NIEUWE LEIOSCHE COURANT Niets menschelijks vreemd VRIJDAG 5 AUG. 1927 TWEEDE BLAD. Wflï DE BLADEN ZEGGEN. Nu wethouder De Wilde blijft Het Vaderland schrijft op de volgende waardeerende wijze: Dat was een prettig bericht om te lezen, het bericht, n.1. dat mr. De Wilde gezwicht is voor den aandrang van alle zijden en rich in September weer herkiesbaar stelt als wethou der. En natuurlijk wordt hij herkozen hij gaat nu zijn derde periode in en even natuurlijk wordt hij weer wethouder van Financiën en van de Bedrijven. Dat spreekt ook eigenlijk vanzelf. Zoo goed als het ook vanzelf sprak, dat ook anderen dan de anti-rev. par tij, waartoe hij in politici9 behoort, hem achter de roode tafel willen handhaven. Want in het gemeentelijk bestuur en al heel zeker in het beheer der ge meentelijke schatkist geldt al even goed als in het gewone leven, dat je wel weet wat je hebt, maar bij een verandering niet weet, wat je krijgt. Nu hebben we een wethouder, die vóór alles een man is en die daarbij we zijn het wel eens oneens ge weest met hem, op belangrijke pun ten, zelfs en meenen het daarom juist te gereeder te mogen zeggen en die daarbij weet wat hij wil en een va9t beleid voert, waarover we im grossen Ganzen slechts tevreden kunnen zijn. Wel moest hij een enkelen keer haast acrobatische toeren uitvoeren om de eindjes bij elkaar te houden, maar met al die acrobatiek is het hem toch maar gelukt En wat bij lange na niet over het hoofd gezien mag worden bij de beoordeeling van zijn beleid: wie 20u het op een andere manier hebben weten klaar te spe len? 't Is een al even lastige vraag als die, wie hem had moeten opvolgen, Ja, dat zou een geweldig lastig geval zijn geweest, te lastiger doordat al besloten is dat er geen stuivertje wis selen zal worden gespeeld achter de bestuurstafel. Waar, in welke fractie zou men de financieele specialist hebben kunnen vinden om mr. De Wilde op te vol gen? Had men wel stuivertje wisse len willen spelen en had de betrokke ne, die indertijd zelf de portefeuille had overgegeven, lust gevoeld haar weer onder den arm te nemen, dan zou men een opvolger, die wat de fi nanciën betreft, zeker even nourri dans le sérail is, hebben kunnen aanwijzen. Doch dan zou er een alge meen stuivertjewisselen gespeeld moetep worden waardoor de verdee ling der functies totaal anders ware geworden, dan ze de laatste vier jaar is geweest. En aangezien de fracties over dat spelletje hun veto al hadden uitgesproken, behoeft de specialist dien wij op het oog hebben, zich niet de vraag te stellen of hij zich tegen eenzelfde cumulatie van ambten als mr. De Wilde in zich vereenigt, opge wassen gevoelt. Bleef dus de vervanging van den heer De Wilde door een lid der pro- testantsche rechtsche fracties, welke nu even sterk zijn geworden, sinds de heer Vrolijk bij de stemming sneefde. Vindt men het oneerbiedig als we on ze overtuiging uitspreken,, dat van dit achttal leden slechts de heer De Wilde zelf rechtmatige aanspraken op den wethouderszetel kan doen gelden? Anders, het zij zoo, maar het is toch de waarheid. We achten het dan ook, voor Den Haag een gelukwensch waard, dat mr. De Wilde als wethouder behou den blijft. Zoo zal dus, onvoorziene omstan digheden voorbehouden, de nieuwe raadsperiode ingaan met hetzelfde College als waarmede de afloopende sluit. Of dat in elk opzicht óók een gelukwensch waard is, meenen we te moeten betwijfelen. We hebben al eens aangegeven, welke persoonswij ziging we er wenschélijk in zouden achten. Dat de zoon, die een even krachti ge figuur en een even goede wethou der is als de vader was, het pas ver wezenlijkt besluit van dien vader ten slotte toch niet heeft nagevolgd en ondervonden