NIEUWE LEIOSCHE COURANT
van
ZATERDAG 3 SEPT. 1927
TWEEDE BLAD.
w
UIT DE SCHRIFTEN
kerkelijke bijdrage.
(En als aij te Kapernaüm in
gekomen waren, gingen tot Pe
trus, die !de didrachmien ontvin
gen. en beiden: ,,Uw Meesber.
betaalt Hij de didrachmien niet?
Maar opdat wij hun geen
aanstoot geven, ga henen naar
de see. werp den angel uit, en
neem den eersten visch, die
opkomt: en rijn mond geopend
hebbend, zult gij een stater
vinden; neem (dien en geef hem
aan hen. voor u fen voor Mjj.
Matth. 17 :24, 27
De Prediker heeft eens gezegfd',
dat er niets nieuws is onder ae zon.
Het kleine tafereeltje, dat Mattheusf
ons hier teekent, roept het ons weeri
te binnen.
Op een vroegen voorjaarsdag", het
zal in Februari zifn geweest, is de
Heere met Zijn discipelen weer te
Kaoernsum gekomen, de stad, waar
zijn domicilie was.
Reeds nadert het laitste Paasent jest
0\ er enkele weken zal het Lam Gods
t oor de zonde der wereld women
geslacht
Zijii komst is niet onopgemenct gc
fc'.even. Hr kon nooit verborgen zijn.
Zoo ais na een afwezigheid van ©eni
gen tii'd' allen, die iets hebben le ver-
-effenen, van uw terugkomst lucht
schijnen te hebben gekregen, terstond
bij' u aanbellen, zoo komen er ook'
aanstonds tot Jezus, die geld van hem'
te vorderen hebben.
Het zijp de menschen, die de
didrachmen plachten te innen.
Elk mannelijk Israëliet boven de
twintig jaar, moest jaarlijks een be
paalde som bijdragen voor de instant!
houding van den Tempeldienst.
Het brengen van de vastgestelde of
fers met al \vat er bif kwam, vorderde
aanzienlijke bedragen.
Om deze onkosten voor den offer
dienst te kunnen bestrijden, was wet
telijk vastgesteld, dat ieder jaarlijks!
een halven sikkel bijdroeg.
In onderscheiding van den z.g. hei
ligen sikkel, die twee maal zooveel
waard was, werd deze halve sikkel
soms ook wel de gewone sikkel of ook!
wel de zilverling genoemd.
fn later tijd wera in Israël het Griek
sche er. ook het Romeinsche geld!
ingevoerd
i e Grieksche munteenheid was de
drachme, de penning, zooals ze in
ohs Nieuw Testament wordt genoemdl
Twee van zulke penningen of drach
men waren een didrachme, die dus
een waarae had van ongeveer S5 tent.
Z'ulk een didrachme nu had even
groote waarde als de halve sikkel,
waarvan boven gesproken werd, hel'
bedrag, dat jaarlijks per hoofd voor
den offerdienst in den tempel moest
worden betaald.
Elke plaats zorgde, dat in haar ge
bied de bijdragen werden geind en.
dai het totaal gezonden wera naar Je
ruzalem, waar het voor 15 Adar, on
geveer in de maand Maart moest zijn.
Zoo gingen ook in Kapernaüm de
beambten van de Synagoge, die de
didrachmen ontvingen, die dus be
last waren met het innen, der, laat ikl
zeggen, kèrkelijke contributie rond;
om huis aan huis deze verplichte bij-
Idrage in ontvangst te nemen voor den'
Eeredienst.
Dezen en genen vinden ze niet thuis.
Oök Jezus is niet in Kapernaüm.
Maar als Hij komt en het bekend
wordt, trékken de ijverige beambten
er aanstonds op los om het bedrajf
te innen. Hij heeft nog niet betaald.,
en ook Petrus niet.
Misschien heeft de Heere het be
drag op het oogenblik niet tot Zijn
beschikking. Maar toch zal het voor
hen betaald worden.
Op bevel van den Meester gaat Pe
trus visschen met den hengel.
