Gewijde en Ongewijde Historie. AMRAPHEL. DE KONING VAN SINEAR. Het veertiende hoofdstuk van Gene sis. waarin ons de strafexpeditie van Kedor Laomer naar#het Jordaandal en bet insTiiuen van Abraham tot bevrij ding van Lot wordt beschreven, is van STOote beteekenis voor de vaststelling der Oud-testamentische tijdrekenkun de. In dit hoofdstuk komen namelijk verschillende vorsten voor, die het wellicht mogelijk zal zijn te identifi- ceeren met koningen, die ons van el ders, d.w.z. van de Babylonisch-Assy- rische spijkerschrift-teksten bekend zijn Mocht dit inderdaad het geval zijn, dan kennen we eenige koningen die tijdgenooten van Abraham waren, en dit zal het ons gemakkelijker ma ken. natuurlijk mede door rekening te houden met de gegevens die de Heili ge Schrift zelve ons daaromtrent biedt den tijd waarin Abraham leefde vast te stellen'. Van de in Gen. 14 genoemde konin gen schijnt Amraphel, de koning van Sinear, de vornaamste te zijn. Wel wordt hij in vs. 9 pas in de derde plaats genoemd, doch dit komt omdat hij daar voorkomt als bondgenoot van Kedor-Laomer, van wien het initiatief tot den veldtocht uitging. Doch in den aanhef van dit hoofdstuk heet het: ..En in de dagen van Amraphel, den koning van Sinear", en daarna pas worden de andere koningen genoemd. Hieruit volgt, dat Airtraphel voor de Israëlieten de bekendste figuur van al de negen vorsten, di| in Gen. 14 1 en 2 genoemd worden, was. zoodat het voor de hand lag. zijn regeering als tijdsbepaling te bezigen en niet die van Kedor-Laomer, die voor Israël veel minder beteekende. De eerste vraag, die wij onder de oogen hebben te zien, zal dus deze zijn: wie is deze Amraphel? Kennen wij hem ook uit de ongewijde geschie denis? Een probleem dat gemakkelij ker zal zijn op te lossen, als wij eerst hebben kunnen uitmaken over welk rijk hij regeerde, dus welk land met Sinear bedoeld is. Om Sinear te identificeeren zullen wij achtereenvolgens de verschillende plaatsen in het Oude Testament waar deze naam voorkomt nagaan, en dan blijkt o.i. overtuigend, dat daarmede Babylonië bedoeld is. Zoo wordt in Gen. 10 10 uitdrukke lijk verklaard, dat Babel en Erekh en Akkad en Kalne in het land Sinear liggen. Ook Gen. 11, waar als tooneel van den torenbouw de vlakte van Si near genoemd wordt, verwijst ons naar deze zelfde streek. In Jesaja 11 11 worden de landen genoemd, vanwaar de Heere het over blijfsel van zijn volk, zal terugbren gen; uit Assyrië en uit Egypte, en uit Pathros en Ethiopië en Elam en Si near en Hamath en de eilanden der zee. Men lette op de volgorde in ver band met de ligging dezer landen. Eerst noemt de profeet Assyrië en Egypte, de beide wereldmarkten uit zijn tijd. Dan werkt hij door de overige landennamen de teekening nog verder uit, Pathros is Opper- of Zuid-Egypte; Ethiopië ligt nog verder Zuidwaarts. Bij Assyrië behooren: Elam, ten Oos ten van den Tigris, en Sinear of Baby lonië, waarna ten slotte nog genoemd worden Hamath in Noord-Syrië en ,de eilanden der (Middellandsche) zee. In Daniël 12- wordt van Nebukad- nezar gezegd, dat hij de vaten van het huis Gods bracht naar het land van Sinear. Ten slotte is. er in de Amarnabrie- ven sprake van 'n land S j a-a n-c h a- ar. In een brief door den koning van Cyprus tot dien van Egypte gericht, bidt hij dezen: „Met den koning van Chatti en met den koning van Sjan- char, treed met hen niet in verbin- Leidsche Penkr assen. Amice. Ik weet niet, Amice, of je steeds hauw meeleeft met den arbeid van en voor onze rijpende jeugd. Ik hoop van wel, want als er ooit een terrein