NIEUWE LEIDSCHE COURANT TWEEDE BLAD. WflT DE BLADEN ZEGGEN. KERK EN SCHOOL. FEUILLETON. Niets. menscSislijks vreemd BINNENLAND. van MAANDAG 22 AUG. 1927 Een goede daad van den Vrij heidsbond. Eere, wien eere toekomt! schrijft on ze „Rotterdammer". Zoo past het ook den Vrijheidsbond een woord van lof te brengen voor zijn initiatief. Zijn hoofdbestuur heeft namelijk be sloten een commissie te benoemen, welke de werking van het stelsel der Evenredige Vertegenwoordiging heeft te onderzoeken. De eerste vraag, welke zal worden voorgelegd aan de Commissie, lijkt ons van buitengewoon belang. Zij be doelt een onderzoek in te stellen of de band tusschen kiezers en afgevaar digden. zou kunnen worden versterkt. Hiev is een teere plek aangeraakt, waar men in alle partijen van kan spraken. Algemeen rijst de klacht, dat de ba/ad tusschen kiezer en gekozene ver- sl/apt is. De partijbesturen en de be sturen van de kiesvereenigingen heb- Jben de verkiezing vaak voor een groot 'deel in de hand. De kiezer staat er in de praktijk zoo goed als buiten en uit de besturen zelf komen te vaak de c'andidaten voort. Het vroegere stelsel was ook niet onberispelijk, verre van dat. Maar de band was steviger en daardoor werd in het verkie&ingswerk over het alge meen veel meer de ziel gelegd. De afstand tusschen afgevaardig den en kieners is veel te groot gewor den. Zal het staatkundig leven goed verloopen, zoo moet naar verbetering gezocht. 'Wat ï*n den Vrijheidsbond thans staat to gebeuren, wordt gewis ge volgd 'in andere partijen, al zal het dan ïr'iet precies zoo aangevat worden. De heer Vliegen heeft de zaak al aangesneden in de sociaal-democrati- schto pers en ook van onze zijde is dit reeds meer dan eens gebeurd. Al behoeven wij in ons land nog niet te spreken van politieke decadentie, van politiek verval, steviger is het parlementarisme er toch zeker ook niet op geworden. Als er gezocht wordt naar de fouten van het huidige stelsel, beteekent dit geen overbodige arbeid. NED. HERV. KERK. Beroepen: Te 's-GrevelduinCa- pëlle, "F. van Asch, te. Den Ham. Aangenomen Naar Visvliet Pieterzijl (toez.) H. Q. Th. Ravesteijn, te Midwolda (Old.). GEREF. KERKEN. 'Aangenomen: Naar Barendrecht, J. Oosterveen te Wilnis. Bedankt: Voor Haamstede, J. Snoek te Vrijhoeve 's-Grevelduin Ca- pelle. Voor Middelburg, J. C. Houtza gers, te Reeuwijk en A. Dercksen te PijnackerNootdorp. Voor Meliskerke E. Beukem&, te Nijawier. EEtt NIEUW WERK VAN DR. WIELENGA. Naar gemeld wordt, zal binnenkort bij de "Uitgevers Mij. E. J. Bosch Jbzn. te Amsterdam het licht zien; „Mozes en Israël", door Dr. B. Wielenga. Be doeld werk, dat als ie deel der Schouw ven.sterbibliotheek jaargang 1927—28 verschijnt, zal wofrden verlucht door een aantal platen in ^-kleurendruk. GEN. SYNODE DER GEREF. KERKEN. Wij vernemc/n, dat ds. K. Fernhout Mzn. van Vreeland niet meer ter Sy node zal kom.en, wegens vertrek van één zijner kinderen naar Indië. Hij wordt vervangen door ds. W. Verhoeff van Zeist. Ook oud. Van Zeggelaar van Ransdoj.p keert, wegens ongesteld Een episode uit de geschiedenis van de Christenen op het Sinaïtisch Schiereiland cimstreeks het jaar 300. 