De eerst gevangen visch heeft eert
muntstuk in den bek, dal een of an
der in zee heeft laten vallen en door
den visch is ingeslokt.
Een stater is het, een munt, diei
tweemaal zooveel waard is als een
didrachme. ongeveer f 1,70, een hei
lige sikkel.
Twee didrachmen. dus juist genoeg
dat voor den Heere en voor Petrus de
kerkelijke bijdrage worden betaald.
Er is waarlijk niets nieuws onder
de zon. Want nóg wotden kerkelijke
bijdragen betaald om ™e voorzien in
de kosten va.n den Eeredienst.
Zerr niet. lezer, dat wij meer betalen'
dan elk Israëliet deed.
V er moedel ijk zal een, of ander al
lezende hebben gedacht dat in Israël
ook geen tekort behoefde te zijn, en
dat in Israël zonder zuchten de con
tributie zal zijn betaald, f 1,70 per
jaar en per hoofd.
Vergis u niet. Israël betaalde ook
zijn eerstelingen en zijn tienden. Ert
als ge dat narekent, kon iemand eens'
anders gaan denken over de «groote:
bedragen, die in Israël voor Tempel!
en priesterschap werden bijeen ge
bracht. -
Maar boven dat nog 'die kerkelijke
bijdrage. Hoort ge de taal der mun
ten wel. Ze spreekt over roeping.
Er zijn menschen, die al zuchtend
en morrend hun contributie betalen'
voor den eeredienst. En om te ontkoJ
men aan hun verplichting tot bijdra
gen naar vermogen hebben ze aller
lei woorden gezocht.
De een herinnert zich. dat naar de
Schrift, de linkerhand niet weten mag1
wat de rechter doet.
Ze hebben nooit opgemerkt, dat
in dat woord gesproken wordt over
het geven van aalmoezen aan de ar
men. En al weten ze het, ze laten zich;
toch dat Schriftwoord niet ontnemen.
Maar een ander heeft een grief.
Tegen den kerkeraad. Of tegen een
zijner leden. .Wat is nu gemakkelijker
dan de kerkelijke bijdrage niet te be
talen; of te verminderen, al naarmate
het gedane onrecht groot er is.
Lezer, onze Heere Jezus had nog1
veel grooter bezwaren tegen den gang
van Israëls tempeldienst, en de Tem
peldienaars dan gij tegen eemgeri ker
keraad inbrengen kunt.
Hij vond in Israël den dood. Vorm
zonder wezen. Schijn zonder inhoud.
En desondanks Betaalde Hij Zijn
„Kerkelijke bijdrage" getrouw.
E11 Hij had nog grooter verontschul
diging gehad, indien Hij Zijn bijdrage
had ingehouden. Hij was immers de
Zoon. Daarom behoefde Hij voor het
kuis van Zijn Vader geen schatting te
geven. Die moet immers door Israël,
door de vreemden worden betaald.
En tóch heeft Jezus" betaald, al be
hoefde Hij het naar Goddelij'ken norm!
niet te dóen. Daarin is de Heere in-
consëkwent geweest. Opdat de Joden
zich niet ergerden. Opdat Petrus een
vingerwijzing kreeg.
En opdat Hij u blijvend herinneren
zou aan uw verplichting-," naar Zijn'
Woord, voor iden Eeredienst.
van de rust der zielen.
Al ruisen alle Wouden,
Al bruist het wilde Meer.
Al beeft het al van Donder,
Al straald de Blixem neer:
Mijn bert blijft zonder vreezen
In zijn wezen.
Het kan ons niet verschrikken.
Al wat van buiten woeld,
'Wanneer men maar van binnen,
De schoonste ruste voeld:
Die schoonste rust van binnen,
Kan 't verwinnen.
Als Jezus zich in 't herte,
Te ruste heeft gezet:
Laat eens een onweer komen,
Dat deze rust belet;
Al 't quaad versmelt in vreezen,
Voor zijn wezen.
O Menschen woud gij léeren,
Waarin uw heil bestaqt:
't Is hierin, dat gij weelde,
En aardse rijkdom haat:
En dat gij tracht te winnen,
Rust van binnen.