is waarop men kans van oogsten heeft, dan is het hier. Bij alle ont moediging die in onze dagen ons overkomt, is het zoo nuttig dat wij ook eens in aanraking komen met een rijken zegen. Ik kan de uitroep van Petrus zoo gooed verstaan, toen hij door de won derbare vischvangst getroffen werd: „Heere ga uit van mij, want ik ben een zondig mensch". God laat ons ook wel eens een groo- te zegen te beurt vallen om ons op te beuren. Zoo is 't nu ook in den jeugd- arbeid. De karaktermoeilijkheden zijn vele, maar wie ze weet te over winnen, heeft ook een succes te boe ken. Wie kleine kinderen opvoedt, het zij als ouders, hetzij als onderwijzer, moet nog als de landman wachten op koude en hitte, droogte en regen, en ziet daarna de vrucht. Maar de vrucht van den arbeid onder de jongelingen •n jongedochters valt in den schoot als de appel die men opvangt van den boom. Maar ook heeft die arbeid zijn eigenaardige moeilijkheden. Straks na de groote vacantia, wanneer het geregelde schoolleven weer een aan vang neemt, worden ook weer pogin gen aangewend om de schoolgaande jongelingschap te betrekken in het werk der jongelingsvereenigingen. Nu is het een feit, dat onze jonge men- schen, die de middelbare- en de hoo- gescholen bezoeken, doorgaans geen behoefte aan het gewone jeugdver- ding!" De koning van Chatti is de koning van h<*t ruk Wpthieten en met den koning van Van moeiMik iemand andere fion dp koning van Babvlonië bedoeld ziin T^e schrij ver heeft hier de twee machtigste po tentaten uit zijn tijd op het oog. Het rijk waarover Amraphel regeer de was derhalve Babvlonië; daarom- trent kan geen redelijke twijfel be staan. Nu rest ons ter beantwoording de vraag: wie was deze Amraphel? Volgens de bijbelsche chronologie moet deze koning omstreeks de 21ste eeuw vóór Christus geleefd hebben. In verband hiermede is de meest voor de hand liggende veronderstelling te be sluiten tot de identificatie van Amra phel met Chammoerapi, den bekend- sten koning der eerste Babylonische dynastie. Chammoerapi regeerde van 2123 tot 2081 v. Chr.; hij is de beroemdste der Babylonische koningen, de grondves ter van de eenheid des rijks, ook de groote wetgever. Zijn wetboek werd in den winter van 19011902 in de burcht v-an Susa ontdekt. Het werpt een ver rassend licht op de zeden en gewoon ten van dien tijd en men heeft het wel met de Mozaïsche wetgeving vergele ken, waarmee het inderdaad formeele overeenkomsten vertoont. Tegen deze gelijkstelling van Amra phel met Chammoerapi is evenwel één belangrijk bezwaar, dat op taalkundi ge gronden berust. Gelijk men weet gaat het in de Semietische talen hoofd zakelijk om de medeklinkers, en deze kloppen in de beide namen, met uit zondering echter van de laatste letter, de „1" van „Amraphel". Men heeft deze moeilijkheid trachten op te los sen door de mogelijkheid van een schrijffout in den Hebreeuwschen naam aan te nemen; de laatste letter, de „lamed" zou op een vergissing be rusten en door verschrijving in de plaats zijn getreden van de „jod". Zou evenwel met Amraphel niet Chammoerapi bedoeld zijn. welke Ba bylonische koning dan wel? Het komt ons echter voor. dat een afwijzing dezer gelijkstelling ons voor nog groo- tere moeilijkheden plaatst, zóodat ook al is de kwestie der laatste letter niet opgelost, deze identificatie de meest waarschijnlijke veronderstelling is. PROVINCIALE STATEN VAN ZUID-HOLLAND. De zitting van gisteren. De vierde zittingsdag ving aan met de herhaalde stemming over de mo tie-Werker, (behoud van den verant woordingsplicht van Ged. Staten aan