56. -O- Paulus zag van zijn arbeid op, dankte en vroeg haar, toen zij na wei nige oogenblihken weder naar buiten kwam: „Hoe. gaat het met den klei nen kranke?" Sirona haalde de schouders op en antwoordde, bedroefd: „Hij heeft niets gedronken en mij niet eens «her kend. Die reutelende ademhaling gaat nog even snel als gisterenavond. Ach, als dit diertje sterven moet....!" Zij v/as zoo aangedaan van smart, dat zij den zin niet kon voltooien. Paulus schudde afkeurend het hoofd en zeide: „Het is zonde zich zoo te kwellen over een redeloos dier". „Jambe is niet redeloos", antwoord de Sirona. „En al was dit zoo, wat blijft mij nog over, als dit beestje stérft? Het is groot geworden in mijns V'aders huis, waar allen mij lief had den. Ik kreeg het toen het weinige da gen oud was, en heb het door middel van een sponsje met melk groot ge bracht. Dikwijls ben ik, als ik het kleine diertje hoorde janken, in den nacht rnet blooto voeten uit bed ge stapt om het te drenken. Daarom was het ook als een kind aan mij gehecht en had het mij noodig. Niemand kan weten wat een ander voor hem is. heid. niet weer terug. In zijn plaats komt oud. K. Wagenaar van Heer Hugowaard. HET VOORSTEL-Dr. OORTHUYS. Aan het rapport aan de Synode der Ned. Herv. Kerk' uitgebracht over het voorst el (Oorthuys, tot een omzend brief aan de kerkelijke besturen (de zoogenaamde „conscientiekreet") ont- leenen wij het volgende: „Bij verschillende leden uwer com missie vindt de conscientiekreet van Dr. Oorthuys weerklank. Zij achten 't een betreurenswaardig feit, dat de door dezen genoemde grondwaarhe den van het Christelijk geloof, zooals die in de belijdenisschriften onzer Kerk zijn ontwikkeld niet alleen door vele voorgangers niet worden verkon digd, maar zelfs geloochend en be streden. Zij erkennen met den voorstel Ier, dat alle leden der kerkelijke be sturen den duren plicht hebben vol gens art. 11 Algemeen Reglement, de leer onzer Kerk te handhaven, en dat ook vele afwijkingen in prediking en onderwijs in strijd zijn met de vragen bij de toelating tot godsdienstonder wijzer. Evenwel is in uwe Commissie de ge dachte uitgesproken, dat voor het ver- langde rondschrijven geen kerkrechte lijke grond aanwezig is, zoolang de voorgeschreven vragen bij de toelating tot de Evangeliebediening en tot gods dienstonderwijzer niet gewijzigd zijn. Ook zijn de volgende denkbeelden in uwe commissie uitgesproken: Hoewel men de conscientiekreet van Dr. Oort huys kan waardeeren, meent men toch te moeten betreuren de wijze, waarop dit geschiedt. Immers, wat hier wordt voorgesteld is van zóó wijde strekking, dat het niet aangaat zonder ernstige en omvangrijke voorbereiding hier- ovër te beslissen. Daar is allereerst al de bevoegdheid der Synode. Dr. Oort huys verklaart, dat hij de Synode niet bevoegd acht om over leergëschillen te beslissen. Toch vraagt hij, dat de Synode een principieele beslissing zal nemen ten opzichte van de vraag, wat geest en hoofdzaak is in de geloofsbe lijdenis. Hij somt een aantal punten op, die onomstootelijk heeten vast te staan. Maar het is wel zeker, dat een groot deel der Kerk tegen één of meer dier punten uitgesproken of sluime rende gravamina koestert. Moet de Synode zich nu voetstoots op dezen weg van leerheslissing laten leiden? Een andere vraag is deze: Is het in het algemeen wel juist, de kerk te wil len binden aan op zulk een concrete wijze geformuleerde uit de belijdenis schriften uitgelichte geloofwaardighe den? Wordt hiermede de zaak van christelijk geloofsleven niet al te veel tot zuiver verstandelijk terrein be perkt, en wordt hiermede niet de dwa ling in de hand gewerkt, dat een toe stemming