heeft hoezeer zijn be leid en zijn capaciteiten op prijs wor den gesteld, is iets dat prettig stemt. Het maakt zijn positie tegenover den Raad ook flink sterk. En dat vooral moet een wethouder van Financiën zijn: een sterke man in een sterke positie. Colijn-itis. De Gelderlander schrijft: „De heer Colijn heeft op 13 Juh tel Tilburg gesproken en- is er een dagje gebleven. Zijn gastheer heeft hem een en ander van Tilburg laten zien. o.a, ook het Missiehuis op den Bredaschen weg, Minister Colijn heeft zioh te dier goi legenheid waarneer end uitgelaten over den arbeid onzer missionarissen en anti-papistische kranten zuigen daar nu weer venijn uit. Het Volk heeft dat opgemerkt, en houdt zich, volgens haar zeggen, bui ten dezen broederlijken twist, doch stelt dan vast. dat de heer Colijn den laatsten tijd bijzonder druk in Brabant) komt, een paar weken geleden 'alsi spreker in een katholieke werkge- versver^adering te Tilburg en nu weer in een katholiek missiehuis te Breda. Fama crescit eundo: de heer Colijn die óp zijn bezoek aan Tilburg ook het missiehuis op den Bredaschen weg ai- daar heeft aangedaan, is in de verbeel ding van Het Volk rondwandelende in Brabant: eerst in Tilburg, dan een paar weken later, in Breda. En natuurlijk geschiedt dat voor de ooalitie. „Voorbereiding van coalitie-herstel" zet Het Volk boven haar bericht. Die menschen van Het Volk kalken er maar op los. En als zij den naam Colijn in een bericht zien, dan danst het hun voor de oogen. Zij zien herd al tweemaal, waar hij slechts één keer is. Colijn-itis, en dan boven de 40 graden. lËERK EN SCHOOL. NED. HERV. KERK. Beroe p eü: iie ag^nuigen, Joh. Kque te Vvoubrugs®- Aangeno men: Naar Haulerwjjk, J. Douses, CancL te Groningen, isaar 0. L. Vrouwenparochie, J. ae Jong te .Losdorp. GEREF. KERKEN. Beroepen: Te H<- in. noord, D. Br emmer te BruinissoOosU-rland. Dr. J. VAN LONKHUYZEN. Ps. J. v. Lonkhuizen, irea. bij de Geref. Kerk van Cnicago, die bij z^n zwager, Ds. G. J. v. Binsnergen te Loos- duii.en vertoeft, en door tie Christian Le^rmed Church of North-America als associate del-egate naar de Generale Sy- no e d_t Gerei. Kerken, die 16 Aug. a.s. te Groningen aanvangt, is afgevaardigd, gaat wegens fajnilieomfltnndighcden a. a (Dinsdag n.e. de Veen dam weer naar Chicago terug, zoodat Ijjj de zittingen eter Synode niet zal bewonen. EEN ENGELSCH NEGER-HOOG- LEERAAR OVERLEDEN. Dr. Agg.ey, onderdirecteur van het Prince cf Wales' College, Achimota, aan de Goudkust, een der leiders van het negerras, is overleden. Dr. Kweggr^ Aggrey, was neger van geboorte, ontving zqn opleiding aan de We3yleyan school aan de Britsche Goud kust en ging later naar Amerika. Daar werkt© hg als drukker en jour- nalist, en werd later aangesteld als noog- leeraar aan de Columbia Universiteit De Britsche autoriteiten verzochten hem vijf jaar geleden om te helpen een universiteit aan de Goudkust van Afri ka tot ontwikkeling te brengen. Een van rijn stelregels was: „De no ger moet onrechtvaardigheid en ven drukking beantwoorden met liefde en prfceid. Hij zal die dingen loeren aan de andere mens ch enrassen. 1 Augustus bestond de Kon. Utr. Sigarenfabriek H. G. en 'M. A. blagen, thans gevestigd te De Bildt, 75 jaar. Deze gebeurtenis werd feestelijk gevierd. Toen de Directie 's morgens aan de ingang van het fabrieks terrein arriveerde; stond het geheele personeel ter verwel koming aan het hek opgesteld. HET N. O. G. EN HET BIJZ. ONDERWIJS. In de huishoud lijk? vergadering van het N. O. G. werd de volgende motie van het Hoofdbestuur aangenomen: „Krachtens rijn program strijdt het N. O. G. voor de openbare school. Daar om zqn wij gehouden het openbaar onderwijs te