NIEUWE LEIDSCHE COURANT
ZIET, HOE GROOT!
Ziet, hoe groots liefde ons de
Vader gegeven heeft, namelijk
dat wijlrinderen Gods genaamd
vaouden worden,
i Joh. 3 ia.
In 'dit schoone woord van den apos
tel Johannes me riet ge 'duidelijk een
toon van heilige verwondering op.
Ziet, hoe groote liefdie ons de Vader
fegeven heeft, namelijk, 'dat wij' kin-
eren Gods genaamd zouden worden.
Dit is Johannes iets groots.
Hij' is er over opgetogen.
Hij wijst er op, als op iets bewonde
renswaardigs.
Zoo spreken we ook, wanneer we
iets zien, Üat door zijn pracht en rijk
dom ons aangrijpt. Dan roepen we:
O, ziet dat toch eens. Hoe schoon is
üat.
Het is ook waarlijk wel iets schoons
een kind van God genaamd te worden.
Een kind Idas Vaders. 1
Des hemelschen Vaders.
Een zoon genaamd te worden Een
dochter genaamd' te' worden. Niet
maar bij' wijze van spreken. Maar in
den weikelijken zin van het woord.
Kind en Idius ook erfgenaam.
Het is wel iets groots en schoons
te weten: de hemelsche Vader heeft
mil lief met een liefde, die op aarde
onder de menschen niet gekend wordt,
zoo hoog en zoo diep; zoo heilig en
zoo zuiver.
Van welke zijde ge deze Vaderlijke
liefde beschouwt, ze *s altijd iets
voortreffelijks.
Denkt u vooreerst eens in, wie Hij
is, die zulk een groote liefde gééft.
Hij is God, d© Almachtige, Schepper
des hemels en der aarde. De Hooge,
en Verhevene, Die in de eeuwigheid'
woont en Wiens Naam heilig is. „Bij
wien zult gijlieden Mij vergelijken,
üien Ik gelijk ben? zegt de Heilige.
Heft uwe oogen op naar omhoog en
ziet, wie deze sterren geschapen heeft;
die in getal hun heir voortbrengt; die
ze alle bij' naam roept, vanwege de
grootheid zijner kracht, en omdat Hij
sterk van vermogen is; er wordt er
niet één gemist.
Denkt u verder ook in, wie gij zijt,
aan wie Hij zulk een liefde schenkt.
Ge zijt een zondig mensch; van na
ture een kind des toorns; door de
erfzonde onrein; in zonde ontvangen
en in ongerechtigheid geboren. Aller
hande booze lusten, tegen God en den
naaste strijdende, wonen in u. Over
treders zonder ophouden van al Goüa
geboden, met gedachten, woorden en
werken, naiatendie, wsSi God- u gebo
den, en doende, wat u duidelijk ver
boden was. Als schapen menigmaal
dwalende. Uwe zonden gaan het ge
tal van de haren uws hoofds te boven.
Terwijl ge niets hebt om te betalen.
Ge zijt niet waardig Zijn kinderen ge
naamd te worden, noch uw oogen
op te slaan ten hemel, om uw gebeden
voor Hem uit te spreken.
Denkt u eindelijk in, dat Hij deze
liefde geeft.
Het is onverdiende liefde, uit ge
nade geschonken, uit de bron van
het eeuwig welbehagen, uit vrije/gunst.
Liefde van voor de grondlegging der
wereld. Niet uit oorzaak van eenige
verdienste of waardigheid. Zonder
prijs en zonder geld worden Gods
kinderen Zijn .Vaderlijke liefde deel
achtig.
Van welke zijde ge het beziet, het
is altijd verwonderlijk.
Het is altijd iets groots. Ziet, ziet
hoe groote liefde ons de Vader gege
ven Heeft, namelijk, dat wij kinderen
.Gods genaamd zouden worden
Ons. iWij.
Dat zijn natuurlijk de Christenen.
Niet de Heidenen, de mohammedanen,
de joden. Maar de Christenen, die van
deze dingen de kennis Hebben. Kennis
FEUILLETON.
Niets menscStelilks vreemd
Een episode uit de geschiedenis van
de Christenen op het Sinaitisch
Schiereiland omstreeks het jaar 300.