JAN LUIKEN.
FEUILLETON.
Niets menschelijks vreemd
Een episode uit de geschiedenis van
de Christenen op het Sinaïtisch
Schiereiland omstreeks het jaar 300.
67 0—
Onwillekeurig bukte hij, om een
steen als wapen in zijn hand te ne
men, en luisterde. Hij kende elke rots
in de nabijheid der bron, en toen het
zonderling gesteun zich andermaal
liet hooren, wist hij dat het van een
plaats kwam, waar bij vaak bad ge
rust. Want een groote vlakke rots,
door een stevigap pijler van graniet
gesteund, stak daar ver boven het
andere gesteente uit, en verleende
zelfs op den middag, wanneer ner
gens een voet breed schaduw was te
vinden, beschutting tegen de zonne
stralen. Misschien had een gewond
dier onder dat dak, hetwelk ook de
regen afweerde, een schuilplaats
gezocht.
Paulus ging behoedzaam vooruit.
Daar klonk het steunen luider en
smartelijker dan te voren, en er
viel niet aan ie twijfelen, het was een
klaagtoon van een mensch. De Ana-
horeet slingerde opeens den steen
weg wierr zich op de knieën en vond
weldra op den drogen bodem onder
het steenen afdak, in den uitersten
hoek van deze schuilplaats, een roer
loos menschel ijk lichaam.
„Misschien een herder, die door
den bliksem is getroffen", dacht hij,
terwijl hij het met lange haarlokken
bedekte hool'd, en de slap nederhan-
gende, stevige armen van den lijder
met de handen betastte, oen hij ver
volgens het lichaam van den zacht
klagenden kranke opgericht en zijn
hcofd tegeïi zijn breede borst geleund
had, kwam hem uit het haar de aan
gename geur van fijne zalfolie tege
moet, en ontwaakte een vreeselijk
vermoeden in zijn ziel.
„Polycarpus!" riep hij, terwijl hij
de handen vaster klemde rondom liet
lichaam van den kranke. Deze be
woog zich en prevelde eenige vvoor-
dën zacht en onverstaanbaar, maar
toch voor Paulus hard en duidelijk
genoeg, want hij wist 1111 dat hij zich
niet vergist had. Hij slaakte een lui
den kreet, omvatte het lichaam van
den jongeling, hief hem in zijn armen
op, en droeg hem als een kind tot aan
den rand van de bron, waar hij zijn
kostelijken last nedervleide in het
vochtige gras.
Polycarpus rilde en sloeg de oogen
op. De morgen begon reeds te sche
meren, de lichte wolkjes aan den oos
telijken horizont werden met roos
kleurige randen omzoomd, en de na
derende dag trok den donkeren sluier
op, die de vormen en kleuren van al
le voorwerpen omhulde. De jongeling
herkende den Anachoreet, die met be
vende hand de wond van zijn achter
hoofd wies. Doch de oogen van Poly-
KERK EN SCHOOL.
ned. herv. kerk.
Beroepen: Te Delft (vac. P.
Zandt), II. P. Brandt, te Lage Zwa-
luwe. Te St. Anr-aland, C. v. d. Wal,
te Rijnzaïervvoude (verb, bericht). Te
Eelde, J. G. Franck, te Coevorden.
oeref. kerken.
Beroepen: Te Klundert A. Derck-
sen, te Pijnacker—-Nootdorp.
Aangenomen: .Naar Edam, E.
Smilde, cand. te Ileerenveen.
geref. gem.
Beroepen: Te Rijs sen, M. Hof
man, te Krabbendijke.
gen. synode der geref.
kerken.
(Zitting van gisteren).
De zitting wordt geopend met het
zingen van Ps. 19 4, waarna de prae
ses voorgaat in gebed.
Appèl nominaal wordt gehouden, de
acta gelezen en vastgesteld.
Ingekomen is het volgend telegram:
„Aan de Gereformeerde Kerken
yan Nederland, in Generale Synode
te Groningen vergaderd, betuig ik
mijn oprechten dank voor de heil-
wenschen, mij door u vertolkt.
