NIEUWE LEIDSCNE COURANT Niets menscSielijks vreemd Gistermiddag brak in een sigarenfabriekje in de Albert Cuypstraat te Amster dam een uitslaande brand uit, waarbij twee verdiepingen uitbranden. Een foto van het bluschwerk. van ZATERDAG 6 AUG. 1927 TWEEDE BLAD. UIT DE SCHRIFTEN GEBEDSVERHOORING. En Hg heeft tot mij gezegd: Mijne genade is u genoeg, want Mijn kracht wordt in zwakheid volbracht. 2 Cor. 12 9a. Dit is juist onze zonde, dat wij' sterk) willen zijn. Sterk in eigen kracht. En dat is net woord] Góds, dat Hij onsj leeren wil alleen sterk te zijn in Hemj.. Zijn kracht wordt volbracht in zwak heid'. Wij beproeven ons zelf te zijd. Wij' beproeven God den weg voor te schrij ven. Wij willen, dat de Heere met óns meegaat. Echter de weg der ge nade is juist andersom. Wij moeten leeren God te volgen. Wij moeten achter Hem aankomen. Hij gaat ons voor. Hij weet, wat goed) voor ons is. Hij bepaalt onze wegen. Hij schikt onze paden, Hij1 bestiert on zen levensgang, Hij geeft ons, wat we kunnen en moeten hebben, Hij ont houdt ons, wat we niet kunnen bezit ten en moeten missen en in ditl alles hebben we te leeren, dat Goldl ons genoeg is. Hij zegt: Mijn genade is u genoeg. Wij moeten nederig achter Hem aan. Zijn kracht wordt in zwakheid vol bracht. Dat woord leert ons wat gebedsver- hooring is. Laten we maar niet ontkennen, dat! we van gebedsverhooring meermalen een verkeerde gedachte Lebben. Wijl willen zoo graag, dat God doet, wat wij begeeren. Wij zijn als de kinderen, die zoo graag onzen zin hebben. Zie naar Paulus. Hij heeft iets, wat hem hindert. Wat' hem geweldig hindert. Laten we er niet naar raden, wat dit) geweest is. Maar het is zeer hinder lijk. Een scherpe doorn in het vleesch. Een engel des satans, die met vuisten slaat. En nu vraagt Paulus keer op keer, dat God hem daarvan verlossen wil. Paulus zal dat gevraagd hebben we willen dit in den besten zin nemen niet voor zichzelf, maar voor den arbeid in het koninkrijk Gods. Het hinderde hem in zijn werk voor den Heere. Het was uiterst smartelijk. En Paulus bidt, keer op keer, tot driemaal toe. Hij heeft driemaal in zijn leven God aangeroepen, er een zaak des gebeds van gemaakt, zijn ziel uitgestort voor den Heere, om dit weg te nemen, dat deze Satan van hem zou wijken. En God heeft Paulusi geantwoord En lateq we 't sterker zeggen God heeft Paulus' gebed verhoord. Niet zooals Paulus dat begeerde. Niet door Paulus het begeerde te schenken. Doch door te spreken Zijn Godde lijk antwoord. Hij neeft tot mij gezegd: Mijn genade is u genoeg. Daar moest Paulus het mee doen/ Daar kón Paulus het mee doen. En deze groote in het Koninkrijk! Gods heeft geleerd het er mee te wil len doen. Dat is gebedsverhooring. Dat is Gods antwoord op Paulus'/ smeeken. Dat is naar de Schriften de vers tolking van dit lied: Ik zocht in mijn gebed Den Heer, ootmoedig met geween, Hij heeft in mijn angstvalligheen Geantwoord, mij gereed. Want Paulus is met dit woord uit de moeilijkheid gered. Zijn strijd is daarmee niet over. De scherpe aoorri blijft het vleesch smartelijk wonden. En de engel des Satansi blijft hem slaan. Maar zijn geloof zal er niet door geschaad worden. Zijn] arbeid zal er niet door verhindterd wor den. Gods genad'e en die alleen, is voor? den prediker Paulus ten eenenrnaltf genoeg. De kracht Gods