NIEUWE LEIDSCHE COURANT ZIET, HOE GROOT! Ziet, hoe groots liefde ons de Vader gegeven heeft, namelijk dat wijlrinderen Gods genaamd vaouden worden, i Joh. 3 ia. In 'dit schoone woord van den apos tel Johannes me riet ge 'duidelijk een toon van heilige verwondering op. Ziet, hoe groote liefdie ons de Vader fegeven heeft, namelijk, 'dat wij' kin- eren Gods genaamd zouden worden. Dit is Johannes iets groots. Hij' is er over opgetogen. Hij wijst er op, als op iets bewonde renswaardigs. Zoo spreken we ook, wanneer we iets zien, Üat door zijn pracht en rijk dom ons aangrijpt. Dan roepen we: O, ziet dat toch eens. Hoe schoon is üat. Het is ook waarlijk wel iets schoons een kind van God genaamd te worden. Een kind Idas Vaders. 1 Des hemelschen Vaders. Een zoon genaamd te worden Een dochter genaamd' te' worden. Niet maar bij' wijze van spreken. Maar in den weikelijken zin van het woord. Kind en Idius ook erfgenaam. Het is wel iets groots en schoons te weten: de hemelsche Vader heeft mil lief met een liefde, die op aarde onder de menschen niet gekend wordt, zoo hoog en zoo diep; zoo heilig en zoo zuiver. Van welke zijde ge deze Vaderlijke liefde beschouwt, ze *s altijd iets voortreffelijks. Denkt u vooreerst eens in, wie Hij is, die zulk een groote liefde gééft. Hij is God, d© Almachtige, Schepper des hemels en der aarde. De Hooge, en Verhevene, Die in de eeuwigheid' woont en Wiens Naam heilig is. „Bij wien zult gijlieden Mij vergelijken, üien Ik gelijk ben? zegt de Heilige. Heft uwe oogen op naar omhoog en ziet, wie deze sterren geschapen heeft; die in getal hun heir voortbrengt; die ze alle bij' naam roept, vanwege de grootheid zijner kracht, en omdat Hij sterk van vermogen is; er wordt er niet één gemist. Denkt u verder ook in, wie gij zijt, aan wie Hij zulk een liefde schenkt. Ge zijt een zondig mensch; van na ture een kind des toorns; door de erfzonde onrein; in zonde ontvangen en in ongerechtigheid geboren. Aller hande booze lusten, tegen God en den naaste strijdende, wonen in u. Over treders zonder ophouden van al Goüa geboden, met gedachten, woorden en werken, naiatendie, wsSi God- u gebo den, en doende, wat u duidelijk ver boden was. Als schapen menigmaal dwalende. Uwe zonden gaan het ge tal van de haren uws hoofds te boven. Terwijl ge niets hebt om te betalen. Ge zijt niet waardig Zijn kinderen ge naamd te worden, noch uw oogen op te slaan ten hemel, om uw gebeden voor Hem uit te spreken. Denkt u eindelijk in, dat Hij deze liefde geeft. Het is onverdiende liefde, uit ge nade geschonken, uit de bron van het eeuwig welbehagen, uit vrije/gunst. Liefde van voor de grondlegging der wereld. Niet uit oorzaak van eenige verdienste of waardigheid. Zonder prijs en zonder geld worden Gods kinderen Zijn .Vaderlijke liefde deel achtig. Van welke zijde ge het beziet, het is altijd verwonderlijk. Het is altijd iets groots. Ziet, ziet hoe groote liefde ons de Vader gege ven Heeft, namelijk, dat wij kinderen .Gods genaamd zouden worden Ons. iWij. Dat zijn natuurlijk de Christenen. Niet de Heidenen, de mohammedanen, de joden. Maar de Christenen, die van deze dingen de kennis Hebben. Kennis FEUILLETON. Niets menscStelilks vreemd Een episode uit de geschiedenis van de Christenen op het Sinaitisch Schiereiland omstreeks het jaar 300. 