de Prov. Staten), bij de stemming waarover den vorigen dag het ver- eischte aantal leden niet aanwezig was. De motie werd aangenomen met 33 28 stemmen. De voorzitter wees als leden der com missie voor het ontwerpen van een adres waarin de motie ter kennis van de Staten Generaal gebracht zal wor den aan de heeren Werker, Mooyman, Verbroek, v. Staveren en v. Zadelhoff. Tijdelijk opnemen van gelden. Bij het voorstel tot. wijziging der re gelen t.a.v. het tijdelijk opnemen van gelden bepleitte de heer v. STAPELE (S.D.) leening van kasgeld bij rijksin stellingen, waar een dergelijke leening goedkooper kan zijn. De heer BORGHOLS (Ged. St.) ant woordde, dat bij rijksfondsen geleend wordt als daar geld beschikbaar is, hetgeen echter niet altijd het geval is. De heer v. AALTEN (V.D.) merkte op, dat het geld, dat voor de dagelijk- sche behoefte noodig is en dus voor en kele weken wordt opgenomen, bij het Rijk niet goedkooper is. De heer DE KANTER (V.B.) betoog de, dat de provincie op deze wijze in den regel geen geld leent en dat voor eenigingsleven toonen, want ze heb ben hun eigen corpsen, disputen, clubs, vereenigingen of bonden. Dat is een omstandigheid, waar mee wel terdege rekening moet wor den gehouden. Men kan niet aan al les meedoen en overal lid van zijn. Geldt ook hier niet de waarheid van het spreekwoord, dat in de beperking zich de meester toont? Dit alles is volkomen juist, maar men vergete niet, dat de vorming op de jeugdorganisaties andersoortig is dan die op de inrichting van onder wijs met alle clubleven, dat hieruit voortvloeit. De rijpere jeugd behoeft een vorming, die op de onderwijsin richting niet gegeven wordt, en toch dringend noodig is, terwijl de Geref. jeugdorganisaties, zij het dan ook gebrekkig, hierin trachten te voor zien. Het is de Godsdienstig-zedelijke vorming. Het corps- en clubleven aan de scholen is zeer eenzijdig. Men blijft voor een goed gedeelte binnen den gezichtskring van de school, van de studie, van de belangen der eigen klasse, en heeft omgang met een be paalde groep jongeren. Zulk een beperking gaat door, tot dat men afgestudeerd is, en dan plot seling in bet geweldige, volle men- schenleven wordt geworpen met zijn rijke schakeeringen. Hoevelen staan dan verlegen en onbeholpen voor dat bonte leven met zijn vele raadsels, wonderlijke verhoudingen, schrijnen de tegenstellingen, pijnlijke verras singen. Niet weinigen trekken er dan door zonder ooit iets anders dan de opper vlakte te zien. Hun jeugd heeft hun alleen interesse doen opvatten voor wat hun eigen groep, belang en stand betreft. Ze naderen niet meer tot de levensvolheid, die God uitgestort de lpeningen die zij sluit, de rijksin- efollipcrpyi gnpdirnrmer 7Ün po Jippr POPG^DT.c; bptnn^o nog maals, dat naast dp rijksinstellingen ook bankiers gevraagd worden naar hun rentetype. De provincie kiest het laagste percentage. Het voorstel werd z.h.s. aangenomen. De provinciale rekening over 1925 werd goedgekeurd; eenige beerootings wijzigingen over 1926 en 1927 werden eveneens goedgekeurd. De begrooting voor 1928. Daarna was de provinciale begroo ting voor 1928 aan de orde. De VOORZITTER wees op de uitge breidheid van ,het voorloopig verslag en antwoordnota, in welk verband hij hulde bracht aan de ambtenaren der griffie, en drong daarom aan op kort heid in de besprekingen. De heer TER LAAN (S.D.) betoogde, dat de huidige bestuursperiode aan vangt met verhoudingen welke niet steunen op de realiteit. Spr. betreurde het, dat de voormalige coalitiepartij, met den Vrijheidsbond erin geslaagd