NIEUWE LEIDSCHE COURANT van ZATERDAG 19 NOV. 1927 TWEEDE BLAD. ZICH WEIDEN MET WIND. Efraïm weidt zich met wind en jaagt den Oostenwind na; den gan- schen dag vermenigvuldigt hij leugen en verwoesting. Hoséa 12 2. 't Was een lang en bont register van zonden, dat de Heere in de dagen van Jerobeam, den zoon van Joas, door den dienst van Hoséa, het Rijk der tien stammen voorhield. Schier geen vorm van ongerechtig heid dien Hij Israël niet, in aanklacht op aanklacht voor de voeten wierp. Doch onder al deze zonden keert er geen zoo rusteloos terug als die van den leugen. Het gif van den leugen had heel het leven der tien stammen doortrokken. 't Was begonnen met onwaarachtig heid in de religie, in den dienst des Heeren. In den zelf-verzonnen eeredienst van den eersten Jerobeam had Israël zich gebogen voor de kalveren van Dan en van Bethel; maar zich-zelf, Juda en den Profeten des Heeren had het op gedrongen, dat het daarmee trouw bleef aan den dienst van Jehovah. Dat was leugen, die zich met nieu we leugen zocht te dekken. En als altijd vervuilde de stroom, die hooger-op vertroebeld werd, zich naar omlaag hoe langer zoo meer De onwaarachtigheid in den dienst van God, werd moeder van leugen in alle levensverhoudingen en van mis leiding en bedrog in alle verkeer. In schijn zocht men zijn kracht en eere, in bedrog van den naaste zijn voordeel, in zelf-misleiding de stilling der consciëntie. Naar de aangrijpende klacht in vs. 1, heeft Efraïm in zijn worsteling met God, als met zijn vijand, den Heere pogen te omsingelen met leugen en be- drog. Maar hoe vernietigend ii> het oor deel, waarin de Heere dit pogen in zijn zelfverblinding en vruchteloosheid ten toon stelt, en hoe schrikkelijk het ein de dat het hebben zal. „Efraïm weidt zich met wind' zoo heet het eerst. Als een kudde, die de malsrhe voed- zame weide vertreedt èn vertrapt, en waant van den wind te kunnen leven, is het volk, dat den waarai htigen dienst van Jehovah verwerpt en zijn heil in eigenwilligen godsdienst stelt. Als een, die van den wind zijn voe ding verwacht, is al wie voor zijn wel vaart in dit en voor zijn zaligh id in 't volgend leven zijn hope bouwt op leu gen en bedrog. Want eigenwillige godsdienst, schijn en leugen zijn wezenloos en inhoud loos als de wind. Als de wind, die wei eeti naam beeft, maar alle eigen wezen mist. Want wat is de wind? Niets zelfstandigs is hij. Zelfs geen lucht, fcnkel beweging. En zoo 2onder iets dat op we zen gelijkt, is alle onwaarachtige dit nst van God, is alle schijn-reli&ie, is ahe leugen en bedrog. Geen wezen hebben ze, en geen waa rde. Niets zijn ze, dan de ontkenning van wat wezen moest. En niets brengende dan het tegen deel van wat verwacht wie ei zich aan vergaapt. Geen voedsel, maar verderf; geen leven maar dood; geen heil, maar on dergang. Wie aan den schijn offert en cp leu gen vertrouwt, die zal, omdat hij niet dan schijn najoeg en op leugen zon in het einde niets overhouden dan schijn, en op niets teren dan op leu gen. Dat is het wat het woord des Hee ren bedoelt in het volgende: „hij jaagt Un*>tenwir.d na" De Oostenwind was in Kanaan de stormwind, die met verwoesting dreig de, en de heete woestijnwind, die boom en veldgewas deed verschroeien. Efraïm, dat zich met den wind weid de, zal in 't einde door den wind ver gaan. Wie zich met een leugen voedt, is als