Gewijde en Ongewijde
Historie.
AMRAPHEL. DE KONING VAN
SINEAR.
Het veertiende hoofdstuk van Gene
sis. waarin ons de strafexpeditie van
Kedor Laomer naar#het Jordaandal en
bet insTiiuen van Abraham tot bevrij
ding van Lot wordt beschreven, is van
STOote beteekenis voor de vaststelling
der Oud-testamentische tijdrekenkun
de. In dit hoofdstuk komen namelijk
verschillende vorsten voor, die het
wellicht mogelijk zal zijn te identifi-
ceeren met koningen, die ons van el
ders, d.w.z. van de Babylonisch-Assy-
rische spijkerschrift-teksten bekend
zijn Mocht dit inderdaad het geval
zijn, dan kennen we eenige koningen
die tijdgenooten van Abraham waren,
en dit zal het ons gemakkelijker ma
ken. natuurlijk mede door rekening te
houden met de gegevens die de Heili
ge Schrift zelve ons daaromtrent biedt
den tijd waarin Abraham leefde vast
te stellen'.
Van de in Gen. 14 genoemde konin
gen schijnt Amraphel, de koning van
Sinear, de vornaamste te zijn. Wel
wordt hij in vs. 9 pas in de derde
plaats genoemd, doch dit komt omdat
hij daar voorkomt als bondgenoot van
Kedor-Laomer, van wien het initiatief
tot den veldtocht uitging. Doch in den
aanhef van dit hoofdstuk heet het:
..En in de dagen van Amraphel, den
koning van Sinear", en daarna pas
worden de andere koningen genoemd.
Hieruit volgt, dat Airtraphel voor de
Israëlieten de bekendste figuur van al
de negen vorsten, di| in Gen. 14 1 en
2 genoemd worden, was. zoodat het
voor de hand lag. zijn regeering als
tijdsbepaling te bezigen en niet die
van Kedor-Laomer, die voor Israël veel
minder beteekende.
De eerste vraag, die wij onder de
oogen hebben te zien, zal dus deze
zijn: wie is deze Amraphel? Kennen
wij hem ook uit de ongewijde geschie
denis? Een probleem dat gemakkelij
ker zal zijn op te lossen, als wij eerst
hebben kunnen uitmaken over welk
rijk hij regeerde, dus welk land met
Sinear bedoeld is.
Om Sinear te identificeeren zullen
wij achtereenvolgens de verschillende
plaatsen in het Oude Testament waar
deze naam voorkomt nagaan, en dan
blijkt o.i. overtuigend, dat daarmede
Babylonië bedoeld is.
Zoo wordt in Gen. 10 10 uitdrukke
lijk verklaard, dat Babel en Erekh en
Akkad en Kalne in het land Sinear
liggen. Ook Gen. 11, waar als tooneel
van den torenbouw de vlakte van Si
near genoemd wordt, verwijst ons naar
deze zelfde streek.
In Jesaja 11 11 worden de landen
genoemd, vanwaar de Heere het over
blijfsel van zijn volk, zal terugbren
gen; uit Assyrië en uit Egypte, en uit
Pathros en Ethiopië en Elam en Si
near en Hamath en de eilanden der
zee. Men lette op de volgorde in ver
band met de ligging dezer landen.
Eerst noemt de profeet Assyrië en
Egypte, de beide wereldmarkten uit
zijn tijd. Dan werkt hij door de overige
landennamen de teekening nog verder
uit, Pathros is Opper- of Zuid-Egypte;
Ethiopië ligt nog verder Zuidwaarts.
Bij Assyrië behooren: Elam, ten Oos
ten van den Tigris, en Sinear of Baby
lonië, waarna ten slotte nog genoemd
worden Hamath in Noord-Syrië en ,de
eilanden der (Middellandsche) zee.
In Daniël 12- wordt van Nebukad-
nezar gezegd, dat hij de vaten van het
huis Gods bracht naar het land van
Sinear.
Ten slotte is. er in de Amarnabrie-
ven sprake van 'n land S j a-a n-c h a-
ar. In een brief door den koning van
Cyprus tot dien van Egypte gericht,
bidt hij dezen: „Met den koning van
Chatti en met den koning van Sjan-
char, treed met hen niet in verbin-
Leidsche Penkr assen.
Amice.