verdedigen, zoowel tegen het confessioneel als het neutraal bij zonder onderwas. Dit houdt niet in, dat het Genootschap elk neutraal bqzonder onderwijs veroordeelt. Het kan echte! eerst dln medewerken aan de oprich ting van e:n neutrale school, wanneer aPe pogingen om tot stichting eener nieuwe of verbetering ©ener bestaande openbare school te geraken, schipbreuk hebben geleden". „DE HOOP" WEER NAAR ZEE. He. hospitaal-kerkschip „De Hoop" is, na e?n verblijf van een week in ae Binnenhaven te IJmuiden, gistermcvgen voor het maken van een tweeden kruis tocht oneer de haringvisschers in dit seizoen naar de Noordzee vertrokken ZELFS „HET VOLK" TE GERING. Een inzender in „Het Volk" beklaagt rich: „Bij de jï. gehouden examens voor het diploma A voor U.L.O. te Arnhem werden door een Christelijk onderwi- zer. lid d r examen commissie auö mijn dochter de volgende vragen ge~teld* Vraag: Gaat gij naai- een kerk? Antw.: Neen. Vraag: Wat staat boven „Het haantje van den toren?" Antw.: Dat weet ik niet. Vraag: Waar staat „Uw wil ge sich'e'.e" enz.? Antw.: Dat we-t ik niet; dat zal wel in den Bijbel staan. Vraag: Wdér staat dat in den Bij bel? Antw.: Dat weet ik niet. Ik lees in geen Bijbel.. Voor v* f deze antwoorden kreeg zij e n liggend stripje, das onvoldoende" Zelfs de r^da-tie van ,T-7ot .Volk" gaat dit te ver. Zjj antwoo d':: „Op he examen komen d-ze vragen he onpas, omdat het gebied, dat zij be strijken. niet tot het leerplan voor dit examen behoort Echter behoort ter al- nemeene on'wikkelirg zeker de kennis van het gebed „Onze V?d^r". evenals zoove-i meer. dat in den Bijbel staat, Zon^e- die kennis is e&n groot deel der oudere en n:euwe literatuur onmogelijk 'e verstaan". Ma?r kom nu ems bij ..olericalen- haters" om ph>cmeene ontwikkeling. VAN CHRISTEN TOT HEIDEN. De Hoefijzer-correspondent van het Handelsblad legt het onlangs gebeur de op het eiland Samosir in het Toba- meer aldus uit: Rondom het Toba-meer op Sumatra en in dat meer, n.j. op het eiland Sa- mosir, wonen de Batak-volken en het zijn, onder hen, de Toba-Bataks, die, behalve een groote streek ten Zuiden van het meer, ook de oevers van het zooeven genoemde eiland bewonen. Sedert 1893, dus nu al 34 jarert lang, is de zending daar gevestigd. Maar ofschoon zij er een ctozijri scholen heeft met ruim 600 leerlingen* waren er aln 1914, dus nu 20 jarert arbeids, op een gebied1 van 50Q h 800 vierk. K.M., dus ongeveer dó helft k drie vierde van Zeeuwsctf Vlaanderen op de 70000 h 85000 bewoners, nog geen 2000 gekerstend. En hoe dun m al die jaren, waarin de zending daar gewerkt heeft de duur van een menschengeslacht het Christendom er nog maar is gebracht, blijkt uit een verschrikkelijke gebeur tenis van kort geleden. Bij een ramp op het meer wareni ruim 50 Bataksche vrouwen en meis jes omgekomen. En onmiddellijk leg de de bevolking, óók een deel van de gekerstende, deze gebeurtenis uit als een teeken van toorn van den meer- god. De zendeling-, cüe kwam troosten. werd, volgens ae Deli-bladen, met aen dood bedreigd, een „groot aantal" der getroffen gezinnen en van hun venvan- ten wendde zich af van den God <ter Christenen, die immers toch niet tiad kunnen of willen helpen.... en werd! weer „heiden". Men ging offeren aan den meergod: rijst, witte kippen, enz. en eindelijk! een mensen. Eenige bewoners van Lottoeng een dorp i n het oosten van Samosir loofden f 500 uit voor een menschen- hoofc en bij wijze van aanbesteding! werd deze opdracht door eenige an deren aanvaard, die het „werk" weer onder-aanbesteedden voor f 60 in de Loeta is Koeta, Kampong, desa Pangoeroeran in het westen van het eiland. En daar werd een jongen van i6 jaar tot offer gemaakt. Dat wil zeggen: het hoofd werd hem afgehakt. De daders werden daarna echter ge vangen op last van ons bestuur. Zulk een krasse sprong achteruit naar net „heidendom" m een gebied, waar nu al sedert 34 jaar de Christe lijke zending werkt, toont wel heel duidelijk, hoe vast en diep het ouda geloot met een volk vergroeid blijft, onverschillig of men er, gelijk op Java den Islam, of, gelijk in de Bataklan- de 1 en el i ts er het Christendom o er heen pleistert. Een der groote zendin^skenners van onzen Archipel, Dr. A.. Kruyt, schreef dan ook in: „Van Heiden tot Christen" Het Christendom is voor deze men schen veelal een stèlsel van nieuwe voorschriften, die door Jezus aan ons zijn gebracht. Het inachtnemen van. die voorschriften is Cod welgevallig, daarvoor zal hij u beloonen met voor- sooed en gezondheid. Het overtreden van een voorschrift vertoornt Cod en daarom straft hij zoo iets. Vandaar dan ook, dat menig Inlandsch Chris ten van het geloof afvalt, wanneer hij- tegenspoed ondervindt, ziek wordt, niettegenstaande -hijalle Christelijk voorschriften en dergelijke in aclit neemt". Men ziet hieruit, dat de zendeling altijd rekening moet houden met zul ke nerkeeringen. Doch het op Samosir na 34 jaren zendingsarbeid, thans gebeurde, dunkt ons toen wei een erg kras staaltje van terugkeer van Christen- tot heidendom De gevolgtrekking blijve voor reke ning van den schrijver. aan het zoeklicht. Leiden, 5 Augustus 1927. „•t Is alles scheef wat de vrouwen dragen", zuchtte dezer dagen een schrijfster in een onzer tijdschriften. Vroeger droegen de dames klee ding waar symmetrie in zat. Links en rechts van rok en blouse waren gelijk. De rok hing rond. De mouwen waren even lang en steeds waren er twee mouwen. En nu. Ongelijke rokpaneelen, links lan ger dan rechts of omgekeerd. Een costuum met links een halve bolero en rechts een blousend gedeelte. Avondtoiletten met een mouw of al leen een losse lap met een kunst bloem op de schouder vastgehouden en de andere arm geheel onbedekt. Alles zoo scheef mogelijk. „Het daghet!" naar ik hoop; want al wat scheef loopt, loopt niet lang. De dames zien zelf in dat het „scheef loopt" en dat is het voor naamste. OBSERVATOR. Gelukkig staan andere voorbeelden èn onder 'de Bataks èn onder de ande re Indische volkeren tegenover diï geval. Ook onder de Bataks zijn trou we belijders. NIEUWE UITGAVE. Naar men ons mededeoit,. ligt bjj de firma La Rivière en Voorhoeve te Zwol le ter perse, om in den loop van Sep tember te verschijnen: Prol Dr. H. Viss;he „Het Paradijs Probleem", een breeie verhandeling over Genesis 2 en 3. W\i. meenen wel te doen, dit dj:r te geven, wetende, dat er voor dit onder werp warme ^langstelling bestaat en Prof. Dr. H. visscher een persoonlijk heid is, die de stof beheerscht niet ai leen, doch haar van alle zjjden em op alle onderdaelen beziet en belicht. EEN LES VOOR KWAADSPREKERS Een boerenvrouw had iets heel lee- lijks over haar leeraar, die een vroom fn oprecht man was, verteld, en het praatje had zich met de snelheid van het vuur over de geheele gemeente, ja, ver daarbuiten, verbreid. Na een half jaar werd zij ernstig ziek, en kwam tot besef van haar groote zonde. Zij gevoelde zich ook gedrongen naar de pastorie te gaan en haar lee raar om vergeving te smeeken. „Ik wil u van harte gaarne verge ven", sprak de oude predikant, maar omdat gij mij zoo heel veel verdriet hebt gedaan, moet ge nu van mij ook één wensch vervullen". „Van harte gaarne", antwoordde de boerin haastig. Ga dan naar huis, slacht een zwar te kip, pluk al haar veeren, ook de kleinste, maar laat geen enkele ver loren gaan, en breng ze mij dan in 'n mandje". De vrouw, die zeker dacht, dat het hier een geheimzinnige