NIEUWE LEIDSCHE COURANT
TWEEDE BLAD.
WflT DE BLADEN ZEGGEN.
KERK EN SCHOOL.
FEUILLETON.
Niets. menscSislijks vreemd
BINNENLAND.
van
MAANDAG 22 AUG. 1927
Een goede daad van den Vrij
heidsbond.
Eere, wien eere toekomt! schrijft on
ze „Rotterdammer".
Zoo past het ook den Vrijheidsbond
een woord van lof te brengen voor zijn
initiatief.
Zijn hoofdbestuur heeft namelijk be
sloten een commissie te benoemen,
welke de werking van het stelsel der
Evenredige Vertegenwoordiging heeft
te onderzoeken.
De eerste vraag, welke zal worden
voorgelegd aan de Commissie, lijkt
ons van buitengewoon belang. Zij be
doelt een onderzoek in te stellen of
de band tusschen kiezers en afgevaar
digden. zou kunnen worden versterkt.
Hiev is een teere plek aangeraakt,
waar men in alle partijen van kan
spraken.
Algemeen rijst de klacht, dat de
ba/ad tusschen kiezer en gekozene ver-
sl/apt is. De partijbesturen en de be
sturen van de kiesvereenigingen heb-
Jben de verkiezing vaak voor een groot
'deel in de hand. De kiezer staat er in
de praktijk zoo goed als buiten en uit
de besturen zelf komen te vaak de
c'andidaten voort.
Het vroegere stelsel was ook niet
onberispelijk, verre van dat. Maar de
band was steviger en daardoor werd
in het verkie&ingswerk over het alge
meen veel meer de ziel gelegd.
De afstand tusschen afgevaardig
den en kieners is veel te groot gewor
den. Zal het staatkundig leven goed
verloopen, zoo moet naar verbetering
gezocht.
'Wat ï*n den Vrijheidsbond thans
staat to gebeuren, wordt gewis ge
volgd 'in andere partijen, al zal het
dan ïr'iet precies zoo aangevat worden.
De heer Vliegen heeft de zaak al
aangesneden in de sociaal-democrati-
schto pers en ook van onze zijde is dit
reeds meer dan eens gebeurd.
Al behoeven wij in ons land nog niet
te spreken van politieke decadentie,
van politiek verval, steviger is het
parlementarisme er toch zeker ook
niet op geworden.
Als er gezocht wordt naar de fouten
van het huidige stelsel, beteekent dit
geen overbodige arbeid.
NED. HERV. KERK.
Beroepen: Te 's-GrevelduinCa-
pëlle, "F. van Asch, te. Den Ham.
Aangenomen Naar Visvliet
Pieterzijl (toez.) H. Q. Th. Ravesteijn,
te Midwolda (Old.).
GEREF. KERKEN.
'Aangenomen: Naar Barendrecht,
J. Oosterveen te Wilnis.
Bedankt: Voor Haamstede, J.
Snoek te Vrijhoeve 's-Grevelduin Ca-
pelle. Voor Middelburg, J. C. Houtza
gers, te Reeuwijk en A. Dercksen te
PijnackerNootdorp. Voor Meliskerke
E. Beukem&, te Nijawier.
EEtt NIEUW WERK VAN
DR. WIELENGA.
Naar gemeld wordt, zal binnenkort
bij de "Uitgevers Mij. E. J. Bosch Jbzn.
te Amsterdam het licht zien; „Mozes
en Israël", door Dr. B. Wielenga. Be
doeld werk, dat als ie deel der Schouw
ven.sterbibliotheek jaargang 1927—28
verschijnt, zal wofrden verlucht door
een aantal platen in ^-kleurendruk.
GEN. SYNODE DER GEREF.
KERKEN.
Wij vernemc/n, dat ds. K. Fernhout
Mzn. van Vreeland niet meer ter Sy
node zal kom.en, wegens vertrek van
één zijner kinderen naar Indië. Hij
wordt vervangen door ds. W. Verhoeff
van Zeist. Ook oud. Van Zeggelaar
van Ransdoj.p keert, wegens ongesteld
Een episode uit de geschiedenis van
de Christenen op het Sinaïtisch
Schiereiland cimstreeks het jaar 300.