van dogmata de hoofdzaak van het christendom is? Maar ook al zou men met een opsomming van be langrijke geloofsartikelen genoegen kunnen nemen, zal men niet dadelijk het vei'Wijt wakker roepen, dat hier een willekeurige selectie heeft plaats gevonden? Om te beginnen ontbreekt hier eenige uitspraak omtrent de H. Schrift en het Woord Gods. Het is toch algemeen bekend, hoe hier dadelijk de grootste moeilijkheden rijzen. Maar is het dan nu de tijd, om zonder ernstige voorbereiding door de Synode een aan tal geloofswaarheden vast te doen stel len? Doch ook al zou men zelfs met deze opsomming genoegen kunnen ne men, dan wordt het nog als een on recht gevoeld tegen de duizenden in onze kerk, die andere gevoelens daar over voorstaan om hen op deze wijze als 't ware uit dl kerk te willen drin gen. Hier doet zich niet alleen de vraag voor naar de bevoegdheid der Synode, maar hier komen wij tot de nog dieper grijpende vraag, wat ver staat -men onder „kerk". Is er een volkskerk, zoo ja, moet men een volks kerk aan dergelijke formuleeringen hinden? Is er dan nog niet een ge- heele andere weg, waarbij geweten en persoonlijkheid geëerbiedigd blijven? Is er geen volkskerk, welk kerkbegrip staat men dan voor? Tenslotte: Er is een duidelijk waarneembare verande ring in het godsdienstig en kerkelijk leven waar t,e nemen. Is het nu voor de Synode de tijd, daarin door zulk een improvisatorisch aanschrijven in Mijn vader vertelde ons eens van een spin, die een gevangene het leven op- vroolijkte. En wat is zulk een leelijk stom dier in vergelijking van mijn verstandig en sierlijk hondje! Ik heb mijn vaderland vaarwel gezegd, en hier denkt ieder het ergste van mij, hoewel ik geen mensch heb beleedigd, en niemand heeft mij lief dan Jam be". „Toch ken ik iemand, die ieder liefheeft met dezelfde goddelijke liefde", viel Paulus haar in de rede. „Van zulk een mensch houd ik niet", antwoordde Sirona. „Jambe volgt niemand dan mij alleen. Wat geef ik om een liefde, die ik met de gansche wereld deelen moet! Meent gij mogelijk dien gekruisigden God der Christenen? Hij mag goed zijn en hulpvaardig; dat zegt vrouw Do rothea ook. Maar hij is dood; ik zie Hem niet en hoor Hem niet, en ver lang ook niet naar iemand die mij genade bewijst, maar naar een voor wien ik iets zijn kan, en die mij noo dig heeft voor zijn leven en g-eluk". De Alexandrijn voelde bij deze woorden een zachte koude rilling over zijn rug gaan, en terwijl hij haar gestalte met een meewarigen en te vens be wonderenden blik opnam, dacht hij: „Satan was, vóór hij viel, de schoonste onder de reine geesten, en nog altijd oefent hij macht uit over hen. Zij is nog in lang niet rijp voor het heil en toch heeft zij een goed hart; al dwaalde zij soms, zij is toch zeker niet slecht". Sirona's blik had den zijnen ont Minisierieele belangstelling. Mi nister Slotemaker de Bruine woonde Vrijdag te Barneveld de Landdag van den Vrijwillige Landstorm bij. De Minister op 't spreekgestoelte. te grijpen? Men bedoelt niet op al deze vragen een antwoord te geven of uit te lokken, maar wil alleen doen zien, wat er al niet vastzit aan het verzoek van Di*. Oorthuys. Eenige leden uwer commissie ne men niet aL de bovengenoemde be schouwingen voor hun rekening, maar al hare leden vinden daarin toch zoo belangrijke bezwaren ontwikkeld te gen het verzoek van Dr. Oorthuys, dat zij dit niet.kunnen aanbevelen. Mitsdien