CHRISTELIJK DAGBLAD voor LEIDEN en OMSTREKEN 8s,e JAARGANG ZATERDAG 5 NOVEMBER 1927 NUMMER 2275 ANT Bureau: Hooigracht 35 - Leiden Telefoonnummer 2778 Postbox 20 Postgiro 58936 Aangesloten op het Streeknet Lisse ABONNEMENTSPRIJS In Leiden en buiten Leiden waar agenten gevestigd zijn Per kwartaalf 2.50 Per weekf 0.19 Franco per post per kwartaal i 2.90 Dii nummer bestaat uit TWEE Bladen. EERSTE BLAD. Gelooven en weten. De bekende Duitsche natuurkun dige Dennert schreef een boekje, ook in het Nederlandsch vertaald, onder den titel: „Zijn de natuuronderzoe kers geloovig?" Hierin stelt hij een onderzoek in naar de verhouding van vele natuuronderzoekers ten op zichte van het Christelijk geloof. Daarbij komt hij aan het eind tot het volgende resultaat: „Wij hebben gevraagd naar het re- hgieuse standpunt van 423 natuur- natuuronderzoekers en geneeskundi gen. Van 55 bleef het ons onbekend. Van de overigen waren 350 te beschou wen als theïsten, d.i. als mannen, die gelooven aan het bestaan van een persoonlijk God. Van de overigen wa ren 18 onverschillig of ongeloovig en slechts 9 uit de laatste periode zijn aan het Christendom vijandige atheisten. Dus achtereenvolgens per centages van goed 95, bijna 3 en nog geen 2. De verpletterende meerder heid van goed 95 pet. beleed dus het geloof aan een God. Het nader preci seeren van hun standpunt is dikwijls moeilijk, doch minstens 121 (dus bijna 37 pet.) waren „rechtzinnig" (hetzij Protestantsch, hetzij Roomsch). Stel, dat de helft der 56, wier standpunt ons onbekend is. onverschillig was, dan zouden er goed 88 pet. theïsten zijn en nog geen 12 pet. onverschilli gen". Na dan verschillende namen te hebben genoemd van de grootste na tuurkundigen en de door hun geda ne ontdekkingen, waarbij ze toch ble ven vasthouden aan het geloof in God, gaat Dr. Dennert aldus voort: „En al die ontdekkingen worden door de materialisten, monisten en atheïsten uitgespeeld tegen het Chris tendom en Jen volke voorgehouden als de stormrammen, die de rots heb ben verbrijzeld. De groote mannen zel ve blijven geloovig, vinden zelfs steun voor hun geloof in wat ze ontdekken degenen, die uitstapjes maken op de grenzen van het gebied der natuur- vorsching, meenen in die o1» ekkin- gen steun te vinden voor hun onge loof, hetwelk de meeste hunner om helsd hadden in de meening dat dit er zoo bij hoorde. Zeer zeker, ze staan in gezelschap van ongeloovige vak mannen. Dit ontkennen we niet, doch we komen hiertegen op, dat ze mee nen, dat wetenschap gepaard moet gaan met ongeloof en dat de ontdek kingen der wetenschap het geloof hebben ontworteld. Bovendien wordt de geloofsovertuiging der onderzoe kers door hen genegeerd en verzwe gen. Kan dit niet, dan hebben ze den dubbelen leugen gereed: geloovig ge worden door ouderdomszwakte. Ja, ze schamen zich niet zelfs een doode, die zich niet nieer kan verdedigen, n.l. Agassiz, als huichelaar voor te stellen: zijn eigenlijke overtuiging had hij verborgen gehouden! Der gelijke intense laagneden veroordee- len de geheele richting. Ik wensch dus vast te stellen, hoe uit het feit, dat zelfs de grootste on derzoekers in hun geloof niet geschokt werden door hetgeen ze ontdekten (ja, integendeel er door versterkt werden in hun geloof) btwezen is, dat gelooven en weten geen tegenstellin gen zijn". De geleerden zijn de vijanden van Christus deze stelling is verderfe lijk en onwaar. Re.eds ettelijke malen is dat op allerlei manier aangetoond. Laten wij dat goed ter kennis bren gen van twijfelaars en onwetenden, opdat ook deze aanval, die nog 'met dit ouderwetsche