Ik weet niet, Amice, of je steeds
hauw meeleeft met den arbeid van
en voor onze rijpende jeugd. Ik hoop
van wel, want als er ooit een terrein
is waarop men kans van oogsten
heeft, dan is het hier. Bij alle ont
moediging die in onze dagen ons
overkomt, is het zoo nuttig dat wij
ook eens in aanraking komen met
een rijken zegen.
Ik kan de uitroep van Petrus zoo
gooed verstaan, toen hij door de won
derbare vischvangst getroffen werd:
„Heere ga uit van mij, want ik ben
een zondig mensch".
God laat ons ook wel eens een groo-
te zegen te beurt vallen om ons op te
beuren. Zoo is 't nu ook in den jeugd-
arbeid. De karaktermoeilijkheden
zijn vele, maar wie ze weet te over
winnen, heeft ook een succes te boe
ken.
Wie kleine kinderen opvoedt, het
zij als ouders, hetzij als onderwijzer,
moet nog als de landman wachten op
koude en hitte, droogte en regen, en
ziet daarna de vrucht. Maar de vrucht
van den arbeid onder de jongelingen
•n jongedochters valt in den schoot
als de appel die men opvangt van den
boom.
Maar ook heeft die arbeid zijn
eigenaardige moeilijkheden. Straks
na de groote vacantia, wanneer het
geregelde schoolleven weer een aan
vang neemt, worden ook weer pogin
gen aangewend om de schoolgaande
jongelingschap te betrekken in het
werk der jongelingsvereenigingen.
Nu is het een feit, dat onze jonge men-
schen, die de middelbare- en de hoo-
gescholen bezoeken, doorgaans geen
behoefte aan het gewone jeugdver-
ding!" De koning van Chatti is de
koning van h<*t ruk Wpthieten en
met den koning van Van
moeiMik iemand andere fion dp koning
van Babvlonië bedoeld ziin T^e schrij
ver heeft hier de twee machtigste po
tentaten uit zijn tijd op het oog.
Het rijk waarover Amraphel regeer
de was derhalve Babvlonië; daarom-
trent kan geen redelijke twijfel be
staan.
Nu rest ons ter beantwoording de
vraag: wie was deze Amraphel?
Volgens de bijbelsche chronologie
moet deze koning omstreeks de 21ste
eeuw vóór Christus geleefd hebben. In
verband hiermede is de meest voor de
hand liggende veronderstelling te be
sluiten tot de identificatie van Amra
phel met Chammoerapi, den bekend-
sten koning der eerste Babylonische
dynastie.
Chammoerapi regeerde van 2123 tot
2081 v. Chr.; hij is de beroemdste der
Babylonische koningen, de grondves
ter van de eenheid des rijks, ook de
groote wetgever. Zijn wetboek werd in
den winter van 19011902 in de burcht
v-an Susa ontdekt. Het werpt een ver
rassend licht op de zeden en gewoon
ten van dien tijd en men heeft het wel
met de Mozaïsche wetgeving vergele
ken, waarmee het inderdaad formeele
overeenkomsten vertoont.
Tegen deze gelijkstelling van Amra
phel met Chammoerapi is evenwel één
belangrijk bezwaar, dat op taalkundi
ge gronden berust. Gelijk men weet
gaat het in de Semietische talen hoofd
zakelijk om de medeklinkers, en deze
kloppen in de beide namen, met uit
zondering echter van de laatste letter,
de „1" van „Amraphel". Men heeft
deze moeilijkheid trachten op te los
sen door de mogelijkheid van een
schrijffout in den Hebreeuwschen
naam aan te nemen; de laatste letter,
de „lamed" zou op een vergissing be
rusten en door verschrijving in de
plaats zijn getreden van de „jod".
Zou evenwel met Amraphel niet
Chammoerapi bedoeld zijn. welke Ba
bylonische koning dan wel? Het komt
ons echter voor. dat een afwijzing
dezer gelijkstelling ons voor nog groo-
tere moeilijkheden plaatst, zóodat ook
al is de kwestie der laatste letter niet
opgelost, deze identificatie de meest
waarschijnlijke veronderstelling is.
PROVINCIALE STATEN VAN
ZUID-HOLLAND.
De zitting van gisteren.