78 o—
Ik vermoedde slechts dat zij in
mijn onmiddellijke nabijheid was,
doch in de Hitte van den strijd zag ik
niemand anders dan mijn tegenpar
tij. Plotseling Hoorde ik echter voor
mij een luiden gil, en vlak onder mijn
oogen zeeg Mirjam bloedend in el
kaar. Een Blemmyer was, terwijl ik
de knie had gezet op zijn krijgsbroe-
der, naar mij toe geslopen, en bad op
weinige passen van mij af, zijn lans
naar mij geslingerd. Maar Mirjam
Mirjam
„Zij beeft u gered, met haar eigen
leven ten offer te brengen", vulde Pe
trus bet verhaal van den jongeling
aan, wien, bij de herinnering aan Het
gebeurde, de stem begaf en de oogen
vol tranen schoten.
Hermas knikte toestemmend met
het hoofd en zeide toen zacht: „Zij
hield hare armen hoog uitgestrekt an
riep mij bij den naam, toen de lans
Haar trof. De oudste zoon van Obedia-
nus nam wraak op den heiden, die
dit gedaan had; maar ik ondersteun
de haar, terwijl zij stervend ineen
zeeg, en nam haar lokkig hoofd in
mijn schoot en sprak haar naam uit.
van "de liefde Gods en van de genade
des Zoons en van den troost des Heili
gen Geestes.
Maar och, wat zijn er onder 'de
christenen velen. Üie voor die liefde
des Vaders blind zijn, en die van dat
wonderbare niets zien.
Men is er zoo koél voor.
Men heeft er geen gevoel van.
Men praat er over, of het maar een
kleinigheid is. of het maar een dood
gewone zaak is. Men praat over alles
en allerlei. Over verheven dingen en
over laag bij' de grondsche dingen,
over die laatste wel het allermeest,
maar men praat niet over de liefde
des Vaders, hoe groot die wel is, hoe
ontroerend groot en hoe zalig
Daar komt men niet aan toe.
En als er eens iemand is, die er
over spreekt, kijkt, men elkander aan,
alsof men zeggen wil: hoe komt zoo'n
vreemde eend hier in ld© bijt.
Het is eenvoudig ontstellend, zoo
weinig als er soms onder christenen'
gesproken wordt over de groote liefde
des Vaders, over het schoone voor
recht kinderen Gods genaamd1 te wor
den.
Tech rijn er wel, bij1 wie het zoo is.
Die de heilige ontroering kennen
van het met een verwonderend oog
aanschouwen van ide groote liefde des'
Vaders. Natuurlijk niet ieder oogen-
bli'k van iden dag. Maar bif oogenblik-
ken kennen zij dat toch wel. Dat vreug
devolle gevoel van te rijn een kind
des hemelschen Vaders. Niets zoo
heerlijk, zoo begeerlijk, als een kind
van God te rijn.
Doch anderen staan daar zoo onwe
tend tegenover.
Het is zoover van hen vandaan.
Het is hun zoo vreemd. God hun
Vader. En rij' Zijn lieve kinderen en'
erfgenamen. Het is hun zoo iets on
wezenlijks. Daar rijn ze in hun hart
zoo zelden mee bezig. Hun hart is
vol, boordevol van allerlei wereldsche
zaken. Ze zijn er zelfs 's nachts op
hun bed mee bezig. En 's Zondags
in de kerk. Maar van die groote lief
de des Vaders is hun 'hart zoo leeg.
Die laat hen zoo onberoerd.
Men kan er wel eens met huive
ring over denken, dat er christenen
zijn, die zoö dicht bij de heilige ge
bouwen zijn gekomen, eii wier ziel
toch nooit in die heilige gebouwen
aanschouwd heeft met een verwonde
rend oog „de vrije gunst, die eeuwig
Hem bewoog", de vrije gunst van den
Vader, die zondaars tot Gods kinderen
maakt.
Die nooit hebben gezien de groote
liefde des Vaders.
Er wel van gehoord.
Maar haar nooit gezien, nimmer ge
schouwd1; er nooit innerlijk door aan
geraakt en ontroerd zijn.
Men heeft van alles gezien.
En spreekt er met verrukking over.
Doch nooit gezien, hoe groot die
liefde is, die de Vader gegeven heeft.
