NIEUWE LEIOSCHE COURANT van ZATERDAG 3 SEPT. 1927 TWEEDE BLAD. w UIT DE SCHRIFTEN kerkelijke bijdrage. (En als aij te Kapernaüm in gekomen waren, gingen tot Pe trus, die !de didrachmien ontvin gen. en beiden: ,,Uw Meesber. betaalt Hij de didrachmien niet? Maar opdat wij hun geen aanstoot geven, ga henen naar de see. werp den angel uit, en neem den eersten visch, die opkomt: en rijn mond geopend hebbend, zult gij een stater vinden; neem (dien en geef hem aan hen. voor u fen voor Mjj. Matth. 17 :24, 27 De Prediker heeft eens gezegfd', dat er niets nieuws is onder ae zon. Het kleine tafereeltje, dat Mattheusf ons hier teekent, roept het ons weeri te binnen. Op een vroegen voorjaarsdag", het zal in Februari zifn geweest, is de Heere met Zijn discipelen weer te Kaoernsum gekomen, de stad, waar zijn domicilie was. Reeds nadert het laitste Paasent jest 0\ er enkele weken zal het Lam Gods t oor de zonde der wereld women geslacht Zijii komst is niet onopgemenct gc fc'.even. Hr kon nooit verborgen zijn. Zoo ais na een afwezigheid van ©eni gen tii'd' allen, die iets hebben le ver- -effenen, van uw terugkomst lucht schijnen te hebben gekregen, terstond bij' u aanbellen, zoo komen er ook' aanstonds tot Jezus, die geld van hem' te vorderen hebben. Het zijp de menschen, die de didrachmen plachten te innen. Elk mannelijk Israëliet boven de twintig jaar, moest jaarlijks een be paalde som bijdragen voor de instant! houding van den Tempeldienst. Het brengen van de vastgestelde of fers met al \vat er bif kwam, vorderde aanzienlijke bedragen. Om deze onkosten voor den offer dienst te kunnen bestrijden, was wet telijk vastgesteld, dat ieder jaarlijks! een halven sikkel bijdroeg. In onderscheiding van den z.g. hei ligen sikkel, die twee maal zooveel waard was, werd deze halve sikkel soms ook wel de gewone sikkel of ook! wel de zilverling genoemd. fn later tijd wera in Israël het Griek sche er. ook het Romeinsche geld! ingevoerd i e Grieksche munteenheid was de drachme, de penning, zooals ze in ohs Nieuw Testament wordt genoemdl Twee van zulke penningen of drach men waren een didrachme, die dus een waarae had van ongeveer S5 tent. Z'ulk een didrachme nu had even groote waarde als de halve sikkel, waarvan boven gesproken werd, hel' bedrag, dat jaarlijks per hoofd voor den offerdienst in den tempel moest worden betaald. Elke plaats zorgde, dat in haar ge bied de bijdragen werden geind en. dai het totaal gezonden wera naar Je ruzalem, waar het voor 15 Adar, on geveer in de maand Maart moest zijn. Zoo gingen ook in Kapernaüm de beambten van de Synagoge, die de didrachmen ontvingen, die dus be last waren met het innen, der, laat ikl zeggen, kèrkelijke contributie rond; om huis aan huis deze verplichte bij- Idrage in ontvangst te nemen voor den' Eeredienst. Dezen en genen vinden ze niet thuis. Oök Jezus is niet in Kapernaüm. Maar als Hij komt en het bekend wordt, trékken de ijverige beambten er aanstonds op los om het bedrajf te innen. Hij heeft nog niet betaald., en ook Petrus niet. Misschien heeft de Heere het be drag op het oogenblik niet tot Zijn beschikking. Maar toch zal het voor hen betaald worden. Op bevel van den Meester gaat Pe trus visschen met den hengel. De eerst gevangen visch heeft eert muntstuk in den bek, dal een of an der in zee heeft laten vallen en door den visch is ingeslokt. Een stater is het, een munt, diei tweemaal zooveel waard is als een didrachme. ongeveer f 1,70, een hei lige sikkel. Twee didrachmen. dus juist genoeg dat voor den Heere en voor Petrus de kerkelijke bijdrage worden betaald. Er is waarlijk niets nieuws onder de zon. Want nóg wotden kerkelijke bijdragen betaald om ™e voorzien in de kosten va.n den Eeredienst. Zerr niet. lezer, dat wij meer betalen' dan elk Israëliet deed. V er moedel ijk zal een, of ander al lezende hebben gedacht dat in Israël ook geen tekort behoefde te zijn, en dat