56. -O-
Paulus zag van zijn arbeid op,
dankte en vroeg haar, toen zij na wei
nige oogenblihken weder naar buiten
kwam: „Hoe. gaat het met den klei
nen kranke?"
Sirona haalde de schouders op en
antwoordde, bedroefd: „Hij heeft
niets gedronken en mij niet eens «her
kend. Die reutelende ademhaling gaat
nog even snel als gisterenavond. Ach,
als dit diertje sterven moet....!"
Zij v/as zoo aangedaan van smart,
dat zij den zin niet kon voltooien.
Paulus schudde afkeurend het hoofd
en zeide: „Het is zonde zich zoo te
kwellen over een redeloos dier".
„Jambe is niet redeloos", antwoord
de Sirona. „En al was dit zoo, wat
blijft mij nog over, als dit beestje
stérft? Het is groot geworden in mijns
V'aders huis, waar allen mij lief had
den. Ik kreeg het toen het weinige da
gen oud was, en heb het door middel
van een sponsje met melk groot ge
bracht. Dikwijls ben ik, als ik het
kleine diertje hoorde janken, in den
nacht rnet blooto voeten uit bed ge
stapt om het te drenken. Daarom was
het ook als een kind aan mij gehecht
en had het mij noodig. Niemand kan
weten wat een ander voor hem is.
heid. niet weer terug. In zijn plaats
komt oud. K. Wagenaar van Heer
Hugowaard.
HET VOORSTEL-Dr. OORTHUYS.
Aan het rapport aan de Synode der
Ned. Herv. Kerk' uitgebracht over het
voorst el (Oorthuys, tot een omzend
brief aan de kerkelijke besturen (de
zoogenaamde „conscientiekreet") ont-
leenen wij het volgende:
„Bij verschillende leden uwer com
missie vindt de conscientiekreet van
Dr. Oorthuys weerklank. Zij achten 't
een betreurenswaardig feit, dat de
door dezen genoemde grondwaarhe
den van het Christelijk geloof, zooals
die in de belijdenisschriften onzer
Kerk zijn ontwikkeld niet alleen door
vele voorgangers niet worden verkon
digd, maar zelfs geloochend en be
streden. Zij erkennen met den voorstel
Ier, dat alle leden der kerkelijke be
sturen den duren plicht hebben vol
gens art. 11 Algemeen Reglement, de
leer onzer Kerk te handhaven, en dat
ook vele afwijkingen in prediking en
onderwijs in strijd zijn met de vragen
bij de toelating tot godsdienstonder
wijzer.
Evenwel is in uwe Commissie de ge
dachte uitgesproken, dat voor het ver-
langde rondschrijven geen kerkrechte
lijke grond aanwezig is, zoolang de
voorgeschreven vragen bij de toelating
tot de Evangeliebediening en tot gods
dienstonderwijzer niet gewijzigd zijn.
Ook zijn de volgende denkbeelden in
uwe commissie uitgesproken: Hoewel
men de conscientiekreet van Dr. Oort
huys kan waardeeren, meent men toch
te moeten betreuren de wijze, waarop
dit geschiedt. Immers, wat hier wordt
voorgesteld is van zóó wijde strekking,
dat het niet aangaat zonder ernstige
en omvangrijke voorbereiding hier-
ovër te beslissen. Daar is allereerst al
de bevoegdheid der Synode. Dr. Oort
huys verklaart, dat hij de Synode niet
bevoegd acht om over leergëschillen
te beslissen. Toch vraagt hij, dat de
Synode een principieele beslissing zal
nemen ten opzichte van de vraag, wat
geest en hoofdzaak is in de geloofsbe
lijdenis. Hij somt een aantal punten
op, die onomstootelijk heeten vast te
staan. Maar het is wel zeker, dat een
groot deel der Kerk tegen één of meer
dier punten uitgesproken of sluime
rende gravamina koestert. Moet de
Synode zich nu voetstoots op dezen
weg van leerheslissing laten leiden?