De vierde zittingsdag ving aan met
de herhaalde stemming over de mo
tie-Werker, (behoud van den verant
woordingsplicht van Ged. Staten aan
de Prov. Staten), bij de stemming
waarover den vorigen dag het ver-
eischte aantal leden niet aanwezig
was.
De motie werd aangenomen met 33
28 stemmen.
De voorzitter wees als leden der com
missie voor het ontwerpen van een
adres waarin de motie ter kennis van
de Staten Generaal gebracht zal wor
den aan de heeren Werker, Mooyman,
Verbroek, v. Staveren en v. Zadelhoff.
Tijdelijk opnemen van gelden.
Bij het voorstel tot. wijziging der re
gelen t.a.v. het tijdelijk opnemen van
gelden bepleitte de heer v. STAPELE
(S.D.) leening van kasgeld bij rijksin
stellingen, waar een dergelijke leening
goedkooper kan zijn.
De heer BORGHOLS (Ged. St.) ant
woordde, dat bij rijksfondsen geleend
wordt als daar geld beschikbaar is,
hetgeen echter niet altijd het geval is.
De heer v. AALTEN (V.D.) merkte
op, dat het geld, dat voor de dagelijk-
sche behoefte noodig is en dus voor en
kele weken wordt opgenomen, bij het
Rijk niet goedkooper is.
De heer DE KANTER (V.B.) betoog
de, dat de provincie op deze wijze in
den regel geen geld leent en dat voor
eenigingsleven toonen, want ze heb
ben hun eigen corpsen, disputen,
clubs, vereenigingen of bonden.
Dat is een omstandigheid, waar
mee wel terdege rekening moet wor
den gehouden. Men kan niet aan al
les meedoen en overal lid van zijn.
Geldt ook hier niet de waarheid van
het spreekwoord, dat in de beperking
zich de meester toont?
Dit alles is volkomen juist, maar
men vergete niet, dat de vorming op
de jeugdorganisaties andersoortig is
dan die op de inrichting van onder
wijs met alle clubleven, dat hieruit
voortvloeit. De rijpere jeugd behoeft
een vorming, die op de onderwijsin
richting niet gegeven wordt, en toch
dringend noodig is, terwijl de Geref.
jeugdorganisaties, zij het dan ook
gebrekkig, hierin trachten te voor
zien. Het is de Godsdienstig-zedelijke
vorming.
Het corps- en clubleven aan de
scholen is zeer eenzijdig. Men blijft
voor een goed gedeelte binnen den
gezichtskring van de school, van de
studie, van de belangen der eigen
klasse, en heeft omgang met een be
paalde groep jongeren.
Zulk een beperking gaat door, tot
dat men afgestudeerd is, en dan plot
seling in bet geweldige, volle men-
schenleven wordt geworpen met zijn
rijke schakeeringen. Hoevelen staan
dan verlegen en onbeholpen voor dat
bonte leven met zijn vele raadsels,
wonderlijke verhoudingen, schrijnen
de tegenstellingen, pijnlijke verras
singen.
Niet weinigen trekken er dan door
zonder ooit iets anders dan de opper
vlakte te zien. Hun jeugd heeft hun
alleen interesse doen opvatten voor
wat hun eigen groep, belang en stand
betreft. Ze naderen niet meer tot de
levensvolheid, die God uitgestort
de lpeningen die zij sluit, de rijksin-
efollipcrpyi gnpdirnrmer 7Ün
po Jippr POPG^DT.c; bptnn^o nog
maals, dat naast dp rijksinstellingen
ook bankiers gevraagd worden naar
hun rentetype. De provincie kiest het
laagste percentage. Het voorstel werd
z.h.s. aangenomen.
De provinciale rekening over 1925
werd goedgekeurd; eenige beerootings
wijzigingen over 1926 en 1927 werden
eveneens goedgekeurd.
De begrooting voor 1928.
Daarna was de provinciale begroo
ting voor 1928 aan de orde.
De VOORZITTER wees op de uitge
breidheid van ,het voorloopig verslag
en antwoordnota, in welk verband hij
hulde bracht aan de ambtenaren der
griffie, en drong daarom aan op kort
heid in de besprekingen.