tooverij gold, oeed, wat haar bevolen was, en ze kwam na: een poos met een mandje vol veeren terug. „Ga nu door het dorp en werp om de drie passen een paar veertjes uit, en ga dan den toren op, bij het galm gat van de klokken, en strooi dan de rest de lucht in. Kom dan terug". Na een half uur kwam de vrouw den dominee terug. Haar mandje wa9 leeg. Heel goed", zei de oude man vrien delijk. „Ga nu weer het dorp in, en zoek al die veertjes weer terug, maar zorg dat er geen enkel aan ontbreekt!" Verschrikt keek de vrouw hem aan en zeide: „Maar dat is onmogelijk! De wind heeft ze overal heenge- jaagd!" „Ziet gé vrouwtje, zoo is het met uw lasterpraatjes van toen ook ge gaan. Wie kan die woorden weer te rug nemen en onschadelijk maken?" FEUILLETON. Een episode uit de geschiedenis van de Christenen op het Sinaïtisch Schiereiland omstreeks hst jaar 300. Aldus luidt het bevel, dat ik van Ro me heb medegenomen. Ik wil die snood© gezellen allen samendrijven, gelijk het wild bij een drijfjacht; want het zijn schurken en indringers, al len, en ik zal het hen zoo benauwd weten te maken, tot ik onder ben den schuldige gevonden hebl" „Dat zal de keizer u niet vriende lijk afnemen", antwoordde Petrus. „Het zijn vrome christenen, en gij weet dat Constantijn zelf „Constantijn?" vroeg de centurio met minachting. „Misschien laat hij zich ook nog wel doopen, daar het water toch niet schaadt en hij de me nigte, die den gekruisigden wonder doener naloopt, niet uitroeien kan, evenals de groote Diocletianus, zon der zijn rijk te ontvolken. Maar zie deze munten! Hier staat des keizers beeld, en wat staat daar op de ach terzijde? Is dat uw Nazarener, of is het de oude god, de nimmer onder gaande onoverwinnelijke zon? Is hij een der uwen, die in het nieuwe Con- stantinopel Tyche eert en de twee lingbroeders Castor en Pollux? Het water, waarmede hij zich morgen laat bevochtigen, wischt hij overmor gen weer af, en het zijn de oude go den die hem helpen zullen, wanneer hij ze in rustiger tijden tegen uw bij geloof in het veld voertl" „Nu", antwoordde Petrus bedaard, „daarmede hebben wij vooreerst den tij dnog, en heden althans is Con stantijn de beschermheer der christe nen. Ik raad u: stel uw zaak in han den van den bisschop Agapitus". „Opdat deze mij 'uwe leer zal opdis- schen, die zelfs nog te slecht is voor vrouwen", zeide de centurio lachend, „namelijk om mijn vijand de voeten -te kussen! Dié- schurken daarboven zijn inbrekers, herhaal ik nog eens, en als zoodanig zal ik die booze gek ken behandelen, tot ik mijn man ge vonden heb. Heden nog-begin ik de -drijfjacht". „En heden ook kunt gij haar na laten, want deze vacht is de mijne". Het was Paulus, die deze woorden luide en stellig uitsprak. Geen won der dat aller oogen zich op hem en den centurio richtten. Phoebicius en de senator hadden den Anachoreet dikwijls gezien, maar altijd met een schaapsvel, ge heel ongelijk aan dat hetwelk Phoe bicius in de hand hield. En hun die Paulus en Sirona kenden, moest de ze zelfbeschuldiging van den eersten ongehoord en onbegrijpelijk voorko men. Toch werd zij door niemand, zelfs niet door den senator betwijfeld. Vrouw Dorothea alleen schudde on- geloovig het hoofd, en al kon zij ook geen verklaring vinden van hetgeen hier gebeurde, zoo moest zij toch be kennen, dat deze man er volstrekt niet uitzag als een verleider, en dat de Gallische om zijnentwil bezwaar lijk haar plicht zou hebben kunnen vergeten. Bovendien kon zij maar niet aan de schuld van Sirona geloo- ven, want zij was haar hartelijk ge negen en 't was zeker niet goed dat zij zoo dacht hare moederlijke ijdelheid beval haar aan te némen, dat, wanneer de schoone vrouw had willen