zijn de grootste fractie haar rechtma tig aandeel in de samenstelling van Ged. Staten te hebben weten te ont- rooven. Spr. richtte zich vervolgens tot de anti-revolutionairen, in verband met het geschrijf in verkiezingsblaad jes, tegen de socialisten en die vol gens spreker toch o zoo onschuldig zijn. Voor de snelle uitvoering van het Rijkswegenplan zal een overleg van Ged. Staten met de regeering noodig zijn. In 't bijzonder de overgang over bet Hollandsch Diep met verouderde ponten is onhoudbaar. Spr. betoogde vervolgens, dat het in- terpellatierecht van de Staten moet worden uitgebreid. Het komt niet te pas, dat Ged. Staten geen inlichtin gen geven willen over bijv. de annex atie van Rijswijk en Voorburg. Zij heb ben uitgemaakt dat er voorloopig niet van komt, toen de zaak al in kruiken en kannen was. Spr. bepleitte uitvoe rig de wenschelijkheid van de samen voeging en meende, dat in het besluit van Ged. Staten vooral het woordje „voorloopig" een eigenaardige betee kenis heeft. De VOORZITTER verzoekt den heer ter Laan een ander onderwerp te kie zen, omdat dit onderwerp behoort tot de bevoegdheid van Ged. Staten en niet van de Prov. Staten. De heer TER LAAN: het beslissings recht is bij Ged. Staten helaas, maar het spreken erover behoort tot mijn bevoegdheid. De VOORZITTER: U hebt niet het recht erover te spreken. De heer TER LAAN: Dan neem ik dat recht. De VOORZITTER: Ik zal trachten u dat te belettien. De heer TER LAAN: Dan doe ik een beroep op de Staten. De VOORZITTER meende, dat de heer ter Laan over het onderwerp nu reeds genoeg had gezegd en dat hij bo vendien niet het recht had over dat onderwerp te spreken. De heer TER LAAN was 't met het laatste niet eens, maar zou, omdat de voorzitter zeide, voldoende té zijn in gelicht, verder over het onderwerp zwijgen. Ten slotte zeide spr., dat het antwoord op de interpellatie-Heykoop over de Rotterdamsche huurverorde- ning hem niet bevredigd heeft. De vergadering wordt te 1.55 ge schorst tot 2 uur. Na heropening der zitting te 2 uur, werden de algemeene beschouwingen over 'de prov. begrooting voortgezet. De heer v. ECK (S.D.) bracht de werkverruiming ter sprake. De provin cie bepaalde zich ten deze tot nu toe tot steun van gemeentebesturen en van belangrijke werken als de indij king van den Biesbosch. Spr. wil, dat de provincie de werkloosheid systema tisch zal gaan bestrijden niet alleen door werkverschaffing te steunen, maar ook door werkverruiming te be vorderen. Spr. wilde daarom op de be- heeft in de ganscbe menscbheid, en waar de zonde zulke storende verhoudingen in heeft teweegge bracht. Van jongsaf moeten onze jeugdige menschen van allerlei groep en klas en rang en stand elkander leeren ont moeten, om hun leven er mee te ver rijken en straks niet als vreemde lingen te staan te midden van de men schen met wie en voor wie zij arbei den moeten aan de groote taak, die God ons met elkander geeft te vol brengen. Waarom slagen zooveel niet-gestu- deerden, zooveel „self-made-men" in het groote leven dikwijls veel beter dan menig gestudeerde? Omdat zij van jongsaf in den maalstroom zijn geworpen en met al wat het leven biedt hebben kennis gemaakt. We moeten er voor waken, dat onze stu- deerende jeugd een aparte klasse wordt, die zich afscheidt en verheven, acht boven de andere men schen. Het brengt hunzelf groote schade aan en is niet tot zegen voor het samenleven. Ik weet het uit ervaring, Amice, hoe moeilijk het is om onze studee- rende jeugd met anderen van hun leeftijd, die reeds een plaats in het leven innemen te