De heer TER LAAN (S.D.) betoogde,
dat de huidige bestuursperiode aan
vangt met verhoudingen welke niet
steunen op de realiteit. Spr. betreurde
het, dat de voormalige coalitiepartij,
met den Vrijheidsbond erin geslaagd
zijn de grootste fractie haar rechtma
tig aandeel in de samenstelling van
Ged. Staten te hebben weten te ont-
rooven. Spr. richtte zich vervolgens
tot de anti-revolutionairen, in verband
met het geschrijf in verkiezingsblaad
jes, tegen de socialisten en die vol
gens spreker toch o zoo onschuldig
zijn.
Voor de snelle uitvoering van het
Rijkswegenplan zal een overleg van
Ged. Staten met de regeering noodig
zijn. In 't bijzonder de overgang over
bet Hollandsch Diep met verouderde
ponten is onhoudbaar.
Spr. betoogde vervolgens, dat het in-
terpellatierecht van de Staten moet
worden uitgebreid. Het komt niet te
pas, dat Ged. Staten geen inlichtin
gen geven willen over bijv. de annex
atie van Rijswijk en Voorburg. Zij heb
ben uitgemaakt dat er voorloopig niet
van komt, toen de zaak al in kruiken
en kannen was. Spr. bepleitte uitvoe
rig de wenschelijkheid van de samen
voeging en meende, dat in het besluit
van Ged. Staten vooral het woordje
„voorloopig" een eigenaardige betee
kenis heeft.
De VOORZITTER verzoekt den heer
ter Laan een ander onderwerp te kie
zen, omdat dit onderwerp behoort tot
de bevoegdheid van Ged. Staten en
niet van de Prov. Staten.
De heer TER LAAN: het beslissings
recht is bij Ged. Staten helaas, maar
het spreken erover behoort tot mijn
bevoegdheid.
De VOORZITTER: U hebt niet het
recht erover te spreken.
De heer TER LAAN: Dan neem ik
dat recht.
De VOORZITTER: Ik zal trachten u
dat te belettien.
De heer TER LAAN: Dan doe ik een
beroep op de Staten.
De VOORZITTER meende, dat de
heer ter Laan over het onderwerp nu
reeds genoeg had gezegd en dat hij bo
vendien niet het recht had over dat
onderwerp te spreken.
De heer TER LAAN was 't met het
laatste niet eens, maar zou, omdat de
voorzitter zeide, voldoende té zijn in
gelicht, verder over het onderwerp
zwijgen. Ten slotte zeide spr., dat het
antwoord op de interpellatie-Heykoop
over de Rotterdamsche huurverorde-
ning hem niet bevredigd heeft.
De vergadering wordt te 1.55 ge
schorst tot 2 uur.
Na heropening der zitting te 2 uur,
werden de algemeene beschouwingen
over 'de prov. begrooting voortgezet.
De heer v. ECK (S.D.) bracht de
werkverruiming ter sprake. De provin
cie bepaalde zich ten deze tot nu toe
tot steun van gemeentebesturen en
van belangrijke werken als de indij
king van den Biesbosch. Spr. wil, dat
de provincie de werkloosheid systema
tisch zal gaan bestrijden niet alleen
door werkverschaffing te steunen,
maar ook door werkverruiming te be
vorderen. Spr. wilde daarom op de be-
heeft in de ganscbe menscbheid,
en waar de zonde zulke storende
verhoudingen in heeft teweegge
bracht.
Van jongsaf moeten onze jeugdige
menschen van allerlei groep en klas
en rang en stand elkander leeren ont
moeten, om hun leven er mee te ver
rijken en straks niet als vreemde
lingen te staan te midden van de men
schen met wie en voor wie zij arbei
den moeten aan de groote taak, die
God ons met elkander geeft te vol
brengen.
Waarom slagen zooveel niet-gestu-
deerden, zooveel „self-made-men" in
het groote leven dikwijls veel beter
dan menig gestudeerde? Omdat zij
van jongsaf in den maalstroom zijn
geworpen en met al wat het leven
biedt hebben kennis gemaakt. We
moeten er voor waken, dat onze stu-
deerende jeugd een aparte klasse
wordt, die zich afscheidt en
verheven, acht boven de andere men
schen. Het brengt hunzelf groote
schade aan en is niet tot zegen voor
het samenleven.
Ik weet het uit ervaring, Amice,
hoe moeilijk het is om onze studee-
rende jeugd met anderen van hun
leeftijd, die reeds een plaats in het
leven innemen te doen samenleven.