wordt vol bracht in zwakheid. i Ook op ons gebed is dit des Heeren antwoord. leder heeft zijn strijd op aarde. Gods kind heeft de dingen, waarmee hij worstelt en worstelen moet. En daar zijn tijden, dat God ons tegenkomt. Daar zijn oogenblikken dat het kruis van Christus ons zoo moeilijk, ja, on mogelijk te dragen valt. Daar zijn uren in ons leven, dat de smarten ons te veel worden. Gods baren gaan over ons en Zijn golven bedekken ons. En wij bidden. Wij bidden natuurlijk met heel onze zieL dat Godi *t van ons wegneme. En de Heere antwoordt ons en redt ons, niec door het weg te nemen, maar1 door de volle toestrooming van Zijne) genalae. Redt ons> door het ons te later* zien, Idoor ons te doen zeggen: Ja, nu! weet ik het: Uw genade is voor mijl genoeg. Hij versterkt daarin ons geloof at wil zeggen, dat wij zwak blijVerr. Maar dat Gods kracht in ons onze) kracht is. Dat wij weer verder kunnen Achter Hem aan. Gods kind kent deze ervaringen. I Zij behooren tot het diep-leven de3 geloofs. Dit is de rust onzer ziel en de vredel des harten, als Hij, Hij weer zegt en dat Woord is een Woord meï macht Mijne genade is u genoeg. Genoeg in allen strijd. Genoeg in alle smarten. Genoeg in het tranendal, waar dei nevelen zijn en het uitzicht wordt ge mist. Genoeg zelfs in het dal der scha' duwen des doods. Genoeg in den doodsnacht. Volkomen genoeg. Gods kracht wordt in zwakheid vol bracht. t Wij geven ons over. Wij kunnen het niet meer. En daarin is ons gebeid verhoord, dat we rusten in den Heere. Dat we genieten den rijken vrede ia Hem. Dan wordt Gods kracht volbracht, ook in ons. God hoort het gebed. Want Hij heeft gezegd: Mijne ge nade is u genoeg. O, GULDEN HOOFD. O Gulden hoofd der blijde zonne, Volheerlijke, altijd nieuwe bronne van levenskracht; Wie heeft u in die blauwe streken Het brandend voetspoor uitgesteken en voorgedacht? Gif staat des morgens op, beneden 't-bereik van sterfelijke oogenleden; en rijzend dan verblijdt gij rriensch en dier en boomen En' 's avonds laat gij los de toornen van uw gespan. O Edel'zonne, o, machtig wezen, o zienlijke afgezant van dezen, die 't al beveelt; wat .ben ik, of wat zijt gij, schoone als in des Heeren schild en kroone, een wapenbeeld. Zoo kent men aan des Riddersi wapen, zijn hofgezin, zijn huis, zijn knapen» zijn heerlijk slot; Zoo kan men aan uw pronksieraden, O zonne, uw edelen Ridder raden. Zijn name is God. GUIDO GEZELLE. KERK EN SCHOOL. NED. HERV. KERK. Beroepen: Te Randwijk: F. F. J. v. d. Plassche te Krimpen a. d. Lek. Te Ede, H. J. Leenmans te Delft. Te Puttershoek, J. J. v. d. Pol te Oud-Al- blas. Te 's Heerenhoek (toez.), M. C. W. Wegeling te Bourtange. Te Dinteloord (toez.), J. H. van Paddenburgh te El- speet. Te Genderen, S. A. G. Rijnenberg emeritus-predikant te Wassenaar. Te Helder (toez.), mr. J. L. N. Zillinger Molenaar te De Zijp en Graft. Bedankt: Voor Oudenhorn, J, Baarslag, te Melissant. GEREF. KERKEN. Tweetal: Te Zwartsluit, P. de Feyter, te Boornbergum; en C. A. van Nood, te Vorden. GEREF. GEM. Beroepen Te Utrecht. J. Vreug- denhil te Bruinisse. Bedankt: Voor Zeist, J. Fraanje, te Barneveld. EVANG. LUTH. GEM. Beroepen: Te MonnikendamDe Rijp, de heer P. H. Borgers, candidaat te Amsterdam. PROF. DR. H. H. KUYPER. Naar de Nw. Pr. Gr. meldt, zal prof. Dr. H. H. Kuyper, hoogleeraar aan de