wapen tegen zielen wordt gericht, wordt afgeslagen. En laat ieder, die in het openbaar eens iets zegt over de verhouding van geloof en weten, in naam van het Christelijk geloof, voorzichtig zijn in de keus van zijn woorden. Vooral wanneer men is geroepen,, te arbei den aan de religieuze opvoeding van onze jonge menschen in welken kring dan ook. Onze jonge menschen heb ben het in hun moeilijke jaren al zwaar genoeg, soms met allerlei strijd, die niet noodeloos door ondoor dachte woorden, behoeft te worden verzwaard. F.en tegenstelling tussehen geloo ven en weten is er niet. „D e" geleerden zijn geen vijanden van het kruis van Christus. O Neen. Maar het is zóó: ondanks al hun wetenschap zijn er geleerden, die toch nog vijanden van Christus zijn. Dat komt niet daardoor, dat ze geleerden zijn, maar hiervan, dat ze zóó in hun vooropgezette meeningen vastzitten, dat hun oosr Ir» hun veld van wetensenrhap God niet vermag te zien. Wanneer ze wisten met open oogen; of awnneer ze nog meer wis ten, dan ze nu doen, misschien, dat ze dan van hun ongeloof zich bekee- ren zouden althans tot historisch ge loof. „De"' geleerden zijn geen vijan den van Christus. Maar dan moet door ons ook nooit de stelling aanvaard worden dat het geloof alleen het bezit is van de klei nen eri de ongeletterden. Men hoort dat ook menigmaal in onzen kring: Niet vele rijken niet vele edelen, daar sluit men dan ook bij in: niet de wij zen, niet de onderzoekers. Voor eenigen tijd trad ergens een Christelijk spreker op, die zich in het vuur van zijn rede ook uitliet over de geleerden, over de mannen der we tenschap. speciaal ovei hun houding tegenover het Christendom. Zijn oor deel over hen was niet bepaald waar- deerend en gunstig. Hij liet zich den volgenden zin ontvallen: „De geleer den, de vijanden van Christus, be spotten ons". De bedoeling was, dat de geleerden om de waarheden van het Christelijk geloof lachend de schouders ophalen; dat het geloof al leen het erfgoed der eenvoudigen en der ongeleerden is. Soms merkt men in geschrift en boek dezelfde voorstelling en hoort men haar uit den mond van een of ander spreker voor ons Christelijk publiek rollen. Zoo wordt het in onze kringen door mannen van ons eigen erf soms den volke voorgehouden, dat de geleerden de vijanden van Christus zijn. Het is natuurlijk niet als tegenstel ling bedoeld; het is in de meeste ge vallen achteloos uitgesproken. Voor verschillende geloovigen is dat zonder gevaar. Ze denken weinig na over de vragen van de hedendaag- sche wetenschap. Zij zijn vast gefun deerd in het geloof en het schudt aan hun ziel niet, als de geleerden weer in den hoek worden gezet van de vijanden van Christus. Maar zulke sprekers en schrijvers hebben in den regel ook andere hoor ders en lezers, voor wie het wèl. ver derfelijk is en funest. Wij denken hierbij met name aan onze jonge menschen. die booren en lezen, wat zulk een redenaar of schrijver lan ceert. Onze jonge menschen in de ja ren van slingering en soms van twij-" fel. In de jaren van kritiek op alles, ook soms op het heilige. Als ze in die jaren, waarbij het Christelijk geloof hen plaatst voor moeilijkheden en vraagstukken, waar van ze de oplossing tevergeefs zoe kenals ze in die jaren iemand hoo- ren beweren, dat de geleerden de vij anden van Christus zijn, dan zou zulk een Christelijk spreker met al zijn goede bedoelingen bezig zijn, mee te helpen aan de afbraak van het geloof in hun jonge zielen. De geleerden, dat zijn immers de menschen, die nadenken over de vra gen van de natuur en den geest. Dat zijn de menschen, die vele