Een andere vraag is deze: Is het in
het algemeen wel juist, de kerk te wil
len binden aan op zulk een concrete
wijze geformuleerde uit de belijdenis
schriften uitgelichte geloofwaardighe
den? Wordt hiermede de zaak van
christelijk geloofsleven niet al te veel
tot zuiver verstandelijk terrein be
perkt, en wordt hiermede niet de dwa
ling in de hand gewerkt, dat een toe
stemming van dogmata de hoofdzaak
van het christendom is? Maar ook al
zou men met een opsomming van be
langrijke geloofsartikelen genoegen
kunnen nemen, zal men niet dadelijk
het vei'Wijt wakker roepen, dat hier
een willekeurige selectie heeft plaats
gevonden? Om te beginnen ontbreekt
hier eenige uitspraak omtrent de H.
Schrift en het Woord Gods. Het is toch
algemeen bekend, hoe hier dadelijk de
grootste moeilijkheden rijzen. Maar is
het dan nu de tijd, om zonder ernstige
voorbereiding door de Synode een aan
tal geloofswaarheden vast te doen stel
len? Doch ook al zou men zelfs met
deze opsomming genoegen kunnen ne
men, dan wordt het nog als een on
recht gevoeld tegen de duizenden in
onze kerk, die andere gevoelens daar
over voorstaan om hen op deze wijze
als 't ware uit dl kerk te willen drin
gen. Hier doet zich niet alleen de
vraag voor naar de bevoegdheid der
Synode, maar hier komen wij tot de
nog dieper grijpende vraag, wat ver
staat -men onder „kerk". Is er een
volkskerk, zoo ja, moet men een volks
kerk aan dergelijke formuleeringen
hinden? Is er dan nog niet een ge-
heele andere weg, waarbij geweten en
persoonlijkheid geëerbiedigd blijven?
Is er geen volkskerk, welk kerkbegrip
staat men dan voor? Tenslotte: Er is
een duidelijk waarneembare verande
ring in het godsdienstig en kerkelijk
leven waar t,e nemen. Is het nu voor
de Synode de tijd, daarin door zulk
een improvisatorisch aanschrijven in
Mijn vader vertelde ons eens van een
spin, die een gevangene het leven op-
vroolijkte. En wat is zulk een leelijk
stom dier in vergelijking van mijn
verstandig en sierlijk hondje! Ik heb
mijn vaderland vaarwel gezegd, en
hier denkt ieder het ergste van mij,
hoewel ik geen mensch heb beleedigd,
en niemand heeft mij lief dan Jam
be".
„Toch ken ik iemand, die ieder
liefheeft met dezelfde goddelijke
liefde", viel Paulus haar in de rede.
„Van zulk een mensch houd ik
niet", antwoordde Sirona. „Jambe
volgt niemand dan mij alleen. Wat
geef ik om een liefde, die ik met de
gansche wereld deelen moet! Meent
gij mogelijk dien gekruisigden God
der Christenen? Hij mag goed zijn
en hulpvaardig; dat zegt vrouw Do
rothea ook. Maar hij is dood; ik zie
Hem niet en hoor Hem niet, en ver
lang ook niet naar iemand die mij
genade bewijst, maar naar een voor
wien ik iets zijn kan, en die mij noo
dig heeft voor zijn leven en g-eluk".
De Alexandrijn voelde bij deze
woorden een zachte koude rilling
over zijn rug gaan, en terwijl hij haar
gestalte met een meewarigen en te
vens be wonderenden blik opnam,
dacht hij: „Satan was, vóór hij viel,
de schoonste onder de reine geesten,
en nog altijd oefent hij macht uit over
hen. Zij is nog in lang niet rijp voor
het heil en toch heeft zij een goed
hart; al dwaalde zij soms, zij is toch
zeker niet slecht".
Sirona's blik had den zijnen ont
Minisierieele belangstelling. Mi
nister Slotemaker de Bruine woonde
Vrijdag te Barneveld de Landdag
van den Vrijwillige Landstorm bij.
De Minister op 't spreekgestoelte.
te grijpen? Men bedoelt niet op al deze
vragen een antwoord te geven of uit te
lokken, maar wil alleen doen zien, wat
er al niet vastzit aan het verzoek van
Di*. Oorthuys.