V. U. te Amsterdam, prae-adviseerend lid van de a.s. Generale Synode, we gens ongesteldheid de bijeenkomsten der Synode niet bijwonen. HET FRIESCH IN DE KERK. Het hoofdbestuur van het Kristlik Frysk Selskip verzoekt, in een circu laire, die het aan alle vacante ge meenten en kerken toezendt, de ker keraden der Protestantsche Gemeen ten in Friesland, dringend en ernstig, Friesche predikanten te beroepen en ook in de Kerk de eigen volkstaal te gebruiken. H. J. VAN BONGEN f Donderdag is te Amsterdam in den ouderdom van 7-4 jaren aan de gevol gen van een ongeval overleden de heer H. J. van Dongen, vroeger in on derwijskringen welbekend. Hij was tal van jaren hoofd eener schooi, zoowel bij het openbaar als bij het bijzonder onderwijs. De heer van Dongen was mede-oprichter en oud-hoofdbestuurs lid van de eerste examencommissies, belast met het afnemen van de exa mens, door deze vereeniging ingesteld. Tot zijn 70ste jaar heeft hij met toe wijding het onderwijs gediend. De overledene woonde de laatste ja ren te Driebergen. BINNENLAND. DE STAATSBEGROOTING. De Staatsbegrooting 1928 heeft het Dep. van Financiën verlaten en is ge zonden naar den Raad van State. LIEVER WERKLOOS DAN HARINGVENTER. Ondanks de lage prijzen heeft de Scheveningsche reeder Pronk toch nog op zijn haringhandel verdiend. Men zal zich herinneren, dat het niet in de be doeling lag van den reeder een winst te maken. Hij wilde alleen een behoor lijken haring tegen lagen prijs in mas sa onder het volk brengen, omdat de Nederlandsche reeder de binnenland- sche markt noodig heeft, nu de buiten- landsche door bekende oorzaken niet meer zooveel Hollandsche haring af neemt als vroeger. De haring van Pronk werd vlot verkocht. Er zou meer haring verkocht kunnen zijn, is de indruk, als men meer venters had kunnen krijgen. Ondanks aanvragen bij de Arbeids: beurs is de reeder er niet in kunnerï slagen, voldoende menschen te krij gen om er met zijn wagens op uit te gaan. Het loon kan daarvan de oor zaak niet zijn, want de menschen, die wel willen werken, verdienen een ruim weekgeld. Is men bevreesd voor onge noegen met de oude venters? Of is het vak van haringventer te min voor een gedeelte van de werklóozen, die op Maatschappelijk Hulpbetoon steunen? Lanterfant men liever dan een goed stuk brood te verdienen met haring venten? Heeft men hier te doen met demoralisatie tengevolge van over heidssteun? Het wil ons voorkomen, zegt het Vaderland, dat de zaak de moeite wel waard is om nader onderzocht te wor den. BE FINANCIESLE TOESTAND VAN ZANBVOORT. In de vergadering van den gemeen teraad van Zandvoort nam de bespre king van de financieele positie der ge meente een belangrijk deel in beslag. Zooals men weet, is de begrooting 1927 voor de tweede maal door Ged. Staten teruggezonden, omdat de uit gaven daarop de inkomsten overtref fen. Om nu niet te moeten overgaan tot verdubbeling der belastingen, stelden B. en W voor, een straatbelasting in het leven te roepen, het batig saldo der rekening 1926 over te brengen op 1927 en daarbij den post te ramen ais restitutie van kwade posten der rijks inkomstenbelasting. Bij de discussie bleken de meeste le den niet voor behandeling te zijn, en deze materie liever over te laten aan den rieuwen raad, die in September bijeenkomt. Bovendien achtten zij een straatbe