Nooit gezien de groote liefde in de
genadegave van het kindschap Gpds.
We moeten medelijden hebben met
alle menschen, die daar niets van
weten; maar vooral met christenen,
die er niet van weten. Ze zijn zoo arm,
zoo vol als ze soms zitten van wereld-
sche dingen.
Ach, als zij van Zijn liefde wisten, j
Dan werden alle menschen christen,
En lieten al het andere staan;
Zij minden alien slechts dien Eenen,
Zn zouden allen met mij ween en,
Met mij van louter dank vergaan.
MEER!
Meer heiligheid geef mij,
Meer vrede in mijn hart.
Meer leed' om mijn zonden
Meer moed in mijn smart.
Meer trouw aan mijh Heiland,
Meer vreugd in uw ,Wet.
Meer troost in uw liefde,
Meer vrees in 't gebed.
Meer lijdzaamheid geef mij,
Meer sterkte onder 't kruis.
Meer kracht tot verwinnen,
Meer heimwee naar huis.
Meer rein móog' ik wezen,
Meer dienend Uw rijk.
Meer brandend van liefde,
Meer, Heere, ,U gelijk.
Toen sloeg zij nog eens de oogen op
en noemde mijn naam zacht en op
een onuitsprekelijk vriendelijken
toon. Een vreeselijke smart greep mij
aan, en ik moest hare oogen kussen
en haar mond. Daarna heeft zij mij
nog eens met groote oogen lang en
gelukkig aangezien, en toen is zij ge
storven".
„Zij was een heidin", zeide Doro
thea, terwijl zij haar oogen afdroog
de, „maar nu zij zóó gestorven is, zal
haar door den Heer veel vergeyen
worden".
„Ik heb haar lief", zeide Marthana,
„en wil mijn schoonste bloemen op
haar graf leggen. Mag ik ook van
uw bloeiende myrthen een talc je snij
den voor den krans?"
„Morgen, morgen, mijn kind", ant
woordde Dorothea. „Ga thans slapen,
want het is zeer laat".
„Laat mij nog blijven", smeekte het
meisje, „tot Antonius en Jethro terug
zijn".
„Ik zou u gaarne helpen uw zoon
te zoeken", zeide Hermas, „en wan
neer gij wilt, ga ik naar Raïthoe. en
Klysma, om daar navraag te doen bij
de visschers. Maar heeft", en de
jonge krijgsman keek bij deze vraag
verlegen voor zich, „heeft de centurio
zijn,ontvluchte vrouw, die hij met
den Amelekiet Talib vervolgde, vóór
zijn dood wedergevonden
„Sirona is nog altijd verdwenen",
antwoordde Petrus. „En misschien.,
maar gij hebt zoo straks den naam
KERK EN SCHOOL.
NED. HFRV. KERK.
Beroepen: te Loon op Zand, J.
H. Koster, te Montfoort. Te Scher-
penzeel: E. Warmolts, te Heerde.
GEREF. KERKEN.
Beroepen te. Delft (ac. K.
Schilder), P. Deddens, te( Rijswijk.
BEVESTIGING, INTREDE EN
AFSCHEID.
Naar we vernemen, is Ds. J.
Hoekstra, Geref. pred. te Dalfsen,
voornemens 30 October afscheid te ne
men van zijn gemeente en 6 Nov. in
trede te doen te Schoonhoven.
Ds. Joh. K ij n e, Ned. Herv. pre
dikant te Woubrugge, is voornemens
wegens vertrek naar Wageningen, 6
November a.s„ 's avonds half zeven
afscheid te nemen van zijn gemeente
en 13 November d.a.v. te Wageningen
intrede te doen, na bevestigd te zijn
door zijn zwager, Ds, C. van der Waa,
te Waarde.
Ds. A. C. H. V o 11 e n w e i d e r,
te Cubaard, die bet beroep aannam
naar de Ned. Herv. Gemeente van Bir-
daard, is voornemens 6 November a.s.
intrede te doen te Birdaard. na be
vestigd te zijn door Ds. Ph. Peter, van
Amstelveen.
Ds. W. A. B. tenKate, te Vlis-
singen, hoopt Zondag 10 Oct. a.s. zijn
intrede te doen bij de Ned. Herv. Gem.
te Enschedé. Des morgens zal hij be
vestigd worden door zijn vader, Ds.
