NIEUWE LEIDSCHE COURANT
van
ZATERDAG 19 NOV. 1927
TWEEDE BLAD.
ZICH WEIDEN MET WIND.
Efraïm weidt zich met wind en jaagt
den Oostenwind na; den gan-
schen dag vermenigvuldigt hij
leugen en verwoesting.
Hoséa 12 2.
't Was een lang en bont register van
zonden, dat de Heere in de dagen van
Jerobeam, den zoon van Joas, door
den dienst van Hoséa, het Rijk der
tien stammen voorhield.
Schier geen vorm van ongerechtig
heid dien Hij Israël niet, in aanklacht
op aanklacht voor de voeten wierp.
Doch onder al deze zonden keert er
geen zoo rusteloos terug als die van
den leugen.
Het gif van den leugen had heel het
leven der tien stammen doortrokken.
't Was begonnen met onwaarachtig
heid in de religie, in den dienst des
Heeren.
In den zelf-verzonnen eeredienst van
den eersten Jerobeam had Israël zich
gebogen voor de kalveren van Dan en
van Bethel; maar zich-zelf, Juda en
den Profeten des Heeren had het op
gedrongen, dat het daarmee trouw
bleef aan den dienst van Jehovah.
Dat was leugen, die zich met nieu
we leugen zocht te dekken.
En als altijd vervuilde de stroom,
die hooger-op vertroebeld werd, zich
naar omlaag hoe langer zoo meer
De onwaarachtigheid in den dienst
van God, werd moeder van leugen in
alle levensverhoudingen en van mis
leiding en bedrog in alle verkeer.
In schijn zocht men zijn kracht en
eere, in bedrog van den naaste zijn
voordeel, in zelf-misleiding de stilling
der consciëntie.
Naar de aangrijpende klacht in vs.
1, heeft Efraïm in zijn worsteling met
God, als met zijn vijand, den Heere
pogen te omsingelen met leugen en be-
drog.
Maar hoe vernietigend ii> het oor
deel, waarin de Heere dit pogen in zijn
zelfverblinding en vruchteloosheid ten
toon stelt, en hoe schrikkelijk het ein
de dat het hebben zal.
„Efraïm weidt zich met wind' zoo
heet het eerst.
Als een kudde, die de malsrhe voed-
zame weide vertreedt èn vertrapt, en
waant van den wind te kunnen leven,
is het volk, dat den waarai htigen
dienst van Jehovah verwerpt en zijn
heil in eigenwilligen godsdienst stelt.
Als een, die van den wind zijn voe
ding verwacht, is al wie voor zijn wel
vaart in dit en voor zijn zaligh id in 't
volgend leven zijn hope bouwt op leu
gen en bedrog.
Want eigenwillige godsdienst, schijn
en leugen zijn wezenloos en inhoud
loos als de wind.
Als de wind, die wei eeti naam
beeft, maar alle eigen wezen mist.
Want wat is de wind?
Niets zelfstandigs is hij.
Zelfs geen lucht,
fcnkel beweging.
En zoo 2onder iets dat op we
zen gelijkt, is alle onwaarachtige dit nst
van God, is alle schijn-reli&ie, is ahe
leugen en bedrog.
Geen wezen hebben ze, en geen
waa rde.
Niets zijn ze, dan de ontkenning van
wat wezen moest.
En niets brengende dan het tegen
deel van wat verwacht wie ei zich aan
vergaapt.
Geen voedsel, maar verderf; geen
leven maar dood; geen heil, maar on
dergang.
Wie aan den schijn offert en cp leu
gen vertrouwt, die zal, omdat hij niet
dan schijn najoeg en op leugen zon
in het einde niets overhouden dan
schijn, en op niets teren dan op leu
gen.
Dat is het wat het woord des Hee
ren bedoelt in het volgende: „hij jaagt
Un*>tenwir.d na"
De Oostenwind was in Kanaan de
stormwind, die met verwoesting dreig
de, en de heete woestijnwind, die boom
en veldgewas deed verschroeien.
Efraïm, dat zich met den wind weid
de, zal in 't einde door den wind ver
gaan.
Wie zich met een leugen voedt, is
als een, die den honger najaagt.