lasting onbillijk. Ook spraken sommige leden woor den van spijt over de te ruime huis houding der gemeente. Steeds had men te groote uitgaven gedaan. De voorzitter en wethouder Mole naar bepleitten beide de invoering van een straatbelasting. Tenslotte werd besloten de zaak aan te houden tot de eerstvolgende verga dering van den ouden raad. over 14 dagen. ONTROUWE GEMEENTE SECRETARIS. In de gisteren gehouden raadsver gadering van Hummelo en Keppel is de wegens malversaties geschorste ge meente-secretaris ontslagen. VERDERE ELEOTRIFICATIE DER SPOORWEGEN. Omtrent de verdere electrificatie van de Nederlandsche Spoorwegen meldt men ons, dat hiervoor het eerst in aan merking komt de spoorbaan Amster damAmersfoort. Het is evenwel nog niet zeker, wanneer daarmee zal wor den begonnen. Een beslissing dienaan gaande zal op het vroegst in den loop van September genomen worden. EEN VASTE LUCHTPOSTDIENST NEDERLAND—INDIë V.V.? Naar de' heer A. Plesman, de direc teur van de Koninklijke Luchtvaart Maatschappij dezer dagen in de rede, die hij voor de radio over de lucht- verbinding met Tndië heeft gehouden, heeft meegedeeld, heeft de K.L.M. zich tot de regeering gewend met voorstel len inzake het instellen van een vaste luchtverbinding tusscheh ons land en Indië v.v. Naar hij in vervolg hierop heeft meegedeeld, heeft de K.L.M. den mi nister van waterstaat voorgesteld een postdienst in te stellen, die voorloopig met acht vliegtuigen zou worden on derhouden, zoodat er van de beide eihd punten iedere week een vliegtuig zou kunnen vertrekken. Het schema voor dezen dienst is met den heer Damme, den directeur-generaal der Posterijen en Telegrafie besproken. De K.L.M. heeft zich op het standpunt gesteld, dat de posterijen garantie zouden moe ten geven voor een vaste hoeveelheid post per vliegtuig. Op het oogenblik is men aan het hoofdbestuur bezig na te gaan in hoe ver de post hiertoe in staat zou zijn. De rekening is, dat met een extra luchtrecht van 50 ct. per brief een kilo gram post ƒ37.50 zou opbrengen. Volgens de op de luchtlijn Toulouse Sasablanca (van de maatschappij La- ticoeve) en de lijn CairoBagdad ver kregen gegevens acht de K.L.M. een voor de posterijen rendabele exploi tatie op het veel belangrijkere traject NederlandIndië v.v. zeer goed mo gelijk. De heer Plesman wees er in dit ver band op, dat de ondervinding op de genoemde luchtlijnen heeft geleerd, dat grootèr frequentie en korter duur van het hriefvervoer de hoeveelheid brieven, die verzonden wordt, dóen toenemen. DE LUCHTLIJN AMSTERDAM- ROTTERDAM—LONDEN. Het luchtverkeer tusschen Amster dam—Rotterdam en Londen is in dit zomerseizoen zeer hard vooruitge gaan. Op het oogenblik werden eiken dag tusschen de 30 en 40 passagiers op deze lijn vervoerd en het komt het- haaldelijk, men mag wel zeggen gere geld,voor, dat er passagiers moeten worden afgewezen wegens gebrek aan plaatsruimte. Dezer dagen was er voor niet minder dan 20 passagiers plaat9 te kort. NIEUWE VLIEGTUIGEN VOOR DE K.L.M. De Koninklijke Luchtvaartmaat schappij. is in onderhandeling met de fabriek van Fokker te Amsterdam over een bestelling van 5 tot 15-per- soonsvliegtuigen van het type F VIII van welk type er reeds een toestel in de vaart is. Deze toestellen zouden in den aanstaanden winter gebouwd en het volgend jaar in gebruik genomen worden. FEUILLETON. Een episode uit de geschiedenis van de Christenen op het Sinaïtisch Schiereiland omstreeks het jaar 300. 