B. ten Kate, eimeritus-predikant te
Velp.
25 September a.s. hoopt Ds. E. de
Jong zijn intrede te doen in de Geref.
Kerk van Bellingwolde, na des voor
middags in het ambt bevestigd te zijn
door Ds. J. Prins, consulent te Oost-
wojd.
JUBILEUM.
Vandaag herdenkt Dr. P. A. Klap,
Ned. Herv. predikant te Amsterdam
den dag, waarop hij 25 jaar geleden
aldaar zijn intrede- heeft gedaan.
Voordien heeft de jubilaris de ge
meenten Oosterland en Velsen ge
diend.
OVERDRACHT RECTORAAT
THEOL. SCHOOL TE APELDOORN.
Gistermorgen had in de aula der
Theol. School te Apeldoorn de over
dracht van bet rectoraat plaats.
Ter vervanging van den dezen zo
mer overleden rector Doc. A. v. d.
Heyden, had de plechtigheid plaats
door den president van het curato
rium, Ds. L. H .van der Meiden, van
Dordrecht. Spreker schetste allereerst
in groote trekken de levenswijze van
den overleden rector, wees op diens
groote gaven van hart en verstand en
stelde in het licht hoe God op Zijn
tijd Doe. v. d. Heyden tot aftreden ge
roepen had. Nadat hij.de nagelaten be
trekkingen de vertroosting des Heili
gen Geestes had toegebeden, deelde
spreker mede, dat de ontstane vaca
ture D.V. vervuld zal worden op de
komende Synode van 1928, die te Apel
doorn zal samenkomen.
Hierna nam de waarnemende rec
tor, doe. F. Lengkeek het woord en
deed eenige mededeelingen omtrent
de annalen der school. De cursus 1926
-*27 begon met 27 studenten. Dit jaar
waren er geen candidaten Theologie.
Thans zijn er 3 theologen. Doe. v. d.
Heyden, rector, overleed 18 Juli.
Plaatsvervangend rector werd doe.
Lengkeek. Dit jaar zullen de colleges
gegeven worden door doe. De Bruin,
Lenigkeek, v. d. Schuit en lector G.
Wisse. Doe. Lengkeek vierde zijn ko
peren jubileum als docent. *De pedel
der school was ernstig krank, doch is
thans herstellende. Ook doe. Leng
keek was in het begin van den cursus
door ziekte aan huis en bed gebonden
ZENDELING EN MEVROUW
J. P. LEYNSE—GROENENDIJK.
De heer en mevrouw J. P. Leynse
Groenendijk, die voor de Amerikaan-
scbe zending in China gearbeid neb
ben en nu gedurende eenige maanden
in ons land hebben vertoefd, waren
voornemens dezer dagen weer naar
hun arbeidsveld in China terug te
keeren.
In verband met de toestanden in
China is echter hierin verandering ge-
van Paulus genoemd, die zoozeer met
uw vader en u bevriend was. Weet gij
dat bij het geweest is, die zoo schaam
teloos den huiselijken vrede van den
centurig verbrak?"
„Phulus?" riep Hermas. „Hoe kunt
gij dat gelooven".
„Phoebicius heeft zijn schaapsvel bij
zijn vrouw gevonden", antwoordde
Petrus érnstig. „Do onbeschaamde
Alerandrijn erkende onder onze oogen
dat het van hem was, en liet zich d£br
den Galliër bestraffen. Hij heeft aie
schandelijke daad gepleegd in den
zelfden nacht, waarin gij op kond
schap werd uitgezonden".
„En Phoebicius geeselde hem!" riep
Hermas buiten zichzelven. „En die
arme man heeft dezen smaad en deze
berisping en alles geduldig -verdra
gen, verdragen om mijnentwil! Nu be
grijp ik wat hij bedoeld heeft. Ik heb
hem na den slag ontmoet, en hij ver
telde mij, dat mijn vader gestorven
was. Toen hij zich van mij scheidde,
zeide hij, dat hij de grootste was van
alle zondaren, en dat ik alles in de
oase zou hooren. Maar ik weet het
beter; hij is grootmoedig en goed, en
ik duld niet dat men hem om mijnent
wil smaadt en lastert".