een, die den honger najaagt. Wie in onwaarachtigheid zijn kracht zoekt, zal eenmaal het slachoffer wor den van zelfbedrog. Met welk een ernstige waarschu wing komt dit woord ook tot ons. Zoeken we toch oprechtheid in den dienst des Heeren, en waarheid in al onzen wandel. „Die in oprechtheid wandelt, wan delt zeker". NAJAARSLAAN. Ik keek in de gouden heerlijkheid Van een najaarslaan. Het was of ik de goudene deuren wijd Zag openstaan. Het werd mij, toen ik binnenging. Of ik door gouden gewelven liep: Ik aarzelde even, ik ademde diep, Diep van verwondering. Trotsch, of ik een prinsesje waar, Ging ik door 't goud; Aan beide zijden stonden daar, Schragend de gangen, hoog en zwaar, De zuilen opgebouwd. Waar gouden de portalen zijn, Hoe zullen daar d.e zalen zijn! Ik zag aan 't einde van mijn pad Een kleine ronde poort. Als blauw saffier in goud gevat, En haastig, vol verlangen, trad Ik door de gangen voort» ïk sprak: „Als bij mijn aankomst wijd Die poorten openstaan, ln welk een groote heerlijkheid Zal ik dan binnengaan. Indien van goud de gangen zijn, Hoe groot moet mijn verlangen zijn, De zalen in te gaan!" JACQ. v. d. WAAT.S. KERK EN SCHOOL. NED. HERV. KERK. Beroepen: Te Juk werd,.(Gr.), A. de Boer, te Ruinerwold (,Br.)., Te Oostzaan (toez.)_ jPj W. Boers, te Abhekerk. Te Krim pen aan: den IJsel H. P. Fortgens te Voor schoten. OEREP. KERKEN Tweetal: Te Amsterdam-Zuid, D. van Dijk, te Groningen, en J. Wijmenga, te Charlois. Beroepen: Te Delft (vac. K. Schilder) G W. Keur, te Heinkenszand GEREK. KERKEN IN H. V. Beroepen: Te Baarn, C.Vermaat, te Makkum. ALWEER WAT ANDERS. Ds. H. Britsel van Wormerveer deelt in zijn Doopsgezind Krantje mee, dat hij de proef gaat nemen met een godsdienstoefe ning op een namiddag in de week naast die van den Zondagmorgen. Het samenzijn zal enkel iets ongedwongener zijn. Hij hoopt daarmede vooral de vrouwelijke le den zijner gemeente te dienen, die op Zondagmorgen verhinderd zijn. HET DEBAT TE ANDïJK. Te Andijk is Donderdagavond een ver gadering van leden der Geref. Kerken ge houden, op uitnoodiging van ds. C. Kap- teijn, geref. predikant te Moerdijk, voor heen te Andijk. Dr. J. G. Geelkerken trad op als debater. De opkomst was zoo groot dat velen zich met een staanplaats moes ten tevreden stellen, Ds. Kapteijn voerde eerst het. woord. Spr. bepleitte de wet tigheid van de Asser besluiten en deelde mede, persoonlijk de scheuring zeer te betreuren, een scheuring die z.i. voorko men had kunnen worden en moeten wor den wanneer dr. Geelkerken de schorsing die indertijd was uitgesproken had aan vaard. Men had dan volgens spr. behoorlijk den tijd gehad om de geschillen rustig te bezien, om zoo de scheuring te voorko men. Spr. betoogde, dat de Geref. Kerken en „Hersteld" Geref. Kerken niet zoo ver van elkander afstaan als velen meenen. Hij is hier opgetreden om met broeder Geelkerken van gedachten te wisselen, en mocht het, zijn, daardoor misverstanden uit den weg te ruimen: spr. lichtte zijn meeningen hierop nader toe. Duidelijk staat in Gen. 3. dat Adam en Eva waren in den hof. die zichtbaar moet zijn geweest, en daarop volgt dat de boom der kennis des góeds en des kwaads, en de boom des levens uit de aarde sproten, 't -Staat er zoo -duidelijk en eenvoudig als het kan. Wie onbevangen leest, kan niet twijfelen. Twijfel aan de waarneembaar heid der