raadselen hebben doorzocht. Dat zijn de men schen, waarvoor men diep respect moet hebben. En al? dan iemand uit den eigen kring telkens weer ver klaart, dat de geleerden de vijanden van Christus zijn, dan helpt die Chris telijke spreker ol' schrijver mee aan het vestigen van den indruk in hun jonge zielen, dat gelooven en weten onvereenigbaar zijn. Dat men alleen kan gelooven als men niets weet of zeer weinig. Dat men, als men meer gaat weten, het geloof steeds meer moet gaan loslaten. En dat gelooven alleen voor de onwetem en is. Zoo ondergraaft men met alzijn goede bedoelingen het geloof in zie len, die toch al, ook zonder die vrien delijke betiteling, meenen, dat men al'een gelooven kan met de oogen dicht en alleen als men nooit dieper op de dingen ingaat. Zoo versterkt men onwetend en on willens de bewering van vele on ge loovigen, die hetzelfde steeds hebben beweerd. Telkens weer wordt van on geloovige zijde de tegenstelling ge maakt tussehen geloof en wetenschap. Dat wordt juist door vele ongeloovi- gen aan onze en aan hun eigen men schen voorgehouden op triumfantelij- ke wijze, dat de mannen der weten schap allen omgeloovigen zijn en Christenen behooren tot het onont wikkelde volk. Dat is een der middelen, waardoor Satan beproeft, onwetende zielen te verstrikken; hij maakt hun wijs, dat slechts het domme volk gelooft, en dat echte wetenschap steeds van God «afvoert. Dat is een stelling \an Satan zelf: „De geleorden zijn de vijanden van Christus en van het Christelijk geloof". Het is te verstaan, als ze wordt gepropageerd van de zijde van het ongeloof; we halen slechts de schouders medelijdend op, als de menschen van .De Dageraad" en van de S.D.A.P. haar lanceeren. Maar we bedroeven ons, als ze ook soms vernomen wordt uit den mond van dezen of genen, die bedoelen op Ie komen voor het Woord des Heeren. Dat is de leugen van Satan argeloos en zonder het te zien, te helpen ver spreiden anders niet. Want niet alleeen, dat het verder felijk is. het is ook een leugen. Wie het zoo beweert, spreekt in strijd met de feiten. Het is noodig om ook in deze dagen van actie voor de eigen wetenschap pelijke inrichtingen, voor de eigen middelbare en hooge scholen, vooral niet te vergeten, dat gelooven en we ten samen gaat. STADSNIEUWS. MAATSCHAPPIJ VOOR TOONKUNST De Bohemers. Gisteravond had de Maatschappij voor Toonkunst haar derde gewoon concert georganiseerd, te geven door de Bohemers. Dit ensemble bestaat uit: Karei Hoffmann. 1ste viool; Josef Suk, 2de viool; Ladislav Zelenka. violoncel en .Teri I-Ierold, alt. Over het karakter van het kwartet spel en in het bijzonder het kwartet spel der Bohemers, hebben we op den dag af een jaar geleden uitvoerig ge schreven, zoodat we ditmaal niet in herhaling zullen vervallen. Begonnen werd met Kwartet opus 11, Bes gr. t. van Josef Suk, schoon zoon van Dvorak. De componist toont in dit oeuvre in de eerste plaats, dat hij volkomen vertrouwd is met het eigenaardige karakter der verschillende strijfcinstru menten; hij kent hun mogelijkheden en verstaat de techniek, om kwartet ten te schrijven. Geen geringe verdien ste, want juist in het genre kwartet kan iemand toonen, wat hij als com ponist waard is. Het kwartet van Suk heeft hetzelfde karakter als zijn spel. Karei Hoffmann, de 1ste violist is pathetisch, vurig; Josef Suk is veel soberder, zijn toon heeft niet die groo te draagkracht, maar inniger is zijn spel. Wat hij mist aan uiterlijken glans, dat vergoedt hij door een no bele warmte. Die warmte, die innig heid, kenmerken zijn compositie. Het is niet de groote, machtige