doen samenleven. Maar als de moeilijkheid overwon nen is, en de jonge menschen doen hartelijk mee, wat een genot is het dan! Met him kennis kunnen ze an deren dienen en omgekeerd door de ervaring, die anderen reeds in het le ven opdoen, kunnen zij winst doen. Zoon gemengde vereeniging is zoo mooi! Als een ander bezwaar wordt vaak genoemd: gebrek aan tijd. Maar de vraag rijst terstond, Ami ce, of dat wel ernstig gemeend is. Als men ziet. voor hoeveel dingen erootin.g. evenals in Noord-Holland is ^esrhiod /"2M °d0 zien uitgetrokken voor dit doek F°r voordel daartoe zou «nr. indienen als Gpd. St. op het denk- hoold'rüpt zouden ingaan. Tot zijn spijt moest spr. erkennen, dat de zaak in Noord-Holland mislukt is, waarom spr. hoopte, dat men hier, indien een post voor dit doel wordt uitgetrokken de in Noord-Holland ge maakte fouten zal vermijden. De behandeling van de begrootiiig werd onderbroken om te stemmeji over het inmiddels opgemaakte adres aan de Staten-Generaal. houdende me- dedeeling van de aanneming der mo tie-Werker. Het adres werd vastge steld met 523 stemmen. Daarna stelde de VOORZITTER voor Zaterdag te vergaderen indien Vrijdag de agenda niet zou worden afgewerkt, mocht dit voorstel niet worden aange nomen, de besprekingen in de najaars zitting in October voort te zetten. Er waren voor de algemeene beschouwin gen nog 18 sprekers ingeschreven. Dit voorstel werd aangenomen met 4223 stemmen. De algemeene beschouwingen wer den voortgezet. De heer v. STAAL (S.D.) besprak de controle op de gemeentebesturen, waarin een achterstand is, tengevolge van een tekort aan personeel, hetgeen Ged Staten erkennen. Met een beetje goeden wil zullen Ged. Staten de boek houdkundige krachten, die zij noodig hebben, kunnen vinden. Spr. meende, dat de Staten zich stellig niet zullen verzetten tegen de uitgaven, die deze voorziening mee zal brengen. Vervol gens bepleitte spr. de inrichting van een eigen ziekenvervoer, speciaal met het oog op de eilanden, en de inrich ting van een eigen ziekenhuis op de eilanden. Ook betoogde spr., dat de wa ter voorziening op de eilanden onvol doende is. Eveneens wees hij op de wo ningvoorziening, die, vooral in kleine re gemeenten, veel te wenschen over laat. Inzake de zaak van de demping der Reeuwijksc'he plassen drong spr. aan op spoed. Het autokerkhof aan den Haastrecht- schen dijk. Ten slotte kwam spr. tot bespreking van het z.g. autokerkhof den Haas- trechtschen dijk van Gouda naar Ou dewater. Op de in de afdeelingen ge stelde vraag hebben Ged. Staten ge antwoord. dat de zaak hun aandacht heeft. Spr. vond dit een arrogant ant woord; hij had gemeend, dat Ged. Sta ten aan deze zaak iets hadden moeten doen. Deze dijk, waar reeds vele on gelukken zijn voorgekomen, is een hoofdverbindingsweg in het traject RotterdamUtrecht, De weg is te Smal en ook misbruikt. Oorspronkelijk is hij niet bestemd ge weest voor zwaar verkeer en voorts is de weg herhaaldelijk opgebrokén om dat er telegraafkabels en waterleiding door liggen. Spr. was van meening, dat de dijk die als waterkeering geen dienst meer doet, kan worden verlaagd en verbreed en wat de bermen betreft, versterkt.. De heer TEN HOPE (V-B bespreekt de nieuwe wegen DelftHoek van Hol land en Rijswijk—De Vink. Hij be grijpt niet, dat de geprojecteerde ver hardingsbreedte voldoende wordt ge acht. Een breedte van 6 meter acht hij ter voorkoming van ongelukken, nood zakelijk. Het spijt spr. dat hij moet er varen dat Ged. Staten het beter zullen zullen weten dan het meerendeel van de deskundigen. Het Wegencongres sprak zich duidelijk uit voor een ver hardingsbreedte, grooter dan 5 meter. Als later verbreeding moet plaats heb ben zal het verkeer groote stagnatie ondervinden, wat veel kosten met zich brengt voor de weggebruikers.