Wie in onwaarachtigheid zijn kracht
zoekt, zal eenmaal het slachoffer wor
den van zelfbedrog.
Met welk een ernstige waarschu
wing komt dit woord ook tot ons.
Zoeken we toch oprechtheid in den
dienst des Heeren, en waarheid in al
onzen wandel.
„Die in oprechtheid wandelt, wan
delt zeker".
NAJAARSLAAN.
Ik keek in de gouden heerlijkheid
Van een najaarslaan.
Het was of ik de goudene deuren wijd
Zag openstaan.
Het werd mij, toen ik binnenging.
Of ik door gouden gewelven liep:
Ik aarzelde even, ik ademde diep,
Diep van verwondering.
Trotsch, of ik een prinsesje waar,
Ging ik door 't goud;
Aan beide zijden stonden daar,
Schragend de gangen, hoog en zwaar,
De zuilen opgebouwd.
Waar gouden de portalen zijn,
Hoe zullen daar d.e zalen zijn!
Ik zag aan 't einde van mijn pad
Een kleine ronde poort.
Als blauw saffier in goud gevat,
En haastig, vol verlangen, trad
Ik door de gangen voort»
ïk sprak: „Als bij mijn aankomst wijd
Die poorten openstaan,
ln welk een groote heerlijkheid
Zal ik dan binnengaan.
Indien van goud de gangen zijn,
Hoe groot moet mijn verlangen zijn,
De zalen in te gaan!"
JACQ. v. d. WAAT.S.
KERK EN SCHOOL.
NED. HERV. KERK.
Beroepen: Te Juk werd,.(Gr.), A. de
Boer, te Ruinerwold (,Br.)., Te Oostzaan
(toez.)_ jPj W. Boers, te Abhekerk. Te Krim
pen aan: den IJsel H. P. Fortgens te Voor
schoten.
OEREP. KERKEN
Tweetal: Te Amsterdam-Zuid, D.
van Dijk, te Groningen, en J. Wijmenga,
te Charlois.
Beroepen: Te Delft (vac. K. Schilder)
G W. Keur, te Heinkenszand
GEREK. KERKEN IN H. V.
Beroepen: Te Baarn, C.Vermaat, te
Makkum.
ALWEER WAT ANDERS.
Ds. H. Britsel van Wormerveer deelt in
zijn Doopsgezind Krantje mee, dat hij de
proef gaat nemen met een godsdienstoefe
ning op een namiddag in de week naast
die van den Zondagmorgen. Het samenzijn
zal enkel iets ongedwongener zijn. Hij
hoopt daarmede vooral de vrouwelijke le
den zijner gemeente te dienen, die op
Zondagmorgen verhinderd zijn.
HET DEBAT TE ANDïJK.
Te Andijk is Donderdagavond een ver
gadering van leden der Geref. Kerken ge
houden, op uitnoodiging van ds. C. Kap-
teijn, geref. predikant te Moerdijk, voor
heen te Andijk. Dr. J. G. Geelkerken trad
op als debater. De opkomst was zoo groot
dat velen zich met een staanplaats moes
ten tevreden stellen, Ds. Kapteijn voerde
eerst het. woord. Spr. bepleitte de wet
tigheid van de Asser besluiten en deelde
mede, persoonlijk de scheuring zeer te
betreuren, een scheuring die z.i. voorko
men had kunnen worden en moeten wor
den wanneer dr. Geelkerken de schorsing
die indertijd was uitgesproken had aan
vaard.
Men had dan volgens spr. behoorlijk
den tijd gehad om de geschillen rustig te
bezien, om zoo de scheuring te voorko
men. Spr. betoogde, dat de Geref. Kerken
en „Hersteld" Geref. Kerken niet zoo ver
van elkander afstaan als velen meenen.
Hij is hier opgetreden om met broeder
Geelkerken van gedachten te wisselen, en
mocht het, zijn, daardoor misverstanden
uit den weg te ruimen: spr. lichtte zijn
meeningen hierop nader toe.