stijl van Beethoven, niet de schittering van Mo zart. niet de levensblijheid van Haydn niet het grootsche van Schuberts Tod und Madchen, maar het bezit fijn heid en innigheid van compositie. Het i.s meditatiif, reeds in het Allegro; soms vlamt de agitatie weer op. maar meestal is het Tsjechisch melancho lisch. Het Intermezzo in marschtempo is een feest van fijne rhythmen. Droef geestig is ook het heerlijke zangthe ma van het Adagio en beurtelings rijst de solopartij uit boven goudig ge gons der andere instrumenten, waar na dan weer een contrapuntisch stem- menweefsel volgt. Wel zeer heeft ons getroffen een passage, waarin alle in strumenten zich in hooger positiespel bewegen, hoe zich hieruit een cres cendo ontwikkelt, dat ten slotte weer afneemt en mijmerend voert naar het slot. De finale eindelijk is weer een lichte, murmelende tonendans. Het spreekt wel van zelf, dat de Bo hemers reeds dadelijk aan dit werk hun bijzondere persoonlijkheid en hun vlekkeloos samenspel konden de- monstreeren. Het oogstte een uitbun dig applaus, zeker niet het minst be doeld voor den begaafden 2den violist. Toen kwam Smetana. Vóór Friedrich Smetana, 1824—1884 was er muziek in Bohemen; met hem en cloor hem komt er Boheemsche muziek. Zijn leven: een arme jeugd wor stelen met materieele en andere moei lijkheden in 1848 de wanhoop nabij de edele, grootmoedige Liszt wordt in dubbel opzicht zijn maecenas hij sticht een muziekschool te Praag wordt in '66 kapelmeester van de Bo heemsche opera neemt ontslag na acht jaar wegens doofheid compo neert hartstochtelijk maar overstel ping van verdriet van zijn jeugd af aan, verwart en ontkracht (ie gaven van zijn geest een troostelooze nacht omsluiert zijn laatste levensja ren in een krankzinnigengesticht te Praag Tijdens zijn kapelmeesterschap schreef hij 't prachtige kwartet „Z Mêho Zi- vota" (Uit mijn leven), de muzikale neerslag van een deel zijner levens ervaringen en overpeinzingen. We geven alleen het programma, dat ten grondslag ligt aan deze diep- menschelijke muziek. Het eerste deel; Allegro vivo ver klankt de liefde voor de muziek, wel ke Smetana in zijn jeugd bezielde, en het eigenaardig heimwee naar geluk, alsmede een voorgevoel van naderend onheil. Het tweede: Allegro moderato heeft betrekking op de eerste kunstenaars jaren. waarin Smetana tijden van on- gezorgde vroolijkheid heeft. Het derde deel: Adagio sostenuto, is verrukkelijke lyriek, ingegeven door Smc-tana's verloving, waarin de cel list vooral spreekt van de diepe ver langens van Smetana's hart, terwijl weldra het thema wordt overgenomen door de le viool en dan prachtig door het geheel uitgesponnen. Het vierde deel eindelijk vertolkte de blijdschap over de algemeene er kenning der Boheemsche muziek, maar zinkt weg in droefgeestigheid als de componist bemerkt, dat zijn ge- boor is aangetast, terwijl nog erger lijden zijn zwarte slagschaduwen voor uit werpt. Behoeven wij te betoogen, dat dit beroemde werk, waarin de Tsjechi sche ziel pulseert, een 'magistrale ver tolking vond? Hoe het cantilene werd uilgezongen, diep doorleefd, en hoe wij met ontroering hebben geluisterd naar de sidderende vox humana van dit edel spel? Na de pauze hoorden we Kwartet opus 59, No. 1, het eerste der beken de Rasoumówsky-kwartetten. Door zijn orkestralen vorm neemt het een eenigszins afzonderlijke plaats in in de kwartetlitteratuur. Eerst het reeds zeer breede melodische aan vangsmotief opgezet door de cello, be geleid door het ruischen der andere instrumenten. Dan volgt de 1ste viool in anderen toonaard en weldra is het