Hermas was bij deze woorden opge-
spongen en toen hij de verbaasde
blikken zijner gastvrienden zag, be
proefde hij zich te bebeerscben en zei
de: „Paulus heeft Sirona nooit ge
zien, en ik herbaal het: wanneer
iemand zich beroemen mag goed en
komen en zullen zij nog eenigen tijd in
ons land blijven. De heer en mevrouw
Leynse—Groenendijk kunnen zich
daardoor weder beschikbaar stellen
voor het vervullen van spreekbeurten
in verschilende plaatsen van ons land.
Hun adres blijft: Prins Hendriklaan
30, Amsterdam.
NAAR CELEGES.
De classis Utrecht der Chr. Geref.
Kerk heeft in haar Donderdag gehou
den vergadering peremptoir geëxami
neerd en toegelaten tot den Dienst des
Woords en der Sacramenten in die
Kerk candidaat A. Bikker, te Noorde
loos, die als eerste zendeling der Chr.
Geref. Kerk naar Celebes als missio
nair predikant vertrekken zal.
22 September a.s. om 3 uur zal de
heer Bikker te Hilversum, de zenden
de Kerk, door Ds. J. Jongeleen worden
bevestigd; 's avonds 7 uur doet hij
zijn intrede.
DE ROOMSCH-KATHOLIEKE
ZENDING.
Een vergelijking met de
protestantsche.
De zeiïdi ngs medewerker van het
Hbld. schrijft:
Voor het Protestantisme begint het
tifdnerk der z.g. nieuwere Zending omj
streeks 1800. voor de R. K. Zending
iets later, n.l. in den tijd der restau
ratie, na den val van Napoleon.
In 1814 herstelde Paus Pius de Je-
zuïtenorde. die veel aan zending deed»,
en in 1817 de propaganda.
Tegenwoordig bestaat dej' propagan
da uit:
een algemeen prefect (kardinaal v.
Rossum), 23 kardinalen, 2 secretaris
sen, 28 consultoren menschen, die
in de verschillende onderdeelen van
het werk deskundig zijn 6 minutan-
ten die de officieele corresponden
tie verwelken enz. enz., onder een
algemeen secretaris.
Dit zendingsbestuur staat door rijn
leider in nauw verband met den Paus
die alleen de apostolische volmacht
verleenen kan om heidenen in |d<3
Kerk op te nemen.
Langen tijd is er strijd geweest tus-
schen de Propaganda en de monniken
orden, die zich met de zending belast
ten. om de leiding, maar langzamer
hand is die geheel in handen der Pro
paganda gekomen.
N ag enoeg al 1 e zendingst erreinen
staan thans onder haar, in totaal:
1 patriarchaat, 39 aarts-Tiocessen,
62 diocessen, 206 apostolische vica
riaten, 77 apostolische prefecturen, 3
abdijen en 7 zendingsvereenigingen.
Deze straffe centralisatie in Rome
is een der voornaamste kenmerken,
van de tegenwoordige zendingsbe we-
giiig-
Sedert de restauratie is het aantal
zendingsarbeiders steeds toegenomen
Vooral de Jezuïtenorde heeft zich mer
kracht aan "de Zending gewijd; en met?
haar enkele .orcien, aie meer in het
bijzonder voor 'de zending in het leven
zijn geroepen, zooals de paters van den
H. (Jeest, de Lazaristen, de Pikpus-
brooders, de Maristen en Oblaten.
Naast dezen staan de congregatie^
met de eenvoudige gelofte
Arens telt er in zijn handboek 43
op, die, naast andere zaken, zich ook
aan de Missie wijden, en 9, die uitslui
tend voor de Missie werken; boven
dien 16 corporaties voor de vormingi
en uitzending van priesters in zendings
dienst.
Als zendeling geldt alleen de pries
ter. in 1923 waren er in totaal 9190
priesters op de zendingsvelden, tegen
7625 geordende zendelingen aan Pro
testantsche zijde. Deze priesters ont
vangen tegenwoordig in bijzondere se
minaries een veeljarige opleiding.
In 1920 kwamen vier vijfden der
missiepriesters uit de orden en con
gregaties, en een vijfde uit den ande
ren clerus.