Maar als de moeilijkheid overwon
nen is, en de jonge menschen doen
hartelijk mee, wat een genot is het
dan! Met him kennis kunnen ze an
deren dienen en omgekeerd door de
ervaring, die anderen reeds in het le
ven opdoen, kunnen zij winst doen.
Zoon gemengde vereeniging is zoo
mooi!
Als een ander bezwaar wordt vaak
genoemd: gebrek aan tijd.
Maar de vraag rijst terstond, Ami
ce, of dat wel ernstig gemeend is.
Als men ziet. voor hoeveel dingen
erootin.g. evenals in Noord-Holland is
^esrhiod /"2M °d0 zien uitgetrokken
voor dit doek F°r voordel daartoe zou
«nr. indienen als Gpd. St. op het denk-
hoold'rüpt zouden ingaan.
Tot zijn spijt moest spr. erkennen,
dat de zaak in Noord-Holland mislukt
is, waarom spr. hoopte, dat men hier,
indien een post voor dit doel wordt
uitgetrokken de in Noord-Holland ge
maakte fouten zal vermijden.
De behandeling van de begrootiiig
werd onderbroken om te stemmeji
over het inmiddels opgemaakte adres
aan de Staten-Generaal. houdende me-
dedeeling van de aanneming der mo
tie-Werker. Het adres werd vastge
steld met 523 stemmen.
Daarna stelde de VOORZITTER voor
Zaterdag te vergaderen indien Vrijdag
de agenda niet zou worden afgewerkt,
mocht dit voorstel niet worden aange
nomen, de besprekingen in de najaars
zitting in October voort te zetten. Er
waren voor de algemeene beschouwin
gen nog 18 sprekers ingeschreven.
Dit voorstel werd aangenomen met
4223 stemmen.
De algemeene beschouwingen wer
den voortgezet.
De heer v. STAAL (S.D.) besprak
de controle op de gemeentebesturen,
waarin een achterstand is, tengevolge
van een tekort aan personeel, hetgeen
Ged Staten erkennen. Met een beetje
goeden wil zullen Ged. Staten de boek
houdkundige krachten, die zij noodig
hebben, kunnen vinden. Spr. meende,
dat de Staten zich stellig niet zullen
verzetten tegen de uitgaven, die deze
voorziening mee zal brengen. Vervol
gens bepleitte spr. de inrichting van
een eigen ziekenvervoer, speciaal met
het oog op de eilanden, en de inrich
ting van een eigen ziekenhuis op de
eilanden. Ook betoogde spr., dat de wa
ter voorziening op de eilanden onvol
doende is. Eveneens wees hij op de wo
ningvoorziening, die, vooral in kleine
re gemeenten, veel te wenschen over
laat.
Inzake de zaak van de demping der
Reeuwijksc'he plassen drong spr. aan
op spoed.
Het autokerkhof aan den Haastrecht-
schen dijk.
Ten slotte kwam spr. tot bespreking
van het z.g. autokerkhof den Haas-
trechtschen dijk van Gouda naar Ou
dewater. Op de in de afdeelingen ge
stelde vraag hebben Ged. Staten ge
antwoord. dat de zaak hun aandacht
heeft. Spr. vond dit een arrogant ant
woord; hij had gemeend, dat Ged. Sta
ten aan deze zaak iets hadden moeten
doen. Deze dijk, waar reeds vele on
gelukken zijn voorgekomen, is een
hoofdverbindingsweg in het traject
RotterdamUtrecht,
De weg is te Smal en ook misbruikt.
Oorspronkelijk is hij niet bestemd ge
weest voor zwaar verkeer en voorts is
de weg herhaaldelijk opgebrokén om
dat er telegraafkabels en waterleiding
door liggen.
Spr. was van meening, dat de dijk
die als waterkeering geen dienst meer
doet, kan worden verlaagd en verbreed
en wat de bermen betreft, versterkt..
De heer TEN HOPE (V-B bespreekt
de nieuwe wegen DelftHoek van Hol
land en Rijswijk—De Vink. Hij be
grijpt niet, dat de geprojecteerde ver
hardingsbreedte voldoende wordt ge
acht. Een breedte van 6 meter acht hij
ter voorkoming van ongelukken, nood
zakelijk. Het spijt spr. dat hij moet er
varen dat Ged. Staten het beter zullen
zullen weten dan het meerendeel van
de deskundigen. Het Wegencongres
sprak zich duidelijk uit voor een ver
hardingsbreedte, grooter dan 5 meter.