78 o— Ik vermoedde slechts dat zij in mijn onmiddellijke nabijheid was, doch in de Hitte van den strijd zag ik niemand anders dan mijn tegenpar tij. Plotseling Hoorde ik echter voor mij een luiden gil, en vlak onder mijn oogen zeeg Mirjam bloedend in el kaar. Een Blemmyer was, terwijl ik de knie had gezet op zijn krijgsbroe- der, naar mij toe geslopen, en bad op weinige passen van mij af, zijn lans naar mij geslingerd. Maar Mirjam Mirjam „Zij beeft u gered, met haar eigen leven ten offer te brengen", vulde Pe trus bet verhaal van den jongeling aan, wien, bij de herinnering aan Het gebeurde, de stem begaf en de oogen vol tranen schoten. Hermas knikte toestemmend met het hoofd en zeide toen zacht: „Zij hield hare armen hoog uitgestrekt an riep mij bij den naam, toen de lans Haar trof. De oudste zoon van Obedia- nus nam wraak op den heiden, die dit gedaan had; maar ik ondersteun de haar, terwijl zij stervend ineen zeeg, en nam haar lokkig hoofd in mijn schoot en sprak haar naam uit. van "de liefde Gods en van de genade des Zoons en van den troost des Heili gen Geestes. Maar och, wat zijn er onder 'de christenen velen. Üie voor die liefde des Vaders blind zijn, en die van dat wonderbare niets zien. Men is er zoo koél voor. Men heeft er geen gevoel van. Men praat er over, of het maar een kleinigheid is. of het maar een dood gewone zaak is. Men praat over alles en allerlei. Over verheven dingen en over laag bij' de grondsche dingen, over die laatste wel het allermeest, maar men praat niet over de liefde des Vaders, hoe groot die wel is, hoe ontroerend groot en hoe zalig Daar komt men niet aan toe. En als er eens iemand is, die er over spreekt, kijkt, men elkander aan, alsof men zeggen wil: hoe komt zoo'n vreemde eend hier in ld© bijt. Het is eenvoudig ontstellend, zoo weinig als er soms onder christenen' gesproken wordt over de groote liefde des Vaders, over het schoone voor recht kinderen Gods genaamd1 te wor den. Tech rijn er wel, bij1 wie het zoo is. Die de heilige ontroering kennen van het met een verwonderend oog aanschouwen van ide groote liefde des' Vaders. Natuurlijk niet ieder oogen- bli'k van iden dag. Maar bif oogenblik- ken kennen zij dat toch wel. Dat vreug devolle gevoel van te rijn een kind des hemelschen Vaders. Niets zoo heerlijk, zoo begeerlijk, als een kind van God te rijn. Doch anderen staan daar zoo onwe tend tegenover. Het is zoover van hen vandaan. Het is hun zoo vreemd. God hun Vader. En rij' Zijn lieve kinderen en' erfgenamen. Het is hun zoo iets on wezenlijks. Daar rijn ze in hun hart zoo zelden mee bezig. Hun hart is vol, boordevol van allerlei wereldsche zaken. Ze zijn er zelfs 's nachts op hun bed mee bezig. En 's Zondags in de kerk. Maar van die groote lief de des Vaders is hun 'hart zoo leeg. Die laat hen zoo onberoerd. Men kan er wel eens met huive ring over denken, dat er christenen zijn, die zoö dicht bij de heilige ge bouwen zijn gekomen, eii wier ziel toch nooit in die heilige gebouwen aanschouwd heeft met een verwonde rend oog „de vrije gunst, die eeuwig Hem bewoog", de vrije gunst van den Vader, die zondaars tot Gods kinderen maakt. Die nooit hebben gezien de groote liefde des Vaders. Er wel van gehoord. Maar haar nooit gezien, nimmer ge schouwd1; er nooit innerlijk door aan geraakt en ontroerd zijn. Men heeft van alles gezien. En spreekt er met verrukking over. Doch nooit gezien, hoe groot die liefde is, die de Vader gegeven