heeft uwe commissie de eer u te adviseeren het verzoek van Dr. Oorthuys niet in te willigen. Ds. VAN GRIEKEN OVER DE NED. HERV. SYNODE. In de 'Waarheidsvriend, het orgaan van den Gereformeerden Bond uit ds M. van Grieken zijn teleurstelling over hetgeen de Ned. Herv. Synode met 14 tegen 5 stemmen tot stand ge bracht heeft.; Omtrent de verwerping van het voor stel inzake schrapping van geest en hoofdzaak zegt hij: „Dat de heeren Schokking en. Bongers (om geen ande ren te noemen) hier onder de tegen stemmers gevonden worden verbaast en bedroeft ons. Het spijt ons. dat deze mannen (die bovendien den doorslag hadden kunnen geven), niet hebben willen meewerken, om die beruchte woorden „geest en hoofdzaak" hier te schrappen Dat behoort alweer tot de pijnlijke ervaringen van het leven!" „De proponentsformule", aldus ver volgt ds. van Grieken, „blijft dus on gewijzigd. Dat dit besluit van deze Sy node ons bijzonder smart behoeven we zeker niet te zeggen. We hadden ver- wacht, dat een Synode die zooveel ge vaar ducht van een Roomschen nun tius bij ons Hof, óók een open oog zou hebben gehad voor de groote gevaren, die in onze Herv. Kerk zijn en aan de genen, die als predikant onze Herv. Kerk willen dienen wel zou hebben willen vragen toch eenig en alleen het Evangelie des Kruises te prediken! Maar neen slaapt maar voort, hooge Synodaal-Hervormde heeren! Modernist en liberalist moesten u ook eens voor „onverdraagzaam" aanzien! Het schamper-lichtvaardig schrijven van een man als prof. Obbink in het Weekblad voor Christendom en Cul tuur zal er ook geen goed aan gedaan hebben!" Vooral is Ds. van Grieken veront waardigd over de houding van de or thodoxe synode tegenover den „cons cientiekreet" van Dr. Oorthuys. „Terwijl men in Ommen vergadert", aldus de schrijver, ,,en daar een nieu we. een andere Christus gepresenteerd wordt ten aanschouwe van duizenden en terwijl mannen als ds. Theesing c.s. ongebonden loochenen wat de Heere Zelf als het eenig fundament ter za ligheid gelegd heeft, zwijgt de synode der Ned. Herv. kerk, ook als haar ge vraagd wordt een „getuigenis" te doen hporen. „Teekenen der tijden" schijnen moet, en zuchtend zeide zij: „Gij ziet mij zoo medelijdend aan. Als Jambe echter weder gezond werd, en het ge lukte mij Alexandrië te bereiken, dan zou er misschien in mijn lot nog eene gunstige wending komen". Terwijl zij sprak was Paulus opge staan om 'den pot^van het vuur te ne men, en zeide nu," terwijl hij dien aan zijn gast overhandigde: „Voor het te genwoordige moge deze brij u het ge mis vergoeden van de genietingen der hoofdstad. Het verheugt mij dat hij u smaakt. Maar zeg mij nu eens: hebt gij er wel eens goed over nagedacht welke gevaren een schoo- ne jonge vrouw, zonder bescherming, bedreigen in de zondige Grieksche stad? Zou het niet beter zijn, dat gij de gevolgen van uw schuld voor uw rekening naamt en terugkeerdet tot Phoebicius, aan wien gij in elk geval toch toebehoort?" Sirona had bij deze laatste woor den den pot waaruit zij at op den grond gezet en riep op heftigen toon, terwijl zij haastig opstond: „Dat zal nooit gebeuren, en in die vreeselijke ure, toen ik bijna uitgeput daar bene den zat,, en uwe schreden voor die van Phoebicius' hield, hebben de go den mij getoond, hoe ik hem, en u en ieder, die mij tot hem zou willen te rugbrengen, ontvluchten kan. Ik was razend en als in zinsverbijstering, toen ik de