(w.g.) WILHELMINA".
De praeses wenscht Ds. H. v. d. Els-
kamp geluk mét zijn verjaardag,
daarin tevens samenvattend den dank
aan de kerk van Groningen voor haar
goede zorgen.
Ds. Tj. Petersen rapporteert namens
Commissie III over het voorstel van
de kerk van 's-Gravenhage-West:
Met theologische hoogleeraren wor
den inzake het recht op emeritaat
gelijk gesteld die Dienaren des
Woords, welke aan de Theol. School
of aan de Vrije Universiteit benoemd
worden om niet-theologische colleges
te geven, wier bijwoning verplicht is
voor de aan deze inrichtingen studee-
rende aanstaande Dienaren des
Woords, en welke hoogleeraren op
deze wijze medewerken aan de vor
ming voor het ambt.
Na eenige bespreking werd op voor
stel dér commissie besloten:
De commissie stelde aan de Synode
voor, drie deputaten te benoemen om
de zaak, door den kerkeraad van 's-
Gravenhage-West in zijn voorstel aan
de Synode van Groningen aan de or
de gesteld en in de toelichting nader
omschreven, te onderzoeken en dien
aangaande te rapporteeren, en even
tueel voorstellen te doen aan de eerst
volgende Generale Synode en deze
voorstellen een half jaar van te voren
ter kennis van de kerken te brengen.
Aan Ds. D. Postma wordt op zijn
verzoek toegezegd, dat aan de kerken
van Zuid-Afrika afschrift van het
rapport zal gezonden worden.
Ds. C. Bavinck rapporteert namens
Commissie I over het rapport van de
Deputaten over Vrouwenkiesrecht,,
Welk rapport reeds eerder is gepubli
ceerd.
De Part. Synode van Noord-Brabant
en Limburg sprak hare instemming
uit met de tweede conclusie der meer
derheid, dat de invoering van het
vrouwen-stemrecht in onze kerken,
onder de tegenwoordige tijdsomstan
digheden, niet zonder gevaai zou we
zen, met het oog op de onchristelijke
emancipatiebeweging, die zich tegen
de ordinantie Gods keert.
Ook de Part. Synode van Zeeland
deed een uitspraak in dezen geest.
De Part. Synodes van Utrecht, Dren
the en Gelderland stelden voor, geen
definitieve beslissing te nemen in de
ze zaak, nu het rapport niet zoo
vroegtijdig is ingekomen, dat de ker
ken met genoegzame zekerheid v. in
zicht hierover kunnen oordeelen.
Ds. H. Meijering stelt tegenover de
conclusies der commisies voor, de
zaak thans af te handelen.
Dit voorstel komt echter, daar het
niet ondersteund wordt, niet in be
handeling.
De conclusies worden na eenige wij
ziging aldus voorgesteld:
le. dat de Generale Synode uitspre-
ke, dat zij rnet belangstelling kennis
genomen hebbende van het door de
deputaten voor het Vrouwenkiesrecht
bij haar ingediende rapport hun voor
carpus verkregen een vurigen glans,
en met inspanning van zijn laatste
krachten, stiet hij den verpleger van
zich af.
Paulus week niet terug, maar ont
ving den slag van zijn offer als een
groet of een geschenk, en dacht: „Ja
hadt ge slechts een dolk in de hand,
dan zoudt ge mij het zwijgen wel op
leggen".
De wond van den kunstenaar was
vreeselijk groot en diep, maar het
bloed was in zijn dichte lokken ge
ronnen, en had zich als een stevig
verband op de geopende aderen vast
gezet. Het water, waarmede Paulus
nu het achterhoofd wies, veroorzaak
te een nieuwe bloeding, en na den
kraehtigen stoot, waarmede Poly
carpus zijn vijand had aangevallen,
zonk hij onmachtig in diens armen
terug. Het vale morgenlicht deed de
bleekheid van het bloedeloos aange
zicht, dat met gebrokene oogen in den
schoot van den Anachoreet rustte,
nog meer uitkomen.