in Israël zonder zuchten de con tributie zal zijn betaald, f 1,70 per jaar en per hoofd. Vergis u niet. Israël betaalde ook zijn eerstelingen en zijn tienden. Ert als ge dat narekent, kon iemand eens' anders gaan denken over de «groote: bedragen, die in Israël voor Tempel! en priesterschap werden bijeen ge bracht. - Maar boven dat nog 'die kerkelijke bijdrage. Hoort ge de taal der mun ten wel. Ze spreekt over roeping. Er zijn menschen, die al zuchtend en morrend hun contributie betalen' voor den eeredienst. En om te ontkoJ men aan hun verplichting tot bijdra gen naar vermogen hebben ze aller lei woorden gezocht. De een herinnert zich. dat naar de Schrift, de linkerhand niet weten mag1 wat de rechter doet. Ze hebben nooit opgemerkt, dat in dat woord gesproken wordt over het geven van aalmoezen aan de ar men. En al weten ze het, ze laten zich; toch dat Schriftwoord niet ontnemen. Maar een ander heeft een grief. Tegen den kerkeraad. Of tegen een zijner leden. .Wat is nu gemakkelijker dan de kerkelijke bijdrage niet te be talen; of te verminderen, al naarmate het gedane onrecht groot er is. Lezer, onze Heere Jezus had nog1 veel grooter bezwaren tegen den gang van Israëls tempeldienst, en de Tem peldienaars dan gij tegen eemgeri ker keraad inbrengen kunt. Hij vond in Israël den dood. Vorm zonder wezen. Schijn zonder inhoud. En desondanks Betaalde Hij Zijn „Kerkelijke bijdrage" getrouw. E11 Hij had nog grooter verontschul diging gehad, indien Hij Zijn bijdrage had ingehouden. Hij was immers de Zoon. Daarom behoefde Hij voor het kuis van Zijn Vader geen schatting te geven. Die moet immers door Israël, door de vreemden worden betaald. En tóch heeft Jezus" betaald, al be hoefde Hij het naar Goddelij'ken norm! niet te dóen. Daarin is de Heere in- consëkwent geweest. Opdat de Joden zich niet ergerden. Opdat Petrus een vingerwijzing kreeg. En opdat Hij u blijvend herinneren zou aan uw verplichting-," naar Zijn' Woord, voor iden Eeredienst. van de rust der zielen. Al ruisen alle Wouden, Al bruist het wilde Meer. Al beeft het al van Donder, Al straald de Blixem neer: Mijn bert blijft zonder vreezen In zijn wezen. Het kan ons niet verschrikken. Al wat van buiten woeld, 'Wanneer men maar van binnen, De schoonste ruste voeld: Die schoonste rust van binnen, Kan 't verwinnen. Als Jezus zich in 't herte, Te ruste heeft gezet: Laat eens een onweer komen, Dat deze rust belet; Al 't quaad versmelt in vreezen, Voor zijn wezen. O Menschen woud gij léeren, Waarin uw heil bestaqt: 't Is hierin, dat gij weelde, En aardse rijkdom haat: En dat gij tracht te winnen, Rust van binnen. JAN LUIKEN. FEUILLETON. Niets menschelijks vreemd Een episode uit de geschiedenis van de Christenen op het Sinaïtisch Schiereiland omstreeks het jaar 300. 67 0— Onwillekeurig bukte hij, om een steen als wapen in zijn hand te ne men, en luisterde. Hij kende elke rots in de nabijheid der bron, en toen het zonderling gesteun zich andermaal liet hooren, wist hij dat het van een plaats kwam, waar bij vaak bad ge rust. Want een groote vlakke rots, door een stevigap pijler van graniet gesteund, stak daar ver boven het andere gesteente uit, en verleende zelfs op den middag, wanneer ner gens een voet breed schaduw was te vinden, beschutting tegen de zonne stralen. Misschien had een gewond dier onder dat dak, hetwelk ook de regen afweerde, een schuilplaats gezocht. Paulus ging behoedzaam vooruit. Daar klonk het steunen luider en smartelijker dan te voren, en er viel niet aan ie twijfelen, het was een klaagtoon van een mensch. De Ana- horeet slingerde opeens den steen weg wierr zich op de knieën en vond weldra op den drogen bodem onder het steenen afdak, in den uitersten hoek van deze schuilplaats, een roer loos menschel ijk lichaam. „Misschien een herder, die door den bliksem is getroffen", dacht hij, terwijl hij het met lange haarlokken bedekte hool'd, en