- Uit het antwoord van Ged. Staten op sprekers vragen blijkt, dat de heeren van meening zijn, dat Ged.'Staten en de Prov. Waterstaat alles weten. Ged. Staten voeren aan, dat zij geen advies vroegen aan gemeenten en bonden van wel tijd is te vinden, zou hij dan juist voor den arbeid op de jeugd verenigingen ontbreken? Natuurlijk kunnen er op de onder wijsinrichtingen leerlingen zijn, die met de grootste moeite hun studie- taak volbrengen en zich daarom met niets anders kunnen bemoeien; uit zonderingen viridt men overal in het leven. Maar dit geldt niet van het gros der studeerende jonge men schen. Als zij willen, kunnen zij even goed den tijd voor 't gewone vereni gingsleven vinden als de niet-studee- renden. Trouwens deze laatste bena ming is zelfs niet juist. Hoeveel jon geren zijn er tegenwoordig, die niet studeeren, vooral in de groote steden, al ligt hun studie dan ook op een ge heel ander terrein? En hebben zij 't nog niet veel zwaarder dan zij, die op den dag geregelde lessen kunnen volgen? Hoevelen zijn er, die over dag met ingespannen arbeid zijn be zet, in de avonduren lessen moeten nemen en studeeren, en die toch ijve rig en opgewekt deelnemen aan den arbeid van de jeugdorganisaties, zon der dat het hun werk of studie schaadt, ja veeleer zelfs ten goede komt! Gebrek aan tijd kan dan ook voor onze jonge menschen, die op verschillende onderwijsinrichtingen de lessen volgen, geen geldige veront schuldiging zijn voor hetzich ont trekken aan liet gewone vereenigings- leven onzer jongeren. Maar, zoo zegt ui^n dan. de meeste vereenigingen vergaderen op Zóndag. Worden onze jonge menschen hier door niet te veel aan het gezinsleven onttrokken? Wat blijft er voor het gezinsleven van dén Zondag over, al9 cle leden twee keer naar de kerk gaan en verder de jongens en meisjes ook nog naar de vereenigingen? Hoort vooral op den Zondag het gezin niet weggebruikers, omdat zij vertragb,~ vreesden. Doch dit nebt, ?nr e^n nfr ernstig epniPf,r,r1° intvTueM bon den zijn bereid binnen den korist mn- lijken tijd te adviseeren. Spr. hoopt, dat Ged Staten hun standpunt nog zullen wijzigen, anders zal hii een mo tie indienen, waarin de Staten hun stendnunt bepaler De heer v. SLEEN (S.D is niet te vreden over de geringe bemoeiingen van Ged. Staten met het buitengewoon onderwijs. Zuid-Holland doet tot nog toe hieraan weinig. Het betreft hier een vrij groote groep, daar 1 Yo a 2 pet. der schoolbevolking daartoe behoort. De. zorg daarvoor moet men niet ge heel overlaten aan de gemeentebestu ren De provincie, kan subsidies geven en gemeenten aansporen tot oprich ting. De heer v. MUISWINKEL (A.R.) be spreekt o.in. de Bodegravensche wa terleiding. Hij vraagt of het Ged. Sta ten niet gewenscht voorkomt, dat een einde wordt gesnaakt aan waarneming van verschillende functies door één persoon. Hij wijst er o.a. op. dat de provinciale adviseur tevens uitvoerder is. De heer C. WARNAER (A.R.) zegt in een andere stemming, te zijn dan 'de heer ter Laan. De waterwegen in Zuid- Holland zijn zoodanig in orde, dat zij de vergelijking met die van andere provincies gemakkelijk kunnen door staan. De VOORZITTER: Meneer Warnaer, dat is het eerste compliment aan Ged. Staten in deze zitting! De heer WARNAER zegt verder, dat de wegen zich niet steeds vlug genoeg aanpassen aan het drukker motorver- keer, doch