„Hij sterft", prevelde Paulus en
keek in doodsaffgst, met ingehouden
adem en naar hulp uitziende, naar be
neden in het dal en naar de hoogten
boven hem. Daar lag vóór hem de
majestueuse bergmassa, door het
morgenrood in gloed gezet, omgeven
door fijne lichtende nevelen, de berg,
waar de Heer in steenen tafelen de
wet voor zijn volk en alle volken had
gegrift, en het was hem als zag hij de
reuzengestalte van Mozes hoog uit-
hun arbeid hartelijk dank te zeggen;
doch dat zij den tijd nog niet geko
men acht om reeds nu in deze zaak
op grond van dit rapport een defini
tieve beslissing te nemen;
2e. dat zij opnieuw deputaten be-
noeme en wel ten getale van vijf, om
met gebruikmaking van de bestaan
de rapporten den principieelen kant
van het vraagstuk van het Vrouwen
kiesrecht uit de Schrift en uit de his
torie, zooveel hun mogelijk is te be
lichten en daarbij ook in te gaan op
de vraag, of het stemmen der vrou
wen bij de verkiezing van ambtsdra
gers een daad van regeermacht is of
niet, en of er mogelijk een onder
scheid is in het karakter van het ambt
der geloovigen bij den man en bij de
vrouw;
3e. dat zij deze te benoemen deputa
ten verzoeken om hun rapport min
stens een jaar voor de e.k. Gen. Sy
node aan de kerken toe te zenden, als
mede aan de kerken in N.-Amerika
en Z.-Arika;
4e. dat zij Ds. J. S. Post te Axel ant
woorden, dat hem uit deze conclusie
kan blijken, dat met zijn bezwaar re
kening is gehouden.
Ds. J. L. Schouten rapporteert na
mens Commissie I over een bezwaar
schrift van Br. Ph. B. te K. a. d. Z. te
gen de beslissing van de kerk te
Koog-Zaandijk inzake klacht over
prediking.
De "volgende conclusies worden
vastgesteld:
De Synode besluit aan broeder Ph.
B. te berichten:
a. Dat uit de zinsnede van den Open
Brief, waarnaar hij verwijst, niet mag
worden afgeleid, dat het op den weg
der Synode ligt allerlei vragen, die
naar aanleiding van gehoorde predi
katies en van een uitgebracht rapport
opkomen, te beantwoorden.
b. Dat uit de geheele passage,
waaraan Br. B. de door hem geci
teerde uitdrukking ontleendt, blijkt,
dat de bedoeling is de zonde in bet
dier te ontkennen, wat ook vanzelf
sprekend is, aangezien een dier geen
ethisch wezen is en dus geen zonde
hebben kan.
Voorts rapporteert Ds. Schouten
over een bezwaarschrift van br. J. S.
te D., tegen besluit van de Synode te
Assen (zie Acta Assen, art. 326).
De conclusies worden als volgt vast
gesteld:
De Synode besluit aan br. J. S. te
berichten:
a. Dat hij in zijn schrijven geen
nieuwe argumenten aanvoert, en er
derhalve geen aanleiding bestaat om
op het door hem door de Synode van
Assen gegeven antwoord terug te ko
men.
b. Dat hem een ernstige en biddende
bestudeering van de uitgebrachte rap
porten en van de correspondentie na
mens de Synode door Prof. J. Ridder
bos met Ds. J. C. Brussaard gevoerd,
dringend wordt aanbevolen, omdat
hem daaruit duidelijk blijken kan,
dat de Synode van Assen de Heilige
Schrift naar Gereformeerd belijden,
als uitgangspunt niet negeerde en de
Confessie niet meer liet zeggen dan
zij zegt.
Prof. Dr. J. Ridderbos rapporteert
namens Commissie 1 over het be
zwaarschrift van Dr. J. G. U. te Z.
over de zaak Ds. V.