Eenige leden uwer commissie ne
men niet aL de bovengenoemde be
schouwingen voor hun rekening, maar
al hare leden vinden daarin toch zoo
belangrijke bezwaren ontwikkeld te
gen het verzoek van Dr. Oorthuys, dat
zij dit niet.kunnen aanbevelen.
Mitsdien heeft uwe commissie de
eer u te adviseeren het verzoek van
Dr. Oorthuys niet in te willigen.
Ds. VAN GRIEKEN OVER DE
NED. HERV. SYNODE.
In de 'Waarheidsvriend, het orgaan
van den Gereformeerden Bond uit ds
M. van Grieken zijn teleurstelling
over hetgeen de Ned. Herv. Synode
met 14 tegen 5 stemmen tot stand ge
bracht heeft.;
Omtrent de verwerping van het voor
stel inzake schrapping van geest en
hoofdzaak zegt hij: „Dat de heeren
Schokking en. Bongers (om geen ande
ren te noemen) hier onder de tegen
stemmers gevonden worden verbaast
en bedroeft ons. Het spijt ons. dat deze
mannen (die bovendien den doorslag
hadden kunnen geven), niet hebben
willen meewerken, om die beruchte
woorden „geest en hoofdzaak" hier te
schrappen
Dat behoort alweer tot de pijnlijke
ervaringen van het leven!"
„De proponentsformule", aldus ver
volgt ds. van Grieken, „blijft dus on
gewijzigd. Dat dit besluit van deze Sy
node ons bijzonder smart behoeven we
zeker niet te zeggen. We hadden ver-
wacht, dat een Synode die zooveel ge
vaar ducht van een Roomschen nun
tius bij ons Hof, óók een open oog zou
hebben gehad voor de groote gevaren,
die in onze Herv. Kerk zijn en aan de
genen, die als predikant onze Herv.
Kerk willen dienen wel zou hebben
willen vragen toch eenig en alleen het
Evangelie des Kruises te prediken!
Maar neen slaapt maar voort,
hooge Synodaal-Hervormde heeren!
Modernist en liberalist moesten u ook
eens voor „onverdraagzaam" aanzien!
Het schamper-lichtvaardig schrijven
van een man als prof. Obbink in het
Weekblad voor Christendom en Cul
tuur zal er ook geen goed aan gedaan
hebben!"
Vooral is Ds. van Grieken veront
waardigd over de houding van de or
thodoxe synode tegenover den „cons
cientiekreet" van Dr. Oorthuys.
„Terwijl men in Ommen vergadert",
aldus de schrijver, ,,en daar een nieu
we. een andere Christus gepresenteerd
wordt ten aanschouwe van duizenden
en terwijl mannen als ds. Theesing c.s.
ongebonden loochenen wat de Heere
Zelf als het eenig fundament ter za
ligheid gelegd heeft, zwijgt de synode
der Ned. Herv. kerk, ook als haar ge
vraagd wordt een „getuigenis" te doen
hporen. „Teekenen der tijden" schijnen
moet, en zuchtend zeide zij: „Gij ziet
mij zoo medelijdend aan. Als Jambe
echter weder gezond werd, en het ge
lukte mij Alexandrië te bereiken, dan
zou er misschien in mijn lot nog eene
gunstige wending komen".
Terwijl zij sprak was Paulus opge
staan om 'den pot^van het vuur te ne
men, en zeide nu," terwijl hij dien aan
zijn gast overhandigde: „Voor het te
genwoordige moge deze brij u het ge
mis vergoeden van de genietingen
der hoofdstad. Het verheugt mij
dat hij u smaakt. Maar zeg mij nu
eens: hebt gij er wel eens goed over
nagedacht welke gevaren een schoo-
ne jonge vrouw, zonder bescherming,
bedreigen in de zondige Grieksche
stad? Zou het niet beter zijn, dat gij
de gevolgen van uw schuld voor uw
rekening naamt en terugkeerdet tot
Phoebicius, aan wien gij in elk geval
toch toebehoort?"