43. o— Toen Phoebicius eindelijk zijn ver moeiden arm liet rusten, en hijgend zijn vraag herhaalde, antwoordde de mishandelde: „Ik zeide het U reeds, ik weet het niet, en kan het u daarom niet verraden". Tot hiertoe had Petrus, hoe hij zich ook gedrongen gevoelde, zijn mishandelden geloofsgenoot te hulp te komen, den beleedigden echtge noot laten begaan, want de laatste scheen met bijzondere zachtheid te straffen en de Alexandrijn zulk een bestraffing te verdienen. Doch ook zonder dat Dorothea hem hiertoe aan spoorde, zou hij de gelegenheid heb ben aangegrepen om tusschenbeide te komen. Hij naderde dus den cen- turio en zeide hem zacht: „Gij hebt f.cn misdadiger gegeven wat hem toe komt. Wanneer gij verkiest, dat hij nog strenger straf zal ontvangen dan gij hem hebt doen ondergaan, laat dan, ik herhaal het, uw zaak aan den bisschop over. Gij zult hier niet ver der komen. Geloof mij, ik ken dezen man en zijns gelijken. Hij weet inder daad niet waar uw vrouw zich op houdt, en gij verspilt hier den tijd en de kracht, die gij waarlijk wel moogt gebruiken om Sirona weder te vinden. Ik denk dat zij een poging zal hebben gewaagd om over zee naar Egypte, mogelijk wel naar Alexan dria te ontkomen; en daar gij kent die Grieksche stad daar gaat zij geheel te gronde". „En bovendien vindt zij", zeide de Galliër lachend, ,wat zij zoekt: af wisseling en genot-. Er is voor zulk oen jong schepsel dat de vreugde na jaagt geen dankbaarder bezigheid dan de ondeugd. Maar ik wil haar dat spel verleoren. Gij Lebt gelijk, het is niet goed l aar langer gelegenheid te geven mij voor te komen. Heeft zij den weg naar zee gevonden, dan kan zij misschien nu reedsHeidaar, Talib!" en hij wenkte den Amalekie- tischen bode van Polycarpus. „Gij komt van Raïthoe; zijt ge onderweg ook een vluchtende vrouw tegengeko men, blank van gezicht en met blon de haren?" De aangesprokene, een vrij man met verstandige oogen, die in het hui§ van den senator, ook door Phoe bicius als volkomen betrouwbaar en verstandig werd hooggeacht, had deze vraag verwacht, en antwoordde bereidwillig: „Twee stadiën zoowat vóór El Heswe ben ik de groote ka ravaan van Petra tegengekomen, die gisteren hier in de oase heeft over nacht. Er liep eene vrouw mede zoo als gij haar beschrijft. Toen ik hoorde wat hier gebeurd was, wilde ik het reeds zeggen; maar wie hoort het krekeltje ais het onwedert?" „Had zij een kreupel hazen windje bij haar?" vroeg Phoebicius vol hoop. ,Zij droeg iets in de armen", ant woordde de Amalekiet. „In den ma* neschijn hield ik het voor een zuige ling. Mijn broeder, die de karavaan begeleidt, zeide mij, dat die vrouw zeker vluchtende was, want "zij had het beschermgeld niet met klinkende munt, maar met een gouden zegel ring betaald. De Galliër herinnerde zich nu, dat hij jaren geleden een gouden ring met een keurig gesneden onyx Glycera, die er nog zoo een bezat, van de vin gers had getrokken, en dat hij dien zelfden ring aan Sirona op den brui loftsdag geschonken had. ,,'t Is toch vreemd", dacht hij; „wat wij de vrou wen geven om haar aan ons te ver binden, dat gebruiken zij als een wa pen tegen ons, zij 't om andere man nen te bekoren, zij 't om zich een weg