De commissie stelde voor:
De Synode spreekt uit, dat het be
zwaarschrift van Dr. U. niet ontvan
kelijk is, omdat het niet het karakter
draagt van een beroep op een meer
dere vergadering door een partij die
zich verongelijkt acht, maar van een
bezwaarschrift in algemeenen zin; en
dan zich richt tegen het afzettingsbe-
sluit van Ds. V., dat is genomen en
ligt voor verantwoording van de clas
sis B., bij welke Ds. U. dus zijn be
zwaar heeft in te dienen.
Aldus besloten.
Ds. C. W. E. Ploos van Amstel rap
porteert over het rapport van classis
's-Gravenhage over „Biddag".
De Commissie stelde voor, dat de
Synode:
le goedkeure, dat de Classis 's-Gra-
venhage tusschen de Synod© van
Utrecht 1923 en nu geen bede- of
dankdag heeft uitgeschreven;
2e. dezelfde Classis wederom aan-
wijze tot het uitschrijven van een be
de- of dankdag.
Aldus besloten.
De praeses verwelkomt Ds. T. J.
steken boven den verhevensten
wachtpost van den berg, en als liet
zich uit zijn mond met koperen klank
het strengste van alle geboden hoo
ren: „Gij zult niet doodenl" dat toor
nig en krachtig in zijn oor weergalm
de.
Paulus sloeg de handen voor zijn
aangezicht en hield in stomme ver
twijfeling zijn offer in den schoot. Hij
had de oogen gesloten, want hij waag
de het niet in het bleeke aangezicht
van den jongeling en evenmin naar
den berg op te zien. Maar dat koperen
geluid dier stem uit de hoogte klonk
voort, altijd voorts werd luider en lui
der. Half verbijsterd van aandoening,
vernamen zijn ooren niet anders dan
dat vreeselijk bevel: „Gij zult niet
dooden! en dat andere: „Gij zult niet
begeeren uws naasten vrouw 1" en
voorts het derde: „Gij zult niet echt
breken 1" en eindelijk het vierde: „Gij
zult geen andere goden voor mijn
aangezicht hebben 1"
Wie één van deze geboden over
treedt, die is verdoemd, en hij, hij had
ze alle overtreden, overtreden op het
doornig pad tot het zalige leven!
Driftig en wild strekte hij de armen
ten hemel uit, en zag hij diep adem
halend naar den berg op.
„Wat was dat?"
Op den top van den Sinaï vanwaar
de Pharaonietische wachters gewoon
waren uit te zien, woei een doek, ten
tecken dat er vijanden naderden. Hij
bedroog zich niet. En toen hij nu, met
Hagen, deputaat voor de geestelijke
verzorging der militairen en verzoekt
hem, binnen den kring der Synode
plaats te nemen.
Ds. Tj. Petersen rapporteert na
mens Commissie III over de getrof
fen grensregeling, inzake Grave.
De Commissie stelde aan de Synode
voor, dat zij bare goedkeuring he-chte
aan de eene door de classes Arnhem
en 's-Hertogenbosch getroffen rege
ling, waarbij Grave tijdelijk zal wor
den gerekend te behooren tot het res
sort der classis Arnhem, Kerk van
Nijmegen.
Aldus besloten.
Prof. Dr. F. W. Grosheide rappor
teert namens Commissie V over het
rapport van Deputaten inzake corres
pondentie met de Hooge Overheid.
De Synode beslist op voorstel der
commissie:
a. Deputaten voor de corresponden
tie met de Hooge Overheid te danken
voor den door zien verrrichten arbeid
en te déchargeeren.
b. Nieuwe Deputaten te benoemen
en hun op te dragen:
1. al die werkzaamheden te ver
richten, die tot dusver tot d© taak
van Deputaten voor de corresponden
tie met de Hooge Overheid behoor
den;
2. den brief van den heer Chris-
tofferz te stellen in handen van Depu
taten voor de correspondentie met
de buitenlandsche kerken, opdat die
onderzoeken, of hier voor onze ker
ken iets te doen is en daarover rap-
porteere aan de e.v. Generale Synode;
3. zich er van te vergewissen, of in
zake den kalender vanwege onze ker
ken opmerkingen behooren te worden
gemaakt en eventueel bij de Hooge
Overheid in te dienen.