Sirona had bij deze laatste woor
den den pot waaruit zij at op den
grond gezet en riep op heftigen toon,
terwijl zij haastig opstond: „Dat zal
nooit gebeuren, en in die vreeselijke
ure, toen ik bijna uitgeput daar bene
den zat,, en uwe schreden voor die
van Phoebicius' hield, hebben de go
den mij getoond, hoe ik hem, en u en
ieder, die mij tot hem zou willen te
rugbrengen, ontvluchten kan. Ik was
razend en als in zinsverbijstering,
toen ik de wijk nam tot aan den rand
van den afgrond Doch wat ik toen
in waanzin wilde doen, dat zou ik
thans in koelen bloede uitvoeren, zoo
waar ik hoop mijn betrekkingen in
er voor de Synode niet te bestaan! En
om den Christus te belijden, voor de
menschen, schijnt voor de Synode niet
noodig! Deze beslissing ontsiert niet
dr. Oprthuys, noch die hem terzijde
stonden, maar hen, die hier hebben ge
zwegen, ja, tegengewerkt hebben toen
tot spreken werd uitgenoodigd!"
Ds. van Grieken besluit met te zeg
gen „Wat ons teleurstelde heilige de
Heere in Zijn gunst, opdat uit 't kwa
de oog iets goed geboren worde! De
belijders van den Christus der Schrif
ten zullen elkander nog meer moeten
zoeken en elkaar nog heter leeren vin
den!"
STAATS- OF SCHGOLEINDEXAMEN.
In verband met wat in den laatst en
tijd over staats- of sehooleindexamen
is geschreven is het van belang hier
een stem uit Indië te vernemen.
In het zoo juist verschenen „Advies
van onderwijsraad inzake de reorgani
satie van de opleiding van het perso
neel bij het Westersch Lager Onder
wijs (Kweekschoolplan)", waarvan wij
de conclusie's reeds gaven, komt een
hoofdstuk voor.over de vraag: „Moe
ten de nieuwe kweekscholen (in indië)
hun leerlingen zelf examineeren bij 't
eindexamen of is een staatsexamen te
verkiezen?", Wij zullen hieronder in 't
kort de argumenten vóór en tegen
weergeven, en wijzen er slechts op, dat
de ervaring hier te lande blijkbaar in
Indië een zeer slechten indruk heeft
gemaakt.
De voorstanders van het schoolexa
men beweren: Het staatsexamen ver
wringt en beknelt de opleiding. De
vrijheid van onderwijs verzet zich te
gen het dwingende van een staatsexa
men. Teneinde het wettelijk program
ma in eigen richting uit te werken, is
een eigen examen noodig. Dit geldt
vooral voor de vakken opvoedkunde,
geschiedenis, aardrijkskunde, litera
tuur. Het schoolexamen is rechtvaar
diger tegenover de leerlingen zoowei
van het hijzonder als van het open
baar onderwijs. Cijfers op een school
examen gegeven zijn van meer waarde
dan die op een staatsexamen toege
kend. Een objectief oordeel is onmo
gelijk na e*en half uur examineeren te
vellen.
De voorstanders van het staatsexa
men beweren: De resultaten zijn onbe
trouwbaar, doordat het gelegenheid
geeft oneerlijk te zijn. De practijk in
Holland en in Indië bewees dit.' De
uniformiteit gaat verloren. De goede
beginselen van een schoolexamen kun
nen in een staatsexamen, breeder van
opvatting, zooveel mogelijk worden be
naderd. Voor de voorstanders van een
staatsexamen heeft het in Holland in
gevoerde school-examen zijn prestige
verloren, en men wenscht Indië voor
deu pijnlijken strijd, die Hdiianrt te
zien geeft, te bewaren.
Ten slotte werd met 13 stemmen
veór en 2" stemmen tegen bes oei c'e
regeering te adviseeren tot het invoe-
reu van een staatsexamen.
ZONDAGSRUST IN INDIë.
De Classis Batavia der Geref. Ker
ken in Ned.-Indië ih vergadering bij
een te Soerabaja op 28 en 29 Juni
1927, heeft in den breede gesproken
over de kwestie der Zondagsrust in
de cultures e.a. bedrijven in Ned.-
Indië. Zij benoemde een Commissie
om deze zaak in haar geheel in studie
te nemen en namens de Classicale
vergadering die stappen te doen. die
ze meent dat niet uitgesteld kunnen
worden tit de Classis in 1928 weer
vergadert.