boomen kan slechts bij één op komen: bij den duivel! Nu treedt de dui vel op in velerlei persoon, maar in de kwestie die de laatste jaren de Geref. Kerk' béroerde, moet de duivel een groote rol hebban gespeeld. Aan beide zijden. Spr. kwam op de slapg. Die is niet de duivel geweest, ook niet. louter een slang, doch dé slang als instrument des duivels. Uit het verhaal van den Gadareenschen bezetene, toonde spr. aan, dat nu eens in den Bijbel van den duivel wordt gespro ken, en dan van het instrument en dat Jezus nu eens tot den man sprak en dan tot den duivel in hem. Als wij elkander op dit punt vinden, dan behoeven er geen dikke boeken over geschreven te worden. De slang koint zoowel 'voor in de beteekenis van duivel als dier. Het was een dier (de slang is listiger dan alle dieren), dóch ook een duivel (in O. T. en N. T. is de slang herhaaldelijk symbool van den duivel). Spr. besloot zijn rede in eersten termijn, met de betuiging, dat handreiken is een heid zot ken. Jat Gods Woord, liefde, zelf verloochening en eenheid gebiedt en dat op deze gronden dr. Geelkerken, zij het dan ook dat hij bejegend is op een ver- keerdé wijze, tot terugkeer geroepen is. Daarop kreeg dr. Geelkerken het woord Deze betuigde eerst zijn erkentelijkheid en waardeering tegenover ds. Kapteijn, die volgens spreker de eerste predikant der Geref. Kerken is die na zijn afzetting hem vriendelijk tegemoet komt, nadat men op verschillende plaatsen, waar spre ker en andere collega's zijn opgetreden, het de moeite niet waard achtte bij uit noodiging tot gedachtenwisseling te ko men.Dr. Geelkerken betoogde verder, juist altijd in de richting van de noodza kelijke eenheid te hebben gewerkt, het geen men hem echter, steeds kwalijk ge nomen' heeft. Vóór de Synode van Assen is spr. nooit of nimmer vermaand. De tuchtoefening, waa.rover..ds. Kapteijn vol- gèns' dr. Geelkerken in een onjuist ver band gesproken heeft, is met. passeering van den kerkëraad indertijd ten onrechte door de Synode van Assen toegepast. Vol gens spr. wordt tegenwoordig tegenover bezwaarde predikanten en onderlingen der Geref. Kerken opgetreden op een zach tere wijze, die, als het werkelijk (zooals de Synode beweert) gaat om de handha ving van Gods Woord, niet door den beu- gei kan. Dr. Geelkerken betoogde len slotte, dat tneii niet voor den tegenwoor dige!) toestand zou staan als tegenover hem en de andere afgezette predikanten op dezelfde wijze was opgetreden als dat nu gebeurt. Neen, zegt spreker, het ging er om personen wien men gram was, weg te werken, en dat moet overal in het lichi worden gesteld. Nadat Ds. Kapteijn wederom het woord had gevoerd en dr. Geelkerken hem kor telings had beantwoord, werd de verga dering, die door ongeveer 4UU personen was bezocht, rnet dankgebed gesloten. EEN VACANTIEOORD VOOR PREDIKANTEN. Ds. J. A. Visser, N.ed. Hery. predikant te Groesbeek. lanceert in het orgaan van den Bond van Ned. Predikanten de ge dachte om een vacantie oord voor predi kanten te vestigen, en wel te Groesbeek. Natuurlijk, zoo lezen we, moet zulk een tetiuis worden geleid of gecontroleerd van uit de kerk en het zal wellicht aan beveling verdienen, wanneer de Bond over een klein bestuur van een op te lichten vereeniging, dat de leiding aan vaarden wil het oppertoezicht houdt. De kerk moet er voorts achter staan met haar steun, omdat