wijk nam tot aan den rand van den afgrond Doch wat ik toen in waanzin wilde doen, dat zou ik thans in koelen bloede uitvoeren, zoo waar ik hoop mijn betrekkingen in er voor de Synode niet te bestaan! En om den Christus te belijden, voor de menschen, schijnt voor de Synode niet noodig! Deze beslissing ontsiert niet dr. Oprthuys, noch die hem terzijde stonden, maar hen, die hier hebben ge zwegen, ja, tegengewerkt hebben toen tot spreken werd uitgenoodigd!" Ds. van Grieken besluit met te zeg gen „Wat ons teleurstelde heilige de Heere in Zijn gunst, opdat uit 't kwa de oog iets goed geboren worde! De belijders van den Christus der Schrif ten zullen elkander nog meer moeten zoeken en elkaar nog heter leeren vin den!" STAATS- OF SCHGOLEINDEXAMEN. In verband met wat in den laatst en tijd over staats- of sehooleindexamen is geschreven is het van belang hier een stem uit Indië te vernemen. In het zoo juist verschenen „Advies van onderwijsraad inzake de reorgani satie van de opleiding van het perso neel bij het Westersch Lager Onder wijs (Kweekschoolplan)", waarvan wij de conclusie's reeds gaven, komt een hoofdstuk voor.over de vraag: „Moe ten de nieuwe kweekscholen (in indië) hun leerlingen zelf examineeren bij 't eindexamen of is een staatsexamen te verkiezen?", Wij zullen hieronder in 't kort de argumenten vóór en tegen weergeven, en wijzen er slechts op, dat de ervaring hier te lande blijkbaar in Indië een zeer slechten indruk heeft gemaakt. De voorstanders van het schoolexa men beweren: Het staatsexamen ver wringt en beknelt de opleiding. De vrijheid van onderwijs verzet zich te gen het dwingende van een staatsexa men. Teneinde het wettelijk program ma in eigen richting uit te werken, is een eigen examen noodig. Dit geldt vooral voor de vakken opvoedkunde, geschiedenis, aardrijkskunde, litera tuur. Het schoolexamen is rechtvaar diger tegenover de leerlingen zoowei van het hijzonder als van het open baar onderwijs. Cijfers op een school examen gegeven zijn van meer waarde dan die op een staatsexamen toege kend. Een objectief oordeel is onmo gelijk na e*en half uur examineeren te vellen. De voorstanders van het staatsexa men beweren: De resultaten zijn onbe trouwbaar, doordat het gelegenheid geeft oneerlijk te zijn. De practijk in Holland en in Indië bewees dit.' De uniformiteit gaat verloren. De goede beginselen van een schoolexamen kun nen in een staatsexamen, breeder van opvatting, zooveel mogelijk worden be naderd. Voor de voorstanders van een staatsexamen heeft het in Holland in gevoerde school-examen zijn prestige verloren, en men wenscht Indië voor deu pijnlijken strijd, die Hdiianrt te zien geeft, te bewaren. Ten slotte werd met 13 stemmen veór en 2" stemmen tegen bes oei c'e regeering te adviseeren tot het invoe- reu van een staatsexamen. ZONDAGSRUST IN INDIë. De Classis Batavia der Geref. Ker ken in Ned.-Indië ih vergadering bij een te Soerabaja op 28 en 29 Juni 1927, heeft in den breede gesproken over de kwestie der Zondagsrust in de cultures e.a. bedrijven in Ned.