daarvan kan Ged. Staten, evenmin een verwijt worden gemaakt Spr. komt op de tarieven van de R T. M.. die inderdaad buitensporig hoog zijn. Maar Ged Staten kunnen ook daaraan weinig doen. Er is een con tract'tusschen regeering en R. T. M. De Ged. Staten hebben over de R. T. M geen enkele zeggenschap meer. Er is al zóó vaak geklaagd, maar het helpt niets. De klacht moet in de Tweede Kamer gebracht worden en desnoods zal men tot naasting moeten over gaan. Wat de electrificatie van Flakkee be treft, bestaan er vele plannen in ont werp. Zouden Ged. Staten niet eens onderzoeken of aansluiting op een cen trale buiten het eiland rendabel zal zijn? De heer v. ZADELHOFF (S.D.) be spreekt het standpunt der Staten ten opzichte van subsidie aan volksuni versiteiten. Hij dient de volgende motie in: „De vergadering der Prov. Staten, van oor deel, dat het op den weg der Provin cie ligt. financieelen steun te verlee- nen aan Volksuniversiteiten, ver klaart zich in beginsel bereid, subsidie aan volksuniversiteiten te verleenen". De heer JANSEN MANENSCHIJN (A.R.) merkt op, dat in belastingpoli- tiek continuiteit gewenscht is. De oor zaak van de belastingverhooging^ zit volgens spr. in de stijging der uitga ven de allesbeheerschende post is daarbij „rente en aflossing", welke post in 3 jaren is verdubbeld. Wan neer op deze wijze doorgegaan wordt, zal men over eenige jaren opnieuw de belastingen moeten verboogen. Wan neer er meer geleend wordt, dan afge lost, dan zullen onze financiën in het moeras loopen. Ged. Staten dienen nu eens precies na te gaan. over hoeveel geld de provincie- beschikken kan. De fout schijnt geweest te zijri, dat men twee jaren geleden niet voor oogen zag de consequentie van de toenma lige belastingverlaging. Spr. maakte vervolgens nog een opmerking over den vorm der begrooting. De heer KORTLAND (V.D.) bepleit meer toezicht op de positie van het personeel der provinciale waterschap pen. De vergadering wordt 5.30 uur ver daagd tot Zaterdag 1.10 uur. zooveel mogelijk bijeen te blijven,? Vooral, waar de drukke arbeidsweek aan de eenheid van het gezin toch reeds zooveel schade berokkent! Dit is wel een bedenking, die ge wicht in de schaal legt, Amice. Maar toch zou ik hiertegen willen opmer ken, dat dit een bezwaar is, dat niet enkel geldt voor een enkele groep onzer jongeren, maar voor alle groe pen. En is het nu wel waar, dat de gezinnen, waarvan geen enkel lid deelneemt aan den arbeid der jeugd organisaties, des Zondags steeds bij een blijven? En verder, wie bezwaren oppert tegen den Zondagavond, kan zich voegen bij een vereeniging, die op Zondagmiddag of op een avond in de week vergadert. In elk geval, Amice, meen ik dat de Zondag oris gegeven is om ons te oefenen in de godzaligheid, niet al-» leen in de Kerk, maar ook op ander terrein. Het is niet de dag van of voor onszelf, maar de dag de9 Heeren Als alle Christenen dat bedachten wat zou er dan van de Zondagsheili ging voor onszelf en anderen een z*- gen uitgaan. Ik hoop, Amice, dat mijn praatj# over dit onderwerp, dat geen enkele aanspraak kan maken op oorspron kelijkheid. integendeel, dat voor het grootste deel slechts een herhalinè is van wat door anderen reeds zoo vaak is gezegd, toch nog een nuttige vacan- tie-overdenking mag zijn. Wat wij voor onze jongelingen doen draagt vrucht in de onmiddellij ke toekomst. Dat is een gelukkige omstandigheid, maar noopt er ook toe om geen dag en geen gelegenheid voorbij re laten gaan. VERITA®

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1927 | | pagina 6