het plan hoege naamd niet uitvoerbaar is op louter com- mercieele basis, doch moet opgevat wor den als een eeretaak van de kerk tegen over haar trouwe dienaars en dienares sen. Van de kerk rnoet ook de vorming worden verwacht van een fonds waaruit een kosteloos verblijf kan worden aangp- boden. Daar moet dus propaganda zijn en er moeten contributies worden gevraagd. Hier is een mooie gelegenheid voor meisjesvereenigingen om „mevrouw" bij het jaarfeest eens een „week vacantie in Groesbeek" aan te bieden. Of een mooi aannemings-cadeau voor dominé. DE KERKEN IN TSJECHO- SLOWAKIJE. Volgens een officieels mededeeling van den Tsjecho-Slowakijschen Staatspresi dent Masaryk zijn sedert de stichting van dezen staat niet minder dan 724.507 perso nen (staatsburgers) uit. de R.K. getreden. Van hen zijn ruim een half millioen lid geworden van de nieuwe Tsjecho-Slowa- kijsche kerk, welke, zooals men weet, den band met. de R.K. Kerk verbrak. De ove rigen zijn voor t grootste deel overgegaan tot één der Protestantsche kerken, die nu een zielental hebben van ruim 990.000. DE CHR. GEREF. ZENDING. Bij den kerkeraad der Chr. Geref. kerk van Hilversum als zendende kerk is een telegram ingekomen van den Zendings consul dr. N. A. C. Slotemaker de Bruine, en ds. A. Bikker, de eerste Chr. Geref. zendeling, houdende mededeeling dat aan de Chr. Geref. kerk van Nederland Ma- massa gedeeltelijk als zendingsterrein is toegewezen. De onderhandelingen worden voortgezet en ds. Bikker is vertrokken naar Rande-Pao. De zaak van het zen- dingsveld is hiermede voor de Chr. Geref. kerk aanvankelijk opgelost en Celebes zal haar arbeidsveld worden. EEN ADRES AAN MINISTER EN STATEN-GENERAAL. De Schoolraad voor de scholen met den' Bijbel heeft in een schrijven aan den minister van Onderwijs en aan de Twee de Kamer der Staten-Generaal er zijn leedwezen over uitgesproken, dat de Re geering een wetsontwerp heeft ingediend om den zevenjarigen (in vele gevallen achtjarigen) leerplicht reeds op 1 Juli 1928 te doen ingaan. Indien uit de indiening van bedoeld wetsvoorstel mag worden afgeleid, dat de toestand van 's Lands, financiën toelaat, op de inzake het lager onderwijs getrof fen bezuinigingsmaatregelen ten deele terug te komen, verzoekt de schoolraad in dit schrijven, mede namens de in h~m vertegenwoordigde organisaties van on derwijzers en van schoolbesturen, orn al lereerst te bevorderen, dat: 1. de leerlingenschalen van artikel 28 der Lager-onderwijswet 1920 ten bate van de kleine scholen worden herzien, en 2. de salarissen der onderwijzers, waar op mede bezuinigd is geworden, worden verbeterd. AAN HET ZOEKLICHT. BINNENLAND. DE RIJKSMIDDELEN. Toch wel een goede maand October 1927. Zeker, de totale opbrengst is slechts ruim een half millioen hooger dan in October 1926. dat is niet veel. \Iaar als de tantième-belasting, die in totaal reeds 4 en een half millioen boven de raming is, deze maand niet elf ton minder had opgebracht dan in 1926 en de successierechten niet één millioen achter waren gebleven, dan was October een heel mooie maand geworden. Want grondbelasting, per- soneele belasting, inkomstenbelasting, vermogensbelasting, invoerrechten, ze gelrechten. registratierechten, geslacht accijns, suiker-accijns, alle waren in October 1927 hooger dan in de gelijk namige maand van het vorige jaar.. Totaal werd