heeft. Nooit gezien de groote liefde in de genadegave van het kindschap Gpds. We moeten medelijden hebben met alle menschen, die daar niets van weten; maar vooral met christenen, die er niet van weten. Ze zijn zoo arm, zoo vol als ze soms zitten van wereld- sche dingen. Ach, als zij van Zijn liefde wisten, j Dan werden alle menschen christen, En lieten al het andere staan; Zij minden alien slechts dien Eenen, Zn zouden allen met mij ween en, Met mij van louter dank vergaan. MEER! Meer heiligheid geef mij, Meer vrede in mijn hart. Meer leed' om mijn zonden Meer moed in mijn smart. Meer trouw aan mijh Heiland, Meer vreugd in uw ,Wet. Meer troost in uw liefde, Meer vrees in 't gebed. Meer lijdzaamheid geef mij, Meer sterkte onder 't kruis. Meer kracht tot verwinnen, Meer heimwee naar huis. Meer rein móog' ik wezen, Meer dienend Uw rijk. Meer brandend van liefde, Meer, Heere, ,U gelijk. Toen sloeg zij nog eens de oogen op en noemde mijn naam zacht en op een onuitsprekelijk vriendelijken toon. Een vreeselijke smart greep mij aan, en ik moest hare oogen kussen en haar mond. Daarna heeft zij mij nog eens met groote oogen lang en gelukkig aangezien, en toen is zij ge storven". „Zij was een heidin", zeide Doro thea, terwijl zij haar oogen afdroog de, „maar nu zij zóó gestorven is, zal haar door den Heer veel vergeyen worden". „Ik heb haar lief", zeide Marthana, „en wil mijn schoonste bloemen op haar graf leggen. Mag ik ook van uw bloeiende myrthen een talc je snij den voor den krans?" „Morgen, morgen, mijn kind", ant woordde Dorothea. „Ga thans slapen, want het is zeer laat". „Laat mij nog blijven", smeekte het meisje, „tot Antonius en Jethro terug zijn". „Ik zou u gaarne helpen uw zoon te zoeken", zeide Hermas, „en wan neer gij wilt, ga ik naar Raïthoe. en Klysma, om daar navraag te doen bij de visschers. Maar heeft", en de jonge krijgsman keek bij deze vraag verlegen voor zich, „heeft de centurio zijn,ontvluchte vrouw, die hij met den Amelekiet Talib vervolgde, vóór zijn dood wedergevonden „Sirona is nog altijd verdwenen", antwoordde Petrus. „En misschien., maar gij hebt zoo straks den naam KERK EN SCHOOL. NED. HFRV. KERK. Beroepen: te Loon op Zand, J. H. Koster, te Montfoort. Te Scher- penzeel: E. Warmolts, te Heerde. GEREF. KERKEN. Beroepen te. Delft (ac. K. Schilder), P. Deddens, te( Rijswijk. BEVESTIGING, INTREDE EN AFSCHEID. Naar we vernemen, is Ds. J. Hoekstra, Geref. pred. te Dalfsen, voornemens 30 October afscheid te ne men van zijn gemeente en 6 Nov. in trede te doen te Schoonhoven. Ds. Joh. K ij n e, Ned. Herv. pre dikant te Woubrugge, is voornemens wegens vertrek naar Wageningen, 6 November a.s„ 's avonds half zeven afscheid te nemen van zijn gemeente en 13 November d.a.v. te Wageningen intrede te doen, na bevestigd te zijn door zijn zwager, Ds, C. van der Waa, te Waarde. Ds. A. C. H. V o 11 e n w e i d e r, te Cubaard, die bet beroep aannam naar de Ned. Herv. Gemeente van Bir- daard, is voornemens 6 November a.s. intrede te doen te Birdaard. na be vestigd te zijn door Ds. Ph. Peter, van Amstelveen. Ds. W. A. B. tenKate, te Vlis- singen, hoopt Zondag 10 Oct. a.s. zijn intrede te doen bij de Ned. Herv. Gem. te Enschedé. Des morgens zal hij be vestigd worden door zijn vader, Ds. B. ten Kate, eimeritus-predikant te Velp. 25 September a.s. hoopt Ds. E. de Jong zijn intrede te doen