- Indië. Zij benoemde een Commissie om deze zaak in haar geheel in studie te nemen en namens de Classicale vergadering die stappen te doen. die ze meent dat niet uitgesteld kunnen worden tit de Classis in 1928 weer vergadert. De classis meende, zoo heet het in de toelichting, dat de Christenen in Holland weten moeten waaraan wij hier en waaraan ook zij toe zijn als zij zelf of hun kinderen naar hier ko men. Wat weet men in liet vaderland er van, dat b.v. in de cultures op Su matra practisch geen Zondagsrust be staat en alleen maar de le en 16e van de maand een vrije dag is, zoodat in- heemschen en Europeanen 14 a 15 da gen aan één stuk door moeten wer ken, en dat iri andere bedrijven hier en op Java de toe.1 landen niet veel beter zijn. Men heeft er in Holland nog geen idee van welk een funeste invloed het op het leven van onze Christenen is .dat op den gedenkdag van Mohammed's hemelvaart niet en op dien van Christus' hemelvaart Arelate nog eens weer te zien. Wie ben ik geweest, en wat is er door Phoebi cius van mij geworden! Het leven lachte mij toe als een zonnige tuin, met verguld rasterwerk, en kristal heldere vijvers, schaduwrijke hoo rnen met róode bloemen en zingende vogels. Hij heeft mij het zonlicht be nomen, de bronnen troebel gemaakt en de bloemen geknakt. Alles komt mij thans zoo zwijgend en kleurloos voor, en als de afgrond mij opneemt, zal niemand mij missen en niemand mij beklagen". „Arme vrouw", zeide Paulus. „Uw echtgenoot heeft u dan wel weinig liefde getoond!" „Liefde?" hernam Sirona lachend. „Phoebicius en liefde! Gisteren heb ik u immers verteld, hoe hij mij na zijn feesten, als hij dronken was of uit zijn onmacht ontwaakte, gruw- zaam gekweld heeft? Maar hij heeft mij iets gedaan, iets, dat ook de laat ste dunne band tusschen ons ver scheurd heeft. Niemand heeft liet nog van mijn lippen gehoord, zelfs vrouw Dorothea niet, die mij toch dikwijls heeft berispt, wanneer ik een hard woord over mijn man niet weerhouden kon. Zij heeft goed pra ten. Had ik een echtgenoot als Pe trus gevonden, dan ware ik mis schien ook een Dorothea geworden. Het is een wonder, hetwelk ikzelf niet begrijp, dat ik niet slecht géwor den ben aan de zijde van dien on- mensch, die mij, mij waarom zou ik het verzwijgen te Rome aan zijn legaat Quintillus verkocht had, na- AAN HET ZOEKLICHT. Leiden, 22 Augustus 1927. Naar ik in de bladen lees, is inder tijd een Russische expeditie, onder leiding van prof. Iwanof naar Cen- traal-Afrika vertrokken, om proeven te nemen met kruisingen tusschen menschen (Congo-negers) en apen. Volgens de Sovjetbladen is prof. Iwa nof thans met 6 mensch-apen te Mar seille gearriveerd, vanwaar hij zijn levend materiaal naar Soechoem zal overbrengen. Daar zal hij eerst pogin gen in het werk stellen tot veredeling van het aaptype, om vervolgens krui singen met menschen te beproeven. Als men. dit bericht leest, zou men eerst geneigd zijn, de Sovjet-autoritei ten den goeden raad te geven, het aap type voorloopig maar aan zijn lot over te laten en liever pogingen in het werk te stellen, het menschtype te veredelen. Daar ontbreekt in Rusland nogal .wat aan, getuige de onmen- schelijke tooneelen die zich daar de laatste jaren afspelen. Doch overigens bewijst dit bericht wel, hoe diep men gezonken is; als men zeJfs het principieele onder scheid tusschen den naan Gods beeld geschapen mensch en het redelooze dier niet meer gevoelt. OBSERVATOR. wèl wordt doorgewerkt, dat wel de Moliammedaansche poeasa, niet de Christelijke Nieuwjaarsdag, wel al lerlei Javaansche en Chineesche reli gieuze dagen, niet Kerstmis een vrije rustdag is. Door deze roes van het maar dagelijks doorwerken weten on ze menschen op een zekeren dag soms niet eens. dat heel de Christenheid feest viert en