Duidelijk staat in Gen. 3. dat Adam en
Eva waren in den hof. die zichtbaar moet
zijn geweest, en daarop volgt dat de boom
der kennis des góeds en des kwaads, en
de boom des levens uit de aarde sproten,
't -Staat er zoo -duidelijk en eenvoudig als
het kan. Wie onbevangen leest, kan niet
twijfelen. Twijfel aan de waarneembaar
heid der boomen kan slechts bij één op
komen: bij den duivel! Nu treedt de dui
vel op in velerlei persoon, maar in de
kwestie die de laatste jaren de Geref.
Kerk' béroerde, moet de duivel een groote
rol hebban gespeeld. Aan beide zijden.
Spr. kwam op de slapg. Die is niet de
duivel geweest, ook niet. louter een slang,
doch dé slang als instrument des duivels.
Uit het verhaal van den Gadareenschen
bezetene, toonde spr. aan, dat nu eens in
den Bijbel van den duivel wordt gespro
ken, en dan van het instrument en dat
Jezus nu eens tot den man sprak en dan
tot den duivel in hem.
Als wij elkander op dit punt vinden,
dan behoeven er geen dikke boeken over
geschreven te worden. De slang koint
zoowel 'voor in de beteekenis van duivel
als dier.
Het was een dier (de slang is listiger
dan alle dieren), dóch ook een duivel (in
O. T. en N. T. is de slang herhaaldelijk
symbool van den duivel).
Spr. besloot zijn rede in eersten termijn,
met de betuiging, dat handreiken is een
heid zot ken. Jat Gods Woord, liefde, zelf
verloochening en eenheid gebiedt en dat
op deze gronden dr. Geelkerken, zij het
dan ook dat hij bejegend is op een ver-
keerdé wijze, tot terugkeer geroepen is.
Daarop kreeg dr. Geelkerken het woord
Deze betuigde eerst zijn erkentelijkheid
en waardeering tegenover ds. Kapteijn,
die volgens spreker de eerste predikant
der Geref. Kerken is die na zijn afzetting
hem vriendelijk tegemoet komt, nadat
men op verschillende plaatsen, waar spre
ker en andere collega's zijn opgetreden,
het de moeite niet waard achtte bij uit
noodiging tot gedachtenwisseling te ko
men.Dr. Geelkerken betoogde verder,
juist altijd in de richting van de noodza
kelijke eenheid te hebben gewerkt, het
geen men hem echter, steeds kwalijk ge
nomen' heeft. Vóór de Synode van Assen
is spr. nooit of nimmer vermaand. De
tuchtoefening, waa.rover..ds. Kapteijn vol-
gèns' dr. Geelkerken in een onjuist ver
band gesproken heeft, is met. passeering
van den kerkëraad indertijd ten onrechte
door de Synode van Assen toegepast. Vol
gens spr. wordt tegenwoordig tegenover
bezwaarde predikanten en onderlingen
der Geref. Kerken opgetreden op een zach
tere wijze, die, als het werkelijk (zooals
de Synode beweert) gaat om de handha
ving van Gods Woord, niet door den beu-
gei kan. Dr. Geelkerken betoogde len
slotte, dat tneii niet voor den tegenwoor
dige!) toestand zou staan als tegenover
hem en de andere afgezette predikanten
op dezelfde wijze was opgetreden als dat
nu gebeurt. Neen, zegt spreker, het ging
er om personen wien men gram was, weg
te werken, en dat moet overal in het lichi
worden gesteld.
Nadat Ds. Kapteijn wederom het woord
had gevoerd en dr. Geelkerken hem kor
telings had beantwoord, werd de verga
dering, die door ongeveer 4UU personen
was bezocht, rnet dankgebed gesloten.
EEN VACANTIEOORD VOOR
PREDIKANTEN.
Ds. J. A. Visser, N.ed. Hery. predikant
te Groesbeek. lanceert in het orgaan van
den Bond van Ned. Predikanten de ge
dachte om een vacantie oord voor predi
kanten te vestigen, en wel te Groesbeek.
Natuurlijk, zoo lezen we, moet zulk een
tetiuis worden geleid of gecontroleerd
van uit de kerk en het zal wellicht aan
beveling verdienen, wanneer de Bond
over een klein bestuur van een op te
lichten vereeniging, dat de leiding aan
vaarden wil het oppertoezicht houdt.