in de Geref. Kerk van Bellingwolde, na des voor middags in het ambt bevestigd te zijn door Ds. J. Prins, consulent te Oost- wojd. JUBILEUM. Vandaag herdenkt Dr. P. A. Klap, Ned. Herv. predikant te Amsterdam den dag, waarop hij 25 jaar geleden aldaar zijn intrede- heeft gedaan. Voordien heeft de jubilaris de ge meenten Oosterland en Velsen ge diend. OVERDRACHT RECTORAAT THEOL. SCHOOL TE APELDOORN. Gistermorgen had in de aula der Theol. School te Apeldoorn de over dracht van bet rectoraat plaats. Ter vervanging van den dezen zo mer overleden rector Doc. A. v. d. Heyden, had de plechtigheid plaats door den president van het curato rium, Ds. L. H .van der Meiden, van Dordrecht. Spreker schetste allereerst in groote trekken de levenswijze van den overleden rector, wees op diens groote gaven van hart en verstand en stelde in het licht hoe God op Zijn tijd Doe. v. d. Heyden tot aftreden ge roepen had. Nadat hij.de nagelaten be trekkingen de vertroosting des Heili gen Geestes had toegebeden, deelde spreker mede, dat de ontstane vaca ture D.V. vervuld zal worden op de komende Synode van 1928, die te Apel doorn zal samenkomen. Hierna nam de waarnemende rec tor, doe. F. Lengkeek het woord en deed eenige mededeelingen omtrent de annalen der school. De cursus 1926 -*27 begon met 27 studenten. Dit jaar waren er geen candidaten Theologie. Thans zijn er 3 theologen. Doe. v. d. Heyden, rector, overleed 18 Juli. Plaatsvervangend rector werd doe. Lengkeek. Dit jaar zullen de colleges gegeven worden door doe. De Bruin, Lenigkeek, v. d. Schuit en lector G. Wisse. Doe. Lengkeek vierde zijn ko peren jubileum als docent. *De pedel der school was ernstig krank, doch is thans herstellende. Ook doe. Leng keek was in het begin van den cursus door ziekte aan huis en bed gebonden ZENDELING EN MEVROUW J. P. LEYNSE—GROENENDIJK. De heer en mevrouw J. P. Leynse Groenendijk, die voor de Amerikaan- scbe zending in China gearbeid neb ben en nu gedurende eenige maanden in ons land hebben vertoefd, waren voornemens dezer dagen weer naar hun arbeidsveld in China terug te keeren. In verband met de toestanden in China is echter hierin verandering ge- van Paulus genoemd, die zoozeer met uw vader en u bevriend was. Weet gij dat bij het geweest is, die zoo schaam teloos den huiselijken vrede van den centurig verbrak?" „Phulus?" riep Hermas. „Hoe kunt gij dat gelooven". „Phoebicius heeft zijn schaapsvel bij zijn vrouw gevonden", antwoordde Petrus érnstig. „Do onbeschaamde Alerandrijn erkende onder onze oogen dat het van hem was, en liet zich d£br den Galliër bestraffen. Hij heeft aie schandelijke daad gepleegd in den zelfden nacht, waarin gij op kond schap werd uitgezonden". „En Phoebicius geeselde hem!" riep Hermas buiten zichzelven. „En die arme man heeft dezen smaad en deze berisping en alles geduldig -verdra gen, verdragen om mijnentwil! Nu be grijp ik wat hij bedoeld heeft. Ik heb hem na den slag ontmoet, en hij ver telde mij, dat mijn vader gestorven was. Toen hij zich van mij scheidde, zeide hij, dat hij de grootste was van alle zondaren, en dat ik alles in de oase zou hooren. Maar ik weet het beter; hij is grootmoedig en goed, en ik duld niet dat men hem om mijnent wil smaadt en lastert". Hermas was bij deze woorden opge- spongen en toen hij de verbaasde blikken zijner gastvrienden zag, be proefde hij zich te bebeerscben