoeg om voorlichting te krijgen. De groote moeilijkheid is ech ter altijd, waar men precies moet wezen. Om maar iets te noemen; zoo moet men voor aardappelen, kool enz. zijn bij Land bouw, maar voor graan bij Handel; ter wijl mei^bij de directie voor Economische Zaken, behalve voor handelsverdragen, maar zelden aan het juiste adres is. Door de geheel zelfstandig werkende drie voor lichtingsdiensten .bestaat het gevaar, dat bij het ontbreken van inlichtingen de eene directie de schuld geeft aan de andere, waardoor de voorlichting, vooral bij wij ziging van in- en uitvoertarieven in het buitenland, nog al eens te wenschen over laat. Als de betrokken organisaties soms al twee of drie weken lang weten, dat er verandering op economisch gebied in een of ander land te wachten is, dan weet men op de officieele bureaux meermalen nog niets. Onze diplomaten voelen niet voor dat werk. De drie voorlichtings-afdeelingen leve ren ook gevaar voor dubbel werk en voor concurrentie Ieder departement tracht zoo goed mogelijk te helpen en geeft zelfs voorlichting, die met het oog op 's lands welvaart beter achterwege had kunnen blijven. Het komt immers voor, dat hier officieel inlichtingen verstrekt worden, waar in het buitenland artikelen te krij gen zijn, die in ons eigen land worden ge produceerd. In geen ander land, zelfs niet in Enge land, dat toch als land van den vrijhan del bekend staat, is dat mogelijk. Overal elders is dergelijke officieele voorlichting streng verboden en wordt zij systema tisch tegengewerkt door een eventueelen aanvrager direct een uitvoerige mededee- ling te zenden, niet over wat hij vroeg, maar wel waar het gevraagde in eigen land te krijgen is. Zie, Amice, waar het zoo sta&t met on zen officieelen inlichtingendienst, daar is het niet te verwonderen, dat de handel vraagt om reorganisatie. Andere landen zijn ons alle verre voor. Wij komen achteraan sukkelen. Ook wij moeten hier hebben een Centraal Bureau voor Economische voorlichting. Wij moeten die voorlichting niet lan ger aan het goed geluk overlaten. Niet Buitenlandsche Zaken alleen, maar de geheele regeering is verantwoordelijk en heeft het grootste belang bij een be hoorlijke en goede voorlichting van het buitenland over Nederland en omgekeerd van de voorlichting van Nederland over het buitenland. De regeering, als leidster van de econo mische politiek, moet beschikken over een voorlichtingsdienst niet uitsluitend voor den handel, maar op de eerste plaats voor zich zelf. Deze dienst moet haar vol komen inlichten over alle te verwachten veranderingen in de economische politiek van de landen, waarmede Nederland han del drijft, omdat van het inzicht, dat daar door verkregen wordt, in de toekomst haar eigen politiek afhankelijk is. Dage lijks blijkt het, dat aan hetgeen op de economische conferenties behandeld wordt de regeering lang niet voldoende heeft, omdat de daar vertegenwoordigende lan den over hun eigen plannen meestal een diep stilzwijgen bewaren. Zoowel de economische- als de pers voorlichting is een vraagstuk geworden van de eerste orde. Daarom had de voorzitter van de Ka mer van Koophandel volkomen gelijk, door op dezen misstand te wijzen. Ik hoop maar, Amice, dat het daarbij niet blijven zal, maar dat in breeden kring een actie zal opwaken om de Re geering tot krachtige maatregelen aan i»» sporen. VERITAS.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1928 | | pagina 6