God dient. Daar in de Christelijke Pers nogal eens wordt belicht de Zondagsrust in Engeland en Frankrijk, critiek wordt geoefend op liet loopen van enkele extra-treinen. meenen wij, dat het van evenveel, zoo niet van meer be lang is ds aandacht van ons Christen volk niet maar zoo terloops maar voortdurend te vestigen op *vat hier in eigen kolonie de toestanden ujn. Zoodoende zullen de Christenen gewaarschuwd "zijn en weet de Chris telijke actie in Holland wat te doen valt om ons in onze actie te steunen. PROV. WATERLEIDINGBEDRIJF IN NOORDHOLLAND. Verschenen is het verslag van Noord-Hollands Prov. Waterleiding bedrijf over 1926, het PAV.N. Daaraan ontleenen wij dat in 1926 niet minder dan 302 kilometers buis leiding werd aangelegd en in exploi tatie genomen. Overneming bedrijf Haarlem- merliede. In den loop van het jaar had de gem. Haarlemmerliede en Spaarn- woude den wensch te kennen gegeven haar waterleidingbedrijf aan de Pro vincie over te doen. De als gevolg daarvan aangeknoopte onderhande lingen leidden op 30 Dec. 1926 tot het besluit tot overdracht, ingaande, be houden goedkeuring der hoogere autoriteiten, op 1 Januari 1927. In dit verband met het gemeentebestuur van Amsterdam gevoerd wordende onderhandelingen waren op het ein de van het verslagjaar nog in vollen gang. Medewerking van autoriteiten. Van de autoriteiten, waarmede het bedrijf bi; de uitvoering der verschil lende werkeh in aanraking kwam en ook van particulieren, werd ten volle medewerking ontvangen. In de groo te erkenteNkheid, waarmede dit wordt vermeld, komt een belangrijk aandeel toe aan dijkgraaf en heem raden van den Haarlemmermeerpol- der en den ingenieur van dien polder. Dit college, ofschoon aanvankelijk zeer bevreesd voor de nadeelige ge volgen van den buizenaanleg op het onder zijn beheer gestelde uitgestrek te wegennet en daardoor begrijpelij kerwijze geneigd de vergunning slechts onder zeer bezwarende voor- dat hij in schulden zat en door diens toedoen hoopte bevorderd te worden. Hij bracht den ouden man, die mij vaak was nageloopen, zelf in mijn huis; maar de brave vrouw, bij wie wij inwoonden, had de onderhande lingen afgeluisterd en mij alles ver raden. Dat was zoo laag, zoo schan delijk mogelijk; ik bevlek mijn ziel als ik er slechts, aan denk. De legaat heeft voor zijn sestertiën weinig vreugde gekocht. Phoebicius gaf ech ter dat zondig verworven geld niet terug, en zijn woede tegen mij kende geen grenzen, toen hij door toedoen van. den bedrogen ouden legaat naar de oase werd overgeplaatst. Thans weet gij alles, en geef mij, zoo gij kunt, nu andermaal den raad, tot de zen man, aan wien ik ter kwader ure verbonden werd, terug te keeren. Hoor toch eens hoe het arme diertje daar binnen jankt. Misschien wil het bij mij zijn, en het heeft de kracht niet zich te verroeren." Paulus zag haar deelnemend aan, terwijl zij onder de opening van de rots verdween, en wachtte met de ar- m men over elkaar gekruist tot zij terug zou komen. Hij kon het hol niet over zien, want de grootere ruimte, waar in het nachtleger was 'gespreid, was met den langen smallen gang, die naar buiten leidde, aan het einde ver bonden, gelijk het mes van een zeis aan de greep. Zij bleef zeer lang uit, en hij hoorde slechts nu en dan een teeder woord, waarmede zij het lij dende hondje zocht te troosten. CWordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1927 | | pagina 5