zondigen, zij toch waarlijk ba ren edelen Polycarpus, wiens rozen en vurige blikken zij zoo oprecht mo gelijk veroordeelde, verkozen zou hebben boven dezen ruigen, verwil derden grauwbaard. De centurio dacht er echter anders over. Hij nam de bekentenis van den Anachoreet gaarne voor waarheid aan, want hoe onwaardiger de verlei der was, om wiens wil Sirona haar plicht had vergeten, des te grooter was haar schuld, des te onvergeeflij ker haar lichtzinnigheid. Ja, zijn mannelijke ijdelheid kon het tegen over getuigen als Petrus en Dorothea gemakkelijker verdragen, dat zijn vrouw wat afwisseling en vermaak had gezocht, al moest zij zich daartoe ook afgeven met een bedelaar in lom pen, dan wanneer zij haar hart zou hebben geschonken aan een man die jonger, schooner, waardiger was dan hij. Veel had hij jegens haar misdre ven, maar dat woog nu alles als vede ren in zijn weegschaal, terwijl het kwaad dat zij had begaan, haar schaal als met een wicht van lood belastte. Daarbij begon hij het gevoel te krij gen als van iemand die een moeras heeft doorwaad en nu weder vasten grond onder de voeten heeft. Dit alles t© zamen gaf hem de kracht den Ana choreet met een zelfbeheersching te gemoet te treden, waarover hij an ders alleen beschikken kon, wanneer hij aan de spits zijner soldaten den keizer diende. Met gemaakte deftigheid en een houding, die bewees, dat hij in de theaters van de groote steden des rijks ook de voorstellingen van treur spelen had -bijgewoond, liep hij op den Alexandrijn toe, die van zijn zijde geen stap achteruitging, en hem aan zag met een lachje, dat Petrus en de andere toeschouwers deed schrikken. Volgens de wet was de Anachoreet geheel in handen van den beleedig- den echtgenoot. Deze laatste scheen echter niet voornemens van zijn recht gebruik te maken, want uit zijn woor den sprak niets dan minachting en walging, toen hij eindelijk zeide: „Wie een schurftigen hond aanpakt om dien te straffen, die bezoedelt zijn eigen hand. De vrouw, die mij om uwentwil bedroog, en gij smerige be delaar zijt elkander waard! Ik kon u, als ik wilde, op deze plaats vermor zelen, als een insect, dat men met de hand doodslaat; maar mijn zwaard behoort len keizer, en mag met geen vuil bloed als het uwe bezoedeld wor den. Evenwel zult gij, hond, uw vacht niet tevergeefs hebben afgelegd. Zij is nog al dik, en gij wildet mij zeker de moeite besparen haar van uw schou ders te scheuren, eer ik u geef wat u toekomt. Aan slagen zult gij geen ge brek hebben. Als ge mij bekent waar heen uw liefje gevlucht is, dan krijgt gij weinig, maar het aantal zal ver meerderen, naarmate gij met het antwoord talmt. Jongen, geef mij dat ding'" Bij deze woorden nam hij een ke meldrijver de uit nijlpaardenhuid vervaardigde zweep uit de hand, ging db-ht bij den Alexandrijn staan en vroeg: „Waar is Sirona?" „Sla maar toe", bad Paulus, en wees met de band op zijn rug: ,Hoe pijnlijk uw zweep mij ook treft, zij zal mij toch niet zwaar genoeg be straffen, voor alle mijne zonden. Doch waaF uw vrouw zich verborgen houdt, dat weet ik waarachtig niet te zeggen, al wildet ge ook, in plaats van mij met dit rampzalig ding te streelsn, mijn leden met tangen ver scheuren Er lag zulk een oprechte trouwhar tigheid in den toon van Paulus* stem, dat de centurio geneigd was hem te gelooven. Doch het lag geenszins in zijn aard een bedreigde straf niet te voltrekken, en dat zijn hand niet streelde, als zij pijnlijk wilde straffen, dat zou de wonderlijke bedelaar on dervinden. En Paulus voelde bet, zonder dat er een klacht over zijn lip pen kwam, zonder dat hij zich van ziin plaats bewoog.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1927 | | pagina 5