de slap nederhan- gende, stevige armen van den lijder met de handen betastte, oen hij ver volgens het lichaam van den zacht klagenden kranke opgericht en zijn hcofd tegeïi zijn breede borst geleund had, kwam hem uit het haar de aan gename geur van fijne zalfolie tege moet, en ontwaakte een vreeselijk vermoeden in zijn ziel. „Polycarpus!" riep hij, terwijl hij de handen vaster klemde rondom liet lichaam van den kranke. Deze be woog zich en prevelde eenige vvoor- dën zacht en onverstaanbaar, maar toch voor Paulus hard en duidelijk genoeg, want hij wist 1111 dat hij zich niet vergist had. Hij slaakte een lui den kreet, omvatte het lichaam van den jongeling, hief hem in zijn armen op, en droeg hem als een kind tot aan den rand van de bron, waar hij zijn kostelijken last nedervleide in het vochtige gras. Polycarpus rilde en sloeg de oogen op. De morgen begon reeds te sche meren, de lichte wolkjes aan den oos telijken horizont werden met roos kleurige randen omzoomd, en de na derende dag trok den donkeren sluier op, die de vormen en kleuren van al le voorwerpen omhulde. De jongeling herkende den Anachoreet, die met be vende hand de wond van zijn achter hoofd wies. Doch de oogen van Poly- KERK EN SCHOOL. ned. herv. kerk. Beroepen: Te Delft (vac. P. Zandt), II. P. Brandt, te Lage Zwa- luwe. Te St. Anr-aland, C. v. d. Wal, te Rijnzaïervvoude (verb, bericht). Te Eelde, J. G. Franck, te Coevorden. oeref. kerken. Beroepen: Te Klundert A. Derck- sen, te Pijnacker—-Nootdorp. Aangenomen: .Naar Edam, E. Smilde, cand. te Ileerenveen. geref. gem. Beroepen: Te Rijs sen, M. Hof man, te Krabbendijke. gen. synode der geref. kerken. (Zitting van gisteren). De zitting wordt geopend met het zingen van Ps. 19 4, waarna de prae ses voorgaat in gebed. Appèl nominaal wordt gehouden, de acta gelezen en vastgesteld. Ingekomen is het volgend telegram: „Aan de Gereformeerde Kerken yan Nederland, in Generale Synode te Groningen vergaderd, betuig ik mijn oprechten dank voor de heil- wenschen, mij door u vertolkt. (w.g.) WILHELMINA". De praeses wenscht Ds. H. v. d. Els- kamp geluk mét zijn verjaardag, daarin tevens samenvattend den dank aan de kerk van Groningen voor haar goede zorgen. Ds. Tj. Petersen rapporteert namens Commissie III over het voorstel van de kerk van 's-Gravenhage-West: Met theologische hoogleeraren wor den inzake het recht op emeritaat gelijk gesteld die Dienaren des Woords, welke aan de Theol. School of aan de Vrije Universiteit benoemd worden om niet-theologische colleges te geven, wier bijwoning verplicht is voor de aan deze inrichtingen studee- rende aanstaande Dienaren des Woords, en welke hoogleeraren op deze wijze medewerken aan de vor ming voor het ambt. Na eenige bespreking werd op voor stel dér commissie besloten: De commissie stelde aan de Synode voor, drie deputaten te benoemen om de zaak, door den kerkeraad van 's- Gravenhage-West in zijn voorstel aan de Synode van Groningen aan de or de gesteld en in de toelichting nader omschreven, te onderzoeken en dien aangaande te rapporteeren, en even tueel voorstellen te doen aan de eerst volgende Generale Synode en deze voorstellen een half jaar van te voren ter kennis van de kerken te brengen. Aan Ds. D. Postma wordt op zijn verzoek toegezegd, dat aan de kerken van Zuid-Afrika afschrift van het rapport zal gezonden worden. Ds. C. Bavinck rapporteert namens Commissie I over het rapport van de Deputaten over Vrouwenkiesrecht,, Welk rapport reeds eerder is gepubli ceerd. De Part. Synode van Noord-Brabant en Limburg sprak hare instemming uit met de tweede conclusie der meer derheid, dat de invoering van het vrouwen-stemrecht in onze kerken, onder de tegenwoordige tijdsomstan digheden, niet zonder gevaai zou we zen, met het oog op de onchristelijke emancipatiebeweging, die zich tegen de ordinantie Gods keert. Ook de Part. Synode van Zeeland deed een uitspraak in