De kerk moet er voorts achter staan
met haar steun, omdat het plan hoege
naamd niet uitvoerbaar is op louter com-
mercieele basis, doch moet opgevat wor
den als een eeretaak van de kerk tegen
over haar trouwe dienaars en dienares
sen. Van de kerk rnoet ook de vorming
worden verwacht van een fonds waaruit
een kosteloos verblijf kan worden aangp-
boden.
Daar moet dus propaganda zijn en er
moeten contributies worden gevraagd.
Hier is een mooie gelegenheid voor
meisjesvereenigingen om „mevrouw" bij
het jaarfeest eens een „week vacantie in
Groesbeek" aan te bieden. Of een mooi
aannemings-cadeau voor dominé.
DE KERKEN IN TSJECHO-
SLOWAKIJE.
Volgens een officieels mededeeling van
den Tsjecho-Slowakijschen Staatspresi
dent Masaryk zijn sedert de stichting van
dezen staat niet minder dan 724.507 perso
nen (staatsburgers) uit. de R.K. getreden.
Van hen zijn ruim een half millioen lid
geworden van de nieuwe Tsjecho-Slowa-
kijsche kerk, welke, zooals men weet, den
band met. de R.K. Kerk verbrak. De ove
rigen zijn voor t grootste deel overgegaan
tot één der Protestantsche kerken, die nu
een zielental hebben van ruim 990.000.
DE CHR. GEREF. ZENDING.
Bij den kerkeraad der Chr. Geref. kerk
van Hilversum als zendende kerk is een
telegram ingekomen van den Zendings
consul dr. N. A. C. Slotemaker de Bruine,
en ds. A. Bikker, de eerste Chr. Geref.
zendeling, houdende mededeeling dat aan
de Chr. Geref. kerk van Nederland Ma-
massa gedeeltelijk als zendingsterrein is
toegewezen. De onderhandelingen worden
voortgezet en ds. Bikker is vertrokken
naar Rande-Pao. De zaak van het zen-
dingsveld is hiermede voor de Chr. Geref.
kerk aanvankelijk opgelost en Celebes zal
haar arbeidsveld worden.
EEN ADRES AAN MINISTER EN
STATEN-GENERAAL.
De Schoolraad voor de scholen met den'
Bijbel heeft in een schrijven aan den
minister van Onderwijs en aan de Twee
de Kamer der Staten-Generaal er zijn
leedwezen over uitgesproken, dat de Re
geering een wetsontwerp heeft ingediend
om den zevenjarigen (in vele gevallen
achtjarigen) leerplicht reeds op 1 Juli
1928 te doen ingaan.
Indien uit de indiening van bedoeld
wetsvoorstel mag worden afgeleid, dat de
toestand van 's Lands, financiën toelaat,
op de inzake het lager onderwijs getrof
fen bezuinigingsmaatregelen ten deele
terug te komen, verzoekt de schoolraad
in dit schrijven, mede namens de in h~m
vertegenwoordigde organisaties van on
derwijzers en van schoolbesturen, orn al
lereerst te bevorderen, dat:
1. de leerlingenschalen van artikel 28
der Lager-onderwijswet 1920 ten bate van
de kleine scholen worden herzien, en
2. de salarissen der onderwijzers, waar
op mede bezuinigd is geworden, worden
verbeterd.
AAN HET ZOEKLICHT.
BINNENLAND.
DE RIJKSMIDDELEN.
Toch wel een goede maand October
1927. Zeker, de totale opbrengst is
slechts ruim een half millioen hooger
dan in October 1926. dat is niet veel.
\Iaar als de tantième-belasting, die
in totaal reeds 4 en een half millioen
boven de raming is, deze maand niet
elf ton minder had opgebracht dan in
1926 en de successierechten niet één
millioen achter waren gebleven, dan
was October een heel mooie maand
geworden. Want grondbelasting, per-
soneele belasting, inkomstenbelasting,
vermogensbelasting, invoerrechten, ze
gelrechten. registratierechten, geslacht
accijns, suiker-accijns, alle waren in
October 1927 hooger dan in de gelijk
namige maand van het vorige jaar..