Ouderling J. G. Baart rapporteert
namens Commissie IV over het rap
port van deputaten inzake protest L
J. van M. te C.
De Synode besloot, naar aanleiding
van het rapport der benoemd© Depu
taten door de Synode te Utrecht, in
zake het protest van Br. L. J. van
Malsen te Culemborg, daar de zaak
tot een bevredigende oplossing is ge
komen;
den arbeid der Deputaten goed te
keuren, hen daarvoor dank te zeggen
en hen décharge te verleenen.
Ds. J. G. Kunst rapporteert namens
Commissie V over de loopende zaken
der zending.
De commissie stelde voor:
1©. voor het regeleii van „de loopen
de zaken" der zending, totdat de
nieuw te benoemen deputaten hebben
vergaderd, aan t© wijzen een drietal
van deze broeders;
2e. voor het afdoen van noodzake
lijke dingen, die nu niet kunnen wor
den behandeld en waarover toch vóór
de e.k. Synode moet worden beslist,
t© benoemen de deputaten, onder
voorwaarde dat deze zaken:
a. betrekking hebben op de zending
onder de heidenen en Mohammeda
nen;
b. niet behooren te worden afge
daan door eenige zendende Kerk;
c. nader worden goedgekeurd door
de volgende Synode.
Aldus besloten.
De Synode besluit, Ds. W. W. Meij-
nen te ontheffen van zijn deputaat-
schap inzake grensregeling Vreeland
en in zijn plaats te benoemen Ds. J. G.
Telkamp.
T© ongeveer half twaalf gaat de Sy
node in comité-generaal.
Middagvergadering.
Het comité-generaal wordt ook in
de middagzitting voortgezet.
Te ongeveer kwart voor twe© wordt
de zitting weer openbaar.
Ds. G. Keizer leest het rapport van
deputaten voor, correspondentie met
buitenlanasche kerken.
Prof. Dr. V. Hepp rapporteert na
mens Commissie II over dit rapport.
Hierover wordt een breede discus
sie gehouden, waarna de beslissing
wordt verdaagd.
P:of. L. Berkhof spreekt een woord
van hartelijk afscheid tot de Synode,
dat door <iPn praeses op dezelfde wij
ze beantwooi J wordt.
Besloten wonit, de zittingen te her
vatten op Woensdag a.s.
Nadat gezongen is Ps. 48 6 wordt
de vergadering gesloten met dankge
bed.
het oog op het naderend gevaar, zijn
krachten verzamelde, en weder in
staat was te denken en te overwegen,
bemerkte hij, dat de toon, die nog al
tijd met verbazend© trillingen zijn
oor trof, werd voortgebracht door de
metalen schijf, waarop de wachter
sloeg, 0111 de burgers van de oase en
de Anachoreten te waarschuwen.
Was Hermaé teruggekeerd? Had
den de Blemmyers hem overvleugeld?
Van welke zijde naderden de roofgie
rige scharen? Mocht hij hier bij zijn
offer toeven, of gebood zijn plicht
hem zijn sterke armen bij de verdedi»
ging van zijn weerlooze metgezellen
te gebruiken?
Angstig vragend staarde bij op de
bleeke trekken van den jongeling, en
daarbij werd hij vervuld van diep en
smartelijk medelijden. Hoe schoon
was deze jonge plant, die zijn hand ge
broken had! En de hand eener moe
der had gisteren nog deze bruin© lok
ken gestreeld! Er welden tranen in de
oogen van den Anachoreet, en met
vaderlijke teederheid boog hij zich
oyer het bleeke gelaat en drukte een
zachte kus op de bloedelooze lippen
van den jongeman, die daar in on
macht nederlag.
Er voer een blijde huivering door
zijn leden, want Polycarpus' mond
was niet koud. Er was geen twijfel
aan. En thans, thans bewoog hij zijn
hand. Ja waarlijk! Geloofd zij de
Heer! Nu sloeg bij de oogen weder
op. (Wordt vervolgd).