en zei de: „Paulus heeft Sirona nooit ge zien, en ik herbaal het: wanneer iemand zich beroemen mag goed en komen en zullen zij nog eenigen tijd in ons land blijven. De heer en mevrouw Leynse—Groenendijk kunnen zich daardoor weder beschikbaar stellen voor het vervullen van spreekbeurten in verschilende plaatsen van ons land. Hun adres blijft: Prins Hendriklaan 30, Amsterdam. NAAR CELEGES. De classis Utrecht der Chr. Geref. Kerk heeft in haar Donderdag gehou den vergadering peremptoir geëxami neerd en toegelaten tot den Dienst des Woords en der Sacramenten in die Kerk candidaat A. Bikker, te Noorde loos, die als eerste zendeling der Chr. Geref. Kerk naar Celebes als missio nair predikant vertrekken zal. 22 September a.s. om 3 uur zal de heer Bikker te Hilversum, de zenden de Kerk, door Ds. J. Jongeleen worden bevestigd; 's avonds 7 uur doet hij zijn intrede. DE ROOMSCH-KATHOLIEKE ZENDING. Een vergelijking met de protestantsche. De zeiïdi ngs medewerker van het Hbld. schrijft: Voor het Protestantisme begint het tifdnerk der z.g. nieuwere Zending omj streeks 1800. voor de R. K. Zending iets later, n.l. in den tijd der restau ratie, na den val van Napoleon. In 1814 herstelde Paus Pius de Je- zuïtenorde. die veel aan zending deed», en in 1817 de propaganda. Tegenwoordig bestaat dej' propagan da uit: een algemeen prefect (kardinaal v. Rossum), 23 kardinalen, 2 secretaris sen, 28 consultoren menschen, die in de verschillende onderdeelen van het werk deskundig zijn 6 minutan- ten die de officieele corresponden tie verwelken enz. enz., onder een algemeen secretaris. Dit zendingsbestuur staat door rijn leider in nauw verband met den Paus die alleen de apostolische volmacht verleenen kan om heidenen in |d<3 Kerk op te nemen. Langen tijd is er strijd geweest tus- schen de Propaganda en de monniken orden, die zich met de zending belast ten. om de leiding, maar langzamer hand is die geheel in handen der Pro paganda gekomen. N ag enoeg al 1 e zendingst erreinen staan thans onder haar, in totaal: 1 patriarchaat, 39 aarts-Tiocessen, 62 diocessen, 206 apostolische vica riaten, 77 apostolische prefecturen, 3 abdijen en 7 zendingsvereenigingen. Deze straffe centralisatie in Rome is een der voornaamste kenmerken, van de tegenwoordige zendingsbe we- giiig- Sedert de restauratie is het aantal zendingsarbeiders steeds toegenomen Vooral de Jezuïtenorde heeft zich mer kracht aan "de Zending gewijd; en met? haar enkele .orcien, aie meer in het bijzonder voor 'de zending in het leven zijn geroepen, zooals de paters van den H. (Jeest, de Lazaristen, de Pikpus- brooders, de Maristen en Oblaten. Naast dezen staan de congregatie^ met de eenvoudige gelofte Arens telt er in zijn handboek 43 op, die, naast andere zaken, zich ook aan de Missie wijden, en 9, die uitslui tend voor de Missie werken; boven dien 16 corporaties voor de vormingi en uitzending van priesters in zendings dienst. Als zendeling geldt alleen de pries ter. in 1923 waren er in totaal 9190 priesters op de zendingsvelden, tegen 7625 geordende zendelingen aan Pro testantsche zijde. Deze priesters ont vangen tegenwoordig in bijzondere se minaries een veeljarige opleiding. In 1920 kwamen vier vijfden der missiepriesters uit de orden en con gregaties, en een vijfde uit den ande ren clerus. Men berekent, dat er tegenwoor dig gemiddeld duizend priesters per