in October 1927 ont vangen 41.972.000, tegen 41.445.000 in October 1926 en tegen een raming van 39.375X00. Over de tien verstreken maanden van 1927 was de totaal-opbrengst van Leiden, 19 November 1927. Tot heden waren het alleen de da mes. die zoo ongeveer vier maal per jaar behoefte hadden aan een wisse ling van de mode. Het waren ook voor al dames, die behoefte hadden aan de nabijheid van een of ander poppe tje. Zoo'n veiligheid brengende mas- •cotte hadden de heeren in den minder poëtischen vorm van een oud hoef ijzer. Maar "nu krijgen we ook „heeren"- poppetjes. Te Parijs bestaat een mode-tijd schrift „Adam", dat zich uitsluitend bezig houdt met de mode „des mans' Dit tijdschrift verkondigt thans, dat het dragen en koesteren van poppen, dat vooralsnog slechts door malle da mes van de hoogere of lagere vlakte geschiedt, thans „de groote mode" voor de heeren zal worden. Er zijn reeds heeren-poppetjes ge maakt van Poincaré, Briand, Foch, Lindbergh, en ook van lageren rang, opdat de dandies in stijl kunnen blij ven met den inhoud huns geestes. Zoo zonderling het mag klinken, ik voel voor de zaak. Juist op deze wijze zal het liefelijk worden in de verhou ding tusschen mensch en mensch. Stel je voor, een dame in een auto, streelende haai* fluweelen poesje en naast haar een heer, vriendelijk zoe nende een poppetje van den een of anderen vriend. Nog vriendelijker wordt het schouw spel, als men zich dit denkt niet in een auto, waar ze misschien geen me dereizigers hebben, maar in spoor of tram. Heusch, het reizen zal er door veraangenamen! Maar alle spot ter zijde; een teeke nend verschijnsel is het well OBSERVATOR. alle middelen 421.505.000 tegen een som van 406.309.000 in de gelijkna mige maanden van 1926 en tegenover een raming van 393.757.000. HET CONFLICT TE ROOSENDAAL. Partijen bij bet conflict aan de si garenfabriek van de firma Wely te Roosendaal hadden gistermiddag op nieuw een conferentie met den Rijks bemiddelaar, Prof. Mr. P. J. M. Aal- berse. De onderhandelingen hadden een voor beide partijen bevredigend resultaat. De bedoeling is, dat a.s. Dinsdag bet werk zal worden hervat... HET VOLK BOOS. Het Volk is boos, omdat nog steeds blijkbaar niet door ieder wordt aan vaard, dat toch heusch de plaat ia de Notekraker over de ware Zending niet bedoeld is tegen de Zending als zoodanig. Ook nu weer wordt onder den titel ,.Tijd"-vuil het volgende geschreven: „Wij hebben aan het Hbld. uitge legd, dat de „Notenkraker"-plaat over „de ware zending" allerminst tegen de zendelingen van het christendom in lndië. maar tegen de zendelingen van het kapitalisme met hun galgen-gezag gericht was. Wij hebben er zelfs bij gevoegd, zeer wel te weten, en er in ons blad telkens op gewezen te hebben dat de christelijke zending in lndië van de politieke reactie in lndië veel al niets moet hebben en uitstekend be seft, dat haar de weg tot de inheem- sclien versperd zou worden, als zij deze redactie beleed. Desniettegenstaande speelt De Tijd het klaar, om een daverend hoofd artikel van stapel te laten tegen onze cynische, afschuwelijke, schandalige, ruwe, beestachtige, christendom-ver- volgende, de missionarissen lasteren de plaat. Dat is wel het toppunt van vuilig heid. Wij signaleeren het, maar raken het verder niet aan". 