te banen, die haar van ons verwijdert. Met een armband van Glycera betaal de ik toen den scheepskapitein, die ons naar Alexandria overbracht. Maar ik ben van een ander maaksel dan de weekhartige gek, wiens duifje mij navloog. Ik volg het weggevlogen vogeltje en vang het weder op". Deze laatste woorden had hij over luid gesproken. Hij droeg aan een slaaf van Petrus op zijn muildier ste vig te voederen en goed te drenken, want zijn eigen paardenknecht en ook de oudste decurio, die hem bij zijn afwezigheid moest vervangen, behoorden tot de Mithras-vereerders en waren nog niet van den berg te- ruggkeerd. Phoebicius tw'jfelde niet of de vrouw, die zich had aangesloten bij de karavaan, die hijzelf gisteren gezien had, was zijn ontvluchte ge malin, en ontveinsde zich niet dat elk verzuim de vervulling van zijn vurigen wensch om haar in te halen en te straffen al verder en verder zou verschuiven. Doch hij was een Ro- meinsch krijgsman, en hij zou eer de hand aan zichzelven geslagen dan zijn post verlaten hebben, zonder een plaatsvervanger te hebben aange steld. Toen zijn geloofsgenooten eindelijk terugkeerden van het offer en hunne begroeting van de opgaande zon, was hij met zijn voorbereidingen tot een lange reis gereed. Phoebicius drukte zijn decurio zorgvuldig op het hart, wat hij gedurende zijn afwezigheid te doen had. Vervolgens gaf hij aan Pe trus den sleutel van zijn huis over, alsmede de zwarte slavin, die over de vlucht van haar meesteres luide weende en klaagde. Hij verzocht den Senator om den bisschop kennis te willen geven van hetgeen de Anacho reet had gedaan, en draafde toen, voorgegaan door den op een drome daris gezeten Amalekiet Talib, zoo hard hij kon de karavaan achterna, om deze zoo mogelijk nog te bereiken vóór zij zich aan zee inscheepte. Toen de hoefslag van het muildier zich al verder en verder verwijderde, verliet ook Paulus den hof van den senator Doch vrouw Dorothea zeide tot haar echtgenoot, terwijl zij wees op den Anachoreet, die zijn schreden naar den berg richtte: „Waarlijk man, dat was een zonderlinge mor gen. Alles wat hier gebeurt schijnt wel zonneklaar te zijn, en toch kan ik het niet begrijpen. Het is of mijn hart wordt toegenepen, wanneer ik denk aan hetgeen de arme Sirona overko men zal, als haar woedende echtge noot haar inhaalt. Het is toch alsof er tweeërlei huwelijken zijn. Het eene sluit de vriendelijke engel, ja de Al- goede zelf, maar het andere...... het iaat zich niet indenkenl Hoe zul len die twee in het vervolg samen wonen? En dat onder ons dakl Hun gesloten huis staat daar als verwoest en verbrand, en wij hebben de brand netels reeds zien opschieten, die over al woekeren onder de puinhoopen van de vernietigde woningen der menschen. TWAALFDE HOOFDSTUK. De baan van elke ster i9 vast be paald en scherp atgeteekend; iedere plant draagt bloesems en vruchten, in vorm en kleur geheel overeenkom stig haar geslacht; dieren van dezelf de soort blijven in de grondtrekken van hun aanleg en hunne neigingen, in hunne uiterlijke zoowel als in nerlijke bewegingen geheel aan el kander gelijk, en de jager, die de her ten in de bosschen van zijn vaderland kent, zal in alle wouden der aarde weten, hoe een ree zich in een bijzon- het geval houden zal.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1927 | | pagina 5