De classis meende, zoo heet het in
de toelichting, dat de Christenen in
Holland weten moeten waaraan wij
hier en waaraan ook zij toe zijn als
zij zelf of hun kinderen naar hier ko
men. Wat weet men in liet vaderland
er van, dat b.v. in de cultures op Su
matra practisch geen Zondagsrust be
staat en alleen maar de le en 16e van
de maand een vrije dag is, zoodat in-
heemschen en Europeanen 14 a 15 da
gen aan één stuk door moeten wer
ken, en dat iri andere bedrijven hier
en op Java de toe.1 landen niet veel
beter zijn. Men heeft er in Holland
nog geen idee van welk een funeste
invloed het op het leven van onze
Christenen is .dat op den gedenkdag
van Mohammed's hemelvaart niet en
op dien van Christus' hemelvaart
Arelate nog eens weer te zien. Wie ben
ik geweest, en wat is er door Phoebi
cius van mij geworden! Het leven
lachte mij toe als een zonnige tuin,
met verguld rasterwerk, en kristal
heldere vijvers, schaduwrijke hoo
rnen met róode bloemen en zingende
vogels. Hij heeft mij het zonlicht be
nomen, de bronnen troebel gemaakt
en de bloemen geknakt. Alles komt
mij thans zoo zwijgend en kleurloos
voor, en als de afgrond mij opneemt,
zal niemand mij missen en niemand
mij beklagen".
„Arme vrouw", zeide Paulus. „Uw
echtgenoot heeft u dan wel weinig
liefde getoond!"
„Liefde?" hernam Sirona lachend.
„Phoebicius en liefde! Gisteren heb
ik u immers verteld, hoe hij mij na
zijn feesten, als hij dronken was of
uit zijn onmacht ontwaakte, gruw-
zaam gekweld heeft? Maar hij heeft
mij iets gedaan, iets, dat ook de laat
ste dunne band tusschen ons ver
scheurd heeft. Niemand heeft liet
nog van mijn lippen gehoord, zelfs
vrouw Dorothea niet, die mij toch
dikwijls heeft berispt, wanneer ik
een hard woord over mijn man niet
weerhouden kon. Zij heeft goed pra
ten. Had ik een echtgenoot als Pe
trus gevonden, dan ware ik mis
schien ook een Dorothea geworden.
Het is een wonder, hetwelk ikzelf
niet begrijp, dat ik niet slecht géwor
den ben aan de zijde van dien on-
mensch, die mij, mij waarom zou
ik het verzwijgen te Rome aan zijn
legaat Quintillus verkocht had, na-
AAN HET ZOEKLICHT.
Leiden, 22 Augustus 1927.
Naar ik in de bladen lees, is inder
tijd een Russische expeditie, onder
leiding van prof. Iwanof naar Cen-
traal-Afrika vertrokken, om proeven
te nemen met kruisingen tusschen
menschen (Congo-negers) en apen.
Volgens de Sovjetbladen is prof. Iwa
nof thans met 6 mensch-apen te Mar
seille gearriveerd, vanwaar hij zijn
levend materiaal naar Soechoem zal
overbrengen. Daar zal hij eerst pogin
gen in het werk stellen tot veredeling
van het aaptype, om vervolgens krui
singen met menschen te beproeven.
Als men. dit bericht leest, zou men
eerst geneigd zijn, de Sovjet-autoritei
ten den goeden raad te geven, het aap
type voorloopig maar aan zijn lot over
te laten en liever pogingen in het
werk te stellen, het menschtype te
veredelen. Daar ontbreekt in Rusland
nogal .wat aan, getuige de onmen-
schelijke tooneelen die zich daar de
laatste jaren afspelen.
Doch overigens bewijst dit bericht
wel, hoe diep men gezonken is; als
men zeJfs het principieele onder
scheid tusschen den naan Gods beeld
geschapen mensch en het redelooze
dier niet meer gevoelt.
OBSERVATOR.
wèl wordt doorgewerkt, dat wel de
Moliammedaansche poeasa, niet de
Christelijke Nieuwjaarsdag, wel al
lerlei Javaansche en Chineesche reli
gieuze dagen, niet Kerstmis een vrije
rustdag is. Door deze roes van het
maar dagelijks doorwerken weten on
ze menschen op een zekeren dag soms
niet eens. dat heel de Christenheid
feest viert en God dient.