't Is mogelijk, en wij nemen de ver klaring gaarne aan, dat inderdaad de bedoeling voorgezeten heeft de men- schen van handel en cultuur te tref fen, maar waarom wordt dan door het Volk niet ruiterlijk erkend, dat het woord „Zending" onjuist was? FEUILLETON. EBBA EN HELENE. *8. —o- „Ik wil er uit!" riep Ebba. „Ik wil er uit!" De koetsier keek om. „Nu.... Nu?' „Wees toch verstandig!sprak Dr. Beuthner heftig. En toen, toen hij zag, dat Ebba den ecnen voet reeds op de trede had, riep hij woedend: „Houd dan toch op, kom De koetsier hield stil en Beuthner greep Ebba s japon. „Blijf zitten," zeide hij snel, „ik zal weg gaan. Tot morgen!" Hij stapte uit en nam met een hof felijke buiging den hoed af. Hoofdschuddend reed de koetsier verder. Ebba lag weenend in een hoek van het rijtuig.. Ze weende nog. toen het rijtuig voor het huis stil hield. „Die mijnheer werd wel wat vrij postig', zeide de koetsier, terwijl Eb ba met betraande oogen en onzekere vingers nauwelijks het geld in haar portemonnaie kon vinden. „Ja, ja, mei het manvolk heet het tegenwoordig op passen voor een alleenstaand jong meisje." De tranen begonnen sneller te vloei en. De vaderlijke raad van den goeden oude greep haar zoo aan. deed haar het zoo even beleefde nog verschrik kelijker. haar toestand nog ongeluk kiger schijnen. De nacht was verschrikkelijk. Als ze toch maar niet zoo alleen geweest was. Nog nooit had ze zich zoo verlaten gevoeld als de2en nacht. Den volgenden morgen lag Fausta nog slaapdronken in haar kussen, toen het jonge meisje reeds op den rand van haar bed zat en, iederen keer op nieuw uitbarsiend in tranen, sprak over de ondraaglijkheid van het leven. Fausta begreep er in het eerst geen woord van en begon pas helder te worden, toen Resi haar een kop thee bracht. De tranen en de opgewonden toestand van het meisje boezemden haar geen zorg, zelfs geen medelijden in. Zelfs een instrument lijdt, als het nu eens hoog, dan weer laag gestemd wordt. En een ziel zou dan niet lijden als ze van de eene stemming in de andere gebracht werd? Fausta vond die overspanning van het meisje natuurlijk: gisteravond die overspannen vröolijkheid. nu die wan hoop. Maar toen ze alles gehoord had, werd zij, de schijnbaar nooit bewoge- ne, vuürroood in het gelaat. En toen sprak ze: „Mijn kind, ik had het half en half verwacht, dat Beuthner van het eer ste alleenzijn met je. gebruik zon ma ken om onbeschaamd te Worden. Maar die kans moest je eens loopen. Je hebt het altijd zoo druk over het recht van de vrouw, om het leven te leeren ken nen. En nu voel je je beleedigd. om dat een man je van liefde sprak, zon der daarbij dadelijk over een huwe lijk te praten.... Nu, ik heb wel ge dacht, dat je examen op dat gebied zoo zou afloopen. Gelukkig, ik heb mij niet vergist. Je bent nu vreese-. lijk klein en wankelmoedig geworden hé? Nu, ga heen en geef me een kus!' Ongetroost weende Ebba aan dc borst var Fausta door. ...Maar hij! Dat hij mij ook juist gis teren zag. Fausta zweeg. Zeker, ze was al se dert lang uit de stormperiode van den hartstocht in de souvereine hoogten van der. humor gestegen. Haar hart klopte niet sneller meer. wanneer ze aan dien man dacht. En toch.... toch werd ze nu d jor een zekere ontroering verrast bi.; de gedachte, dat hij uren lang dicht naast haar had gezeten en haar gez:Vr. had Hoe begreep ze Ebba's opgewonden heid! F.r daarbij scheen Ebba in het pelicc' niet meer