Men berekent, dat er tegenwoor
dig gemiddeld duizend priesters per
jaar naar de Zendingsvelden worden
uitgezonden.
Naast de priesters werken de mis
siebroeders, de meesten gebonden
door een gelofte. Zij maken zich nut
tig in school en opvoeding, in de zie
kenhuizen, in den landbouw en ver
schillende takken van nijverheid. Hun
getal bedraagt ongeveer 3600, tegen
over wie aan Protestantsche zijde in
Boortgelijkesn arbeid 3819 menschen
staan.
rein en geheel zonder schuld te zijn,
dan is hij het. Om mijnentwil, om mij
voor straf, en mijn vader voor ver
driet te bewaren, heeft bij eeai schuld
bekend, die hij nooit begaan heeft..
Daaraan berken ik hem, den trouwen
braven vriend. Maar geen oógenblik
langer mag deze .schandelijke verden
king, deze smet op zijn naam ru&ten".
„Gij spreekt tot een bejaard mail",
dus brak Petrus opeens de heftige
woorden van den jongeling af. „Uw
vriend bekende met zijn eigen mond*'.
„Dan heeft hij uit waarachtige
goedheid gelogen", haastte Hermas
zich den senator te antwoorden. „Het
schaapsvel dat de Galliër vond is het
mijne. Ik was, terwijl haar man aan
Mithras offerde, naar Sirona gegaan,
om wijn voor mijn vader te halen, en
zij vergunde mij bij die gelegenheid
de wapenrusting van den centurio
aan te passen. Toen hij nu onver
wacht te buis kwam, sprong ik op
straat en vergat die ongelukkige
vacht. Op mijn vlucht kwam ik Pau
lus tegen, die zeide dat hij alles in or
de zou brengen, en mij wegzond, om
zich daarna in miijn plaats te stellen
en mijn vader groot leed te besparen.
Zie mij maar bestraffend aan, vrouw
Dorothea., want in dwaze lichtzinnig
heid ben ik dien nacht bij de Galli
sche binnengeslopen. Maar hij de na
gedachtenis mijns vaders, dien de he
mel mij heden ontnam, zweer ik, dat
Sirona met mij als met een kinder-
achtigen jongen gespeeld heeft, en dat
Sedert 1817 treden ook vrouwelijke
hulpkrachten on, inzonderheid op hetj
gebied a-an onderwijs en opvoeding,
vnn liefdadigheid en van landbouw.
Volgens Arens is haar getal thans tel
stellen on 13000, verdeeld over 30CJ
G enootschappen
Op het terrein der Protestantsche!
Zending staan hiertegenover 17714
vrouwelijke krachten, van wie 8619!
als gehuwde zendelingvrouwen.
In totaal heeft men in de R. K.
zending 25796 personen werkzaam enl
in de Protestantsche 29.188.
Daar vooral in den laatsten tijd het
getal der R. K. krachten sterk is ver
meerderd, kan men wel zeggen, dat de
Pro estantsche en R. K. zending, wat
getalsterkte bereft, ongeveer tegen
elkaar opwegen.
Aan beide zijden heeft men de ver-
eenigingen om be'angs'elling te wek
ken en 'de benoodigde gelden bijeeni
te brengen.
Op het gebied der R. K. zending
heeft men voor dit doel ook 411 tijd
schriften, waarvan 102 een algemeen
karakter dragen en 309 aan bepaalde
terreinen gewijd zijn.
Zij draagt over het algemeen een
meer algemeen en internationaal ka
rakter dan de Protestantsche zending!
Dit houdt natuur ijk verband met het
R. K. kerkbegr p.
Hiermede hangt samen, dat de offer
vaardigheid voor de zending er gerin
ger is. Men heef: veel meer de gedacht
te: de Keik doet het; en gevoelt zich
minder persoonlijk verantwoordelijk.
Waar in Protestantsche kringen plm
f 175 millioen per jaar voor de Zen
ding bijeen wordt gebracht, is dit
volgens, Schmidlin in de R. K. krin
gen niet meer- dan f 35 millioen per
jaar, maar de offervaardigheid is er
stijgende.
len besluite nog de opmerking, datl
door haar meer internationaal karak
ter de R. K. zending in.de oorlogsja
ren nrndier geleden heeft dan de Pro
testantsche, en zich nu ook gemak
te e oker od de eenmaal Derrikte hoogte
kan handhaven.