Totaal werd in October 1927 ont
vangen 41.972.000, tegen 41.445.000
in October 1926 en tegen een raming
van 39.375X00.
Over de tien verstreken maanden
van 1927 was de totaal-opbrengst van
Leiden, 19 November 1927.
Tot heden waren het alleen de da
mes. die zoo ongeveer vier maal per
jaar behoefte hadden aan een wisse
ling van de mode. Het waren ook voor
al dames, die behoefte hadden aan
de nabijheid van een of ander poppe
tje. Zoo'n veiligheid brengende mas-
•cotte hadden de heeren in den minder
poëtischen vorm van een oud hoef
ijzer.
Maar "nu krijgen we ook „heeren"-
poppetjes.
Te Parijs bestaat een mode-tijd
schrift „Adam", dat zich uitsluitend
bezig houdt met de mode „des mans'
Dit tijdschrift verkondigt thans, dat
het dragen en koesteren van poppen,
dat vooralsnog slechts door malle da
mes van de hoogere of lagere vlakte
geschiedt, thans „de groote mode"
voor de heeren zal worden.
Er zijn reeds heeren-poppetjes ge
maakt van Poincaré, Briand, Foch,
Lindbergh, en ook van lageren rang,
opdat de dandies in stijl kunnen blij
ven met den inhoud huns geestes.
Zoo zonderling het mag klinken, ik
voel voor de zaak. Juist op deze wijze
zal het liefelijk worden in de verhou
ding tusschen mensch en mensch.
Stel je voor, een dame in een auto,
streelende haai* fluweelen poesje en
naast haar een heer, vriendelijk zoe
nende een poppetje van den een of
anderen vriend.
Nog vriendelijker wordt het schouw
spel, als men zich dit denkt niet in
een auto, waar ze misschien geen me
dereizigers hebben, maar in spoor of
tram. Heusch, het reizen zal er door
veraangenamen!
Maar alle spot ter zijde; een teeke
nend verschijnsel is het well
OBSERVATOR.
alle middelen 421.505.000 tegen een
som van 406.309.000 in de gelijkna
mige maanden van 1926 en tegenover
een raming van 393.757.000.
HET CONFLICT TE ROOSENDAAL.
Partijen bij bet conflict aan de si
garenfabriek van de firma Wely te
Roosendaal hadden gistermiddag op
nieuw een conferentie met den Rijks
bemiddelaar, Prof. Mr. P. J. M. Aal-
berse.
De onderhandelingen hadden een voor
beide partijen bevredigend resultaat.
De bedoeling is, dat a.s. Dinsdag bet
werk zal worden hervat...
HET VOLK BOOS.
Het Volk is boos, omdat nog steeds
blijkbaar niet door ieder wordt aan
vaard, dat toch heusch de plaat ia
de Notekraker over de ware Zending
niet bedoeld is tegen de Zending als
zoodanig.
Ook nu weer wordt onder den titel
,.Tijd"-vuil het volgende geschreven:
„Wij hebben aan het Hbld. uitge
legd, dat de „Notenkraker"-plaat over
„de ware zending" allerminst tegen de
zendelingen van het christendom in
lndië. maar tegen de zendelingen van
het kapitalisme met hun galgen-gezag
gericht was. Wij hebben er zelfs bij
gevoegd, zeer wel te weten, en er in
ons blad telkens op gewezen te hebben
dat de christelijke zending in lndië
van de politieke reactie in lndië veel
al niets moet hebben en uitstekend be
seft, dat haar de weg tot de inheem-
sclien versperd zou worden, als zij
deze redactie beleed.
Desniettegenstaande speelt De Tijd
het klaar, om een daverend hoofd
artikel van stapel te laten tegen onze
cynische, afschuwelijke, schandalige,
ruwe, beestachtige, christendom-ver-
volgende, de missionarissen lasteren
de plaat.
Dat is wel het toppunt van vuilig
heid.
Wij signaleeren het, maar raken het
verder niet aan".