Als later verbreeding moet plaats heb
ben zal het verkeer groote stagnatie
ondervinden, wat veel kosten met zich
brengt voor de weggebruikers.-
Uit het antwoord van Ged. Staten op
sprekers vragen blijkt, dat de heeren
van meening zijn, dat Ged.'Staten en
de Prov. Waterstaat alles weten. Ged.
Staten voeren aan, dat zij geen advies
vroegen aan gemeenten en bonden van
wel tijd is te vinden, zou hij dan
juist voor den arbeid op de jeugd
verenigingen ontbreken?
Natuurlijk kunnen er op de onder
wijsinrichtingen leerlingen zijn, die
met de grootste moeite hun studie-
taak volbrengen en zich daarom met
niets anders kunnen bemoeien; uit
zonderingen viridt men overal in het
leven. Maar dit geldt niet van het
gros der studeerende jonge men
schen. Als zij willen, kunnen zij even
goed den tijd voor 't gewone vereni
gingsleven vinden als de niet-studee-
renden. Trouwens deze laatste bena
ming is zelfs niet juist. Hoeveel jon
geren zijn er tegenwoordig, die niet
studeeren, vooral in de groote steden,
al ligt hun studie dan ook op een ge
heel ander terrein? En hebben zij 't
nog niet veel zwaarder dan zij, die op
den dag geregelde lessen kunnen
volgen? Hoevelen zijn er, die over
dag met ingespannen arbeid zijn be
zet, in de avonduren lessen moeten
nemen en studeeren, en die toch ijve
rig en opgewekt deelnemen aan den
arbeid van de jeugdorganisaties, zon
der dat het hun werk of studie
schaadt, ja veeleer zelfs ten goede
komt! Gebrek aan tijd kan dan ook
voor onze jonge menschen, die op
verschillende onderwijsinrichtingen
de lessen volgen, geen geldige veront
schuldiging zijn voor hetzich ont
trekken aan liet gewone vereenigings-
leven onzer jongeren.
Maar, zoo zegt ui^n dan. de meeste
vereenigingen vergaderen op Zóndag.
Worden onze jonge menschen hier
door niet te veel aan het gezinsleven
onttrokken? Wat blijft er voor het
gezinsleven van dén Zondag over, al9
cle leden twee keer naar de kerk gaan
en verder de jongens en meisjes ook
nog naar de vereenigingen? Hoort
vooral op den Zondag het gezin niet
weggebruikers, omdat zij vertragb,~
vreesden. Doch dit nebt, ?nr e^n nfr
ernstig epniPf,r,r1° intvTueM bon
den zijn bereid binnen den korist mn-
lijken tijd te adviseeren. Spr. hoopt,
dat Ged Staten hun standpunt nog
zullen wijzigen, anders zal hii een mo
tie indienen, waarin de Staten hun
stendnunt bepaler
De heer v. SLEEN (S.D is niet te
vreden over de geringe bemoeiingen
van Ged. Staten met het buitengewoon
onderwijs. Zuid-Holland doet tot nog
toe hieraan weinig. Het betreft hier
een vrij groote groep, daar 1 Yo a 2 pet.
der schoolbevolking daartoe behoort.
De. zorg daarvoor moet men niet ge
heel overlaten aan de gemeentebestu
ren De provincie, kan subsidies geven
en gemeenten aansporen tot oprich
ting.
De heer v. MUISWINKEL (A.R.) be
spreekt o.in. de Bodegravensche wa
terleiding. Hij vraagt of het Ged. Sta
ten niet gewenscht voorkomt, dat een
einde wordt gesnaakt aan waarneming
van verschillende functies door één
persoon. Hij wijst er o.a. op. dat de
provinciale adviseur tevens uitvoerder
is.
De heer C. WARNAER (A.R.) zegt
in een andere stemming, te zijn dan 'de
heer ter Laan. De waterwegen in Zuid-
Holland zijn zoodanig in orde, dat zij
de vergelijking met die van andere
provincies gemakkelijk kunnen door
staan.
De VOORZITTER: Meneer Warnaer,
dat is het eerste compliment aan Ged.
Staten in deze zitting!