dezen geest. De Part. Synodes van Utrecht, Dren the en Gelderland stelden voor, geen definitieve beslissing te nemen in de ze zaak, nu het rapport niet zoo vroegtijdig is ingekomen, dat de ker ken met genoegzame zekerheid v. in zicht hierover kunnen oordeelen. Ds. H. Meijering stelt tegenover de conclusies der commisies voor, de zaak thans af te handelen. Dit voorstel komt echter, daar het niet ondersteund wordt, niet in be handeling. De conclusies worden na eenige wij ziging aldus voorgesteld: le. dat de Generale Synode uitspre- ke, dat zij rnet belangstelling kennis genomen hebbende van het door de deputaten voor het Vrouwenkiesrecht bij haar ingediende rapport hun voor carpus verkregen een vurigen glans, en met inspanning van zijn laatste krachten, stiet hij den verpleger van zich af. Paulus week niet terug, maar ont ving den slag van zijn offer als een groet of een geschenk, en dacht: „Ja hadt ge slechts een dolk in de hand, dan zoudt ge mij het zwijgen wel op leggen". De wond van den kunstenaar was vreeselijk groot en diep, maar het bloed was in zijn dichte lokken ge ronnen, en had zich als een stevig verband op de geopende aderen vast gezet. Het water, waarmede Paulus nu het achterhoofd wies, veroorzaak te een nieuwe bloeding, en na den kraehtigen stoot, waarmede Poly carpus zijn vijand had aangevallen, zonk hij onmachtig in diens armen terug. Het vale morgenlicht deed de bleekheid van het bloedeloos aange zicht, dat met gebrokene oogen in den schoot van den Anachoreet rustte, nog meer uitkomen. „Hij sterft", prevelde Paulus en keek in doodsaffgst, met ingehouden adem en naar hulp uitziende, naar be neden in het dal en naar de hoogten boven hem. Daar lag vóór hem de majestueuse bergmassa, door het morgenrood in gloed gezet, omgeven door fijne lichtende nevelen, de berg, waar de Heer in steenen tafelen de wet voor zijn volk en alle volken had gegrift, en het was hem als zag hij de reuzengestalte van Mozes hoog uit- hun arbeid hartelijk dank te zeggen; doch dat zij den tijd nog niet geko men acht om reeds nu in deze zaak op grond van dit rapport een defini tieve beslissing te nemen; 2e. dat zij opnieuw deputaten be- noeme en wel ten getale van vijf, om met gebruikmaking van de bestaan de rapporten den principieelen kant van het vraagstuk van het Vrouwen kiesrecht uit de Schrift en uit de his torie, zooveel hun mogelijk is te be lichten en daarbij ook in te gaan op de vraag, of het stemmen der vrou wen bij de verkiezing van ambtsdra gers een daad van regeermacht is of niet, en of er mogelijk een onder scheid is in het karakter van het ambt der geloovigen bij den man en bij de vrouw; 3e. dat zij deze te benoemen deputa ten verzoeken om hun rapport min stens een jaar voor de e.k. Gen. Sy node aan de kerken toe te zenden, als mede aan de kerken in N.-Amerika en Z.-Arika; 4e. dat zij Ds. J. S. Post te Axel ant woorden, dat hem uit deze conclusie kan blijken, dat met zijn bezwaar re kening is gehouden. Ds. J. L. Schouten rapporteert na mens Commissie I over een bezwaar schrift van Br. Ph. B. te K. a. d. Z. te gen de beslissing van de kerk te Koog-Zaandijk inzake klacht over prediking. De "volgende conclusies worden vastgesteld: De Synode besluit aan broeder Ph. B. te berichten: a. Dat uit de zinsnede van den Open Brief, waarnaar hij verwijst, niet mag worden afgeleid, dat het op den weg der Synode ligt allerlei vragen, die naar aanleiding van gehoorde predi katies en van een uitgebracht rapport opkomen, te beantwoorden. b. Dat uit de geheele passage, waaraan Br. B. de door hem geci teerde uitdrukking ontleendt, blijkt, dat de bedoeling is de zonde in bet dier te ontkennen, wat ook vanzelf sprekend is, aangezien een dier geen ethisch wezen is en dus geen zonde hebben kan. Voorts rapporteert Ds. Schouten over een bezwaarschrift van br. J. S. te D., tegen besluit van de Synode te Assen (zie Acta