breken en vervormen, het tot arabes ken verfijnen en weer samenstellen van het thema in vollen gang. In het Beethovenspel der Bohemers treft wel bijzonder het diep-mensche- lijke van hun aanvoeling. De composi ties van Suk en Smetana zijn van land en rasgenooten. Dat zij bij de voor dracht van deze kwartetten in hun element zijn, spreekt vanzelf. Zij ver tolkon daarin de ziel van hun volk, hun eigen ziel. Maar Beethoven was Duitscher, of meer, veel meer dan dat. Beethoven behoort aan de we reld Het diep-menschelijke van Beet hoven, dat boven ras en natie uit gaat, eischt meer, een dieper en alge- meaner inleven. Wat zullen we zeggen van de gran dioze voordracht van dit Beethoven- cpus? Het was overtuigend, overwel digend, van diepe menschelijkheid; misschien niet zoo wijsgeerig en ver diept, niet zoo verheven-abstract als men het van andere kwartetten wel eens hoort. Maar tenslotte vraagt men in de kunst, dat de mensch tot den mensch spreke en de kunstenaar het begenadigde medium zij. dat het lever: der anderen op hooger plan voert. Hot is de gave der Bohemers, ons den grooten mensch, die Beethoven was, in zijn zoo diep-menschelijk stre ven raar hooger te openbaren. Wij zouden over dit prachtige kwar tet nog heel veel kunnen schrijven, hoe het tweede deel, het Allegro viva ce met zijn tuimelende rhythmen. die doen denken aan een spel van elfen en kobolden en andere geheimzinnige wezens der oude volksverbeelding, in Beethovens dagen veroordeeld werd. We zouden uitvoerig kunnen schrijven over het heerlijke Adagio, waarin elk der vier spelers zijn prachtige persoon lijke kwaliteiten in het samenspel kan deen uitkomen, en eindelijk, hoe uit het Adagio die finale ontspringt, een satz vol humor, een Russische volks wijze, Maar na alles wat reeds gezegd is, willen we besluiten met nogmaals on ze warme en onverdeelde bewondering uit te spreken, zoowel voor het kwar tet in zijn geheel, als voor de vier ras kunstenaars ieder afzonderlijk, die ons een avond van edel kunstgenot be reidden. Het Bestuur van Toonkunst zij hul de gebracht voor zijn initiatief. NED. CHR. REISVEREEN. Gisterenavond hield de afdeeling Leiden en Omstreken van bovenge noemde vereeniging in de Graanbeurs een propagandaavond, waar als spre ker optrad de heer B. Vingerhoed, van Amsterdam met het onderwerp: „Zweden in woord en beeld". De voorzitter der afdeeling, de heer J. Plooy, van Rijnsburg, opende de druk bezochte vergadering met gebed en sprak daarna een kort openings woord. Hij heette de aanwezigen har- lelijk welkom, in 't bijzonder den heer Vingerhoed. Spr. wees er op, dat de Ned. Chr. Reisvereenüging ook Zwe den heeft getrokken binnen den kring harer belangstelling. Onze Koningin is ons daarin voorgegaan, en het is voor wie er het geld voor heeft aan te bevelen ook eens een reis naar het Noorden te ondernemen. Wij Neder landers, zegt Spr., hebben liefde voor Zweden, vooral omdat wij de mooie boeken van Selma Lagerlöf kennen. Spr. memoreerde voorts nog hoe de N.C.R.V. in weinige jaren van 10 tot meer dan 10.000 leden was gegroeid en wekte de aanwezigen, die nog geen ADVERTENTIE-PRIJS Gewone Advertentiën per regel 22'/ï cent Ingezonden Mededeelingen dubbel tariel Bij contract belangrijke reductie Kleine Advertentiën bij vooruitbetaling van ten hoogste 30 woorden, worden da gelijks geplaatst ad. 40 cents Belangrijkste nieuws in dit Nummer. Binnenland. Geval van gasverstikking me<t doo- delijken afloop te Alphen aan den Rijn. Buitenland. De voorbereidingscommissie voor de codificatie van het internationale recht. De bezetting van het