De heer WARNAER zegt verder, dat
de wegen zich niet steeds vlug genoeg
aanpassen aan het drukker motorver-
keer, doch daarvan kan Ged. Staten,
evenmin een verwijt worden gemaakt
Spr. komt op de tarieven van de R
T. M.. die inderdaad buitensporig hoog
zijn. Maar Ged Staten kunnen ook
daaraan weinig doen. Er is een con
tract'tusschen regeering en R. T. M.
De Ged. Staten hebben over de R. T. M
geen enkele zeggenschap meer. Er is
al zóó vaak geklaagd, maar het helpt
niets. De klacht moet in de Tweede
Kamer gebracht worden en desnoods
zal men tot naasting moeten over
gaan.
Wat de electrificatie van Flakkee be
treft, bestaan er vele plannen in ont
werp. Zouden Ged. Staten niet eens
onderzoeken of aansluiting op een cen
trale buiten het eiland rendabel zal
zijn?
De heer v. ZADELHOFF (S.D.) be
spreekt het standpunt der Staten ten
opzichte van subsidie aan volksuni
versiteiten.
Hij dient de volgende motie in: „De
vergadering der Prov. Staten, van oor
deel, dat het op den weg der Provin
cie ligt. financieelen steun te verlee-
nen aan Volksuniversiteiten, ver
klaart zich in beginsel bereid, subsidie
aan volksuniversiteiten te verleenen".
De heer JANSEN MANENSCHIJN
(A.R.) merkt op, dat in belastingpoli-
tiek continuiteit gewenscht is. De oor
zaak van de belastingverhooging^ zit
volgens spr. in de stijging der uitga
ven de allesbeheerschende post is
daarbij „rente en aflossing", welke
post in 3 jaren is verdubbeld. Wan
neer op deze wijze doorgegaan wordt,
zal men over eenige jaren opnieuw de
belastingen moeten verboogen. Wan
neer er meer geleend wordt, dan afge
lost, dan zullen onze financiën in het
moeras loopen. Ged. Staten dienen nu
eens precies na te gaan. over hoeveel
geld de provincie- beschikken kan. De
fout schijnt geweest te zijri, dat men
twee jaren geleden niet voor oogen
zag de consequentie van de toenma
lige belastingverlaging. Spr. maakte
vervolgens nog een opmerking over
den vorm der begrooting.
De heer KORTLAND (V.D.) bepleit
meer toezicht op de positie van het
personeel der provinciale waterschap
pen.
De vergadering wordt 5.30 uur ver
daagd tot Zaterdag 1.10 uur.
zooveel mogelijk bijeen te blijven,?
Vooral, waar de drukke arbeidsweek
aan de eenheid van het gezin toch
reeds zooveel schade berokkent!
Dit is wel een bedenking, die ge
wicht in de schaal legt, Amice. Maar
toch zou ik hiertegen willen opmer
ken, dat dit een bezwaar is, dat niet
enkel geldt voor een enkele groep
onzer jongeren, maar voor alle groe
pen. En is het nu wel waar, dat de
gezinnen, waarvan geen enkel lid
deelneemt aan den arbeid der jeugd
organisaties, des Zondags steeds bij
een blijven? En verder, wie bezwaren
oppert tegen den Zondagavond, kan
zich voegen bij een vereeniging, die
op Zondagmiddag of op een avond
in de week vergadert.
In elk geval, Amice, meen ik dat
de Zondag oris gegeven is om ons te
oefenen in de godzaligheid, niet al-»
leen in de Kerk, maar ook op ander
terrein. Het is niet de dag van of
voor onszelf, maar de dag de9 Heeren
Als alle Christenen dat bedachten
wat zou er dan van de Zondagsheili
ging voor onszelf en anderen een z*-
gen uitgaan.
Ik hoop, Amice, dat mijn praatj#
over dit onderwerp, dat geen enkele
aanspraak kan maken op oorspron
kelijkheid. integendeel, dat voor het
grootste deel slechts een herhalinè is
van wat door anderen reeds zoo vaak
is gezegd, toch nog een nuttige vacan-
tie-overdenking mag zijn.
Wat wij voor onze jongelingen
doen draagt vrucht in de onmiddellij
ke toekomst. Dat is een gelukkige
omstandigheid, maar noopt er ook
toe om geen dag en geen gelegenheid
voorbij re laten gaan.
VERITA®