't Is mogelijk, en wij nemen de ver
klaring gaarne aan, dat inderdaad de
bedoeling voorgezeten heeft de men-
schen van handel en cultuur te tref
fen, maar waarom wordt dan door het
Volk niet ruiterlijk erkend, dat het
woord „Zending" onjuist was?
FEUILLETON.
EBBA EN HELENE.
*8. —o-
„Ik wil er uit!" riep Ebba. „Ik wil
er uit!"
De koetsier keek om. „Nu.... Nu?'
„Wees toch verstandig!sprak Dr.
Beuthner heftig.
En toen, toen hij zag, dat Ebba den
ecnen voet reeds op de trede had, riep
hij woedend:
„Houd dan toch op, kom
De koetsier hield stil en Beuthner
greep Ebba s japon.
„Blijf zitten," zeide hij snel, „ik zal
weg gaan. Tot morgen!"
Hij stapte uit en nam met een hof
felijke buiging den hoed af.
Hoofdschuddend reed de koetsier
verder. Ebba lag weenend in een hoek
van het rijtuig.. Ze weende nog. toen
het rijtuig voor het huis stil hield.
„Die mijnheer werd wel wat vrij
postig', zeide de koetsier, terwijl Eb
ba met betraande oogen en onzekere
vingers nauwelijks het geld in haar
portemonnaie kon vinden. „Ja, ja, mei
het manvolk heet het tegenwoordig op
passen voor een alleenstaand jong
meisje."
De tranen begonnen sneller te vloei
en. De vaderlijke raad van den goeden
oude greep haar zoo aan. deed haar
het zoo even beleefde nog verschrik
kelijker. haar toestand nog ongeluk
kiger schijnen.
De nacht was verschrikkelijk. Als
ze toch maar niet zoo alleen geweest
was.
Nog nooit had ze zich zoo verlaten
gevoeld als de2en nacht.
Den volgenden morgen lag Fausta
nog slaapdronken in haar kussen, toen
het jonge meisje reeds op den rand
van haar bed zat en, iederen keer op
nieuw uitbarsiend in tranen, sprak
over de ondraaglijkheid van het leven.
Fausta begreep er in het eerst geen
woord van en begon pas helder te
worden, toen Resi haar een kop thee
bracht.
De tranen en de opgewonden toestand
van het meisje boezemden haar geen
zorg, zelfs geen medelijden in.
Zelfs een instrument lijdt, als het
nu eens hoog, dan weer laag gestemd
wordt. En een ziel zou dan niet lijden
als ze van de eene stemming in de
andere gebracht werd?
Fausta vond die overspanning van
het meisje natuurlijk: gisteravond die
overspannen vröolijkheid. nu die wan
hoop.
Maar toen ze alles gehoord had,
werd zij, de schijnbaar nooit bewoge-
ne, vuürroood in het gelaat.
En toen sprak ze:
„Mijn kind, ik had het half en half
verwacht, dat Beuthner van het eer
ste alleenzijn met je. gebruik zon ma
ken om onbeschaamd te Worden. Maar
die kans moest je eens loopen. Je hebt
het altijd zoo druk over het recht van
de vrouw, om het leven te leeren ken
nen. En nu voel je je beleedigd. om
dat een man je van liefde sprak, zon
der daarbij dadelijk over een huwe
lijk te praten.... Nu, ik heb wel ge
dacht, dat je examen op dat gebied
zoo zou afloopen. Gelukkig, ik heb
mij niet vergist. Je bent nu vreese-.
lijk klein en wankelmoedig geworden
hé? Nu, ga heen en geef me een kus!'
Ongetroost weende Ebba aan dc
borst var Fausta door.
...Maar hij! Dat hij mij ook juist gis
teren zag.
Fausta zweeg. Zeker, ze was al se
dert lang uit de stormperiode van den
hartstocht in de souvereine hoogten
van der. humor gestegen. Haar hart
klopte niet sneller meer. wanneer ze
aan dien man dacht. En toch.... toch
werd ze nu d jor een zekere ontroering
verrast bi.; de gedachte, dat hij uren
lang dicht naast haar had gezeten en
haar gez:Vr. had
Hoe begreep ze Ebba's opgewonden
heid! F.r daarbij scheen Ebba in het
pelicc' niet meer te weten, hoe op
vallend vroolijl: ze geweest was er.
er ook niet aan te denken, dat An
dree niet alleen haar, maar ook Faus
ta gezien had.