Assen, art. 326). De conclusies worden als volgt vast gesteld: De Synode besluit aan br. J. S. te berichten: a. Dat hij in zijn schrijven geen nieuwe argumenten aanvoert, en er derhalve geen aanleiding bestaat om op het door hem door de Synode van Assen gegeven antwoord terug te ko men. b. Dat hem een ernstige en biddende bestudeering van de uitgebrachte rap porten en van de correspondentie na mens de Synode door Prof. J. Ridder bos met Ds. J. C. Brussaard gevoerd, dringend wordt aanbevolen, omdat hem daaruit duidelijk blijken kan, dat de Synode van Assen de Heilige Schrift naar Gereformeerd belijden, als uitgangspunt niet negeerde en de Confessie niet meer liet zeggen dan zij zegt. Prof. Dr. J. Ridderbos rapporteert namens Commissie 1 over het be zwaarschrift van Dr. J. G. U. te Z. over de zaak Ds. V. De commissie stelde voor: De Synode spreekt uit, dat het be zwaarschrift van Dr. U. niet ontvan kelijk is, omdat het niet het karakter draagt van een beroep op een meer dere vergadering door een partij die zich verongelijkt acht, maar van een bezwaarschrift in algemeenen zin; en dan zich richt tegen het afzettingsbe- sluit van Ds. V., dat is genomen en ligt voor verantwoording van de clas sis B., bij welke Ds. U. dus zijn be zwaar heeft in te dienen. Aldus besloten. Ds. C. W. E. Ploos van Amstel rap porteert over het rapport van classis 's-Gravenhage over „Biddag". De Commissie stelde voor, dat de Synode: le goedkeure, dat de Classis 's-Gra- venhage tusschen de Synod© van Utrecht 1923 en nu geen bede- of dankdag heeft uitgeschreven; 2e. dezelfde Classis wederom aan- wijze tot het uitschrijven van een be de- of dankdag. Aldus besloten. De praeses verwelkomt Ds. T. J. steken boven den verhevensten wachtpost van den berg, en als liet zich uit zijn mond met koperen klank het strengste van alle geboden hoo ren: „Gij zult niet doodenl" dat toor nig en krachtig in zijn oor weergalm de. Paulus sloeg de handen voor zijn aangezicht en hield in stomme ver twijfeling zijn offer in den schoot. Hij had de oogen gesloten, want hij waag de het niet in het bleeke aangezicht van den jongeling en evenmin naar den berg op te zien. Maar dat koperen geluid dier stem uit de hoogte klonk voort, altijd voorts werd luider en lui der. Half verbijsterd van aandoening, vernamen zijn ooren niet anders dan dat vreeselijk bevel: „Gij zult niet dooden! en dat andere: „Gij zult niet begeeren uws naasten vrouw 1" en voorts het derde: „Gij zult niet echt breken 1" en eindelijk het vierde: „Gij zult geen andere goden voor mijn aangezicht hebben 1" Wie één van deze geboden over treedt, die is verdoemd, en hij, hij had ze alle overtreden, overtreden op het doornig pad tot het zalige leven! Driftig en wild strekte hij de armen ten hemel uit, en zag hij diep adem halend naar den berg op. „Wat was dat?" Op den top van den Sinaï vanwaar de Pharaonietische wachters gewoon waren uit te zien, woei een doek, ten tecken dat er vijanden naderden. Hij bedroog zich niet. En toen hij nu, met Hagen, deputaat voor de geestelijke verzorging der militairen en verzoekt hem, binnen den kring der Synode plaats te nemen. Ds. Tj. Petersen rapporteert na mens Commissie III over de getrof fen grensregeling, inzake Grave. De Commissie stelde aan de Synode voor, dat zij bare goedkeuring he-chte aan de eene door de classes Arnhem en 's-Hertogenbosch getroffen rege ling, waarbij Grave tijdelijk zal wor den gerekend te behooren tot het res sort der classis Arnhem, Kerk van Nijmegen. Aldus besloten. Prof. Dr. F. W. Grosheide rappor teert namens Commissie V over het rapport van Deputaten inzake corres pondentie met de Hooge Overheid. De Synode beslist op voorstel der commissie: a. Deputaten voor de corresponden tie met de Hooge Overheid te danken voor den door zien verrrichten arbeid en te déchargeeren. b. Nieuwe Deputaten te benoemen en hun op te dragen: 1. al die