te weten, hoe op vallend vroolijl: ze geweest was er. er ook niet aan te denken, dat An dree niet alleen haar, maar ook Faus ta gezien had. Wat moest hij gisteravond geleden hebben! Zelfs het meest trotsche man nenhart verhardt zich niet tegen zul ke herinneringen! De vrouw van de onstuimigheid zijner jeugd.... de vrouw van zijn liefde als manbei den voor hem verloren. Door zulke gedachten ontroerd liet Fausta het jonge meisje uitweenen en zweeg. En van d$ze gebeurtenis af scheen het, alsof er slechts ongeluk voor Eb ba op de wereld was. Nog geen acht dagen waren voorbij gegaan, of er kwam een brief van tan te Louise uit Lunstedt. „Ik weet in het geheel niet, hoe ik beginnen moet", schreef zij, „hoe ik de woorden vind! 'Werkelijk, ge hebt het me zwaar, bijna onmogelijk ge maakt je nog te verdedigen. Die goe de mevrouw Busrhmann. wier trouwe vriendschap voor mij je hekend is, heeft een zwaren zielestrijd gehad, zooals z<e ine zeide, of ze het me zeg gen zou of niet. Zoo ziet het er dus met je ernstigen arbeid in werkelijkheid uit! Natuur lijk verwensch ik liet toeval, dat Fid- die Buschmann op den zelfden dag als Andreas Alteneclc naar Berlijn ge- voer I heeft. Een alleen zou wel niet op het idee gekomen zijn in een tingel tange! ie paan. Voor zoo iets moeten er altijd meer zijn. Fiddie Buschmann ontfc«rd dan ook heëlemaal niet, dat hij et Alteneck toe overreed heeft, wat hij achteraf natuurlijk vreeselijlrvindt Hij verschrok vreeselijk, toen jij met dat heele gezelschap daar aankwam en dicht bij Alteneck plaats nam. Hij denkt, dat jij hen niet gezien hebt bij het binnenkomen, en ook Alteneck heeft je eerst na een poosje opgemerkt En gedragen heb je je, zegt Fiddie Buschmann, zoo iets joligs had hij nog nooit gezien. En in wat voor ge zelschap was je toch? Fiddie zegt, daf een dame een eenigszins opvallend uitr-r'ij!; had, r ~ar tn--h «edistingeor'1 De andere was zeker geen dame ge weest, maar een juffertje. Ze had de armen alleen bedekt met paarl-tule. En aan iederen kant had ge een hof maker zitten! Nu. aan plezier ont breekt het je niet! Fiddie zegt, dat hij geen woord meer tegen Alteneck heeft durven zeggen. Deze had een ge zicht als van steen. Al gaat hem eigen lijk je doen en laten niets meer aan. zoo'n pijnlijk eergevoel toch vreeselijk, dan is het toch voor een man van om te bemerken, dat een meisje, dat bijna zijn vrouw geworden was, op zijpaden is gekomen. Voor je armen, ouden vader zal ik de geschiedenis geheim houden. Toen Fiddie Buschmann en doctor Alteneck den volgenden middag naar Lunstedt terug keerden, heeft de doc tor drie uur lang geen woord gespro ken. Ik kan niet meer doen. dan je waarschuwen, mijn kind; al mijn moe derlijke zorgen, die ik steeds voor je gehad heb, zullen toch niet vergeefsch geweest zijn! Van Helene krijg ik ook weinig dank. Zij noodigen mij haast nooit uit en be danken dikwijls bij mij. Maar op die kan ik tenminste trotsch zijn. Ku- nowsky moet kort geleden een groote speculatie in de goudmijnen gemaakt hebben en bij de tweemaal honderd duizend gulden gewonnen hebben, waardoor zijn millioen overvol is. Zijn bankierszaak neemt een groote vlucht Men spreekt ervan, dat ze na een jaar naar Berlijn overgeplaatst zal wordei. en ze hebben onlangs een partij geha-:

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1927 | | pagina 5