Wat moest hij gisteravond geleden
hebben! Zelfs het meest trotsche man
nenhart verhardt zich niet tegen zul
ke herinneringen! De vrouw van de
onstuimigheid zijner jeugd.... de
vrouw van zijn liefde als manbei
den voor hem verloren.
Door zulke gedachten ontroerd liet
Fausta het jonge meisje uitweenen en
zweeg.
En van d$ze gebeurtenis af scheen
het, alsof er slechts ongeluk voor Eb
ba op de wereld was.
Nog geen acht dagen waren voorbij
gegaan, of er kwam een brief van tan
te Louise uit Lunstedt.
„Ik weet in het geheel niet, hoe ik
beginnen moet", schreef zij, „hoe ik
de woorden vind! 'Werkelijk, ge hebt
het me zwaar, bijna onmogelijk ge
maakt je nog te verdedigen. Die goe
de mevrouw Busrhmann. wier trouwe
vriendschap voor mij je hekend is,
heeft een zwaren zielestrijd gehad,
zooals z<e ine zeide, of ze het me zeg
gen zou of niet.
Zoo ziet het er dus met je ernstigen
arbeid in werkelijkheid uit! Natuur
lijk verwensch ik liet toeval, dat Fid-
die Buschmann op den zelfden dag
als Andreas Alteneclc naar Berlijn ge-
voer I heeft. Een alleen zou wel niet
op het idee gekomen zijn in een tingel
tange! ie paan. Voor zoo iets moeten
er altijd meer zijn. Fiddie Buschmann
ontfc«rd dan ook heëlemaal niet, dat
hij et Alteneck toe overreed heeft, wat
hij achteraf natuurlijk vreeselijlrvindt
Hij verschrok vreeselijk, toen jij met
dat heele gezelschap daar aankwam
en dicht bij Alteneck plaats nam. Hij
denkt, dat jij hen niet gezien hebt bij
het binnenkomen, en ook Alteneck
heeft je eerst na een poosje opgemerkt
En gedragen heb je je, zegt Fiddie
Buschmann, zoo iets joligs had hij
nog nooit gezien. En in wat voor ge
zelschap was je toch? Fiddie zegt, daf
een dame een eenigszins opvallend
uitr-r'ij!; had, r ~ar tn--h «edistingeor'1
De andere was zeker geen dame ge
weest, maar een juffertje. Ze had de
armen alleen bedekt met paarl-tule.
En aan iederen kant had ge een hof
maker zitten! Nu. aan plezier ont
breekt het je niet! Fiddie zegt, dat
hij geen woord meer tegen Alteneck
heeft durven zeggen. Deze had een ge
zicht als van steen. Al gaat hem eigen
lijk je doen en laten niets meer aan.
zoo'n pijnlijk eergevoel toch vreeselijk,
dan is het toch voor een man van
om te bemerken, dat een meisje, dat
bijna zijn vrouw geworden was, op
zijpaden is gekomen.
Voor je armen, ouden vader zal ik
de geschiedenis geheim houden.
Toen Fiddie Buschmann en doctor
Alteneck den volgenden middag naar
Lunstedt terug keerden, heeft de doc
tor drie uur lang geen woord gespro
ken. Ik kan niet meer doen. dan je
waarschuwen, mijn kind; al mijn moe
derlijke zorgen, die ik steeds voor je
gehad heb, zullen toch niet vergeefsch
geweest zijn!
Van Helene krijg ik ook weinig dank.
Zij noodigen mij haast nooit uit en be
danken dikwijls bij mij. Maar op die
kan ik tenminste trotsch zijn. Ku-
nowsky moet kort geleden een groote
speculatie in de goudmijnen gemaakt
hebben en bij de tweemaal honderd
duizend gulden gewonnen hebben,
waardoor zijn millioen overvol is. Zijn
bankierszaak neemt een groote vlucht
Men spreekt ervan, dat ze na een jaar
naar Berlijn overgeplaatst zal wordei.
en ze hebben onlangs een partij geha-: