CHRISTELIJK DAGBLAD voor LEIDEN en OMSTREKEN
8s,e JAARGANG
ZATERDAG 5 NOVEMBER 1927
NUMMER 2275
ANT
Bureau: Hooigracht 35 - Leiden Telefoonnummer 2778
Postbox 20 Postgiro 58936 Aangesloten op het Streeknet Lisse
ABONNEMENTSPRIJS
In Leiden en buiten Leiden
waar agenten gevestigd zijn
Per kwartaalf 2.50
Per weekf 0.19
Franco per post per kwartaal i 2.90
Dii nummer bestaat uit TWEE Bladen.
EERSTE BLAD.
Gelooven en weten.
De bekende Duitsche natuurkun
dige Dennert schreef een boekje, ook
in het Nederlandsch vertaald, onder
den titel: „Zijn de natuuronderzoe
kers geloovig?" Hierin stelt hij een
onderzoek in naar de verhouding
van vele natuuronderzoekers ten op
zichte van het Christelijk geloof.
Daarbij komt hij aan het eind tot het
volgende resultaat:
„Wij hebben gevraagd naar het re-
hgieuse standpunt van 423 natuur-
natuuronderzoekers en geneeskundi
gen. Van 55 bleef het ons onbekend.
Van de overigen waren 350 te beschou
wen als theïsten, d.i. als mannen, die
gelooven aan het bestaan van een
persoonlijk God. Van de overigen wa
ren 18 onverschillig of ongeloovig en
slechts 9 uit de laatste periode
zijn aan het Christendom vijandige
atheisten. Dus achtereenvolgens per
centages van goed 95, bijna 3 en nog
geen 2. De verpletterende meerder
heid van goed 95 pet. beleed dus het
geloof aan een God. Het nader preci
seeren van hun standpunt is dikwijls
moeilijk, doch minstens 121 (dus bijna
37 pet.) waren „rechtzinnig" (hetzij
Protestantsch, hetzij Roomsch). Stel,
dat de helft der 56, wier standpunt
ons onbekend is. onverschillig was,
dan zouden er goed 88 pet. theïsten
zijn en nog geen 12 pet. onverschilli
gen".
Na dan verschillende namen te
hebben genoemd van de grootste na
tuurkundigen en de door hun geda
ne ontdekkingen, waarbij ze toch ble
ven vasthouden aan het geloof in
God, gaat Dr. Dennert aldus voort:
„En al die ontdekkingen worden
door de materialisten, monisten en
atheïsten uitgespeeld tegen het Chris
tendom en Jen volke voorgehouden
als de stormrammen, die de rots heb
ben verbrijzeld. De groote mannen zel
ve blijven geloovig, vinden zelfs steun
voor hun geloof in wat ze ontdekken
degenen, die uitstapjes maken op
de grenzen van het gebied der natuur-
vorsching, meenen in die o1» ekkin-
gen steun te vinden voor hun onge
loof, hetwelk de meeste hunner om
helsd hadden in de meening dat dit
er zoo bij hoorde. Zeer zeker, ze staan
in gezelschap van ongeloovige vak
mannen. Dit ontkennen we niet, doch
we komen hiertegen op, dat ze mee
nen, dat wetenschap gepaard moet
gaan met ongeloof en dat de ontdek
kingen der wetenschap het geloof
hebben ontworteld. Bovendien wordt
de geloofsovertuiging der onderzoe
kers door hen genegeerd en verzwe
gen. Kan dit niet, dan hebben ze den
dubbelen leugen gereed: geloovig ge
worden door ouderdomszwakte. Ja, ze
schamen zich niet zelfs een doode,
die zich niet nieer kan verdedigen,
n.l. Agassiz, als huichelaar voor te
stellen: zijn eigenlijke overtuiging
had hij verborgen gehouden! Der
gelijke intense laagneden veroordee-
len de geheele richting.
Ik wensch dus vast te stellen, hoe
uit het feit, dat zelfs de grootste on
derzoekers in hun geloof niet geschokt
werden door hetgeen ze ontdekten
(ja, integendeel er door versterkt
werden in hun geloof) btwezen is, dat
gelooven en weten geen tegenstellin
gen zijn".
De geleerden zijn de vijanden van
Christus deze stelling is verderfe
lijk en onwaar. Re.eds ettelijke malen
is dat op allerlei manier aangetoond.
Laten wij dat goed ter kennis bren
gen van twijfelaars en onwetenden,
opdat ook deze aanval, die nog 'met
dit ouderwetsche wapen tegen zielen
wordt gericht, wordt afgeslagen.
En laat ieder, die in het openbaar
eens iets zegt over de verhouding van
geloof en weten, in naam van het
Christelijk geloof, voorzichtig zijn in
de keus van zijn woorden. Vooral
wanneer men is geroepen,, te arbei
den aan de religieuze opvoeding van
onze jonge menschen in welken kring
dan ook. Onze jonge menschen heb
ben het in hun moeilijke jaren al
zwaar genoeg, soms met allerlei
strijd, die niet noodeloos door ondoor
dachte woorden, behoeft te worden
verzwaard.
F.en tegenstelling tussehen geloo
ven en weten is er niet.
„D e" geleerden zijn geen vijanden
van het kruis van Christus.
O Neen. Maar het is zóó: ondanks
al hun wetenschap zijn er geleerden,
die toch nog vijanden van Christus
zijn. Dat komt niet daardoor, dat ze
geleerden zijn, maar hiervan, dat ze
zóó in hun vooropgezette meeningen
vastzitten, dat hun oosr Ir» hun veld
van wetensenrhap God niet vermag te
zien. Wanneer ze wisten met open
oogen; of awnneer ze nog meer wis
ten, dan ze nu doen, misschien, dat
ze dan van hun ongeloof zich bekee-
ren zouden althans tot historisch ge
loof.
„De"' geleerden zijn geen vijan
den van Christus.
Maar dan moet door ons ook nooit
de stelling aanvaard worden dat het
geloof alleen het bezit is van de klei
nen eri de ongeletterden. Men hoort
dat ook menigmaal in onzen kring:
Niet vele rijken niet vele edelen, daar
sluit men dan ook bij in: niet de wij
zen, niet de onderzoekers.
Voor eenigen tijd trad ergens een
Christelijk spreker op, die zich in het
vuur van zijn rede ook uitliet over de
geleerden, over de mannen der we
tenschap. speciaal ovei hun houding
tegenover het Christendom. Zijn oor
deel over hen was niet bepaald waar-
deerend en gunstig. Hij liet zich den
volgenden zin ontvallen: „De geleer
den, de vijanden van Christus, be
spotten ons". De bedoeling was, dat
de geleerden om de waarheden van
het Christelijk geloof lachend de
schouders ophalen; dat het geloof al
leen het erfgoed der eenvoudigen en
der ongeleerden is.
Soms merkt men in geschrift en
boek dezelfde voorstelling en hoort
men haar uit den mond van een of
ander spreker voor ons Christelijk
publiek rollen. Zoo wordt het in onze
kringen door mannen van ons eigen
erf soms den volke voorgehouden,
dat de geleerden de vijanden van
Christus zijn.
Het is natuurlijk niet als tegenstel
ling bedoeld; het is in de meeste ge
vallen achteloos uitgesproken.
Voor verschillende geloovigen is
dat zonder gevaar. Ze denken weinig
na over de vragen van de hedendaag-
sche wetenschap. Zij zijn vast gefun
deerd in het geloof en het schudt aan
hun ziel niet, als de geleerden weer
in den hoek worden gezet van de
vijanden van Christus.
Maar zulke sprekers en schrijvers
hebben in den regel ook andere hoor
ders en lezers, voor wie het wèl. ver
derfelijk is en funest. Wij denken
hierbij met name aan onze jonge
menschen. die booren en lezen, wat
zulk een redenaar of schrijver lan
ceert. Onze jonge menschen in de ja
ren van slingering en soms van twij-"
fel. In de jaren van kritiek op alles,
ook soms op het heilige.
Als ze in die jaren, waarbij het
Christelijk geloof hen plaatst voor
moeilijkheden en vraagstukken, waar
van ze de oplossing tevergeefs zoe
kenals ze in die jaren iemand hoo-
ren beweren, dat de geleerden de vij
anden van Christus zijn, dan zou zulk
een Christelijk spreker met al zijn
goede bedoelingen bezig zijn, mee te
helpen aan de afbraak van het geloof
in hun jonge zielen.
De geleerden, dat zijn immers de
menschen, die nadenken over de vra
gen van de natuur en den geest. Dat
zijn de menschen, die vele raadselen
hebben doorzocht. Dat zijn de men
schen, waarvoor men diep respect
moet hebben. En al? dan iemand uit
den eigen kring telkens weer ver
klaart, dat de geleerden de vijanden
van Christus zijn, dan helpt die Chris
telijke spreker ol' schrijver mee aan
het vestigen van den indruk in hun
jonge zielen, dat gelooven en weten
onvereenigbaar zijn. Dat men alleen
kan gelooven als men niets weet of
zeer weinig. Dat men, als men meer
gaat weten, het geloof steeds meer
moet gaan loslaten. En dat gelooven
alleen voor de onwetem en is.
Zoo ondergraaft men met alzijn
goede bedoelingen het geloof in zie
len, die toch al, ook zonder die vrien
delijke betiteling, meenen, dat men
al'een gelooven kan met de oogen
dicht en alleen als men nooit dieper
op de dingen ingaat.
Zoo versterkt men onwetend en on
willens de bewering van vele on ge
loovigen, die hetzelfde steeds hebben
beweerd. Telkens weer wordt van on
geloovige zijde de tegenstelling ge
maakt tussehen geloof en wetenschap.
Dat wordt juist door vele ongeloovi-
gen aan onze en aan hun eigen men
schen voorgehouden op triumfantelij-
ke wijze, dat de mannen der weten
schap allen omgeloovigen zijn en
Christenen behooren tot het onont
wikkelde volk.
Dat is een der middelen, waardoor
Satan beproeft, onwetende zielen te
verstrikken; hij maakt hun wijs, dat
slechts het domme volk gelooft, en
dat echte wetenschap steeds van God
«afvoert. Dat is een stelling \an Satan
zelf: „De geleorden zijn de vijanden
van Christus en van het Christelijk
geloof". Het is te verstaan, als ze
wordt gepropageerd van de zijde van
het ongeloof; we halen slechts de
schouders medelijdend op, als de
menschen van .De Dageraad" en van
de S.D.A.P. haar lanceeren.
Maar we bedroeven ons, als ze ook
soms vernomen wordt uit den mond
van dezen of genen, die bedoelen op
Ie komen voor het Woord des Heeren.
Dat is de leugen van Satan argeloos
en zonder het te zien, te helpen ver
spreiden anders niet.
Want niet alleeen, dat het verder
felijk is. het is ook een leugen. Wie
het zoo beweert, spreekt in strijd met
de feiten.
Het is noodig om ook in deze dagen
van actie voor de eigen wetenschap
pelijke inrichtingen, voor de eigen
middelbare en hooge scholen, vooral
niet te vergeten, dat gelooven en we
ten samen gaat.
STADSNIEUWS.
MAATSCHAPPIJ VOOR TOONKUNST
De Bohemers.
Gisteravond had de Maatschappij
voor Toonkunst haar derde gewoon
concert georganiseerd, te geven door
de Bohemers.
Dit ensemble bestaat uit: Karei
Hoffmann. 1ste viool; Josef Suk, 2de
viool; Ladislav Zelenka. violoncel en
.Teri I-Ierold, alt.
Over het karakter van het kwartet
spel en in het bijzonder het kwartet
spel der Bohemers, hebben we op den
dag af een jaar geleden uitvoerig ge
schreven, zoodat we ditmaal niet in
herhaling zullen vervallen.
Begonnen werd met Kwartet opus
11, Bes gr. t. van Josef Suk, schoon
zoon van Dvorak.
De componist toont in dit oeuvre
in de eerste plaats, dat hij volkomen
vertrouwd is met het eigenaardige
karakter der verschillende strijfcinstru
menten; hij kent hun mogelijkheden
en verstaat de techniek, om kwartet
ten te schrijven. Geen geringe verdien
ste, want juist in het genre kwartet
kan iemand toonen, wat hij als com
ponist waard is. Het kwartet van Suk
heeft hetzelfde karakter als zijn spel.
Karei Hoffmann, de 1ste violist is
pathetisch, vurig; Josef Suk is veel
soberder, zijn toon heeft niet die groo
te draagkracht, maar inniger is zijn
spel. Wat hij mist aan uiterlijken
glans, dat vergoedt hij door een no
bele warmte. Die warmte, die innig
heid, kenmerken zijn compositie. Het
is niet de groote, machtige stijl van
Beethoven, niet de schittering van Mo
zart. niet de levensblijheid van Haydn
niet het grootsche van Schuberts Tod
und Madchen, maar het bezit fijn
heid en innigheid van compositie. Het
i.s meditatiif, reeds in het Allegro;
soms vlamt de agitatie weer op. maar
meestal is het Tsjechisch melancho
lisch. Het Intermezzo in marschtempo
is een feest van fijne rhythmen. Droef
geestig is ook het heerlijke zangthe
ma van het Adagio en beurtelings
rijst de solopartij uit boven goudig ge
gons der andere instrumenten, waar
na dan weer een contrapuntisch stem-
menweefsel volgt. Wel zeer heeft ons
getroffen een passage, waarin alle in
strumenten zich in hooger positiespel
bewegen, hoe zich hieruit een cres
cendo ontwikkelt, dat ten slotte weer
afneemt en mijmerend voert naar het
slot. De finale eindelijk is weer een
lichte, murmelende tonendans.
Het spreekt wel van zelf, dat de Bo
hemers reeds dadelijk aan dit werk
hun bijzondere persoonlijkheid en
hun vlekkeloos samenspel konden de-
monstreeren. Het oogstte een uitbun
dig applaus, zeker niet het minst be
doeld voor den begaafden 2den violist.
Toen kwam Smetana.
Vóór Friedrich Smetana, 1824—1884
was er muziek in Bohemen; met hem
en cloor hem komt er Boheemsche
muziek.
Zijn leven: een arme jeugd wor
stelen met materieele en andere moei
lijkheden in 1848 de wanhoop nabij
de edele, grootmoedige Liszt wordt
in dubbel opzicht zijn maecenas hij
sticht een muziekschool te Praag
wordt in '66 kapelmeester van de Bo
heemsche opera neemt ontslag na
acht jaar wegens doofheid compo
neert hartstochtelijk maar overstel
ping van verdriet van zijn jeugd af
aan, verwart en ontkracht (ie gaven
van zijn geest een troostelooze
nacht omsluiert zijn laatste levensja
ren in een krankzinnigengesticht te
Praag
Tijdens zijn kapelmeesterschap schreef
hij 't prachtige kwartet „Z Mêho Zi-
vota" (Uit mijn leven), de muzikale
neerslag van een deel zijner levens
ervaringen en overpeinzingen.
We geven alleen het programma,
dat ten grondslag ligt aan deze diep-
menschelijke muziek.
Het eerste deel; Allegro vivo ver
klankt de liefde voor de muziek, wel
ke Smetana in zijn jeugd bezielde, en
het eigenaardig heimwee naar geluk,
alsmede een voorgevoel van naderend
onheil.
Het tweede: Allegro moderato heeft
betrekking op de eerste kunstenaars
jaren. waarin Smetana tijden van on-
gezorgde vroolijkheid heeft.
Het derde deel: Adagio sostenuto, is
verrukkelijke lyriek, ingegeven door
Smc-tana's verloving, waarin de cel
list vooral spreekt van de diepe ver
langens van Smetana's hart, terwijl
weldra het thema wordt overgenomen
door de le viool en dan prachtig door
het geheel uitgesponnen.
Het vierde deel eindelijk vertolkte
de blijdschap over de algemeene er
kenning der Boheemsche muziek,
maar zinkt weg in droefgeestigheid
als de componist bemerkt, dat zijn ge-
boor is aangetast, terwijl nog erger
lijden zijn zwarte slagschaduwen voor
uit werpt.
Behoeven wij te betoogen, dat dit
beroemde werk, waarin de Tsjechi
sche ziel pulseert, een 'magistrale ver
tolking vond? Hoe het cantilene werd
uilgezongen, diep doorleefd, en hoe
wij met ontroering hebben geluisterd
naar de sidderende vox humana van
dit edel spel?
Na de pauze hoorden we Kwartet
opus 59, No. 1, het eerste der beken
de Rasoumówsky-kwartetten.
Door zijn orkestralen vorm neemt
het een eenigszins afzonderlijke plaats
in in de kwartetlitteratuur. Eerst het
reeds zeer breede melodische aan
vangsmotief opgezet door de cello, be
geleid door het ruischen der andere
instrumenten. Dan volgt de 1ste viool
in anderen toonaard en weldra is het
breken en vervormen, het tot arabes
ken verfijnen en weer samenstellen
van het thema in vollen gang.
In het Beethovenspel der Bohemers
treft wel bijzonder het diep-mensche-
lijke van hun aanvoeling. De composi
ties van Suk en Smetana zijn van land
en rasgenooten. Dat zij bij de voor
dracht van deze kwartetten in hun
element zijn, spreekt vanzelf. Zij ver
tolkon daarin de ziel van hun volk,
hun eigen ziel. Maar Beethoven was
Duitscher, of meer, veel meer dan
dat. Beethoven behoort aan de we
reld Het diep-menschelijke van Beet
hoven, dat boven ras en natie uit
gaat, eischt meer, een dieper en alge-
meaner inleven.
Wat zullen we zeggen van de gran
dioze voordracht van dit Beethoven-
cpus? Het was overtuigend, overwel
digend, van diepe menschelijkheid;
misschien niet zoo wijsgeerig en ver
diept, niet zoo verheven-abstract als
men het van andere kwartetten wel
eens hoort. Maar tenslotte vraagt men
in de kunst, dat de mensch tot den
mensch spreke en de kunstenaar het
begenadigde medium zij. dat het lever:
der anderen op hooger plan voert.
Hot is de gave der Bohemers, ons
den grooten mensch, die Beethoven
was, in zijn zoo diep-menschelijk stre
ven raar hooger te openbaren.
Wij zouden over dit prachtige kwar
tet nog heel veel kunnen schrijven,
hoe het tweede deel, het Allegro viva
ce met zijn tuimelende rhythmen. die
doen denken aan een spel van elfen
en kobolden en andere geheimzinnige
wezens der oude volksverbeelding, in
Beethovens dagen veroordeeld werd.
We zouden uitvoerig kunnen schrijven
over het heerlijke Adagio, waarin elk
der vier spelers zijn prachtige persoon
lijke kwaliteiten in het samenspel kan
deen uitkomen, en eindelijk, hoe uit
het Adagio die finale ontspringt, een
satz vol humor, een Russische volks
wijze,
Maar na alles wat reeds gezegd is,
willen we besluiten met nogmaals on
ze warme en onverdeelde bewondering
uit te spreken, zoowel voor het kwar
tet in zijn geheel, als voor de vier ras
kunstenaars ieder afzonderlijk, die ons
een avond van edel kunstgenot be
reidden.
Het Bestuur van Toonkunst zij hul
de gebracht voor zijn initiatief.
NED. CHR. REISVEREEN.
Gisterenavond hield de afdeeling
Leiden en Omstreken van bovenge
noemde vereeniging in de Graanbeurs
een propagandaavond, waar als spre
ker optrad de heer B. Vingerhoed,
van Amsterdam met het onderwerp:
„Zweden in woord en beeld".
De voorzitter der afdeeling, de heer
J. Plooy, van Rijnsburg, opende de
druk bezochte vergadering met gebed
en sprak daarna een kort openings
woord. Hij heette de aanwezigen har-
lelijk welkom, in 't bijzonder den heer
Vingerhoed. Spr. wees er op, dat de
Ned. Chr. Reisvereenüging ook Zwe
den heeft getrokken binnen den kring
harer belangstelling. Onze Koningin
is ons daarin voorgegaan, en het is
voor wie er het geld voor heeft aan te
bevelen ook eens een reis naar het
Noorden te ondernemen. Wij Neder
landers, zegt Spr., hebben liefde voor
Zweden, vooral omdat wij de mooie
boeken van Selma Lagerlöf kennen.
Spr. memoreerde voorts nog hoe de
N.C.R.V. in weinige jaren van 10 tot
meer dan 10.000 leden was gegroeid en
wekte de aanwezigen, die nog geen
ADVERTENTIE-PRIJS
Gewone Advertentiën per regel 22'/ï cent
Ingezonden Mededeelingen dubbel tariel
Bij contract belangrijke reductie
Kleine Advertentiën bij vooruitbetaling
van ten hoogste 30 woorden, worden da
gelijks geplaatst ad. 40 cents
Belangrijkste nieuws in dit Nummer.
Binnenland.
Geval van gasverstikking me<t doo-
delijken afloop te Alphen aan den
Rijn.
Buitenland.
De voorbereidingscommissie voor
de codificatie van het internationale
recht.
De bezetting van het Rijnland is
me4 10>000 man verminderd.
Fransche onderscheiding voor Pil-
soedski.
Belangrijke concessie aan Roemenië
op de in- en uitvoerconferentie.
Ernstige overstroomingen in de
Ver. Staten.
lid waren op, zich daarvoor op te ge
ven.
Hierna was het woord aan den heer
Vingerhoed, Deze wees er op, dat er
tussehen Nederland en Zweden veel
overeenkomst bestaat, gelijk reeds
blijkt uit den eefsten regel van het
Zweedsclie volkslied, die (vertaald)
luidt: „Gij oud gij vrij land".
Evenals Nederland zijn vrijheid op
de Spanjaarden heeft bevochten, zoo
Zweden tegen de Denen. De groote
vrijheidsheld der Zweden was Gustaaf
Wash, wien het, dank zij vooral de
hulp der Dalacarniërs in 1572 geluk
te voor zijn land de vrijheid te ver
werven.
Spr. zou slechts een deel van Zwe
den op de rolprent laten zien, niet ge
heel Zweden, want dit is 13 maal zoo
groot als Nederland en de afstand
van het Noordelijkste tot het Zuide
lijkste punt is gelijk aan den afstand
AmsterdamRome.
Eerst werd een film vertoond van
de aankomst in Zweden. De voor
naamste verbinding loopt over de rou-»
te SassnitzTrallèborg, doch men
kan .ook via KopenhagenMalmö
Zweden binnenkomen. Reeds bij de
aankomst zagen we dat Zweden een
land is dat rijk is aan natuurschoon
zoowel als aan historische monu
menten, vooral kasteelen uit de Mid
deleeuwen.
Daarna ging het naar Centraal
Zweden in de eerste plaats naar de
hoofdstad Stockholm, dat men wel
liet Venetië of ook het Parijs van het
Noorden heeft genoemd. Stockholm is
een zeer mooie en interessante stad.
In den zomer trekt de Stockholder
als het maar eenigszins kan naar bui
ten, naar de oevers van het Malar-
meer om van de natuur te genieten.
Zweden h'eeft ook tal van mooie bad
plaatsen, en het is een uitgezocht land
om de watersport te beoefenen.
Na de pauze werd eerst een film
vertoond die ons een indruk gaf van
het bedrijf der K.L.M. (Koninklijke
Luchtvaart Maatschappij), een bedrijf
waarop ons land trotsch mag zijn en
dat in geheel Europa een goeden naam
heeft.
Vervolgens ging het weer naar
Zweden toe: allereerst naar Visby op
het eiland Gotland, de stad die in de
Middeleeuwen van zoo groote betee-
kenis was als opslagplaats voor den
goederenhandel tussehen het Morgen
land en Noord-Europa. Deze stad telt
thans tal van belangwekkende ruïnen.
Ten slotte voerde het lichtbeeld ons
naar het hart van Zweden, naar Dale-
carlië. Daar kan men het meest typi
sche Zweedsche leven zienj, en de
Zweden beschouwen deze landstreek
als hun stamland.
Het was een interessante avond,
dien de N.C.R.V. ons bereidde, en de
aanwezigen hebben wel een diepen
indruk ontvangen van de schoonheid
van dit voor de meesten nog onbe
kende land.
Een dankbaar applaus bewees,
hoezeer men genoten had.
LEIDSCHE
RADIO-TENTOONSTELLING.
Gisteravond had in Café „Oud Hor-
tuszicht" aan de 'Witte Singel de ope
ning plaats van de tentoonstelling van
de Leidsche Radio-vereeniging.
Omtrent deze tentoonstelling heb
ben we reeds verschillende dingen eer
der gepubliceerd. We stipten reed9
toen aan de groote attractie van deze
tentoonstelling, namelijk de installatie
om langs draadloozen weg brieven en
teekeningen over te seinen. De leek
krijgt den volgenden indruk van de
benoodigde toestellen.
Het papier met de woorden, die ver
zonden moeten worden, wordt gespan
nen op een cylinder, die langzaam
rond draait. Doordat in de inkt eenig
roet i9 gedaan is deze geleidend ge
worden en wordt een contact gevormd
tussehen twee stalen pennetjes, die
vlak naast elkaar over het papier glij-