werkzaamheden te ver richten, die tot dusver tot d© taak van Deputaten voor de corresponden tie met de Hooge Overheid behoor den; 2. den brief van den heer Chris- tofferz te stellen in handen van Depu taten voor de correspondentie met de buitenlandsche kerken, opdat die onderzoeken, of hier voor onze ker ken iets te doen is en daarover rap- porteere aan de e.v. Generale Synode; 3. zich er van te vergewissen, of in zake den kalender vanwege onze ker ken opmerkingen behooren te worden gemaakt en eventueel bij de Hooge Overheid in te dienen. Ouderling J. G. Baart rapporteert namens Commissie IV over het rap port van deputaten inzake protest L J. van M. te C. De Synode besloot, naar aanleiding van het rapport der benoemd© Depu taten door de Synode te Utrecht, in zake het protest van Br. L. J. van Malsen te Culemborg, daar de zaak tot een bevredigende oplossing is ge komen; den arbeid der Deputaten goed te keuren, hen daarvoor dank te zeggen en hen décharge te verleenen. Ds. J. G. Kunst rapporteert namens Commissie V over de loopende zaken der zending. De commissie stelde voor: 1©. voor het regeleii van „de loopen de zaken" der zending, totdat de nieuw te benoemen deputaten hebben vergaderd, aan t© wijzen een drietal van deze broeders; 2e. voor het afdoen van noodzake lijke dingen, die nu niet kunnen wor den behandeld en waarover toch vóór de e.k. Synode moet worden beslist, t© benoemen de deputaten, onder voorwaarde dat deze zaken: a. betrekking hebben op de zending onder de heidenen en Mohammeda nen; b. niet behooren te worden afge daan door eenige zendende Kerk; c. nader worden goedgekeurd door de volgende Synode. Aldus besloten. De Synode besluit, Ds. W. W. Meij- nen te ontheffen van zijn deputaat- schap inzake grensregeling Vreeland en in zijn plaats te benoemen Ds. J. G. Telkamp. T© ongeveer half twaalf gaat de Sy node in comité-generaal. Middagvergadering. Het comité-generaal wordt ook in de middagzitting voortgezet. Te ongeveer kwart voor twe© wordt de zitting weer openbaar. Ds. G. Keizer leest het rapport van deputaten voor, correspondentie met buitenlanasche kerken. Prof. Dr. V. Hepp rapporteert na mens Commissie II over dit rapport. Hierover wordt een breede discus sie gehouden, waarna de beslissing wordt verdaagd. P:of. L. Berkhof spreekt een woord van hartelijk afscheid tot de Synode, dat door <iPn praeses op dezelfde wij ze beantwooi J wordt. Besloten wonit, de zittingen te her vatten op Woensdag a.s. Nadat gezongen is Ps. 48 6 wordt de vergadering gesloten met dankge bed. het oog op het naderend gevaar, zijn krachten verzamelde, en weder in staat was te denken en te overwegen, bemerkte hij, dat de toon, die nog al tijd met verbazend© trillingen zijn oor trof, werd voortgebracht door de metalen schijf, waarop de wachter sloeg, 0111 de burgers van de oase en de Anachoreten te waarschuwen. Was Hermaé teruggekeerd? Had den de Blemmyers hem overvleugeld? Van welke zijde naderden de roofgie rige scharen? Mocht hij hier bij zijn offer toeven, of gebood zijn plicht hem zijn sterke armen bij de verdedi» ging van zijn weerlooze metgezellen te gebruiken? Angstig vragend staarde bij op de bleeke trekken van den jongeling, en daarbij werd hij vervuld van diep en smartelijk medelijden. Hoe schoon was deze jonge plant, die zijn hand ge broken had! En de hand eener moe der had gisteren nog deze bruin© lok ken gestreeld! Er welden tranen in de oogen van den Anachoreet, en met vaderlijke teederheid boog hij zich oyer het bleeke gelaat en drukte een zachte kus op de bloedelooze lippen van den jongeman, die daar in on macht nederlag. Er voer een blijde huivering door zijn leden, want Polycarpus' mond was niet koud. Er was geen twijfel aan. En thans, thans bewoog hij zijn hand. Ja waarlijk! Geloofd zij de Heer! Nu sloeg bij de oogen weder op. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1927 | | pagina 5