jaar naar de Zendingsvelden worden uitgezonden. Naast de priesters werken de mis siebroeders, de meesten gebonden door een gelofte. Zij maken zich nut tig in school en opvoeding, in de zie kenhuizen, in den landbouw en ver schillende takken van nijverheid. Hun getal bedraagt ongeveer 3600, tegen over wie aan Protestantsche zijde in Boortgelijkesn arbeid 3819 menschen staan. rein en geheel zonder schuld te zijn, dan is hij het. Om mijnentwil, om mij voor straf, en mijn vader voor ver driet te bewaren, heeft bij eeai schuld bekend, die hij nooit begaan heeft.. Daaraan berken ik hem, den trouwen braven vriend. Maar geen oógenblik langer mag deze .schandelijke verden king, deze smet op zijn naam ru&ten". „Gij spreekt tot een bejaard mail", dus brak Petrus opeens de heftige woorden van den jongeling af. „Uw vriend bekende met zijn eigen mond*'. „Dan heeft hij uit waarachtige goedheid gelogen", haastte Hermas zich den senator te antwoorden. „Het schaapsvel dat de Galliër vond is het mijne. Ik was, terwijl haar man aan Mithras offerde, naar Sirona gegaan, om wijn voor mijn vader te halen, en zij vergunde mij bij die gelegenheid de wapenrusting van den centurio aan te passen. Toen hij nu onver wacht te buis kwam, sprong ik op straat en vergat die ongelukkige vacht. Op mijn vlucht kwam ik Pau lus tegen, die zeide dat hij alles in or de zou brengen, en mij wegzond, om zich daarna in miijn plaats te stellen en mijn vader groot leed te besparen. Zie mij maar bestraffend aan, vrouw Dorothea., want in dwaze lichtzinnig heid ben ik dien nacht bij de Galli sche binnengeslopen. Maar hij de na gedachtenis mijns vaders, dien de he mel mij heden ontnam, zweer ik, dat Sirona met mij als met een kinder- achtigen jongen gespeeld heeft, en dat Sedert 1817 treden ook vrouwelijke hulpkrachten on, inzonderheid op hetj gebied a-an onderwijs en opvoeding, vnn liefdadigheid en van landbouw. Volgens Arens is haar getal thans tel stellen on 13000, verdeeld over 30CJ G enootschappen Op het terrein der Protestantsche! Zending staan hiertegenover 17714 vrouwelijke krachten, van wie 8619! als gehuwde zendelingvrouwen. In totaal heeft men in de R. K. zending 25796 personen werkzaam enl in de Protestantsche 29.188. Daar vooral in den laatsten tijd het getal der R. K. krachten sterk is ver meerderd, kan men wel zeggen, dat de Pro estantsche en R. K. zending, wat getalsterkte bereft, ongeveer tegen elkaar opwegen. Aan beide zijden heeft men de ver- eenigingen om be'angs'elling te wek ken en 'de benoodigde gelden bijeeni te brengen. Op het gebied der R. K. zending heeft men voor dit doel ook 411 tijd schriften, waarvan 102 een algemeen karakter dragen en 309 aan bepaalde terreinen gewijd zijn. Zij draagt over het algemeen een meer algemeen en internationaal ka rakter dan de Protestantsche zending! Dit houdt natuur ijk verband met het R. K. kerkbegr p. Hiermede hangt samen, dat de offer vaardigheid voor de zending er gerin ger is. Men heef: veel meer de gedacht te: de Keik doet het; en gevoelt zich minder persoonlijk verantwoordelijk. Waar in Protestantsche kringen plm f 175 millioen per jaar voor de Zen ding bijeen wordt gebracht, is dit volgens, Schmidlin in de R. K. krin gen niet meer- dan f 35 millioen per jaar, maar de offervaardigheid is er stijgende. len besluite nog de opmerking, datl door haar meer internationaal karak