Rijnland is me4 10>000 man verminderd. Fransche onderscheiding voor Pil- soedski. Belangrijke concessie aan Roemenië op de in- en uitvoerconferentie. Ernstige overstroomingen in de Ver. Staten. lid waren op, zich daarvoor op te ge ven. Hierna was het woord aan den heer Vingerhoed, Deze wees er op, dat er tussehen Nederland en Zweden veel overeenkomst bestaat, gelijk reeds blijkt uit den eefsten regel van het Zweedsclie volkslied, die (vertaald) luidt: „Gij oud gij vrij land". Evenals Nederland zijn vrijheid op de Spanjaarden heeft bevochten, zoo Zweden tegen de Denen. De groote vrijheidsheld der Zweden was Gustaaf Wash, wien het, dank zij vooral de hulp der Dalacarniërs in 1572 geluk te voor zijn land de vrijheid te ver werven. Spr. zou slechts een deel van Zwe den op de rolprent laten zien, niet ge heel Zweden, want dit is 13 maal zoo groot als Nederland en de afstand van het Noordelijkste tot het Zuide lijkste punt is gelijk aan den afstand AmsterdamRome. Eerst werd een film vertoond van de aankomst in Zweden. De voor naamste verbinding loopt over de rou-» te SassnitzTrallèborg, doch men kan .ook via KopenhagenMalmö Zweden binnenkomen. Reeds bij de aankomst zagen we dat Zweden een land is dat rijk is aan natuurschoon zoowel als aan historische monu menten, vooral kasteelen uit de Mid deleeuwen. Daarna ging het naar Centraal Zweden in de eerste plaats naar de hoofdstad Stockholm, dat men wel liet Venetië of ook het Parijs van het Noorden heeft genoemd. Stockholm is een zeer mooie en interessante stad. In den zomer trekt de Stockholder als het maar eenigszins kan naar bui ten, naar de oevers van het Malar- meer om van de natuur te genieten. Zweden h'eeft ook tal van mooie bad plaatsen, en het is een uitgezocht land om de watersport te beoefenen. Na de pauze werd eerst een film vertoond die ons een indruk gaf van het bedrijf der K.L.M. (Koninklijke Luchtvaart Maatschappij), een bedrijf waarop ons land trotsch mag zijn en dat in geheel Europa een goeden naam heeft. Vervolgens ging het weer naar Zweden toe: allereerst naar Visby op het eiland Gotland, de stad die in de Middeleeuwen van zoo groote betee- kenis was als opslagplaats voor den goederenhandel tussehen het Morgen land en Noord-Europa. Deze stad telt thans tal van belangwekkende ruïnen. Ten slotte voerde het lichtbeeld ons naar het hart van Zweden, naar Dale- carlië. Daar kan men het meest typi sche Zweedsche leven zienj, en de Zweden beschouwen deze landstreek als hun stamland. Het was een interessante avond, dien de N.C.R.V. ons bereidde, en de aanwezigen hebben wel een diepen indruk ontvangen van de schoonheid van dit voor de meesten nog onbe kende land. Een dankbaar applaus bewees, hoezeer men genoten had. LEIDSCHE RADIO-TENTOONSTELLING. Gisteravond had in Café „Oud Hor- tuszicht" aan de 'Witte Singel de ope ning plaats van de tentoonstelling van de Leidsche Radio-vereeniging. Omtrent deze tentoonstelling heb ben we reeds verschillende dingen eer der gepubliceerd. We stipten reed9 toen aan de groote attractie van deze tentoonstelling, namelijk de installatie om langs draadloozen weg brieven en teekeningen over te seinen. De leek krijgt den volgenden indruk van de benoodigde toestellen. Het papier met de woorden, die ver zonden moeten worden, wordt gespan nen op een cylinder, die langzaam rond draait. Doordat in de inkt eenig roet i9 gedaan is deze geleidend ge worden en wordt een contact gevormd tussehen twee stalen pennetjes, die vlak naast elkaar over het papier glij-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1927 | | pagina 1