Daar in de Christelijke Pers nogal
eens wordt belicht de Zondagsrust in
Engeland en Frankrijk, critiek wordt
geoefend op liet loopen van enkele
extra-treinen. meenen wij, dat het
van evenveel, zoo niet van meer be
lang is ds aandacht van ons Christen
volk niet maar zoo terloops maar
voortdurend te vestigen op *vat hier
in eigen kolonie de toestanden ujn.
Zoodoende zullen de Christenen
gewaarschuwd "zijn en weet de Chris
telijke actie in Holland wat te doen
valt om ons in onze actie te steunen.
PROV. WATERLEIDINGBEDRIJF
IN NOORDHOLLAND.
Verschenen is het verslag van
Noord-Hollands Prov. Waterleiding
bedrijf over 1926, het PAV.N.
Daaraan ontleenen wij dat in 1926
niet minder dan 302 kilometers buis
leiding werd aangelegd en in exploi
tatie genomen.
Overneming bedrijf Haarlem-
merliede.
In den loop van het jaar had de
gem. Haarlemmerliede en Spaarn-
woude den wensch te kennen gegeven
haar waterleidingbedrijf aan de Pro
vincie over te doen. De als gevolg
daarvan aangeknoopte onderhande
lingen leidden op 30 Dec. 1926 tot het
besluit tot overdracht, ingaande, be
houden goedkeuring der hoogere
autoriteiten, op 1 Januari 1927. In
dit verband met het gemeentebestuur
van Amsterdam gevoerd wordende
onderhandelingen waren op het ein
de van het verslagjaar nog in vollen
gang.
Medewerking van autoriteiten.
Van de autoriteiten, waarmede het
bedrijf bi; de uitvoering der verschil
lende werkeh in aanraking kwam en
ook van particulieren, werd ten volle
medewerking ontvangen. In de groo
te erkenteNkheid, waarmede dit
wordt vermeld, komt een belangrijk
aandeel toe aan dijkgraaf en heem
raden van den Haarlemmermeerpol-
der en den ingenieur van dien polder.
Dit college, ofschoon aanvankelijk
zeer bevreesd voor de nadeelige ge
volgen van den buizenaanleg op het
onder zijn beheer gestelde uitgestrek
te wegennet en daardoor begrijpelij
kerwijze geneigd de vergunning
slechts onder zeer bezwarende voor-
dat hij in schulden zat en door diens
toedoen hoopte bevorderd te worden.
Hij bracht den ouden man, die mij
vaak was nageloopen, zelf in mijn
huis; maar de brave vrouw, bij wie
wij inwoonden, had de onderhande
lingen afgeluisterd en mij alles ver
raden. Dat was zoo laag, zoo schan
delijk mogelijk; ik bevlek mijn ziel
als ik er slechts, aan denk. De legaat
heeft voor zijn sestertiën weinig
vreugde gekocht. Phoebicius gaf ech
ter dat zondig verworven geld niet
terug, en zijn woede tegen mij kende
geen grenzen, toen hij door toedoen
van. den bedrogen ouden legaat naar
de oase werd overgeplaatst. Thans
weet gij alles, en geef mij, zoo gij
kunt, nu andermaal den raad, tot de
zen man, aan wien ik ter kwader ure
verbonden werd, terug te keeren.
Hoor toch eens hoe het arme diertje
daar binnen jankt. Misschien wil het
bij mij zijn, en het heeft de kracht
niet zich te verroeren."
Paulus zag haar deelnemend aan,
terwijl zij onder de opening van de
rots verdween, en wachtte met de ar- m
men over elkaar gekruist tot zij terug
zou komen. Hij kon het hol niet over
zien, want de grootere ruimte, waar
in het nachtleger was 'gespreid, was
met den langen smallen gang, die
naar buiten leidde, aan het einde ver
bonden, gelijk het mes van een zeis
aan de greep. Zij bleef zeer lang uit,
en hij hoorde slechts nu en dan een
teeder woord, waarmede zij het lij
dende hondje zocht te troosten.
CWordt vervolgd).