ALS MEN IN DEN CONGO WIL
WERKEN
Zendaling W. Burton, uit den Congo,
heeft onlangs in een rede te Amsterdam
naar we in „Spade Regen" lezen, o.a.
het volgende gezegd:
Jk vertel' u alleen maar deze dingen,
opdat gij zult weten wat het beteckont
in den Congo te werken. Wij zijn daar
niet om een gemakkelijken tijd te heb
ben. Nadat ik drie jaar in den Congo
had gewerkt, heb ik mijn vrouw ge
trouwd, en haar meegenomen, maar
toen had ik nog niet eens een tweeden
etoel om op te zitten, en ik zat op een
kist, waarin melk gez eten had. Wij heb
ben heel geen vensters in ons raam,
en ook ge_*n haard of -een kachel, en
wanneer ik in mijn b~d lag door de
koorts, heb ik mijn tijd dcxargeb-
met, te tellen, hoeveel verschillende
beesten er in mijn kamer vlogen en
liepen. Nu, ik zag dan twee of drie
z&oorten hagedissen, een paar soorten
slangen, mieren, spinnen, rupsen enz.
Gij jnoet tevreden zijn met zulk een
Keven dxar. Do Schrift zegt, dat wij ver
drukking moeten lijden als een goed
dienstknecht van Jezus Christus.
DE KRACHT VAN HET GEBED.
Abrahams dienstknecht bidt
Rebekka komt.
Jacob bidt de Engel des Heeren
wórdt overwonnen en Ezau's haat
wordt in liefde veranderd.
Jozef bidt hij wordt uit de ge
vangenis bevrijd.
Mozes bidt de Am-el ekieten wor
den verslagen.
Jozua bidt de zon staat stil, da
zegepraal wordt bevochten.
David bidt Achitofels raad wordt)
tot dwaasheid.
Elia bidt de kleine wolk wordt
gevolgd door een overvloedigen regen.
Elisa bidt de Jordaan wordt ge
scheiden, een kind wordt tot het le
ven teruggeroepen.
His'kia bidt - de schaduw op den
zonnewijzer keert achterwaarts.
Daniël bidt de muil der leeuwen
wordt toegestopt.
En gij, mijn broeder en zuster, zoo
vraagt Br. Gunning aan het einde van
deze opsomming, in „Pniël", weet ook)
gij van gebedsverhooringen mede te
spreken
zij mij zelfs verboden beeft hare mooie
goudgele haren met de lippen te na
deren. Zoo waar ik hoop een krijgs
man te worden, en zoo zeker de ziel
mijns vaders verneemt wat ik zeg:
de schuld die Paulus op zich nam,
werd in het geheel nooit begaan, en
wanneer gij Sirona veroordeeld hebt,
zoo hebt ge liaar onrecht aangedaan,
want noch voor mij en noch veel min
der .voor Paulus heeft zij ooit de
trouw jegens haar echtgenoot verbro
ken J"
Dorothea en Petrus wisselden veel-
beteekenende blikken.
„Waarom", zeide de eerste, „moes
ten wij dit uit den mond van een
vreemde vernemen? Het klinkt zoo
zonderling en is toch zoo eenvoudig!
Ja, man, het zou beter van ons ge
weest zijn, indien wij zoo iets hadden
vermoed, dan aan Sirona te twijfelen.
In bet eerst kwam het mijzelve on
mogelijk voor, dat die schoone vrouw,
op wie gansch andere lieden het oog
sloegen, voor zulk een vreemden be
delaar.
„Welk een groot onrecht hebben wij
dien armen man aangedaan!" zeide
Petrus. „Als bij zich beroemd had op
een edeie daad, waarlijk wij zouden
minder spoedig bereid zijn geweest
hem te gelooven".
„Daarvoor boeten wij zwaar", zucht
te Dorothea, „en mij bloedt het hart.
Waarom hebt gij u niet tot ons ge
wend, Hermas, toen gij wijn noodig
had? (Wordt Vervolgd).
van
ZATERDAG 17 SEPT.'27
TWEEDE BLAD.
UIT DE SCHRIFTEN