ter de R. K. zending in.de oorlogsja ren nrndier geleden heeft dan de Pro testantsche, en zich nu ook gemak te e oker od de eenmaal Derrikte hoogte kan handhaven. ALS MEN IN DEN CONGO WIL WERKEN Zendaling W. Burton, uit den Congo, heeft onlangs in een rede te Amsterdam naar we in „Spade Regen" lezen, o.a. het volgende gezegd: Jk vertel' u alleen maar deze dingen, opdat gij zult weten wat het beteckont in den Congo te werken. Wij zijn daar niet om een gemakkelijken tijd te heb ben. Nadat ik drie jaar in den Congo had gewerkt, heb ik mijn vrouw ge trouwd, en haar meegenomen, maar toen had ik nog niet eens een tweeden etoel om op te zitten, en ik zat op een kist, waarin melk gez eten had. Wij heb ben heel geen vensters in ons raam, en ook ge_*n haard of -een kachel, en wanneer ik in mijn b~d lag door de koorts, heb ik mijn tijd dcxargeb- met, te tellen, hoeveel verschillende beesten er in mijn kamer vlogen en liepen. Nu, ik zag dan twee of drie z&oorten hagedissen, een paar soorten slangen, mieren, spinnen, rupsen enz. Gij jnoet tevreden zijn met zulk een Keven dxar. Do Schrift zegt, dat wij ver drukking moeten lijden als een goed dienstknecht van Jezus Christus. DE KRACHT VAN HET GEBED. Abrahams dienstknecht bidt Rebekka komt. Jacob bidt de Engel des Heeren wórdt overwonnen en Ezau's haat wordt in liefde veranderd. Jozef bidt hij wordt uit de ge vangenis bevrijd. Mozes bidt de Am-el ekieten wor den verslagen. Jozua bidt de zon staat stil, da zegepraal wordt bevochten. David bidt Achitofels raad wordt) tot dwaasheid. Elia bidt de kleine wolk wordt gevolgd door een overvloedigen regen. Elisa bidt de Jordaan wordt ge scheiden, een kind wordt tot het le ven teruggeroepen. His'kia bidt - de schaduw op den zonnewijzer keert achterwaarts. Daniël bidt de muil der leeuwen wordt toegestopt. En gij, mijn broeder en zuster, zoo vraagt Br. Gunning aan het einde van deze opsomming, in „Pniël", weet ook) gij van gebedsverhooringen mede te spreken zij mij zelfs verboden beeft hare mooie goudgele haren met de lippen te na deren. Zoo waar ik hoop een krijgs man te worden, en zoo zeker de ziel mijns vaders verneemt wat ik zeg: de schuld die Paulus op zich nam, werd in het geheel nooit begaan, en wanneer gij Sirona veroordeeld hebt, zoo hebt ge liaar onrecht aangedaan, want noch voor mij en noch veel min der .voor Paulus heeft zij ooit de trouw jegens haar echtgenoot verbro ken J" Dorothea en Petrus wisselden veel- beteekenende blikken. „Waarom", zeide de eerste, „moes ten wij dit uit den mond van een vreemde vernemen? Het klinkt zoo zonderling en is toch zoo eenvoudig! Ja, man, het zou beter van ons ge weest zijn, indien wij zoo iets hadden vermoed, dan aan Sirona te twijfelen. In bet eerst kwam het mijzelve on mogelijk voor, dat die schoone vrouw, op wie gansch andere lieden het oog sloegen, voor zulk een vreemden be delaar. „Welk een groot onrecht hebben wij dien armen man aangedaan!" zeide Petrus. „Als bij zich beroemd had op een edeie daad, waarlijk wij zouden minder spoedig bereid zijn geweest hem te gelooven". „Daarvoor boeten wij zwaar", zucht te Dorothea, „en mij bloedt het hart. Waarom hebt gij u niet tot ons ge wend, Hermas, toen gij wijn noodig had? (Wordt Vervolgd). van ZATERDAG 17 SEPT.'27 TWEEDE BLAD. UIT DE SCHRIFTEN

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1927 | | pagina 5